hen zei ven gekozen comité met den ge- bereiding in die rijken na te gaan, in maar heelen verkoop te belasten. Nu laat dat verband met de inrichting der boerderijen koopmanscomplot zoo zijn. Maar zoo n kan zich ook hier te lande vormen, waar geen graanrechten zijn, maar wat na reeds door vele Groninger landbou wers werd gedaan, kon dan algemeen hier allerwege geschieden. Ten overvloede, dat de nadeelen door den Duitschen landbouw bij die beurs-manoeuvres ge leden, zóó groot waren, dat het geheele of maar een aanmerkelijk bedrag der invoerrechten daarmee verloren ging, in wiens hoofd kan dat opkomen Dat is onmogelijk. Als de groote kooplui dit beproefden aan onze markten, zouden de kleine kooplui hun gauw in den weg staan en anders zouden de graanbouwers evenals de Groningers wel weten, wat hun te doen stond. Wat men toch al schrikbeelden ons voorhoudt, om voor dien invoer van rechten ons te waarschuwen. Wat één zoo'n Inspector hier te lande al kan teweeg brengen. Inmiddels de Duitsche landbouwers blijken voor invoerrechten op granen nog niet bang. Zij hebben nog invoerrechten en zij vragen niet, om er van verlost te worden, maar roepen: geef ons de veel hoogere van voor dezen terug. Wat zij in 1888 of later van die beursmanoeuvres hadden te lijden, heeft hun niet afgeschrikt en zal niet noemens waard zijn geweest. Aan de beurzen heeft het geen sensatie gemaakt. Thans worden wij naar Frankrijk gewe zen. De Heer Groneman (Bijv. Ned. Land bouwblad Weekblad Nö 5) schrijft dat een gewezen minister van Frankrijk een bond tracht op te richten, om de invoering van het vrijhandelstelse te bevorderen." Niet onbelangrijk te weten. Maar tracht die man dit te doen met het oog op de belangen van den Franschen landbouw? Geen antwoord! Nu dan, is hij een knap man, is hij ook koopman en vinden de Fransche boertjes goed wat hij in zijn schild voert, willen die hun invoerrech ten op graan wel kwijt? Ik durf er aan twijfelen. Ik vrees dat de Fransche boertjes met dien bond voor vrijen handel weinigjop hebben en als die gewezen Minister hen zou willen voorpraten dat de vrije han del in hun belang is, dat hij dat wèl weet want dat hij zelf Minister, denk eens aan, Minister is geweest, ten antwoord krijgen zou: Oui, Oui Monsieur, certaine- ment. Ja zeker, zeker Mijnheer, maar Monsieur Thiers, de kleine president die was toch heel erg vóór graanrechten en wij eigenljjk ook Een oude West-Frie- sctte graanbouwer zou gezegd hebben. „Ai seg bin jij minister ewest en wou je met mij nou een loopje nemen." Mijne Heeren! 't Is een slechte manier van be togen die zoo in plaats van te bewijzen met autoriteiten komt aandragen. Wie zijn onderwerp machtig is en dan weet wat hij zeggen kan, die zeggen wat hij weet. Laat de heer Groneman, als hij ons wat wil aanpraten, toch geen loopje met ons nemen. Eindelijk dan kunnen wij verder gaan. Neen! nu nog worden wij naar Dene marken verwezen. Wel dat is ons aan genaam, want daar zullen we iets zien wat straks ons te pas komt, als wij gaan beweren dat ook nu melk- en zuivel- boeren bij invoerrechten op graan belang hebben Attentie dan! De heer A? Waar om niet evenals F noemt hij niet zijn volle naam? Elk die de vrijpostigheid heeft om mede te spreken -in deze zaak neme ook de verantwoordelijkheid op zich van 't geen hij zegt. Nu, de heer A. dan, in het Neerlands Landb. weekblad van 12 Januari, deelt ons mede, dat de heerPescheke-Koedt,koopman-industrieel te Kopenhagen, dezen zomer op het con gres te Antwerpen, over den economischen toestand in Denemarken een rapport heeft uitgebracht, waaruit blijkt, wij noemen