Brieven uil de Maasstad.
De Eene.
Zondag 10 Maart 1SS5.
39ste Jaargang Ho. 2971
BIJVOEGSEL.
ROMAN
van
Gemengd Nieuws.
FRITS PETERS.
Rotterdam, 9 Maart 1895.
XXXVI.
Weet ge, lezer, hoe men de duizende
dieren, die in de beschaafde wereld dage
lijks voor de comsumptie bereid worden,
ter dood brengt ?Dat blijkt een griezelige
vraag neen 't is zoo erg niet.
In 't begin van deze week heb ik
een gesprek gehad met den directeur van
ons abattoir; hij was zoo welwillend mij
een overzicht te geven van de verschil
lende methodes van dachten, die thans
in gebruik zijn, en overtuigd dat de le
zer wel eerige belangstelling zal gevoe
len voor dit, reeds als griezelig gegua-
liliceerde thema, wil ik u vertellen wat
bedoelde directeur mij heeft medege
deeld.
Vroeger, toen er in Rotterdam nog
geen slachthuis was, waar de slagers ver
plicht zijn hun beesten te komen slach
ten, werd er in particuliere slachtplaat
sen vaak op schandelijke wijze door half-
of heel dronken beulen met het weer-
looze dier geleefd. Het uitsteken van de
oogen en hét afsnijden van de ooren, wa
ren toen heele gewone dingen.
Nu is dat anders.
De heer Dhont, directeur van ons a-
battoir ia een humaan mensch, die streng
toezicht houdt, dat alles naar den eisch
geschiedt en naar de voorschriften die
door D. en W. gegeven zijn. Hij verbiedt
hen die öf niet-goed-nuchter zijn öf niet
dem noodige kracht voor het slachterswerk
bezitten, den toegang tot het abattoir.
Dat het in den grond wreed is een
dier te dooden, spreekt wel vanzelf; maar
zoolang wij houden van biefstuk en ham
en kalfstong en lamscotelette, zal er wel
niets anders op zitten.
Voor het dier zelf zal de dood trou
wens niet zoo erg zijn. Wat de dood
iets akeligs maakt voor den mensch: het
weten, dat wij scheiden moeten van wat
ons lief en goed en dierbaar is, bestaat bij
dieren niet.
Er moet echter gezorgd worden dat
het dier zoo spoedig en zoo pijnloos mo-
delijk gedood wordt, vele slachtmetho
des zijn gevonden, weinige voldoende,
Bij het beoordeelen eener zoodanige me
thode moet altijd rekening gehouden wor
den met de belangen van den slager;
het dier is voor hem een artikel van
waarde. Hij moet dus de huid zoo min
mogelijk beschadigen en het vleesch zoo
zuiver mogelijk houden.
De beste methode is de oudste, de Jood-
sche dacktmethode
„Het dier wordt op den grond gewor
pen, weerloos Een slager trekt zijn kop
krachtig naar achteren, dat het vel strak
gespannen is, de bevoegde snijder zoekt de
aangewezen plaats en zijn vlijmend scherp
mes scheidt den kop bijna van den romp.
De geweldige bloeduitstorting die dan
ontstaat, doodt het dier in weinige mi
nuten." De heer Dhont deelde ons mede,
dat deze methode hoe langer zoo meer
gebruikt wordt, een wettelijke invoering
kan echter niet plaats hebben omdat de
huid door deze methode te zwaar be
schadigd wordt.
De „neksteek" is een ook oude en
veelgebruikte methode. Met een harpoen
wordt een krachtige stoot gegeven tus-
schen het achterhoofdsbeen en den eer
sten halswerfsel, waardoor het verlengde
ruggemerg verwoest en het dier bewus
teloos of misschien dood is. De meenin
gen in deze verschillen.
