Zondag 24 Februari 1895. 39ste Jaargang No. 293S De Ee FEUILLETON. PLAATSELIJK NIEUWS. BIJVOEGSEL. Vervolg verslag lezing Ds. de Boer. ROMAN van Geor«' Itemiler. Protectionsten. Naar aanleiding van het gesprokene, gaf de heer A'. lierman een résumé van het door spr. genoemde stuk uit de E- coeomist, waar de schrijver, de heer Mee», met kracht opkwam tegen de heffing van invoerrechten op de granen, welke alleen voordeelen geven voor de eige naars van bouwland. Volgens het voorstel Bahlman wordt oen invoerrecht gevraagd, per 100 kilo berekend, van Tarwe f 1.20, v. Rogge en Gerst f 0.60, v. Meel f 2.40. Daardoor zouden de graanbouwers een jaarlijksche winst genieten van f 3.900.000, terwijl de staat dan, bij het invoerrecht f 6.000.000 belasting zal profiteeren. Daarentegen zullen meer hebben te be talen de wei- en zuivelboeren f 800.000 de branderijen f 900.000 de consumenten (de brood- en meeleters) f8.200.000 dat is, over eene bevolking van 41 mil- lioen zielen f 1.80 p. 100 Ko, of een be lasting van f 10.80 per gezin van 6 per sonen. Stel nu, dat zoo'n gezin t 14 in komen had, dan zou dat uitmaken IY2 •/o belasting op het inkomen van den kleinen man. En werd ook het meel belast, dan zouden die cijfers respectievelijk stijgen tot f 3.05 en f 18.30. „En als wij nu weten, zoo besluit de heer Berman„dat de mWgegoede klas sen evenveel moeten bijdragen in die be lasting, als de meest gegoeden, dan zal men toch de heffing der graanrechten moeten betreuren, door welke een ge deelte der bevolking bevoorrecht zou worden ten voordeele der armen, der ar beidende klassen. Dan zouden de miuge- goeden belast worden ten profijte van landeigenaren en graanhandelaren. De heer de Boer repliceert, dat die zelfde heer Mees door die berekening heelt getoond, niet op de hoogte te zijn. Als de invoerrechten op 100 kilo tarwe fl.20 en op 100 kilo meel f2.40 wor den, dan begrijpt iedereen dat er geen merl meer zal worden ingevoerd en dus vervalt dat geheele argument. Menschen als Mees, die voor staatliuis houdkundigen willen doorgaan, moeten geen flaters begaan en 't wordt tijd dat die heeren eens beteekend wordt, hoe weinig zij er van weten. Dat de Deensche landbouw in der tijd zoo'n hooge vlucht verkreeg, dat is al leen te danken aan zijn boeren-regeering. Doch in dat zelfde Denemarken is het nu ook al mis, dat werd voor dezen zo mer aan spr. door twee Denen getuigd. En al< nu de boterprijzen beginnen te dalen, dan is dat voor de Denen nog de grootste ramp, want dan moeten zij hun bedrijf inkrimpen en tot graanbouw te- rugkeeren, wat nu evenwel heelemaal niet gaat. De heer Korver meent, dat zoowel de beer de Boer, als de heer Berman, uiter sten vertegenwoordigen. Als beweerd wordt, dat de verhooging der graanprijzen enorme schade zal doen aan diverse standen, dan is dat ten deele waar. Indien 't waar is, dat als de prijs der tarwe stijgt, f 3.door den I consument daardoor meer moet worden betaald, dan vraagt Spr., waaraan het is toe te schrijven, dat de armoede toch grooter is geworden, niettegenstaande de graanprijs daalde van 8 op 5. De levensmiddelen zijn goedkooper geworden en toch klaagt alles tegen woordig. De actie van 7080 heeft nu hare reactie. Dat de dure graanprijzen het redmiddel zouden zijn, dat kan Spr. niet beamen. In de protectie ligt het voor deel: daarmede den nationalen arbeid te beschermen. Nu wordt er gezegd, dat de graan bouw niet loonend meer is. Moet nu de waarde van het land min der worden, of de pacht lager Is iu dit laatste geval de graanbouw wel loonend Dan zouden we geen protectie noodig hebben. Doch als de pachtsom nu niet eens een rente van 2°/0 waarborgt, dan blijft het landbezit niet meer loonend als