over den hof werpt en die on
rustig heen en weer trilt.
Zij zet de lamp weg, verder in de ka
mer en neemt het roode scherm er af.
Door de verscheurde wolken schijnt
een enkele ster, ook deze schittert bloed
rood als eene wonde, over de in slaap
verzonken wereld.
Zij staat als vastgenageld aan het raam
de vreeselijke stilte foltert haar, slechts
het eentonige tikken van de klok dreunt
als hamerslagen door de kleine kamer.
Zij zet haar stil en loopt in de ka
mer heen en weer, eerst langzaam, dan
steeds vlugger, als wilde zij voor zich
zelve vluchten.
De grond kraakt onder hare voeten.
Zij krimpt ineen en gaat bij den haard
zitten. Zij verbergt het gelaat in de
handen.... Bewusteloos valt zij op den
grond.
Dwar- door het lage hout heen, zon
der weg of steg, door de brekende tak
ken, over hekken en greppels, altijd
recht uit, snelt een man, tot aan het
eerste logement in de verre stad
Door houdt hij halt, vlug als een kat,
klimt hij over het lage hek, sluipt om
het huis en stijgt door het op een kier
gezet raam in eene kamer op de eerste
verdieping. Hij zet zijn geweer diepadem-
halend tegen den muur en kijkt op zijn
horloge.
Een weg van vijftien mijlen heeft hij
in twee en een half uur, heen en weer
om gemaakt.
Dan ontkleedt hij zich en gaat te bed.
Loodzwaar rijst de morgen over de
heide.Met meer anderen, die vroeg van de
stad teruggekomen zijn, wandelt Serajo
over den zandigen weg.
Zij komen voorbij het kasteel van den
graaf en ontmoeten het rijtuig van den
eigenaar, dat snel naar de stad rijdt.
De koetsier roept hun in alle haast
de verschrikkelijke tijding toe, dat de
jonge graaf dien nacht door wilddlieven
is doodgeschoten. Houthakkers hebben
zijn lijk gevonden.
«Het was nogal een dolleman," zegt
een der boeren.
„Misschien was het een boer, wien
hij zijn bruid ontsto'en heeft zegt een
tweede.
Slechts Serajo blijft stom en haalt de
schouders op. Wat kan hem het schelen
Ilij bemoeide zich nooit met den graaf.
Dicht bij zijn huis, nog voor dat hij
zich van de anderen heeft afgescheiden,
springt iets wits van een eik. Een
prachtige wezel. Serajo rukt he* geweer
van den schouder en zijn nooit missen
de kogel doodt het roofdier.
Hij bukt zich en zijne trekken zijn
doodsbleek als hij het bloedende dier
hij de ooren optilt.
Aan de deur van de hut staat zijne
sidderende vrouw. Hij wierp haar de
wezel toe met de woorden
„Hier is mijne buit die zal geen
duiven meer wurgen en mijn huis blijft
rein.
Morgen vertrekken wij
En zij zijn heengegaan, de sombere
Serajo en zijne schoone vrouw. Hij heeft
haar ijverzuchtig behoed, met niemand
omgegaan en met niemand gelachen. Hij
sprak ook weinig, zoo was hij nu een
maal.
Nog eenmaal heeft hij zijne vrouw
gekustToen zjj aan de geboorte van
een dooden knaap gestorven was, zes
maanden na dien nacht toen zij voor
hem lag in het witte doodskussen, be
kranst met wilde, witte rozen, schoon
als op dien dag, toen zij zijne bruid
werd.
Yan den moordenaar van den graaf
heeft men nooit iets gehoord. Maai een
lafaard was het niet. De kogel had
hem midden in het hart getroffen.
De Huismoeder.
Te Neder-Hasselt (Belg
zijn twee landbouwers, land- en veebe-
zitters, maar als vrekken vermaard, op
hun stroomatras doodgevroren gevonden.
Proeve van dooizicht.