maar de hoofdzaak, dat alle landbouw producten in Denemarken vrij worden ingevoerd, en waarin gezegd wordt, „dat de deensche landbouwers niet om be schermende rechten vragen, ja dat de Deensche landbouwers op een algemeene vergadering nu j.1. gehouden met alge meene stemmen het beginsel van geheel vrijen handel hebben aangenomen. Onder het regime van den volkomen vrijen invoer van alle landbouwproducten, lezen wij er nog, neemt de landbouw er een hooge vlucht." Wie nu dit alles leest en van den landbouw in Denemarken geen juist be grip heeft, zou onwillekeurig er toe ko men om te zeggen: Nu, als die Denen het zonder invoerrecht kunnen Stellen, waarom onze graanbouwers dan ook niet? Om de eenvoudige reden M., H!, dat in Denemarken de eigenlijke landbouw en de veehouderij al van jaren en jaren her «oo innig samengingen dat de laatste hoofd zakelijk om de veehouderij werd gedre ven. Natuurlijke weiden gelijk wij ze hebben vindt men in Denemarken schaars De weiden die er zijn, zijn meest alle kunstweiden, die na een paar jaar gediend te hebben, weder worden gescheurd. Het vee gaat eerst begin Juni naar het land en gaat begin October weer naar stal. Op het meeste bouwland worden voederge wassen geteeld. Op vele kleinere boerde rijen staan de koeien een geheel jaar op stal. De aanfok van rundvee en paarden is er belangrijk. De uitvoer ervan aanmer kelijk. Ik ontleen vele dezer bijzonder heden aan het verslag en rapport eener commissie van 1878, afgevaardigd door het Hoofdbestuur der Frie&che Maat schappij van landbouw, afgevaardigd naar Denemarken en Zweden om de boter- aldaar en uit een werkje van den Deen Nannus Nielsen ueber Sommer-Stallfüt- tering. De Heer Pasma, lil dier comissie en steller van het rapport, dien ik meermalen heb gesproken, oordeelde dat de fijne kwaliteit der Deensche boter zou te dan ken zijn aan de uitsluitend zoete gras sen die op de kunstweiden werden ge zaaid, mitsgaders aan de soort der voe dergewassen waarmee de koebeesten wer den gevoed. Dat reeds destijds in 1878 de veestapel in dat kleine landje onzag- de koopkracht begint afnemers te ontbreken. Men lijk groot was, moge blijken uit de bij zonderheid (Gido Kraft. 111. Land w. Lex icon) dat in datzelfde jaar 1878 wel 7948 paarden en 7 veulens, 48708 koe beesten, 6591 schapen en wel 183608 varkens van daar uit Duitschland wer den ingevoerd. Hoe den toenmaals reeds geduchte veestapel door de bekende roem en de hooge prijzen die de Denen ge leerd hadden voor hun boter te maken, sedert voortdurend toenam, moge blijken uit de bijzonderheden, dat de boteruitvoer, voor 20 jaren naar ik meen nog maar 14 millioen KG in 1887 reeds tot 46 millioen kilogram en in 1893, in die zes jaren meer dan verdubbeld, tot 93 milli oen KG. was gestegen. Een klaar bewijs hoezeer de Deensche landbouw alle ja ren telkens meer aan de veehouderij werd dienstbaar gemaakt en graanbouw in voe- derbouw werd veranderd. In 1881. 't Is A. die ons hier de cijfers van Pescheke-Koedt mededeelt, was de verbouw van gerst nog belang rijk in Denemarken. Wel 94 millioen K.G, werden nog uitgevoerd. Thans ech ter heeft die uitvoer geheel opgehouden en reeds voor invoer plaats gemaakt. En dat niet zeg ik, omdat het vetmesten van varkens thans gelijk wij lezen bij A. op een ietwat grootere schaal wordt gedre ven, daarvoor alleen kon al die gerst niet worden verbruikt, maar omdat de gerstbouw zelf is ingekrompen en voor voedergewassen heeft plaatsgemaakt. Wanneer thans de Duitsche landbou wers algemeen het beginsel van vrijen handel zijn toegedaaD, dan komt dit, om dat zij in hun bedrijf meer graan