Sommige bevoegden beweren dat het
dier dood is en dat de bewegingen
die het maakt, slechts reflexbewegingen
zijn; andere niet minder bevoegden be
weren daarentegen dat het dier leeft en
een afschuwelijke marteling doorstaat,
Een geleerde heeft het geharpoeneerde
dier brood en zout uit zijn hand laten eten!
liet maileer van Bruneau wordt in ons
abattoir hoofdzakelijk gebruikt tot het
dooden van paarden, muildieren en ezels;
in andere abbattoirs past men het ook
toe voor runderen Men hangt het dier
over de ooren een masker, dat den gehee-
len voorkop omsluit. In het midden steekt
men een ijzeren bout, die met één krach-
tigen slag met een ijzeren hamer door
het voorhoofdsbeen in de hersenkas ge
dreven wordt en het dier stort onmiddelijk
dood neer Er wordt een verwoesting van
de hersenen teweeggebracht, waardoor het
dier wordt gedood öf ('t is alweer niet
uitgemaakt) het vermogen van pijnvoe-
len verliest. De dood zou daardoor on
middellijk intreden of volkomen smarte
loos zijn. De meeste methodes berusten
op hetzelfde beginsel.
Bij het masker van Sigmund is de bout
door een pistool vervangen, in plaats van
een bout wordt er een kogel in den kop
van het dier gedreven. Dit echter heeft
bezwaren. Door den val krijgt het pis
tool een schok, na vele vallen buigt de
loop een weinig, de kogel volgt een ver
keerde richting en komt terecht in den
FEUILLETON.
Georg Bendler.
31.
Christina kwam veel te vroeg in de stad
aan; zij wist, dat Hoppe niet voor twee uur
van het kantoor kwam. Wat zou zij in al
dieu tijd doen? Naar bet huis van Helbig
gaan? Maar dan was het niet onmogelijk dat
baar vader haar zag en was alles ver
raden. Op straat blijven slenteren? Dan kon
't geval zich voordoen, dat iemand baar
ontmoette. Dus bleef haar niets anders over
dan toch maar naar het huis van Hoppe te
gaan en daar diens komst af te wachten.
Toen zij daar binnentrad zeide men haar,
dat Hoppe nog niet thuis was, maar dat
mevrouw Weber er was. Zjj herinnerde zich
de jonge weduwe zeer wel, het was dezelf
de met wie Hoppe altoos herinneringen over
haar overleden man bepraatte* Mevrouw
Weber kwam baar tegemoet, hare aanwezig
heid verklarende: „Zij kwam hier tegenwoor
dig zeer veel, om naar dat lieve kind te
zien; de lieve juffrouw kwam hier zeker ook
rmtdatdoel Christina moest bet wel be
vestigen wilde zjj geen achterdocht wekken.
Zjj hoopte dat de andere zeer spoedig zou
vertrekken, maar dat was niet het geval, de
ze scheen een zekere controle over alles te
houden, zeker om zich onmisbaar te maken
en later niet te veel in wanorde te vinden.
Christina voelde dat haar menigmaal een ja-
loersche blik werd toegezonden, alsoi zjj
van plan was de andere in hare wielen te
Hjden. Zij had haar gemakkelijk kunnen ge
ruststellen. Och hemel, dacht zjj, hoe zjjn
toch de menschen. Nijdig, ijverzuchtig en
daarbij kleinmoedig. Mevrouw Weber was
zeer spraakzam en vol menschkundige op
merking. n. Wat groot ongeluk had die goe
de Hoppo toch getroffen. Het was nu toch
haar plicht een dergelijk gebroken man in
*iin 'ijdeD te troosten en te sleuren. Na-
tuuilijk hij zou zich wel weder trooBten. De
'jjd he.h alle wonden. En dan was bjj nog
•n d. krach' van zijn leven, waarom zou bi)
zicb geen nienwe gezellin kiezen. Reeds ter
wille van het kind. Dat legt hem evenwel
de vorplmhiing op, geen al te jonge vrouw
•e nemen. Want al was zij nog zoo goed en
"^dreverij zij zon dit Jonge worm toch niet
de verpleging kunnen geven die het noodig
had. Eu welk jong meisje zon zoo dwaas
zjjn zich op te offeren.