Koopman tegen een kantoorbedien
de Wel, heb je de post nog kunnen ha-
len met de twee brieven
KantoorbediendeJawel meneer, maar
u had een fout gemaakt, u had op den
binnenlandschen brief een postzegel van
12J/s cent geplakt, en op den buitenland-
schen een van 5 cents.
Koopman Almachtig, wat stom
En wat heb je gedaan
DediendeIk heb het natuurlijk in or
de gemaakt, meneer. Ik ben even het post
kantoor binneng ;loopen, en heb de adres
sen veranderd.
De twee g e n g a g e e r d e n
wandelden door de boschrijke lanen en
zooals gelieven gewoonlijk spreken.
O, Jetje, ik houd toch zooveel van
je 1 zij hij.
En het meisje antwoordde
Dito Jan.
Jan wist niet, wat „di<o« beteekende,
mair hij zti niets, voordat hij thuis was
daar vroeg hij zijn vader naar de betee-
kenis van het hem oubekende woord.
Zie je daar die twee roods kolen op
den grond liggen vroeg zijn vader.
Ja, antwoordde Jan.
Nu «dito" is de andere van de
zakt was. „Ik kan mijin'.oo iets niet inden
ken. Dat komt bij u al zeer dicht bij een
sociale maatschappij, waar men alleen dat
te doen heeft, wat een u zegt te doen, en
daarvoor hebt ge het recht, 's morgens uw
soep van den Staat te eten en later uw
koffie van den Staat te ontvangen en 's mid
dags eet ge Staats-vleesch of iets derge
lijks, slaapt een Staats-slaap en men verliest
alle aansporing en prikkeling tot vooruit
gang, alle verlangen naar eer en aanzien,
men wordt opgewonden en men
loopt af. Ziedaar hel leven van een zooda
nig meusch. Brrr. Ik dank daarvoor. Men
werkt nu en slaapt des nachts heerlijk, om
's morgens wederom met nieuwe luBt en
kracht, den strijd des levens te aanvaarden,
om eindelijk datgene, wat men bereiken wil
te verkrijgen of met eere en boog opgeheven
boofd en gebalde vuist de nederlaag te lij
den. Wat is er, dat ons dat heerlijk gevoel
bij een strijd, waar het geldt overwinnen of
sterven, kan vergoeden f'
„Gij houdt u altijd met groote dingen be
zig," antwooidde Thesi. „Daar hebben wij
het nn niet over."
„Niet lieve," zeide Christina, „dan zullen
wij ons bij do kleine bepalen. Bij de huwe
lijken bijvoorbeeld. Volgens uwe theorie, zoudt
gij het u laten welgevallen, wanneer nw toe
komstige gemaal n op een presenteerblad
wordt voorgehoudenZiedaar hier is hij,
gij kunt hem gerust nemen, bij zal n goed
bekomen. En wanneer gij n de maag er aan
bederft, waar gij toch alleen do last van
hebt, bebt gij loch het bevredigendo gevoel:
het is niet mijn scbnld, een ander beelt
zulks gedaan. Niet waar I an vouwt gij
uwe kleine handjes en zegt: „acb, men moet
mij helpen, want ik ben daartoe niet in
staat."
„En toch zal het wel zoo gebeuren,4
klonk het van nit Thesi's ledikant. „Dat
wil zeggen, dat ik niet, zcoals gij zegt,
mijn maag bederven zal, maar gepresen
teerd zal hij toch wel worden. Ik geloof,
dat het reeds spoedig geschieden zal.
„Ah 1' riep Christina nit en richtte zich
op. „En znlt ge u dat laten welgeval
len?4
„Het zal het beste zijn. Wanneer ik het
niet doe, is ongenoegen en krakeel er het
gevolg van en dat is voor mij iets ontzet
tends.4
„Dus, om ongenoegen voor één dag te ont
gaan, geeft ge n zonder nadenken over,
wellicht aan een leTen vol verdriet en el
lende.4
„Zoo erg zal het wel niet zijn.4
„En waaruit weet ge dat Kent ge hem
dan ?4
„Dat niet, in Rome hebben wij kennis
met elkander gemaakt. Het is een bankier
nit Frsnkfurt aan de Main. Hij heeft mij
seer het hof gemaakt en ik vind bem wel
aardig. Ik mag hem werkelijk gaarne in
mijn gezelschap hebben.4
„Nu, dat is al heel wat," seide Christina
en schudde verontwaardigd het hoofd.