inkoo- pen dan verkoopen en meenen met die inkoopen hun voordeel te doen. Of die voordeelen bij de steeds lager wordende boterprijzen en de zeer lage prijzen van varkensvleesch thans nog groot zijn dat durf ik ontkennen en of niet juist in die zeer lage prijzen van de granen de steeds dieper ingrijpende oorzaak van de lage vleesch- en zuivelprjjzen ligt, dat is de vraag die ik toestemmend beantwoord en u ter overweging voorleg, nu ik verder ga betoogen dat onze landbouwers allen te zamen van verhoogde graanprijzen, zij het dan ook eene verhooging door in voerrecht voordeel zouden hebben. Aan het einde van mijn tot dusver ge leverd betoog wil ik echter nog consta- teeren dat de tegenstanders van graan rechten, om te betoogeD dat deze den graanbouwer niet batenons wel naar het Buitenland hebben gewezen maar daar niet hebben aangetoond wat ook maar eeuigermate voor hunne stelling pleit Ik wil er nog bijvoegen, dat de Re dactie van 't Ned. landbouw weekblad, die blijkbaar tegen graanrechten is en in een noot van eigen hand aan de Artikelen van protectionisten wel eens een afkeu rend oordeel toevoegt, de Artikelen van eigen geestverwanten wel wat beter mocht controleeren. De landbouw in Denemarken, lezen wij bij A., heeft een hooge vlucht genomen, en wij stemmen dat toe. Maar of zij op die hoogte waarop zij staat nog even winstge vend is als 5,1 Oen 15 jaar te voren,dat ont kennen wij. De steeds toenemende pro ductie van boter en kaas, niet alleen in Denemarken maar ook in Engeland, Ne derland, Duitschland en andere landen vanEuropa,is voor een zeer belangrijk deel het gevolg van de steeds lager geworden graanprijzen. Wat voor 20 jaren reeds door prac- rische landhuishoudkundigen in Duitsch land als 't beste redmiddel voor hun kwijnende welvaart den landbouwers werd aangeprezen: „Het inkrimpen van den graanbouw, de vermeerdering van den veestapel, het voortbrengen van boter en kaas," - dat is algemeen genomen in gansch Europa op zeer groote schaal toegepast en in de laatste zes jaren voor al in Denemarken geweldig toegenomen. Dat de steeds lager wordende graan prijzen hieraan den grooten stoot gege ven hebben, weet en voelt iedereen, die onze graanbouwers heeft hooren zuchten: „och, dat al mijn beste bouwland maar weiland ware." Waarom dan onze graan bouwers hun bedrijf hierop niet hebben ingericht Wel, daartoe behoort tijd en veel, zeer veel geld enzet nog eens een vuist, als gij geen hand meer hebt. Toen het vertrouwen op den graanbouw was geweken, was het voor verandering van bedrijf te laat. En in dezen tijd Al was er bedrijfskapitaal genoeg voor han den, is het voor die verandering van bedrijf te laat, want er is overproductie van boter, kaas en vleesch en de waarde dezer producten aan de markt moeten van nu af aan de dalende beweging van de graanmarkt, waaruit hun overproductie is ontstaan, in toenemende mate volgen. Ik zeg, daar is reeds over-productie van zuivel en vleesch, en dat met recht. Niet dat er meer van die artikelen voor handen is dan door allen te zamen wordt begeerd. IntegendeelHet verlangen naar boter en kaas is haast onbegrensd, zegtdat doet de Malaisehet zij zoo. Maar wat is die Malaise Zij is eene groote stil stand in haast alle zaken, zij is de wer keloosheid. Men heeft kennis, bekwaam heid, geld of lichaamskracht, maar geen goede gelegenheid om er winstgevend meê te werken. Men kan niet meer leven en laten leven, niet meer verdienen en laten verdienen. Welnu, van dit alles zijn de al te lage graanprijzen door Buiten- landschen invoer zoo gedaald, de schuld. Want als het den landbouwers niet goed