kapitaal belegging. De bescherming van den arbeid is eene levensvoorwaarde voor ons volk tegen over den invoer van buiten. Wat nu door de heer Berman is be toogd, dat hoogere graanprijzen zouden drukken op 't algemeenmen zegt dat Nederland achteruitgaat. Ik meen daarentegen van niet, en put dat uit de statistiek, weike aangeeft dat de rijks postspaarbank in de laatste jaren steeg van 11 tot 60 millioen inleg. En wie zijn nu de inleggers De boeren, de bur gers, of de vaste ambtenaren Bij de beoordeeling over de betoogen voor of tegen protectie, is het altijd ge- i raden, in 't oog te houden wie er spreekt de producent, of de consument, of de koop man, of de staatsman. Want dat maakt een groot verschil. Spr. wenscht ten opzichte van den graanbouw, welke den nationalen arbeid vertegenwoordigt en een grondslag is van ons volksbestaan, eene uitzondering toe zien gemaakt. Is de graanbouw niet meer loonend, dan is er een van tweeën waarof het land is waareeloos, óf er moet een ander product gezocht worden. Nu is het de vraag, door de staat huishoudkundigen te beantwoorden, of het in het belang is van ons land, dat de graanbouw verdwijnt. Ik meen van noen. Met den vrijhandel is het ook een zonderling ding. Neem Frankrijk. Dat heft 7 francs invoer van de 100 kilo; doch de rede nen daartoe zijn niet dezelfde als bij ons. In Frankrijk lag ten grondslaghet streven, om Frankrijk te maken tot eene mogendheid die altijd in zijn eigen on derhoud kan voorzien. Wat betreft de invoerrechten in Duitschland. Bismark begreep zeer goed dat Duitschland na den oorlog van '70 in den treurigen toestand een funda ment behoefde voor de ontwikkeling van het nationale arbeidsvermogen. Nederland heeft zijn vrijhandel en het kost ons moeite, ons van dat denk beeld te ontdoen. Doch hoezeer zijnde voor die vrijheid, er kunnen toch om standigheden komen, die ons dwingen een dam te leggen tegen den overvloed der overzeesche landen. De heer S. Berman vraagt waarom al leen bescherming begeerd voor den graanbouwer en niet voor andere takken van bestaan, voor de industrie De heer Korver (v. Helder), zich be palende tot het door den heer Berman genoemde kleermake: svak, deelt de 0- vertuiging dat onze Ned> rlandsche kleer makerij in den achtermiddag is doch die is niet door bescherming te helpen, omdat de grondstoffen en de fabrieken in Duitschland bij elkaar zijn, en uit dien aard een voorsprong op ons land hebben. Maar ook, de confectie is toch nog in ons land een loouende arbeid. Met den graanbouw is het anders, hier is overproductie van het buitenland wat den arbeid niet-loonend maakt. De Amerikaansche boer voert alles uit, wat hij niet noodig heeft, tegen el- ken prijs, want al wat hij er voor maakt is toch winst. Wilt gij een voorbeeld uit het dage- lijksch leven Stel u voof een vrouw die vent met een kar vol visch. Zoodra zij zoo'n gedeelte verkocht heeft, wat 28. Geen wanklank verstoorde het wederzien. Het scheen of al het gebeurde begraven was, en elk zijn best deed den verloren tijd in te balen en goed te maken, vat nog goed te maken was. Melanie deed door hare op gewektheid een ieder verbaasd slaan. Tbesi was een stille en bedaarde jongedame ge worden, die een ieder vriendelijk behandel de en tegemoet trsd. .Nog nimmer bad er zulk een aangename en prettige stemming in hois geheeiscbt. De dagen gingen regelmatig en bedaard voorbij, het mooie lenteweer noodigde reeds tot wandelen nit, en menige prettige wandeling werd dan ook door de dames gezamenlijk ondernomen. Het samenzijn dt s avonds was voor allen een waar genot. Wanneer Helbig van het kantoor kwam en Christina bem verwelkomde, gaf zij alles weer in deze woorden: ,lk ben zoo gt lokkig!" Ja