„En dan," vervolgde Tbesi, „mama ge-
loolt, d'»t hij een goetl, degelijk man is, dat
is de hoofdzaak; en papa kent zijn firma en
heeft de beste inlichtingen gehad. Van deze
zijde is er dus niets in den weg. En weet
ge, het kan eigenlijk niet beter, dezelfde
kringen waarin men verkeert, dezelfde stand
dezelfde godsdienst, dezellde gewoonte. Dat
vindt men cu juist niet altijd
„In uwe jaren is het ook heel moeielijk
andere gewoonten en manieren te leeren."
„Och Christina, gij moet niet spotten! Wjj
zijn twee geheel verschillende naturen. Gij
hebt genoegen in strijd en verandering, ik
bemin de rust en regelmatigheid. Ziet ge,
wanneer alles zoo gezellig, kalm en be
daard toegaat en men dan 's avonds te
bed gaat en niet vermoeid en opgewonden
of verdrietig gestemd is, dat is toch wel het
beste."
„Zoo op gummiraderen door het leven
te rijden, meent ge niet waar?"
„Zeker," lachtte Thesi. „Zoudt ge het ook
niet willen?"
„Ik? Neen, het verveelt mij te spoedig.
Ik klim liever en bestijg moeilijk te berei
ken plaatseD; wanneer ik dan boven kom,
zie ik tenminste iets."
„Weet ge wat?" meende Thesi, „met de
verveling is het zoo slim niet en wat uwe
wegen betreffen, zij ziju gevaarlijk, men kan
uitglijden en den hals breken."
Daar bebt ge gelijk in," antwoordde
Cbristieo, „en niet waar, dat moet men al
leen lijden, daar kan niemand n afhelpen.
Het is juist het omgekeerde van de gum
miraderen. En toch geef ik er de voorkeur
aan." En aangemoedigd door Thesi's beken
tenissen vroeg zij: „en wel, liefelijke bruid in
spe, hoe staat het dan met zekere herinne
ringen uit uwe jeugd die uw kalm en ontoe
gankelijk hart zoo onstuimig hebben doen
slaan en die u diugen hebben doen bedrij
ven, waar nw biechtvader juffrouw Klein-
holz zelve niets van wist? Is die krater uit
gebrand, zoodat ge rein en vlekkeloos in het
huwelijk treden kunt?"
„Ach Christina, laat dat! Gij drijft den
spot met mij!" Wat geloofde dat eenvoudi
ge meisje! Alsof die andere daar aan spot
dacht! Die vraag was waarlijk bittere ernst;
was bet licht geweest, dan had men hare
oogen kunnen zien Sikkeren en gespannen
verlangen op haar gelaat hebben gelezen?
„Nu hoe is het? Fiikktrt er geen enkel
vlammetje meer omhoog? Niets, in het ge
heel niets? Niet het geringste vonkje?"
Daar klonk het zachtjes. „Och, Christina,
zwijg daarvan, ik schaam mij nu nog zoo,
over mjjne kinderachtigheid."
Christina ademde diep. Nu moest de laat
ste slag gewaagd worden: „Wanneer gij zoo
trouweloos zijt zal ik mij den verlatene nog
moeten aantrekken."
Met gedempt geluid eD order luid geeu-
weu klonk het: „Mij wel. Wel te rusten."
En spoedig kondigde haar rnstig aaem-
j halen een geruste slaap aan.
Wordt vervolgd.
twee.
Toen het paartje een paar dagen later
weder door de boschrijke lanen wandelde,
zeide de jonge man
O, Jetje, wat heb ik je lief!