Christina luisterde slechts met een half
oor. Toch echter bemerkte zjj maar al te
goed het doel, wat dit schepsel beoogde.
„Hoe kan men nu daaraan reeds denken, en
het is nog nauwelijks twee weken geleden,
dat zjjne vronw dood is," zeide Christina.
Zjj verlangde vurig dat Hoppe eindeljjk
komen zon. In de stemming waarin zjj zicb
nu bevond, kon zjj onmogelijk dit gezwets
verdragen. De andere evenwel was onver-
beterljjk. Bij alles wat zjj zeide, schemerde
hare wensch door, de afgestorvene te mogen
verrangen. Zij kon zich het verlies van den
armen Hoppe zeer levendig voor den geest
stellen. Maar wanneer men in oogenschonw
neemt, dat d3 overledene zjj wildo haar
volstrekt niet iets te laste leggen voor
een streng gericht niet zwaar genoeg be
vonden zal worden, wanneer men dat be
denkt, dan kan men den armen Hoppe niet
anders aanraden dan zoo spoedig mogaliik
een nieuw en zoo het eenigszins mogelijk is,
een gelukkiger huwelijk te slaken.
Christina wilde dergeljjke verdachtmakin
gen niet langer aanhooren. „Men moet zich"
riep zij heftig nit ,er wel voor wachten,
dergelijke dingen nit te spreken, wanneer
men er geene bewjjzenvoor heeft en van
schaamte moest men de oogen niet meer dur
ven opslaan, wanneer men zooiels zegt van
iemand, die niet eens meer in staat is, zich
te verdedigen. Ik moe» n evenwel dringend
verzoeken, dergeljjke praatjes in mjjn bijzijn
niet meer te bezigen, maar ze maar voor
uwe theekransjes te bewareD."
„Gij behoeft n niet op te winden liefste!"
zeide de weduwe vriendeljjk. „Gjj behoeft er
niet bevreesd voor te zijn, dat ik zoo iets
tegen hemzelf zeggen zal, ofschoon het hem
wellicht de smart lichter zou doen dragen.
Ik hoop", voegde zg er boosaardig aan toe,
„dat deze verzekering u gerust stellen zal.
Ik kan mjj zeer wel voorstellen dat iemand
die dergelijke troostwoorden tot hem zon
spreken, juist in nw oog best gemist kan
worden*
„tiet zon aangenamer en beleefder zijn,
wanneer gjj ook mijne ooren van dergelijke
onzin wildot verschoonen."
Vervolgens stond tjj op en ging zonder
een woord te spreken in een andere kamer
de komst van Hoppe a wachten. Dat was een
gruwelijk beleediging voor haar die zij daar
achterliet.
„Hij zal wel dadelijk thuis komen, zeide
het meisje, dat bjj de wieg van bet slapen
de Jciad zat. „Hg is altijd .precies op tijd.*
neusboezem, wat het dier veel pijn doet
maar het niet dood tDan is ook het ge
bruik van vuurwapen in een werkplaats
als deze, niet aan te bevelen.
In Londsche slachtplaatsen gebruikt
men den zoogenaamden Pol-axeeen ha
mer met gekrulde ijzeren kop, waarmee
het rund een slag wordt toegebracht in
het midden van het voorhoofdsbeen of
op den top van den kop, tusschen de
horens, waar een weekte is in het been.
Ook de bedoeling daarvan is, de hersens
te vernielen.
Te Londen zjjn nog proeven genomen
met dynamiet, een ontploffing te doen
veroorzaken die een bout binnendrijft;
dit vernielende goedje is echter voor
dagelijks gebruik wat gevaarlijk. En een
proef met een electrischen stroom heeft
uitgemaakt, dat deze gevaarlijker is voor
den slager dan voor het dier. Een guil-
loittnewaarin de kop van het dier door
het vallende mes van den romp geschei
den wordt, beschadigde de huid te zeer
en men loopt bovendien den kans, dat
in een gespierden stierennek het mes
steken blijft.