gaat, kwijnt heel de landelijke be volking, kwijnt de koophandel en de industrie, die op het land en in dorpen en landstadjes der provinciën zijn afne mers vinden moet, mee. liet moge waar zijn, dat de landbouw den koophandel en de industrie niet kan ontberen, veel minder nog kunnen deze zonder land bouw bestaan. Landbouw was er eerder dan koophandel en industrie. au ouds her hebben koophandel en industrie van en door den laudbouw geleefd. Ruwe stoffen en producten moesten komen van en uit den grond en voortdurend moes ten zij afuemers zoeken bij landbouwers of zulken, die indirekt van den landbouw moesten bestaan. Wanneer nu de landbouw bij gebrek aan voldoende inkomsten kwijnt, dan kwijnen eerlang alle dorpen en steden mede, dan komt zoo'n tijd als de tegen woordige, dat haast niemand het goed heeft, en niemand op zijn gemak is. Het is enkele stedelingen niet aange naam, om te hooren, dat de kracht der steden in de welvaart van het land en hun aftrek naar de Provinciën is gele gen. Maar wie in de steden naar de oorzaak der malaise informeeren wil, zal tot de ontdekking komen, hoe bijna elke zaak en iedere nering direct of indirect bij de koopkracht van het land belang heeft en bloeien of kwijnen moet, naar mate de landbouw en daarmede de lan delijke bevolking der steden en dorpen in de Provincie kwijnt. De grond, waar uit jaarlijks nieuwe schatten worden geput, geeft in ieder land het groote aantal afuemers, waarop handel en in dustrie moeten kunnen rekenen. De landbouw en de landbouw alleen is de vaste bodem, waarop volkswelvaart moet tieren. Wanneer nu die landbouw kwijnt, omdat de landbouwers voor de opbreng sten van hun product weinig kunnen koopen en weinig kunnen laten arbeiden en verdienen, dan kwijnen spoedig al de overige standen meê. Zoover is het nu gekomen. Maar de omvang van het kwaad wordt mg niet gekend en de groote oorzaak van dat alles, die onbe lemmerde invoer van buitenlandsche granen, die de koopkracht van het land vernietigt, wordt niet weggenomen. Blijft die oorzaak bestendigd, dan zal de verkoopswaarde der beste gronden dalen,(falen verbeneden de waarde nog,dan kunnen de houders van hypothecaire pand brieven hun niet meer rentende waarden voor een appel en een ei van de hand doen. Ach, dat onze ministers, dat zooveel leden der tweede Kamer dit nog niet inzien. Het spreekwoord „als het den boer goed gaat,gaat het iedereen goed," waaruit dan wordt afgeleid: als het den boer niet wel gaat, gaat het niemand wel, klinke bij het eerste gehoor als wel wat opgeschroefde boerentrots,maar blijkt bij del tegen de maiaise. w ik heb nog hoop. °Mannen wier inzicht m den a g - meenen gang van .Kake?';°,0ed2^^el zij wél konden inzien dat de ztker 50 millioenen die van verbeterde waterwegen naar behoeve van den han- Duitschland, ten del zijn besteed, geen partijdige bescher ming en bevoorrechting van den handel, maar een algemeen en groot volksbelang was, zullen zeker,als wij hun attentie maar weten te trekken, ook wel oog en waar deering hebben voor 'tgeen wij vragen en dan volgaarne erkennen dat invoer rechten op graan geen boerenbescherming maar bescherming van allen arbeid, van de malaise, de werkeloosheid is. Van nature, wat hun aanleg betreft, schijnen de meeste leden der 2e Kamer het wel met ons eens. Allen die de Minister van Marine hun stem gaven, als hij goed vond om den Binnenlandschen scheepsbouw te beschermen tegen Bui tenlandsche concurrentie, door 's lands schepen hier te ande te laten maken, wat wij zeer toejuichen als er waarbor gen zijn, dat goede arbeid geleverd wordt voor billijken prijs, en