Dito zei het meisje.
Hij liet haar arm plotseling los en
schreeuwde haar rood van kwaadheid in 't
ontstelde gelaat
Dito, dito je bent zelf een roo
de kool
Madame De Staëlverkeer-
de op gespannen voet met den Vicomte
De Choisenl. Op zekeren dag waren zij in
elkanders gezelschap en de goede toon
bracht mede, dat zij elkander moesten toe
spreken. Mme. De Staël begoD.
Wij hebben n in lang niet gezien
Monsieur De Choisenl.
Madame 1'Ambassadrice, luidde het
antwoord, ik ben zeer ongesteld geweest.
Was het een ernstig geval, mijn
heer?
Ja, het scheelde weinig of ik was
vergiftigd.
Dat is wel erg. Had u misschien bij
ongeluk op uw eigen tong gebeten?
Ds opmerking was raak, want de Vi
comte was bekend om zijn venijnige zet
ten. Deze aanval kwam echter zoo onver
hoeds, dat hij geen repliek had.
Het werk der bijen.
Omtrent de werkzaamheid der bijen weet
de Revue des sciences naturelles appliquees
bijzonderheden mede te deelen. Wanneer
het weder schoon is, kan een werkster in
zes tot tien reizen 40 tot 80 bloemen be
zoeken en daarbij 1116 gram honig ver
zamelen.
Ouder goede omstandigheden doet zij
veertien dagen over 1 gramjaren heeft
zij dus noodig om een kilogram honig te
verzamelen, welke ongeveer 3000 cellen
zou vallen.
Een korf bevat van 20,000 tot 50,000
bijen, waarvan de helft honig verzamelt
en de andere helft voor het inwendige van
den korf zorgt. Op een mooien dag kun
nen 16,0011 tot 20,000, dieren in zes tot
tien reizen 3 tot 8 millioen bloemen be
zoeken.
Op deze wijze kan een korf 10 kilo
gram honig per dag opleveren.
Meteen leege maag naar
bed gaan.
Yele geneesheeren verklaren, dat dit
nadeelig voor de gezondheid is, en dat 'de
slapeloosheid, waarvan menigeen last heeft,
veelal ontstaat door een verlangen van
de maag naar voedsel bij menschen, die
ten onrechte van meening zijn, dat zij 's
avonds niet moeten eten.
't Is natuurlijk onverstandig, spijzen te
gebruiken, die de verteringsorganen op een
zware proef stellen, maar een kop bouil
lon of een bord soep of dunne gerstepap
is voor zenuwachtige meuschen zeer goed
en zij slapen er gerust op.
Dit is voornamelijk het geval op koude
winteravonden, wanueer de maag, even als
elk ander lichaamsdeel, naar warmte ver
langt. Zelfs een glas warme melk ver
kwikt het gehemelte bij zulke gelegenhe
den, maar een dunne, goed gekookte ger
stepap is beter, eu mott gedurende de
koude wintermaanden h<-t laatste voedsel
zijn voor ieder, die als zoovelen, 's avonds
behoefte gevoelen, om iets te eten.
intelligente
d i e-
vreemd
zijn wel is waar
Een
nu
Een
naar.
De met werk overladen schrijver H.
beveelt zijn knechtIk heb nn geen oo
genblik tijd. Wie er ook komt, ik ben voor
„niemand thuis."
„Om u te dienen," antwoordt Jan.
„Wie is er geweest?" vraagt H. 's avonds
zijn dienaar.
„De kleermaker, twee dames, drie boek
handelaars en uw vader."
«Wat, mijn vader schaapskop...
voor dien ben ik altijd thuis."
«Maar, dokter, u heb toch..."
«Zwijg."
Eenige dagen later verschijnt de vader
van den heer H. weder.
«Is mijn zoon thuis?" vraagt hij den
kneiht.
«Jawel, mijnheer B., uw zoon is
thuis."