Een 'patentmethode werd onlangs in
Engelard toegepast.
In den borstwand, tusschen de vier
de en vijfde rib werd een insnijding ge
maakt en door die insnijding lucht ge
blazen; de lucht in de borstkas veroor
zaakte een samendrukking van de lon
gen en het dier stikte. Hierbij liep ech
ter het bloed door het vleesch, wat wel
het vleesch smakelijker maakte, doch dit
tevens in korten tijd deed bederven.
Yan al deze methodes kan dus alleen
de Joodsche methode aan billijke eischen
voldoen.
Varkens worden in ons abattoir bij
honderden geslacht Zij worden saamge
dreven in één omheinde ruimte. Een man
met een hamer gewapend, loopt er tus
schen. Telkens als hij zijn kans schoon
ziet ligt hij zijn hamer op en geeft een
dier, dat bij hem is een ontzettenden slag
op den kop, het dier valt zonder een
kik te geven. Hij buigt zich nu tot het
dier over, maakt een insnijding in diens
borst, het stroomende bloed wordt door
een tweede opgevangen en terwijl kuist
de eerste weer een nieuw beest. In on-
geloofelijk korten tijd zijn een paar bon-
honderd varkens doodgebloed, in kuipen
kokend water gelegd, afgeschrobt en op
gehangen
Er wordt in ons abattoir ontzaglijk
druk gewerkt. Verleden jaar werden
daar geslacht 17690 runderen, 1541 paar
den, 45641 varkens, 12356 kalveren,
3198 nuchtere kalveren, 111580 schapen
Een oogenblik later sloeg het twee uur en
weldra weerklonken schreden in den gat>g;
Hoppe was thuisgekomen. Christina hoorde,
hoe mevrouw Weber hem begroette, bem
verzekerende, dat zij eens even was komen
aanwippen om naar dat lieve kind te zien,
dat zij hem nu evenwel niet langer wilde
storen, daar bem in de zijkamer een zeer
aangenaam bezoek wachtte. Vervolgens ver
trok zij en Cristina ging naar Hoppe.
Hij zag haar verwonderd aan. „Gij ver
wondert er n over mij hier te zien, m-ar
toch moet ik u zeer noodzakelijk spreken.*
„Wat is ei voorgevallen?* vroeg hij, nadat
zij tegenover elkander hadden plaats genomen
Zij vertelde hem bet alles zooals zij zicb
dat had voorgenomen, duidelijk en bedaard.
„Ik ben bierheen gekomeD, om n zonder
omwegen eenige vragen te doen: Weet gij
iets omtrent mijn afkomst?"
„Hoe moetik dat begrijpen?* vroeg Hoppe.
„Ik geloof niet, dat dat zoo moeieljjk is.
Gij hebt mij toenmaals van uit mijn geboor
teplaats weggehaald en na meende ik, dat
gij degene zijt, die mij daarover het gemak-
kelijst zekerheid kan geven.'
„Uwe moeder was reeds dood, toen ik
daar aankwam,* zeide Hoppe ontwijkend.
„Dat herinner ik mij wel, want ge waart
heel goed voor mij. Dat zal ik nooit verge
ten en daarom heb ik deD mo- d gehad hier
heen te komen en u eenige vragen te deen.
Niet over mijne moeder, die heb is gekend,
maar over en hare stem begon te heven
en zij zag bespiedend om zich, alsof zij luis
tervinken vreesde, maar over mijn vader*.
Zij keek hem bjj deze woorden scherp in het
gelaat, en zij bemerkte dat hij kleurde. Het
hart klopte haar in de keel.
Hoppe was in groote verlegenheid. Wat
was er gebeurd Had iemand haar hare
afkomst verraden, of had men haar slechts
iets in het oor gefluisterd Mocht hij haar
iets zeggen, tonder Helbig te raadplegen,
wat moest hij doen? Dat alles ging bem ge
lijktijdig door het hoofd. Hij zocht naar een
uitweg. Eindelijk zeide hij„Daarop kan ik n
geen antwoord geven."
