Zondag 24 Februari 1895.
39ste Jaargang No. 293S
De Ee
FEUILLETON.
PLAATSELIJK NIEUWS.
BIJVOEGSEL.
Vervolg verslag lezing
Ds. de Boer.
ROMAN
van
Geor«' Itemiler.
Protectionsten.
Naar aanleiding van het gesprokene,
gaf de heer A'. lierman een résumé van
het door spr. genoemde stuk uit de E-
coeomist, waar de schrijver, de heer Mee»,
met kracht opkwam tegen de heffing
van invoerrechten op de granen, welke
alleen voordeelen geven voor de eige
naars van bouwland.
Volgens het voorstel Bahlman wordt
oen invoerrecht gevraagd, per 100 kilo
berekend, van Tarwe f 1.20, v. Rogge
en Gerst f 0.60, v. Meel f 2.40. Daardoor
zouden de graanbouwers een jaarlijksche
winst genieten van f 3.900.000, terwijl
de staat dan, bij het invoerrecht
f 6.000.000 belasting zal profiteeren.
Daarentegen zullen meer hebben te be
talen
de wei- en zuivelboeren f 800.000
de branderijen f 900.000
de consumenten (de brood-
en meeleters) f8.200.000
dat is, over eene bevolking van 41 mil-
lioen zielen f 1.80 p. 100 Ko, of een be
lasting van f 10.80 per gezin van 6 per
sonen. Stel nu, dat zoo'n gezin t 14 in
komen had, dan zou dat uitmaken IY2
•/o belasting op het inkomen van den
kleinen man.
En werd ook het meel belast, dan
zouden die cijfers respectievelijk stijgen
tot f 3.05 en f 18.30.
„En als wij nu weten, zoo besluit de
heer Berman„dat de mWgegoede klas
sen evenveel moeten bijdragen in die be
lasting, als de meest gegoeden, dan zal
men toch de heffing der graanrechten
moeten betreuren, door welke een ge
deelte der bevolking bevoorrecht zou
worden ten voordeele der armen, der ar
beidende klassen. Dan zouden de miuge-
goeden belast worden ten profijte van
landeigenaren en graanhandelaren.
De heer de Boer repliceert, dat die
zelfde heer Mees door die berekening
heelt getoond, niet op de hoogte te zijn.
Als de invoerrechten op 100 kilo tarwe
fl.20 en op 100 kilo meel f2.40 wor
den, dan begrijpt iedereen dat er geen
merl meer zal worden ingevoerd en dus
vervalt dat geheele argument.
Menschen als Mees, die voor staatliuis
houdkundigen willen doorgaan, moeten
geen flaters begaan en 't wordt tijd dat
die heeren eens beteekend wordt, hoe
weinig zij er van weten.
Dat de Deensche landbouw in der tijd
zoo'n hooge vlucht verkreeg, dat is al
leen te danken aan zijn boeren-regeering.
Doch in dat zelfde Denemarken is het
nu ook al mis, dat werd voor dezen zo
mer aan spr. door twee Denen getuigd.
En al< nu de boterprijzen beginnen te
dalen, dan is dat voor de Denen nog de
grootste ramp, want dan moeten zij hun
bedrijf inkrimpen en tot graanbouw te-
rugkeeren, wat nu evenwel heelemaal
niet gaat.
De heer Korver meent, dat zoowel de
beer de Boer, als de heer Berman, uiter
sten vertegenwoordigen.
Als beweerd wordt, dat de verhooging
der graanprijzen enorme schade zal doen
aan diverse standen, dan is dat ten deele
waar. Indien 't waar is, dat als de
prijs der tarwe stijgt, f 3.door den
I consument daardoor meer moet worden
betaald, dan vraagt Spr., waaraan het is
toe te schrijven, dat de armoede toch
grooter is geworden, niettegenstaande de
graanprijs daalde van 8 op 5.