De oude heer treedt binnen, maar ziet
zijn zoon nergens.
Ilij loopt 't geheels huis door. De voor
kamer, de achterkamer, de slaapkamer,
keuken, zolder, doch zonder resultaat.
«Wat beteekent dat... domkop," vaart
hij uit zooals ik zie, is mijn zoon uit
gegaan.
«Juist, hij is uitgegaan, hij heeft ech
ter onlangs gezegd, dat hij voor u altijd
thuis is."
Een ontzettende ramp
wordt uit Odessa gemeld. De stad Kont-
chaf, is door een vreeselijke aardbeving
verwoest.
Meer dan 1000
omgekomen.
kind. Er
reeds*vele bijzonder vreemd
gevormde menschen geweest, vrouwen met
lange baarden, mannen en vrouw
lichaam Merk tod
ledematen als een aap ot eene Rondere
huidskleur enz., ma*r geen toch was
vreemd als een meisje uit Bo emen.
Dit meisje vereenigt niet alleen a
bijzonderheden,die men bij andere schepselen
heeft opgemerkt, maar het bezit ooK eene
massa andere eigenschappen, die e ij
zonder doen uitkomen en het zeer inte
ressant voor anthropologen en genees
heeren maken.
Dit meisje wekt ten zeerste de belang
stelling door de omstandigheid, dat bet
niet van een wild natuurvolk en ook niet
van een gekleurd ras afstamt zooals de
meeste menschelijke curiosa maar van
Europeesche afkomst is.
Maritta Schobt is het kind van normale
Duitsch-Oostenrijksche ouders, die in een
klein dorp van Bohemen wonen.
Marietta had nog negen broers en zusters,
waarvan er vier gestorven zijn. Alle Kin
deren, behalve Marietta, waren zeer gewoon
en hadden lichamelijk niet de minste bij
zonderheid. Alleen Marietta kwam reeds
met kenteekenen op de wereld, waaruit men
kon besluiten, dat het uiterlijk en de
lichamelijke ontwikkeling geheel anders
zijn zouden, dan bij andere menscheü.
Geboren den len Februari, is zij
4 jaren oud. Haar lichaam is goed gepro
portioneerd, hare taal en wezen zijn werke
lijk die van een kind van vier jaar.
Zij is kinderlijk, vroolijk, spreekt voor
haar leeftijd tamelijk goed Duitsch en is
voor vreemden, zoodra deze vriendelijk
tegen haar zijn, zeer voorkomend.
Maar evenals het gelaat, dat een zeer
eigenaardig en buitengewoon karakter
draagt, zoo merkwaardig is ook haar ge-
heele lichaam, reeds als men het vluchtig
bekijkt.
Alle hypothesen van de lage afkomst
der menschen, van de afstamming van den
mensch van den aap, schijnen in dit
lichaam te voorschijn te treden. Marietta
schijnt het reeds lang gezochte midden-
schepsel te zijn, dat de overgang vormen
moet van aap tot mensch.
Men zou kunnen zeggen, dat Marietta
een teraggang van de menschen vormt, zoo
als het nu en dan in de schepping voor
komt en daardoor de hypothesen van vele
moderne natuuronderzoekers schijnt te be
vestigen. De kleur der huid is gedeeltelijk
wil en roodachtig, gedeeltelijk zwart, licht-
brnin en grijsachtig.
Het gelaat is half gewoon, half zwart.
Maar de donkere helft heeft hare bijzon-
deie kenteekenen. Op den linkerwang ziet
men lange baardharen, die aan baardige
vrouwen herinneren, die men ook als na
tuurwondere vertoont. Ook op de kin ver
toont zich reeds een baard.
Het overige lichaam van Marietta vormt
een bont mengsel van alle verschijnselen,
Het geheele lichaam is voor mear dan drie
vierden met een zichten pels bedekt, die
behalve aan de beenen, op een bruine,
dikke huid zi».
De haren van den pels zijn 5 h 6 cen
timeter lang en lichtbruin tot licht—geel
grijs. Op de meeste plaatsen hangen de
haren naar beneden, evenals bij de apen.