zekerlijk zij was gelnkkig, maar nn moest „hij' zijn deel er ook van hebben. En dos weinige dsgen.na zij elkander ge sproken hadden, besloot zij hem te schrij ven. Zij wist immers, dat bij hunkerde naar een teeken van leven van baar. Zij verze kerde bem, hare onwankelbare trouw, ge dold moest hij evenwel hebben, dat moest zij hem nogmaals op bet hart drukken. De brief eindigde„En wanneer ik dan toevallig in de stad kom en ik toevallig het postkantoor voorbij loop, dan is het zekerlijk wel mogelijk, dat de postbeambte mij ziet voorbijgaan en mij toeroept :„He, he, juffertje niet te vlug, hier ligt een brief onder de letters G, R., zou die toevallig ook voor u zijn Ja het toeval. Dat is een wonderlijk ding. Wat kan dat toeval al niet te weeg brengen 1« De naam Streichenberg was tot nog toe, niet in den huize Helbig genoemd. Het scheen wel of een ieder bang was, daarmede het verleden te zullen oproipeD. Ook de beide meisjes hadden nog met geen enkel woord op het verleden gezin speeld, maar Christina maakte nit de op merkingen van mevrouw Melanie op, dat Tbesi in haar hart groote schoonmaak had gehouden; men vertelde tenminste, dat op rtis iemand kennis met haar gemaakt bnd, en dat beiden genegenheid voor elkander hadden opgevat. Christina vergeleek Tbesi met hare koele geaardheid bij zich zelf. Wellicht was zij er beter aan toe, en was hare lie'de even oprecht gemeend, maar voor niets ter we reld zou Christina haar zalig verlangen naar hem en haar heerlijk denken over hem heb ben willen ruilen, voor die rustige en al'yd bedaarde gelijkmoedigheid van Thesi. Weder waren wekm verloopcn en telken maal, wanneer zij nit de stad terug keerde, had zij een teeken van liefde van bem in haar mantelzak. Zij had gelegenheid genceg, naar de stad te gaan. Wanneer er iets ge kocht of besteld moest worden, zco scheen het, alsof bet zoo behcorde, dat zij dat verrichten moest. „Thesi heeft er geen ver stand van en de lucht in de stad deogt niet voor haar," me»nde mevrouw Melanie. .En dan Christina, die kwikzilvernaluur, is blij, warneer zij eens uit bare gewonen pas komt." Wanneer het zoo uitviel, dat zij met Helbig naar de stad gaan kon, bad zij nog vele vrije ureD voor zich, als zij hare bood schappen had verricht. Het postkantoor was dan spoedig beieikt en zij behoefde dan niet meer te vragen, of er iets voor haar was; wanneer zij zich vertoonde, greep de postbeambte reeds in het vak en overhan digde haar lachend een lijvig épistel. Hoe vera schuwde rij dat ventje met dat blonde baartje en de kleine lachende var kensoogjes, die haar aanzag, alsof hg zeg gen wilde: „Ja, ja ik weet wel wat in dien brief staat, en ofschoon gij net doet, aleof gij mij Diet ziet, uw lot ligt toch in mijne hand. Maar wees gerust lief kind, u zal niets onthouden worden." Dan gaf hij haar den brief en zij vatte dien aan, zonder hem aan te zien en ijlde weg, de strsat op. Daar kon zij haar verlangen niet langer bedwin gen en scheurde haastig het convert los en verslond als 't ware de aan haar gerichte regelen. Heden echter was de inhoud vao den brief niet van den vroolgksten aard. Hg scheen zijn verlangen naar baar niet meer te kannen beteugelen, hij moest en zon haar gelaat eens aanschcuwen, hare nabijheid was voor bem nn iets onontbeerlijk geworden. Zij moest medelijden met hem hebben en bet hem gunnen, dat hij baar eens zag en sprak. Cbrisiina zag op haar klein goud horloge, een geschenk van Helbigzjj had rog rijkelijk tijd en des donderdags gicg bij, dat wist ze, nooit naar bet ministerie. Dezen dag gebruikte bij, om ongestoord in zijne wo ning te werken. ,,Moed das en voorwaarts.' „In het roogenaamde tuinhuis, dt ie hoog," had de portier op haar