De levensmiddelen zijn goedkooper
geworden en toch klaagt alles tegen
woordig.
De actie van 7080 heeft nu hare
reactie. Dat de dure graanprijzen het
redmiddel zouden zijn, dat kan Spr. niet
beamen. In de protectie ligt het voor
deel: daarmede den nationalen arbeid te
beschermen.
Nu wordt er gezegd, dat de graan
bouw niet loonend meer is.
Moet nu de waarde van het land min
der worden, of de pacht lager Is iu dit
laatste geval de graanbouw wel loonend
Dan zouden we geen protectie noodig
hebben. Doch als de pachtsom nu niet
eens een rente van 2°/0 waarborgt, dan
blijft het landbezit niet meer loonend als
kapitaal belegging.
De bescherming van den arbeid is eene
levensvoorwaarde voor ons volk tegen
over den invoer van buiten.
Wat nu door de heer Berman is be
toogd, dat hoogere graanprijzen zouden
drukken op 't algemeenmen zegt
dat Nederland achteruitgaat. Ik meen
daarentegen van niet, en put dat uit de
statistiek, weike aangeeft dat de rijks
postspaarbank in de laatste jaren steeg
van 11 tot 60 millioen inleg. En wie
zijn nu de inleggers De boeren, de bur
gers, of de vaste ambtenaren
Bij de beoordeeling over de betoogen
voor of tegen protectie, is het altijd ge-
i raden, in 't oog te houden wie er spreekt
de producent, of de consument, of de koop
man, of de staatsman. Want dat maakt
een groot verschil.
Spr. wenscht ten opzichte van den
graanbouw, welke den nationalen arbeid
vertegenwoordigt en een grondslag is
van ons volksbestaan, eene uitzondering
toe zien gemaakt. Is de graanbouw niet
meer loonend, dan is er een van tweeën
waarof het land is waareeloos, óf er
moet een ander product gezocht worden.
Nu is het de vraag, door de staat
huishoudkundigen te beantwoorden, of
het in het belang is van ons land, dat
de graanbouw verdwijnt. Ik meen van
noen.
Met den vrijhandel is het ook een
zonderling ding.
Neem Frankrijk. Dat heft 7 francs
invoer van de 100 kilo; doch de rede
nen daartoe zijn niet dezelfde als bij ons.
In Frankrijk lag ten grondslaghet
streven, om Frankrijk te maken tot eene
mogendheid die altijd in zijn eigen on
derhoud kan voorzien.
Wat betreft de invoerrechten in
Duitschland. Bismark begreep zeer goed
dat Duitschland na den oorlog van '70
in den treurigen toestand een funda
ment behoefde voor de ontwikkeling van
het nationale arbeidsvermogen.
Nederland heeft zijn vrijhandel en
het kost ons moeite, ons van dat denk
beeld te ontdoen. Doch hoezeer zijnde
voor die vrijheid, er kunnen toch om
standigheden komen, die ons dwingen
een dam te leggen tegen den overvloed
der overzeesche landen.
De heer S. Berman vraagt waarom al
leen bescherming begeerd voor den
graanbouwer en niet voor andere takken
van bestaan, voor de industrie
De heer Korver (v. Helder), zich be
palende tot het door den heer Berman
genoemde kleermake: svak, deelt de 0-
vertuiging dat onze Ned> rlandsche kleer
makerij in den achtermiddag is doch
die is niet door bescherming te helpen,
omdat de grondstoffen en de fabrieken
in Duitschland bij elkaar zijn, en uit
dien aard een voorsprong op ons land
hebben. Maar ook, de confectie is toch
nog in ons land een loouende arbeid.
Met den graanbouw is het anders,
hier is overproductie van het buitenland
wat den arbeid niet-loonend maakt.
De Amerikaansche boer voert alles
uit, wat hij niet noodig heeft, tegen el-
ken prijs, want al wat hij er voor maakt
is toch winst.