„Gij kunt bet niet; moot dat wellicht
beteekenen: gij wilt niet of gij dnrft
niet
Hoppe voelde zich nog meer in het nauw
gedreven. „Ik verzoek n juffrouw, denk
daarover niet verder na. Gij hebt aan mijn
beer Helbig een stenu in alles. Wacht tot
ge mondig zijt, bet dnurt zoo lang niet
meer.*
„Wachten I" riep zjj nit en strekte hem
de beide handen tegen„kan ik dan wach
ten ilt verlang van u, dat ge mij de waar-
en lammeren enz. enz. Dat zijn cijfers
die spreken.
Schapen en geiten worden gedood door
de halssnede zonder voorafgaande be
dwelming; kalvert n worden eerst ge
kuist.
Zoo gaat hier, zoo gaat over de gan-
sch beschaafde aarde lret slachterswerk
van alle dagen voort en eeuwig geldt
het woord van den wijsgeer „In de na
tuur is altijd het eene schepsel hamer,
het andere aambeeld. Wee, die het aam
beeld is
Een beeld nit bet volksleven eener grooter
stad.
Als een verteller boven zijn geschiede
nis „Een beeld uit het leven,' schrijft,
dan moet hij eerlijk genoeg zijn er bij te
voegen, of hij als een schilder zijn onder
werp beschouwd, verteld en neergeschreven
heeft, d. w. z. ol hij waarheid met phan-
tasie vermengd heeft, en de eerste door
de laatste duidelijk heeft gemaakt, of dat
hij als een photograaf de werkelijkheid
heeft opgenomen en vastgehouden heeft in
een momentbeeld. Dat is hij, geloof ik,
aan de lezers verschuldigd, zoodat zij kar
nen weten, was zij van hem en zijne ge
schiedenis moeten denken.
Nu, ik verklaar, dat ik ditmaal als een
photograaf te werk ben gegaan. Wat on
danks dit mijn geschiedenis toch aan poë-
sie en geur bezit, dat is de schuld of de
gave van het werkelijk leven.
Het voorspel van uijn ongekunsteld
verhaal speelt vijftien jaar geleden in een
dorp in Pommeren. Daar leefde in niet
al te schitterende, maar toch voldoende
omstandigheden boer Peters, die geen an
der eigendom bezat dan zijD klein huis
en zijn twee zoons. De oudste Prits, dien
de bij de grenadiers in Slettin, toen de
oorlog met Frankrijk uitbrak, de jongste,
die nog niet oud genoeg was om te dienen,
hielp zijn vader. Frits streed dapper tegen
de Franschen en zijn in—gezonde Pom-
mersche natuur hielp hem gelutkig door
de vermoeienissen van de belegering van
Metz en Parijs, evenals door het winter
kwartier in Cöte d'or en den Jura. Hij
keerde gezond en frisch uit 't leger en
werd eervol, versierd met een medaille,
naar huis teroggestunrd.
Na wilde de oude boer op zijne lauwe
ren gaan rusten en het huis overbrengen
op den zoon. Daarom moest de oudste zoon
dan ook huwen; en ook aan eene schoon
heid zegt. Gij weet niet, wat voor mij op
het spel staat 1 Wanneer gij dat begrijpt,
zult gij mij de waarheid zeggen. Begrijp
toch dat het hier niet alleeo mij geldt. Ook
anderen lijden er onder, zoo er geen helder
heid in deze zaak komt. Laat n toch niet
door iets anders misleiden. Ik smeek n,
mijnheer Hoppe, help me, ge zjjt de eeni
ge, die mij mijn zielsrust kunt terugge
ven.*
Hoppe zocht naar een antwoord„Het
staat niet in mijn macht n iets anders te
antwoorden, dan ik u reeds gezegd heb.*
Zij liet zich niet gerust stellen. „Neem
toch in aanmerking, mijnheer Hoppe, dat
ik niet meer dat kind van weleer ben, dat
gij toenmaals hierheen hebt gebracht. Al zijn
er nog maar weinige jaren tusschen dat oo
genblik en na verloopen, ik heb in dien
tijd meer gezien en geleerd dan gewoonlijk
het geval is en het is dus niet noodig mij
te verwijzen naar het oogenblik, dat ik
mondig zjjn zal. Ik zou het n niet vragen,
wanneer het niet boog noodwendig was, laat
n dat tot geruststelling zijn. Spreek, zeg mij
slechts één woord, dat mij geruststellen
kan, laat mjj niet zoo van n gaan.*
Zij was opgestaan en wachtte zijn ant
woord. Hare oogen waren strak op hem
gericht, hare wangen waren doodsbleek, ha
re lippen beefden en hare handen sidderden.