vraag geantwoord. Om dat te bereiken, moest zij een groote plaats overloopen, waar zeer vele kinderen speelden en waar de diens'meisjes a. n de vensters met elkander stonden te praten. Het scheen baar toe, alsof zij allen aan haar zien kenden, wat zij gir g doen cn wie zij was. En de gedachte vloog haar door het hoold, stel eens, dat ge bier eens iemand ontmoet, die je ken. Voorzichtig keek zij om zich heen, toen zij de eerste trap bereikt had. De bordjes op de deuren gaven geen be kende namen te lezen. Maar wanneer er nu iemand kwam en vroeg wat zij hier moest? Zij liep als voorigezweept de beide andere trappen op. Haar voeten raakten nauwelijks de treden aan. Met een luid kloppend hart stond zij boven, zij moest eerst een oogen- blik wachten, cm op adem te kom o. Terwijl zij daar roo stond, werd een der drie denren, die op het portaal uitkwamen geopend. Een jonge man trad naar buiten, bp zag baar vorschend aan, en giug zot der groeten voorbij. Van achter, de rweedu deur, klonk haar pianomuziek tegen. Op b.idtn was geen naam te lezen. Op de derde deur was Streichmberg's visitekaartje gespijkerd. Haar hart klopte. „Voor u geliefde, wordt alles gedaan De bel klonk akelig schril, zoodat zij hevig schrok. Wat was zij vandaag toch kinder achtig. Zy hoorde slepende schreden Dadi-rbg komen, vervolgens het afschuiven van een ketting. Een oude vrouw opende. „Wat wtlt ge?" „Doktor Streicbenberg." De onde zag haar wantrouwend san: „De dokter is voor niemand te spreken." „Voor mg wel." De oude mat baar van het hoofd tot de voeten: „Dat kan een ieder gemakkelgk zeg gen, wanneer bg werkt, mag ik niemand toelaten." „Ik meet hem echter spreken," zeide Christina, die reeds ongeduldig werd. „Het is zeer dringend." „Zeg mg dan uw naam. Ik zal dan vra gen, of ik n toelaten mag Haar naam, dat mankeerde er nn jnist aan. Die oude tooverlantaarn zeggen, wie zgwas. Maar goede raad was duur. Z bad echter een middel gevonden. Zg gaf haar het couvert van de zooeven ran het postkan toor gehaalde briet. „Geef deze aan den dokter." Hoofdschuddend las de onde, terwijl zjj haar in staat stelt de koopsom te beta len, dan gaat zjj met den verkoop van de rest heel anders te werk. Dan gaat het voor alle prijzen van de hand, want die rest vormt dan haar winst. Zoo gaat het ook met Amerika en jui-t die overvloed heeft ons land genekt Als men nu mij bewijst, dat bij onzen tegenwoordigen graanprijs de graanbouw nog werkelijk loonend kan zijn, dan zou ik tegen invoerrecht zijn. Maar wij leven nu in een overgangs tijdperk. En stel nu eens dat de eigenaar van het land er het meeste profijt van heeft, is dat dan zoo'n bezwaar? De statistiek leert ons dat in ons land zijn 83000 eigengeërfden, waarvan 51000 pachters. Kan de pachter het niet volhouden, wel, dan is hij evenver als hij begon maar geheel anders is het met den ei gengeërfden boer, weg is zjjn kapitaal, gehukt gaat hij onder zjjn hypotheek schuld, zijn verplichte jaarljjksche rente en aflossing, zjjn beleedigd eergevoel waarlijk, die man Ijjdt het meeste. Vandaar dat wij die uitzondering op onzen vrjjhandel tegenover den graan bouw plicht achten. Door den heer Kriise, die verklaarde zelf 3 jaar lang als inspector in Westfa- len en Mecklenburg verkeerd te hebben, wordt nu beweerd, dat door den heer de Boer de landbouwtoestanden in Duitschland met te schrille kleuren werden ge! eekend. Ja, t is waar, in Duitschland heeft men groote boerderijen; maar dat moet wel, het land is daar niet geschikt tot ver deeling in kleine plaatsen. De lieer de Boer, repliceerende, her haalt dat het eenigermafe waar is dat het kapitaal dat verteerd wordt aan koorn ten goede komt aan den landbouw.Omtrent dieGO millioen