Wilt gij een voorbeeld uit het dage-
lijksch leven Stel u voof een vrouw
die vent met een kar vol visch. Zoodra
zij zoo'n gedeelte verkocht heeft, wat
28.
Geen wanklank verstoorde het wederzien.
Het scheen of al het gebeurde begraven
was, en elk zijn best deed den verloren tijd
in te balen en goed te maken, vat nog goed
te maken was. Melanie deed door hare op
gewektheid een ieder verbaasd slaan. Tbesi
was een stille en bedaarde jongedame ge
worden, die een ieder vriendelijk behandel
de en tegemoet trsd.
.Nog nimmer bad er zulk een aangename
en prettige stemming in hois geheeiscbt. De
dagen gingen regelmatig en bedaard voorbij,
het mooie lenteweer noodigde reeds tot
wandelen nit, en menige prettige wandeling
werd dan ook door de dames gezamenlijk
ondernomen. Het samenzijn dt s avonds was
voor allen een waar genot. Wanneer Helbig
van het kantoor kwam en Christina bem
verwelkomde, gaf zij alles weer in deze
woorden: ,lk ben zoo gt lokkig!"
Ja zekerlijk zij was gelnkkig, maar nn
moest „hij' zijn deel er ook van hebben.
En dos weinige dsgen.na zij elkander ge
sproken hadden, besloot zij hem te schrij
ven. Zij wist immers, dat bij hunkerde naar
een teeken van leven van baar. Zij verze
kerde bem, hare onwankelbare trouw, ge
dold moest hij evenwel hebben, dat moest
zij hem nogmaals op bet hart drukken.
De brief eindigde„En wanneer ik dan
toevallig in de stad kom en ik toevallig
het postkantoor voorbij loop, dan is het
zekerlijk wel mogelijk, dat de postbeambte
mij ziet voorbijgaan en mij toeroept :„He,
he, juffertje niet te vlug, hier ligt een brief
onder de letters G, R., zou die toevallig
ook voor u zijn Ja het toeval. Dat is
een wonderlijk ding. Wat kan dat toeval
al niet te weeg brengen 1«
De naam Streichenberg was tot nog toe,
niet in den huize Helbig genoemd. Het
scheen wel of een ieder bang was, daarmede
het verleden te zullen oproipeD.
Ook de beide meisjes hadden nog met
geen enkel woord op het verleden gezin
speeld, maar Christina maakte nit de op
merkingen van mevrouw Melanie op, dat
Tbesi in haar hart groote schoonmaak had
gehouden; men vertelde tenminste, dat op
rtis iemand kennis met haar gemaakt bnd,
en dat beiden genegenheid voor elkander
hadden opgevat.
Christina vergeleek Tbesi met hare koele
geaardheid bij zich zelf. Wellicht was zij
er beter aan toe, en was hare lie'de even
oprecht gemeend, maar voor niets ter we
reld zou Christina haar zalig verlangen naar
hem en haar heerlijk denken over hem heb
ben willen ruilen, voor die rustige en al'yd
bedaarde gelijkmoedigheid van Thesi.
Weder waren wekm verloopcn en telken
maal, wanneer zij nit de stad terug keerde,
had zij een teeken van liefde van bem in
haar mantelzak. Zij had gelegenheid genceg,
naar de stad te gaan. Wanneer er iets ge
kocht of besteld moest worden, zco scheen
het, alsof bet zoo behcorde, dat zij dat
verrichten moest. „Thesi heeft er geen ver
stand van en de lucht in de stad deogt
niet voor haar," me»nde mevrouw Melanie.
.En dan Christina, die kwikzilvernaluur, is
blij, warneer zij eens uit bare gewonen pas
komt."