Behalve deze beharing die aan apen
eu andere dieren herinnert, is het karnkter
van den overigen haarptds op het lichaam
en van Mariette juist dezelfde als die der
op de boomen levende wilden in de maag
delijke wouden van Siam en der Aino's in
Japan.
Een eigenaardigheid van deze op boo
men levende oer-menschen is bet ontbre
ken van eenige of alle voortanden en ook
bij Mariette zijn
kig ontwikkeld.
deze tanden zeer gebrek
personen moeten zijn
Een Münchener Bierhuis!
Van het leven in een Miiuchener bier
huis met muziek gat onlangs een flinke
kellnerin voor het gerecht eene zeer orgi-
neele, kenschetsende beschrijving:
„Twintig bezoekers van een concert bren
gen minstens 25 kinderen mede, van de
kleinsten, die zij op den armen dragen tot
knaapjes of meisjes van zes jaren, die heen
en weer ren 'en, als waren zij op eene
kinderspeelplaats. Daar zit een Klaus te
fluiten en drinzt het een glas bior na het
andeie leeg, daar brult een ander, cmdat
hij maar vier paar worstjes krijgt en de
moeder er reeds een paar heeft opge
geten. Een meisje tuimelt, in elke hand
een glas bier, van den stoel op den grond
en schreeuwt, op mij wijzende„Zij heeft
me er afgegooid." Als eene briesende leeuw
in komt de moeder op mij toe en wil me
een standje geven, daar zegt gelukkig een
aan de andere tafel„het
zelf
«Dat
Y L E I E N D,
Dame«Ik zou wel gaarne willen,
dat u 't zoo eeuigszins liet doorscheme
ren, dat u dit nieuwtje van mij gehooid
hebt,maar niet zco bepaald op den man af.
Heer: «Laat u dat maar aan mij over:
ik zeg alleen maar: «de booze wereld
zegt" en dan weet men ge-
noeg."
„m. meisje is
gevallen daarop weder de moeder
zal jij weten."
In een hoek roept een oude graanhan
delaar „Rosi, kijk nu toch eens, mijn glas
is niet half vol, voortaan betaal ik maar
de helft."
Nu komt de waard aan en zegt: „Waar
heb je toch je ooren, Rosi? Vooraan zit
ten drie heeren al twee dagen te wacb
ten en hebben nog geen bier, ginds klap
pert er een met 't deksel, die moet nog een
glas. \rer paar dunne worstjes? Dadelijk
heeren. Alle donders, zie je dan niet, dat
alle menschen doen alsof zij den geeuwhorger
hebben! Ziet u, mijnheer de rechter dat
is het begin van zoo'n concetl.
Yoor tien jaar werd in
Zweden een vereeniging opgericht, genoemd
„Arbeiders en Studenten". Het doel Wa8
tnsschen beiden toenadering te brengen. Te
Upsala begonnen de bijeenkomsten op Kerts
mis. Eerst vermaakte men zich te zatnen'
la-er begon men de vragen van den dag*
te behandelen en langzamerhand organj.
seerde zich uit deze bijeenkomsten de ver
eeniging, die nu de Upsala 800, te Stock-
helm 406, te Lund 60 leden telt. Tg
Upsala zijn twee derde der leden arbeiders
Als gelijken werken alle leden samen .Ook
professoren houden er voordrachten.
--Een origineel feit wordt
gemeld uit Bessprim, Hongarije: verleden
Maandag 18 Febr. bracht een kruier een
pakje op de post, geadresseerd aan eeQ
rijk heer te Buda-Pest. De juffrouw, die
met den dienst was belast, weigerde ech
ter het pakje aan te nemen, omdat het
niet volgens de voorschriften was verze
geld en te zwaar was.