inlagen in de postspaarbank is spr. overtuigd, dat die komt van men schen die met hun beetje geld niet meer productief weten te werken en als zooda- nig zjjn die 60 m;llioen een bewijs voor de toenemende armoede. Of spr. de Duitsche landbouwtoestan den niet te scherp geteekend zou heb ben Neen, spr.'s eigen zoon heeft de melkeijj-inricbting te Casekow in Pom- meren bezocht. En daar hebben wjj de lui leeren kennen, dio gebruikt worden voor in- sj;ector. Wat staat dat volk laag! Als er iemand is, die zjjn zoon naar zulk een inrichting zou willen sturen, dan zou ik hem willen vragen, of dio man ook bang is voor het karakter van zjjn zoon. wogslofte: G. R Zeker weer een nieuw soort visitekaart. De wereld wordt telken das dwa zer. Maar nu duurde het niet lang of Chris tina hoorde iemand roepen: .Binnen, binnen.'" Schreden werden vernomen, de oude werd op zgdo geworpen, een arm werd uitges'o- ken en Christina door deD donkeren corrridor getrokken, en niet eer losgelaten voor dat de k.m rdeur zich achter Imar stoot. „Caristina. engel, zyt gij bet heuscb?" „Zooals ge ziet," zeide zg, de armen uit breidend cn zich langzaam voor hem iu de rondte draaiende. Hg kou het zich echter nog niet voor stellen. „Maar hoe is dat mogelijk? Gjj goe de, lieve, schoone, heerlijke, allerbeste Chris- tic-n. Bij my komt ook de hulp, waDneer de nood het hoogst is. En ge bebt u in het bol vau den leeuw gewaagd, waarvoor ge eerst zulk een afschuw gevoeldet. Zie om n heen, ziet het er hier niet eenvoudig en be scheiden nit P" Eer zij het verhinderen kon, nam hij baar mantel en hoed af en legde beide zorgvul dig op een stoel. „Kom, ga nn zitten." Eerst nu vond zg gelegenheid rond te zien bet zag er waarlijk niet onaardig nit. Een lag) maar toch gezellige kamer, vroolijk door de voorjaarszon verlicht. In het midden een schryftafel, die evenals de wanden rond om, vol boeken stond, een kleine so'a met een tafeltje er voor, eenige stoelen, dat was alles. Door een geopende deur zag men in een kamer waar een bed stond. „Aard g hrer," zeide zg, bevredigd door he geen zij gezien had en vertelde nu hoe het kwam, d»t zij den leeuw in zijn hol op gezocht had,dien vrceselijkenenbloeddorstigen leeuw, die haar reeds in hare kinderjaren vervolgd had; maar zij hoopte, dat hij haar nu grootraotdig zou behandelen, anders zon zij dadelgk haar terugtocht beginnen, die wellicht makkelijker zou zgn dan haar intre de. „Want zulk een Cerberus, als die oude daarbuiteD, heb mg nog nooit ontmoet. En wanneer die leeuw niet zoo weemoedig g jammerd had, dan was ik zekerlijk niet gekomen Weet ge wel, dat een weemoedige l.euw zgn aard verzaakt? Brullen moet ge en moogr ge, maar niet jammeren en klag. n!" Gelukzalig luisterde hg naar haar gebab bel. Ver volgens grerp hij bare baod. „Gy hebt gelyk, Chriatien, maar er kwam zoowel by e ktcder, en op de gebecle we reld heb ik niemand, wien ik mgn nood kla gen kan, dan jou alle en, en jon dan niet in mijn nabij Leid te hebben, dut ia niet re dragen Dij knoopte hare handschoen* n les en trok dien nit. Hare slanke vingers speelde Maar zelf ben ik in zoo'n stal geweest, waar gemolken werd, op de meest slor dige en onachtzame wjjze. En wat de bo-renmeiden betreft.... al wat eenig- zins fatsoenlijk is, wil geen boerenmeid wezen, ze zjjn daar één stuk vuil. In Oostfriesland zjjn de toestanden beter, doch in Pommeren ad Oder is het, gelijk ik u zeide. Maar hoe kan het ook goed gaan op boerderijen van bijv 3000 H.A. Met het oog op het late uur werd besloten, dat de heer de Boer a. s. Don derdag (28 Febr.) terzelfder uur en plaats, het tweede deel zijner lezing zal ten beste geven. Schagen, 23 Febrnari 1895. Maandagmorgen vergaderde in