Wanneer het zoo uitviel, dat zij met
Helbig naar de stad gaan kon, bad zij nog
vele vrije ureD voor zich, als zij hare bood
schappen had verricht. Het postkantoor was
dan spoedig beieikt en zij behoefde dan
niet meer te vragen, of er iets voor haar
was; wanneer zij zich vertoonde, greep de
postbeambte reeds in het vak en overhan
digde haar lachend een lijvig épistel.
Hoe vera schuwde rij dat ventje met dat
blonde baartje en de kleine lachende var
kensoogjes, die haar aanzag, alsof hg zeg
gen wilde: „Ja, ja ik weet wel wat in dien
brief staat, en ofschoon gij net doet, aleof
gij mij Diet ziet, uw lot ligt toch in mijne
hand. Maar wees gerust lief kind, u zal
niets onthouden worden." Dan gaf hij haar
den brief en zij vatte dien aan, zonder hem
aan te zien en ijlde weg, de strsat op. Daar
kon zij haar verlangen niet langer bedwin
gen en scheurde haastig het convert los en
verslond als 't ware de aan haar gerichte
regelen.
Heden echter was de inhoud vao den brief
niet van den vroolgksten aard. Hg scheen zijn
verlangen naar baar niet meer te kannen
beteugelen, hij moest en zon haar gelaat
eens aanschcuwen, hare nabijheid was voor
bem nn iets onontbeerlijk geworden. Zij moest
medelijden met hem hebben en bet hem
gunnen, dat hij baar eens zag en sprak.
Cbrisiina zag op haar klein goud horloge,
een geschenk van Helbigzjj had rog
rijkelijk tijd en des donderdags gicg bij, dat
wist ze, nooit naar bet ministerie. Dezen dag
gebruikte bij, om ongestoord in zijne wo
ning te werken. ,,Moed das en voorwaarts.'
„In het roogenaamde tuinhuis, dt ie hoog,"
had de portier op haar vraag geantwoord.
Om dat te bereiken, moest zij een groote
plaats overloopen, waar zeer vele kinderen
speelden en waar de diens'meisjes a. n de
vensters met elkander stonden te praten.
Het scheen baar toe, alsof zij allen aan
haar zien kenden, wat zij gir g doen cn wie
zij was. En de gedachte vloog haar door
het hoold, stel eens, dat ge bier eens iemand
ontmoet, die je ken. Voorzichtig keek zij om
zich heen, toen zij de eerste trap bereikt had.
De bordjes op de deuren gaven geen be
kende namen te lezen. Maar wanneer er nu
iemand kwam en vroeg wat zij hier moest?
Zij liep als voorigezweept de beide andere
trappen op. Haar voeten raakten nauwelijks
de treden aan. Met een luid kloppend hart
stond zij boven, zij moest eerst een oogen-
blik wachten, cm op adem te kom o. Terwijl
zij daar roo stond, werd een der drie denren,
die op het portaal uitkwamen geopend. Een
jonge man trad naar buiten, bp zag baar
vorschend aan, en giug zot der groeten
voorbij. Van achter, de rweedu deur, klonk
haar pianomuziek tegen. Op b.idtn was geen
naam te lezen. Op de derde deur was
Streichmberg's visitekaartje gespijkerd. Haar
hart klopte.
„Voor u geliefde, wordt alles gedaan
De bel klonk akelig schril, zoodat zij hevig
schrok. Wat was zij vandaag toch kinder
achtig. Zy hoorde slepende schreden Dadi-rbg
komen, vervolgens het afschuiven van een
ketting.
Een oude vrouw opende.
„Wat wtlt ge?"
„Doktor Streicbenberg."
De onde zag haar wantrouwend san: „De
dokter is voor niemand te spreken."
„Voor mg wel."
De oude mat baar van het hoofd tot de
voeten: „Dat kan een ieder gemakkelgk zeg
gen, wanneer bg werkt, mag ik niemand
toelaten."
„Ik meet hem echter spreken," zeide
Christina, die reeds ongeduldig werd. „Het
is zeer dringend."