allen, die ter verbetering onzer riviervaart in het handelsbelang dat een landsbelang is,nog met ieder jaar den Minister van Waterstaat enorme sommen voor zijne begrooting toestaan, kunnen uit begin sel van onze zaak niet afkeurig zijn. Maar hoor ik zeggen, daar zijn nog tegen standers in eigen boezem. Ons Hoofd bestuur, het comité van Landbouw en menig geacht invloedrijk landbouwer uit ons midden, staan niet aan onze zijde en propageeren ijverig voor vrijen han del. D« heer Groneman, Bijv. v. het Ned. Landb. weekblad, No 5, schrijft. Voor de Nederl. natie als geheel ge nomen, is de lage prijs van het graan een groote zegen Goedkoope levensmid delen zijn een weldaad 70or de burge rij en de lagere minder bedeelde stan den, voor de werklieden in de stad en ten platte lande het meest." In de daad zoo schrijft de heer Groneman en dat klinkt heel gemoedelijk, zelfverloochend zelfs. De indruk, die dat bij de landbou wers moet maken isals de anderen het dan maar goed hebben, want van de geheele Nederl. natie trekt hij den geheelen landbouwstand als een nul voor h»t cijfer af. De natie als geheel, alle anderen kunnen wel gezegend en bewel- dadigd zijn, als de granen en de levensmid delen maar goedkoop zijn Dat is zoo in 't algemeen en zonder eenige beperking of toelichting gezegd dus de landb. kunnen wel te gronde gaan, de geheele maatschappij kan er wel om varen als maar de levensmidde len maar worden aangeboden en goed koop waren. Als de boeren van wege die goedkoope prijzen niet meer zouden kunnen leven, dan zouden arbeiders ten platte lande en al de overigen kleine burgers toch nog wel kunnen leven. De boeren konden des noods naar Siberië gaan, de geheele natie zou er om kun- nen het goedkoope brood niet t 1 Zoo redeneeren de arbeiders in °0P€tt. ringerwaard, zoo ook de landb beiders in Friesland, in graan velstreken te gelijk. De tijden wa6*-^- WL werklieden wel eens jaloersch w 'sLands wege voor de welvaart hunner werkgevers zi/na°j> t naar zee en naar j dank en helaas voorbij. In den n0Jj? tijden hebben zij althans een 1 Staathuishoudkundig inzicht opged»^"1'? En de burgerij van Wieringerw!n' smeden, wagenmakers, timmert metselaars, schilders, schoenmaker den die het met den Heer G. eens"' Ach, had hij, voor te schrijven hIn deel eens gevraagd. Die allen u-i0t" er zeker van, willen gaarne de T f*5 ring onderteekenen, ten le dat Z[\ hun werk en verdienste moeten 'Lip van zulken, die hun inkomsten aa j landbouw moeten ontleenen, en t" dat er tegenwoordig, nu er geen onder de boeren en onder de zit voor hen ook weinig, zeer werk en zeer weinig verdienste 5 "5 arHn een vraag of zij dan dure 18. zouden wenschen, zouden zij een^S"''1^ pen: ja, duredureom ons en^ onze leveranciers. En op een t vraag of zij ook dan nog dure J* wenschen als die hoogere markt sleclh kunstmatig door invoering van rechten kan worden verkregen, zoude.' vil wprtarnm antwoordAn* i» i 11 la jadure ernstige overweging eenvoudige waar heid en diep staathuishoudkundig in zicht, voortgekomen in het hoofd van een prachtisch genie. Dat aan dit spreek woord door onze wetgevende Macht, waaronder mannen, die geacht worden groote Staathuishoudkundigen te zijn, geen recht wordt gedaan, is mij een bewijs dat onze Staatslieden te veel naar de oppervlakte, te weinig in de diepte van het volksleven hebben gezien en daarom den samenhang van dat volks leven en de groote waarheid, dat de wel vaart van een land rust op de welvaart vau den landbouw, voorbij zien. De Fran sche landbouwers,iedereen erkent het,heb ben in 1871 Frankrijk gered en er weer boven op geholpen. In