Op de vraag, of men den inhoud van
het pak niet tot op het voorgeschreven
gewicht kor. verminderen, antwoordde de
kruier, dat daartegen geen bezwaar z011
beetaan. Toen de juffrouw daarna het pak-
je opende, vond men in plaats van den
opgegeven inhoud „toilet-artikelen" een
lacheno', pasgeboren kindje in luiers ge.
wikkeld.
Het kind had een briefje om den hals
waarop was geschreven „Goeden dag, lie
ve papa Ik ben erGroote verwarring
op het postkantoor. De directeur zond om
de politie.
De kruier gaf op, dat hem het pakje
was gegeven door een hem onbekend heer
naar wien de politie een ijverig ouderzoek
doet.
Voor een Engelsche recht-
bank stond een man terecht, wegens mis
handeling van zijn vrouw.
Als gewoonlijk in zulke zaken het ge
val is, was de sympathie van het publek
bij de vrouw, eu bad de man, die zon
der verdediger was, een hatden strijd te
voeren t;gen de getuigen, die opgeroepen
waren en die verklaarden, dat de man
zijn vrouw onmerschelijk had behandeld.
Men beweerde, dat men den beklaagde
had gezien met een kolenbak in zijn hand.
Eindelijk begon een der getuigen te wei
felen en daarom vroeg de rechter uitdruk
kelijk
«Wilt u zweren, juffrouw, dat op het
oogenblik toen de ruzie plaats had, de
beklaagde een kolenbak in zijn handen had
en klaar stond om dien naar zijn vrouw
te gooien".
«Nu, Edelachtbare, misschien niet pre
cies", antwoordde de getuige, die ietwat
zenuwachtig werd, »maar dat wil ik wel
bezweren, dar ik den beklaagde met eeu
kolenbak zag."
«Laat ons dan eens duidelijk weten
wat gij zaagt," vroeg de rechter; «in wel
ke houdiug stond de beklaagde
„Ja, Edelachtbare, als u het me nu
zoo vraagt, zal ik u de waarheid zonder
leugens zeggen," was het antwoord.
De beklaagde lag op zijn rug op den
grond met den kolenbak over zijn hoofd
en ziju vrouw er boven op."
Natuurlijk weid de man vr ij gespro-
ken.
Een weerprofeet minder.
Uit Antweipen komt het bericht van
het overlijden van majoor Walput, die zich
naam heeft gemaakt door zijn werken,
en, vooral om zijn weervoorspellingen.
Majoor Walput bereikte den leeftijd van
68 jaar.
De Hindoes zijn zeker niet
een heel gelant volkje. Als zoo'n Hin
doe een vrouw heeft, dan bidt hij de God
heid dagelijks om een zoon, maar nooit
om een dochter, en als een priester in de
noodzakelijkheid komt, om eene vrouw of
meisje te zegenen, dan gaat hij nog ver
der dan de Kaukasische boer, die ieder
huwelijk wenscht gezegend te zien met
«drie zonen en maar ééne dochter," want
hij zegt tot haar
«Mocht gij moeder van 8 zonen worden
en uw echtgeuoot u overleven!" Voorwaar,
geen fijn jcomplimentDaar zou een He*
derlandsche zus, hoe weiuig ze ook
staat op haar menschenrechten, toch zeker1)
geen: «dankje mijnheer op zeggen, denk
ik.
De Cbineezen zijn op dit gebied ook
al rare lui. Een hunner spreekwoorden
luidt„Beter een simpele zoon dan een
geestige dochter," en de geboorte eener
dochter wordt door hen dan ook als een
ramp beschouwt. Zoodra ze berekenen dat
er voorhands meisjes genoeg geboren zijn
om het Chirieesche volk in stand te hou
den, worden de pasgeboren kindertjes van
't vrouwelijk geslacht als katjes verdron-
ken.
Ook worden in Zuid-China de meisjes
op gevorderden leeliijd wel verkocht.
Ter Courantdrukkerij
van J. Winkel]
worden alle Druk-®
werken billijk en
spoedig afgeleverd.
Snelpersdruk van JWinkel te Sckagen-