„Zeg mg dan uw naam. Ik zal dan vra
gen, of ik n toelaten mag
Haar naam, dat mankeerde er nn jnist
aan. Die oude tooverlantaarn zeggen, wie
zgwas. Maar goede raad was duur. Z bad
echter een middel gevonden. Zg gaf haar
het couvert van de zooeven ran het postkan
toor gehaalde briet. „Geef deze aan den
dokter."
Hoofdschuddend las de onde, terwijl zjj
haar in staat stelt de koopsom te beta
len, dan gaat zjj met den verkoop van
de rest heel anders te werk.
Dan gaat het voor alle prijzen van de
hand, want die rest vormt dan haar winst.
Zoo gaat het ook met Amerika en jui-t
die overvloed heeft ons land genekt
Als men nu mij bewijst, dat bij onzen
tegenwoordigen graanprijs de graanbouw
nog werkelijk loonend kan zijn, dan zou
ik tegen invoerrecht zijn.
Maar wij leven nu in een overgangs
tijdperk.
En stel nu eens dat de eigenaar van
het land er het meeste profijt van heeft,
is dat dan zoo'n bezwaar? De statistiek
leert ons dat in ons land zijn 83000
eigengeërfden, waarvan 51000 pachters.
Kan de pachter het niet volhouden,
wel, dan is hij evenver als hij begon
maar geheel anders is het met den ei
gengeërfden boer, weg is zjjn kapitaal,
gehukt gaat hij onder zjjn hypotheek
schuld, zijn verplichte jaarljjksche rente
en aflossing, zjjn beleedigd eergevoel
waarlijk, die man Ijjdt het meeste.
Vandaar dat wij die uitzondering op
onzen vrjjhandel tegenover den graan
bouw plicht achten.
Door den heer Kriise, die verklaarde
zelf 3 jaar lang als inspector in Westfa-
len en Mecklenburg verkeerd te hebben,
wordt nu beweerd, dat door den heer
de Boer de landbouwtoestanden in
Duitschland met te schrille kleuren werden
ge! eekend.
Ja, t is waar, in Duitschland heeft men
groote boerderijen; maar dat moet wel,
het land is daar niet geschikt tot ver
deeling in kleine plaatsen.
De lieer de Boer, repliceerende, her
haalt dat het eenigermafe waar is dat
het kapitaal dat verteerd wordt aan koorn
ten goede komt aan den landbouw.Omtrent
dieGO millioen inlagen in de postspaarbank
is spr. overtuigd, dat die komt van men
schen die met hun beetje geld niet meer
productief weten te werken en als zooda-
nig zjjn die 60 m;llioen een bewijs voor
de toenemende armoede.
Of spr. de Duitsche landbouwtoestan
den niet te scherp geteekend zou heb
ben Neen, spr.'s eigen zoon heeft de
melkeijj-inricbting te Casekow in Pom-
meren bezocht.
En daar hebben wjj de lui leeren
kennen, dio gebruikt worden voor in-
sj;ector. Wat staat dat volk laag! Als er
iemand is, die zjjn zoon naar zulk een
inrichting zou willen sturen, dan zou
ik hem willen vragen, of dio man ook
bang is voor het karakter van zjjn zoon.
wogslofte: G. R Zeker weer een nieuw soort
visitekaart. De wereld wordt telken das dwa
zer.
Maar nu duurde het niet lang of Chris
tina hoorde iemand roepen: .Binnen, binnen.'"
Schreden werden vernomen, de oude werd
op zgdo geworpen, een arm werd uitges'o-
ken en Christina door deD donkeren corrridor
getrokken, en niet eer losgelaten voor dat
de k.m rdeur zich achter Imar stoot.
„Caristina. engel, zyt gij bet heuscb?"
„Zooals ge ziet," zeide zg, de armen uit
breidend cn zich langzaam voor hem iu de
rondte draaiende.