Wat zon zij booren Hoppe wist niet wat
te antwoorden. Hij wilde haar niet vragen,
wat of haar tot dezen stap gedwongen had.
Zijne aangeboren terughouding verloochende
zich ook hier niet. Zijn eenig streven was,
het hem toevertrouwde gebeim te bewaren,
zoo goed hem dit mogelijk was. Vetder
moest Helbig maar doen, wat hij voor recht
en billijk hield. Hij zelf mocht nn niet an
ders handelen. En zoo antwoordde hij na
eenig zwijgen
„Ik zal er met mijnheer Helbig over
spreken. Dat is het eenige wat ik n beloo-
ven kan.*
Zij behoefde geen bewijzen meer te heb
ben. Nog deed zij evenwel een laatste po
ging. „Beantwoord mjj nog dén enkele
vraagZon het niet beter zijn, als ik het
mijnheer Helbig zelf vroeg?*
Hij schrok geweldig. „Doe dat niet, om
gods wil, doe dat toch niet; slechts dat niet.
Ik zal alles voor mijne rekening nemen,
wees daar nn maar gerust van.'
Nn wist zij alles Haar lot was beslist.
„Ik dank n, ik zal uw raad opvolgen. Ver
geef mjj, dat ik n zoo lang heb opgehouden.*
Zij reikte hem de baod tot afscheid. „Mag
ik de kleine nog even zien
Hij bracht baar bij zijn kind. Zij boog
dochter had de onde Peters gedacht. Ca-
trien, de dochter van zijn buurman, was
van gelijken ouderdom als Frits en voor
dezen, daar zij tamelijk vermogend was,
eene goede partij. De akkers, die zij als
bruidschat kreeg, grensden aan de zijne,
liggend geld had zij ook de ouders
waren het eens geworden en zoo wachtte
Frits, toen hij naar zijne geboorteplaats te
rugkeerde, n et alleen eene schitterende ver
zorging, maar ook een braaf, gced meisje,
dat zich, gehoorzaam aan den wil van ba
ren vader, als zijne bruid beschouwde. Ea
door dit prachtige plan trok de onbegrij
pelijke eigtnzinnigheid en stijfhoofdigheid
van deo jongen, een dikke streep,
Hij verklaarde zijn vader zeer kalm,
maar vast besloten, dat hij gaatne bereid
was, land en huis over te nemen en ge
trouw zijne plichten als zoon en broeder
te doen, maar wat het huwelijk met buur-
man's Trien betrof, zoo wilde hij hem zeg
gen, dat hij, sedert hij militair was, met
hart en woord aan eene andere toebehoor
de, en wel aan Louise Eek, de dochter
van den onderwijzer. Dat gaf me een la
waai- Die deern, „die naakte deern,"
die niets, heelemaal niets had, niets van
het boeren wist, die wel piano kon spelen
en zingen, maar geen koe kon melken of
een pond boter maken, die onder de ro«
buste dorpsschoonen met baar teedere, slan
ke gestalte voor boerenoogeu een bekla
genswaardige rol speelde die zou als
schoondochter en als vrouw des huizes in
zijn huis komen Dat ging niet, al was
het maar alleen om het geld, want er motst
geld komen om vele verbeteringen aan te
brengen en nieuwe dingen aan te schaffen;
geld, dat Louise niet had en ook wel niet
krijgen zou.