Frankrijk ismen dit nog niet vergeten en als de gewezen Minister, waarvan de heer Groneman spreekt, met een voorstel in zijn geest in de Fransche Kamers komt, zal hij gewaar worden dat men daar zijn onmis- baren boerenstand er boven op wil hou den. Maar hier in het land en de ste den van Jan Compagnie heerscht de scha- gerachtige, eigenbatige koopmanspolitiek, die de Staatslieden benevelt. Als de heer M. Mus in de Oeconomist becijferen gaat, dat uit de invoerrechten op meel en graan, door Bahlman voorgesteld, aan landbouwers,aan landeigenaren en grond eigenaren een voordeel zou toekomen van f3.900000 dan is er niemand, die hem beduidt dat hij heeft gerekend als een schooljongen, dat hij geen reke ning houdt met het feit, dat een goed deel van die som wordt besteed voor gele- verden of nog te leveren arbeid, dat hij niet toont te weten hoe dat geld gestadig gaat van A naai B, van B tot C, en al tijd dienstdoende om arbeid te betalen en arbeid te geven, gestadig in omloop blijft en zoodoende dient om, voor wie weet hoeveel millioenen, arbeid, handel en rijkdom in een jaar voort te bren gen. Daarom, wanneer smadelijk genoeg, het heffen van invoerrechten op granen boerenprotectie wordt genoemd, dan zou ik wenschen, dat onze wetgevende macht toonde een ruimen en meer dieperen blik te hebben, en daarin zien kon be nen leven, gezegend en beweldadigd kun nen leven, als maar de granen en de o- verige levensmiddelen goedkoop waren. Dit en niets minder dan dit is er met die woorden door gezegd of vloeit er uit voort en is gedrukt de wereld in gegaan. Maar dat heeft de heer G. niet bedoeld. Neen, bedoeld zal wezen, dat de minder aanzienlijke standen, de kleine burgerij, de werklieden in de stad en ten platte lande vooral er belang bij hebben dat de graanprijzen etc. door invoerrech ten niet kuns'matig worden verhoogd, dat lage prijzen van die artikelen ontegen zeggelijk voor hen een weldaad en ze gen zijn.— Ik ben zeker, dat de kleine burgerij, de minderaanzienlijke standen en de werklieden en de graanbouwende stre ken van heel ons vaderland, dit niet met den Heer G. eens zijn. Ik durf stellen, dat op een algemeene vergadering van al de werklieden van W ieringer- waard en omstreken, de stelling: dat du re granen voor de landbouw arbeiders een groote zegen zijn, bij acclamatie zou worden aangenomen. Wie voeling met de werklieden houdt, zal dat beamen en weet,dat als zij geroepen worden om dit oordeel toe te lichten, zouden antwoorden: wel, als de granen duurder zijn, gaat het den landbouwers goed en dan is er veel werk. Ieder ander kan dan aan den slag komen. Yoor losse arbeiders gaan dan de loonen van tijd tot tijd omhoog, en de loonen van vaste arbeiders stijgen zij wederom antwoorden graanprijzen En dit wat de burgers van Wierin gemaard zouden antwoorden, dat zouk~ meerderheid van stemmen worden antwoord door hen die in alle dorpen ensfe den van N.-Holland zich hebben gevestigd en krachtens hun beroep direct of direct van de inkomsten uit het land moeten bestaan. Dat zou ook wel het antwoord zijn van alle kooplieden en ms. gazijnhóuders en industrieelen in de g»o. te steden Amsterdam, Rotterdam en el ders, die gewoon waren te handelen mei de provincie, maar nu klagen dat het land zoo insoliede wordt en nu nog niet inzien dat de kwijnende landbouw de malaise is. Natuurlijk! groote graan handelaars en meelfabrikanten zouden door invoerrechten op graan eeuiger mate worden belemmerd, maar deze, alt zij de invoerrechten zagen aankomen, zouden wel tijdig door zoo groote inkoo pen zich dekken, dat zij met de enormt winsten daarop behaald, zich