Hg kou het zich echter nog niet voor
stellen. „Maar hoe is dat mogelijk? Gjj goe
de, lieve, schoone, heerlijke, allerbeste Chris-
tic-n. Bij my komt ook de hulp, waDneer de
nood het hoogst is. En ge bebt u in het
bol vau den leeuw gewaagd, waarvoor ge
eerst zulk een afschuw gevoeldet. Zie om n
heen, ziet het er hier niet eenvoudig en be
scheiden nit P"
Eer zij het verhinderen kon, nam hij baar
mantel en hoed af en legde beide zorgvul
dig op een stoel. „Kom, ga nn zitten."
Eerst nu vond zg gelegenheid rond te zien
bet zag er waarlijk niet onaardig nit. Een
lag) maar toch gezellige kamer, vroolijk
door de voorjaarszon verlicht. In het midden
een schryftafel, die evenals de wanden rond
om, vol boeken stond, een kleine so'a met
een tafeltje er voor, eenige stoelen, dat was
alles. Door een geopende deur zag men in
een kamer waar een bed stond.
„Aard g hrer," zeide zg, bevredigd door
he geen zij gezien had en vertelde nu hoe
het kwam, d»t zij den leeuw in zijn hol op
gezocht had,dien vrceselijkenenbloeddorstigen
leeuw, die haar reeds in hare kinderjaren
vervolgd had; maar zij hoopte, dat hij haar
nu grootraotdig zou behandelen, anders zon
zij dadelgk haar terugtocht beginnen, die
wellicht makkelijker zou zgn dan haar intre
de. „Want zulk een Cerberus, als die oude
daarbuiteD, heb mg nog nooit ontmoet.
En wanneer die leeuw niet zoo weemoedig
g jammerd had, dan was ik zekerlijk niet
gekomen Weet ge wel, dat een weemoedige
l.euw zgn aard verzaakt? Brullen moet ge
en moogr ge, maar niet jammeren en klag. n!"
Gelukzalig luisterde hg naar haar gebab
bel. Ver volgens grerp hij bare baod.
„Gy hebt gelyk, Chriatien, maar er kwam
zoowel by e ktcder, en op de gebecle we
reld heb ik niemand, wien ik mgn nood kla
gen kan, dan jou alle en, en jon dan niet in mijn
nabij Leid te hebben, dut ia niet re dragen
Dij knoopte hare handschoen* n les en
trok dien nit. Hare slanke vingers speelde
Maar zelf ben ik in zoo'n stal geweest,
waar gemolken werd, op de meest slor
dige en onachtzame wjjze. En wat de
bo-renmeiden betreft.... al wat eenig-
zins fatsoenlijk is, wil geen boerenmeid
wezen, ze zjjn daar één stuk vuil.
In Oostfriesland zjjn de toestanden
beter, doch in Pommeren ad Oder is
het, gelijk ik u zeide.
Maar hoe kan het ook goed gaan op
boerderijen van bijv 3000 H.A.
Met het oog op het late uur werd
besloten, dat de heer de Boer a. s. Don
derdag (28 Febr.) terzelfder uur en plaats,
het tweede deel zijner lezing zal ten beste
geven.
Schagen, 23 Febrnari 1895.
Maandagmorgen vergaderde
in de zaal van den heer Kaan alhier, ee
nige heeren uit: Anna - Paulowna, Wi r-
lingerwaard, "Waard- en Groet, Barsinger-
horn en Winkel.
De verschillende bezoekers noemden
zich allen:
Hun voorzitter was de heer Albert Sloos
van "Winkel.
Na opening der vergadering zegt de
voorzitter
„Wij kwamen samen om een vereeni-
ging te stichten, die ten doel he^ft eene
betere en meer rechtvaardige Tegeling der
beechermende rechten te verkrijgen.