Dus, verstandig jongen Maar neen,
Frits bleef halsstarrig, wat de oude ook
zeide er. ten slotte werd, om het niet tot
het uitsterste te laten komen, een verdrag
gesloten. Fritz huwde de dochter van den
ouderwijzer, stond daarvoor ook echter het
land aan zijn broeder af en verklaarde te
vreden te zijn voor altijd met 600 gulden
van zijn moederlijk erfdeel. Het jonge paar
ging naar Berlijn, want na hetgeen voor
gevallen was, konden zij niet langer in
het dorp blijven en begon met de f 600
een zaakje. Maar ïritz was niet geluk
kig. Hij was nu al melkboer, groenteboer
en schoenmaker geweest bij al deze
zaakjes had hij geld verloren. Was het
werkelijk onbekwaamheid, was het goed
moedigheid of kwam het van de voortdu
rende ziekelijkheid der vrouw, die zes Jaar
achtereen een kind ter wereld bracht Ge
noeg, hoe het ook zij, na verloop van
deze zes jaren had Fritz Peters voor zijne
zich over de kleine en kuste het lang en
hartelijk, als gold het een afscheid voor al
tijd.
„Gaat gij dadelijk weder naar huis vroeg
Hoppe.
„Ik heb eerst nog iets te bezorgen. Leei
gelukkig en tevreden en heb daDk voor
alles."
Zij waB op straat. Alleen in de groote,
wijde wereld En toch DÏet alleen. Een
was er nog, aan wien zij toebehoorde;
tot hem zou nu haar eerste gang zijn.
Het was een heel eind van Hoppe naar
de woning van Streichenberg, en zoodoen
de had zij gelegenheid genoeg tot naden
ken. De bevestigiug van Hoppe, had haar
niet verrast; zjj had bet geweten, toen zij
zijn huis binnentrad. Zg bad alleen zeker
heid willen hebben, en zij had die verkre
gen. Nn behoefde zij niet meer wankelmoe
dig te zijn, nn wist zjj wat haar te doen
stond. De brug was achter baar afgebroken,
zjj kon, zij mocht niet meer terug. Dat was
haar duideljjk geworden. En al het andere
wat nu nog gebeuren moest, zon zjj nu met
bem bespreken. Want dat hg haar stap toe
juichen zou, wist zij maar al te goed. Hoe
zon zij ook anders hebben moeten hande
len Hij zou wellicht verwonderd, ontsteld
zjjn, wauneer bij hoorde wat haar wederva
ren was, maar gelgk geven zon en moest hij
haar Hier was geen andere weg. Wilde zij
leven, dan moest zg handelen, zooals zij
nu gedaan had, en tot sterven had zg on
danks alles geen last. Al het geleden leed,
was op den achtergrond geschoven, haar le
venslast en moed, waren zegevierend boven
alles gestegen. Zjj wandelde tot hem, ge
dragen door de vriendeljjk wenkende toe
komstbeelden, onbekommerd om het tegen
woordige; 't was of met de beslissing ook
de vergetelheid gekomen was. Het scheen
haar toe of er tusschen het oogenblik dat
zjj haar vaders huis verlaten had en nn,
reeds jaren verloopen waren en het waren
slechts eenige uren. Zjj dacht er ook niet
aan, dat zij vermist worden zon, dat men
haar zon gaan zoeken. Het was toch im
mers iets naluurljjks wat zij gedaan had!
Of 't nn gebeurde ol iets later, wat veran
derde dat nn aan de zaak? Eenmaal moest
het toch gebeuren. Nu was het geschied, iets
eerder dan eg het verwacht had, dat was
alles. En nn leefde zij ook niemand meer
in den weg. Zjj had nn niemand meer re
kenschap te geven. Geen dan aan hem, aan
wien haar leven gewijd wasl
Rustig zonder rondom zich te zion, schreed
over zij den hof waar de kinderen spelen.
Zij vindt het heerlijk koel in het portaal