wel voor goed zouden troosten. Alleen de door voerhandel van Amsterdam en Rotter dam, wel te weten de doorvoer handel in graan alleen, zei er wat last en ook eenig nadeel van het ben. Maar Amsterdam en Rotterdai zouden er toch bij winnen. De belangei van dien doorvoerhandel in graan rij de belangen van den geheelen hande zijn de belangen van Nederland niet, Nu met een weinig nadeel aan <kzi de van dien doorvoerhandel door i voerrechten op graan de geheele lat bouw kan worden gered en de malri weggenomen, de algemeene stilstand zaken weggenomen, dan zegeviert eohl kruidenierspolitiek als een ontwi in dien geest door de tweede Kan wordt afgestemd. Het kan eenigermate den schijn het alsof de landbouwbelangen eenzi door mij worden opgevat. Het ven den kan nog bestaan, dat ik de bd gen van graanbouwers te veel met van vee- en zuivelproducenten vereen vig en geen rekening houd met de en 4 tientallen van guldens die zij r duurder brood en kostbaarder varkt voer op hunne boerderijen, van ra achttien a 24 koeien, dan zouden 1 ben te betalen. Maar als die boeren: ven rekening houden met het feit, het aantal boeren en arbeidershuisje: nen en neringdoenden, dat bij den ejp lijken landbouw is betrokken, hier lande en elders veel grooter is dan1 derzulken die direkt of indirekt veehouderij en zuivelproductie zijn beft ken, dan zullen zij begrijpen dat hetI lang des Vaderlands, minder bij hoi belangen dan bij die van den landboi is betrokken. Als zij verder kunnen erkennen,dat Wl volge der lage graanprijzen, kleine ecgn» bouwboeren,Keuterboertjes en atbeie zelfs burgers hier en daar, begonnen1 varkens te mesten, en hoe ten geJ daarvan de prijzen zoo zeerzi)Qoe dat voor de belangrijke hoevee a.rnAmAllr nf dan ook van zelve wat mede. Want wie een beste losse arbeider voor vast ver langt belooft dan wat extra boven den gewonen prijs en dan vragen en krijgen de meeste overige vaste arbeiders dat ook. Als het den boeren goed gaat, valt er van tijd tot tijd voor de huisgezin nen dier vaste arbeiders ook nog wel wat extra af, gedragen kleeren voor de kinderen, oude meubelstukjes en zoo voort, en in geval van ziekte in hun gezin springen dan de landbouwers hen soms o, zoo krachtig bij. Nu bij die la ge graanprijzen is alles anders, de loo nen zijn wat gedaald en er wordt veel minder gewerkt. Hei: werk is er wel te vinden maar het wordt niet gezocht, het wordt vermeden, het allernoodigst wordt gedaan en dat nog niet eens overal naar behooren. De landb. willen wel werk zoeken en werk geven, maar zij kunnen het niet meer betalen en zoo hebben wij dan nu goedkoop brood, maar lager loo nen, niet voldoende werk en velen kun- wei- en karnemelk of afgero die een zuivelboer bij het var gebruikt, niet veel meer terecht dan zal hij zelf wel inzien,dat hij in Z1J^ drijf van hoogere graanprijzen ge®D de kan lijden. Wanneer hij ver beseffen, dat boter en kaas en v hun meeste afnemers vinden der de landbouwstanden, wier met die der landbouwers staat o. zeer talrijke arbeidersgezinnen en strien van dien aard in Engela® te vergeten dan zal hij moeten nen, dat het welvaren van den S bouwer voor zijn eigen bedrijf e ste vereischte is. En als hij moet toegeven dat bij de tegen* prijzen van graan de zuivelpr°L alle landen nog voortdurend moet en dat bij een toenemen laise een allengs meer verarm king langer brood dan boter en^ blijven koopen, dan moet hij dat graanrechten geen nadee eerste behoefte zijn voor zijn De heer Sickesz Bijv. - L' jnf weekbl No. 5, waarschuwt te:-' rechten, ook met het oog op

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 2