„Hiertoe tc doen benoemen een comité
dat zich belast nut het maken van statu
ten;
het regelen van eene zoo klein moge-
ljjke contributie, opdat ieder lid kan wor
den; en
het zoeken naar gepaste middelen, om
onze meening te verbreiden en ingang
te doen vinden.
Ingekomen waren een telegram van den
heer Korver nit den Helder, met de mede-
deeling dat hij door vertraging der Texel-
sche boot den trein miste en niet ter
vergadering kon verschijnen een schrijven
van den heer J. Kuilman, secretaris der
gemeente Nieuwe-Niedorp, welks inhoud
luidde:
»Nieuwe Niedorp, 19 Febr. 1895.
Mijne Heeren 1
Als volbloed protectionist spijt het mij
erg, dat ik verhinderd ben aan uwe ver
gadering deel te nemeD. In mijne gedach
ten kan ik de zaak zoo niet keeren of
wenden, of altijd kom ik tot de conclusie
als blijde, bnnne gevangenis te kunnen
verlaten.
„Nu," zeide zg, „schud nw hart nit. Ik zal
geduldig luisteren."
„Ziet ge, het is zooals ik bet je reedi
vroeger gezegd heb; ik moet eiken dag
dingen doen, dio ik op den duur niet doen
kan. Ik neem opdrachten op mg om ze ten
uitvoer te brengen en ik zie er van te vo
ren bet verdervelijke van in. Ik arbeid aan
zaken en tracht ze tct een gotd einde te
brengen en ik weet vooruit, ze zijn het
verderf voor land en volk. 't Is alsof over
mij een vloek is uitgesproken, waardoor
mijn verstand en gevoel tegenover elkander
staan, gereed tot een hevigen strijd. Geest
drift, en ontnuchtering, eerzucht en ver
achting, dat alles gevoel ik gehjktydig. Het
is of een daemon mij voorwaarts dwingt te
gaan, ten koste van alles, en een engM mij
waarschuwt voort te gaau. Ik verlang er
naar, zwarigheden te moeten overwinnen;
ik span mijn krachten in tot het niterste
cm ze te overwinnen en wanneer mij dat
gelukt, moet ik de middelen daartoe verach
ten. Ik wil voorwaarts, hooger op, altgd
vorder en telken* werpt men mg nog grootere
steenen voor de voeten, die ik weer weg
ruimen moet, wil ik verder komeo. Ik loop
met gebonden voeten, waar ik krachtig
voortmarcheeren moest. Ik zie een wereld
rondom mg, waar geen dwang heerscht, en
tocb beb ik deu moed niet, nryne kluisters
af te schudden. Zoo tob ik verder, altoos
verd' tot da' ng de kracht ontbreekt de
07 1 weg alleode steenen te verwyde-
rr a zij verpletteren I"
v. *ina ag hem verschrikt aan over
een dt -lijk heftigheid. „Ik denk," zeide
zg, „dat gg overwerkt hebt en gy alles
donkerder in^ dan bel werkelijk is. Wan
neer gij werkelijk dingen deedt, tegen nwe
eigen in nichten iu, zoo hadt gg alles reeds
lang van u geworpen; ge zgt veel, maar ge
duldig en kalm, dat xgt ge niet. En als 't
toch zoo ware, zgt ge toch de eenige niet;
onder uwe collega's lijn er toch ook <4 die
zelf denken en voelen."
„Die," zeiden hg Tk.uuuielgk uaDswor
sten, die zich, op hoog bevel buigen, en de
huig naar den wind hangen. Marionnetten,
die geioelloos en docd zijn, wanneer de
meester hen uiet opwindt. WaDneer ik hen
mgn leed klaagde, zg zoodeD mg niet be
grijpen. Zg doen wat hen gezegd wordt
en ontvangen na alloop ban Balaris. Mijn
vroegere collegas begrijpen mg oiet, of schrg-
vcn spottende artikelen, waarin zy mijne
vroegere opinies tegenover myne tegenwoor
dige denkbeelden stellen. En wat het onver-