de zaal van den heer Kaan alhier, ee nige heeren uit: Anna - Paulowna, Wi r- lingerwaard, "Waard- en Groet, Barsinger- horn en Winkel. De verschillende bezoekers noemden zich allen: Hun voorzitter was de heer Albert Sloos van "Winkel. Na opening der vergadering zegt de voorzitter „Wij kwamen samen om een vereeni- ging te stichten, die ten doel he^ft eene betere en meer rechtvaardige Tegeling der beechermende rechten te verkrijgen. „Hiertoe tc doen benoemen een comité dat zich belast nut het maken van statu ten; het regelen van eene zoo klein moge- ljjke contributie, opdat ieder lid kan wor den; en het zoeken naar gepaste middelen, om onze meening te verbreiden en ingang te doen vinden. Ingekomen waren een telegram van den heer Korver nit den Helder, met de mede- deeling dat hij door vertraging der Texel- sche boot den trein miste en niet ter vergadering kon verschijnen een schrijven van den heer J. Kuilman, secretaris der gemeente Nieuwe-Niedorp, welks inhoud luidde: »Nieuwe Niedorp, 19 Febr. 1895. Mijne Heeren 1 Als volbloed protectionist spijt het mij erg, dat ik verhinderd ben aan uwe ver gadering deel te nemeD. In mijne gedach ten kan ik de zaak zoo niet keeren of wenden, of altijd kom ik tot de conclusie als blijde, bnnne gevangenis te kunnen verlaten. „Nu," zeide zg, „schud nw hart nit. Ik zal geduldig luisteren." „Ziet ge, het is zooals ik bet je reedi vroeger gezegd heb; ik moet eiken dag dingen doen, dio ik op den duur niet doen kan. Ik neem opdrachten op mg om ze ten uitvoer te brengen en ik zie er van te vo ren bet verdervelijke van in. Ik arbeid aan zaken en tracht ze tct een gotd einde te brengen en ik weet vooruit, ze zijn het verderf voor land en volk. 't Is alsof over mij een vloek is uitgesproken, waardoor mijn verstand en gevoel tegenover elkander staan, gereed tot een hevigen strijd. Geest drift, en ontnuchtering, eerzucht en ver achting, dat alles gevoel ik gehjktydig. Het is of een daemon mij voorwaarts dwingt te gaan, ten koste van alles, en een engM mij waarschuwt voort te gaau. Ik verlang er naar, zwarigheden te moeten overwinnen; ik span mijn krachten in tot het niterste cm ze te overwinnen en wanneer mij dat gelukt, moet ik de middelen daartoe verach ten. Ik wil voorwaarts, hooger op, altgd vorder en telken* werpt men mg nog grootere steenen voor de voeten, die ik weer weg ruimen moet, wil ik verder komeo. Ik loop met gebonden voeten, waar ik krachtig voortmarcheeren moest. Ik zie een wereld rondom mg, waar geen dwang heerscht, en tocb beb ik deu moed niet, nryne kluisters af te schudden. Zoo tob ik verder, altoos verd' tot da' ng de kracht ontbreekt de 07 1 weg alleode steenen te verwyde- rr a zij verpletteren I" v. *ina ag hem verschrikt aan over een dt -lijk heftigheid. „Ik denk," zeide zg, „dat gg overwerkt hebt en gy alles donkerder in^ dan bel werkelijk is. Wan neer gij werkelijk dingen deedt, tegen nwe eigen in nichten iu, zoo hadt gg alles reeds lang van u geworpen; ge zgt veel, maar ge duldig en kalm, dat xgt ge niet. En als 't toch zoo ware, zgt ge toch de eenige niet; onder uwe collega's lijn er toch ook <4 die zelf denken en voelen." „Die," zeiden hg Tk.uuuielgk uaDswor sten, die zich, op hoog bevel buigen, en de huig naar den wind hangen. Marionnetten, die geioelloos en docd zijn, wanneer de meester hen uiet opwindt. WaDneer ik hen mgn leed klaagde, zg zoodeD mg niet be grijpen. Zg doen wat hen gezegd wordt en ontvangen na alloop ban Balaris. Mijn vroegere collegas begrijpen mg oiet, of schrg- vcn spottende artikelen, waarin zy mijne vroegere opinies tegenover myne tegenwoor dige denkbeelden stellen. En wat het onver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 1