Brieven uil de Maasstad. De Eene. Zondag 10 Maart 1SS5. 39ste Jaargang Ho. 2971 BIJVOEGSEL. ROMAN van Gemengd Nieuws. FRITS PETERS. Rotterdam, 9 Maart 1895. XXXVI. Weet ge, lezer, hoe men de duizende dieren, die in de beschaafde wereld dage lijks voor de comsumptie bereid worden, ter dood brengt ?Dat blijkt een griezelige vraag neen 't is zoo erg niet. In 't begin van deze week heb ik een gesprek gehad met den directeur van ons abattoir; hij was zoo welwillend mij een overzicht te geven van de verschil lende methodes van dachten, die thans in gebruik zijn, en overtuigd dat de le zer wel eerige belangstelling zal gevoe len voor dit, reeds als griezelig gegua- liliceerde thema, wil ik u vertellen wat bedoelde directeur mij heeft medege deeld. Vroeger, toen er in Rotterdam nog geen slachthuis was, waar de slagers ver plicht zijn hun beesten te komen slach ten, werd er in particuliere slachtplaat sen vaak op schandelijke wijze door half- of heel dronken beulen met het weer- looze dier geleefd. Het uitsteken van de oogen en hét afsnijden van de ooren, wa ren toen heele gewone dingen. Nu is dat anders. De heer Dhont, directeur van ons a- battoir ia een humaan mensch, die streng toezicht houdt, dat alles naar den eisch geschiedt en naar de voorschriften die door D. en W. gegeven zijn. Hij verbiedt hen die öf niet-goed-nuchter zijn öf niet dem noodige kracht voor het slachterswerk bezitten, den toegang tot het abattoir. Dat het in den grond wreed is een dier te dooden, spreekt wel vanzelf; maar zoolang wij houden van biefstuk en ham en kalfstong en lamscotelette, zal er wel niets anders op zitten. Voor het dier zelf zal de dood trou wens niet zoo erg zijn. Wat de dood iets akeligs maakt voor den mensch: het weten, dat wij scheiden moeten van wat ons lief en goed en dierbaar is, bestaat bij dieren niet. Er moet echter gezorgd worden dat het dier zoo spoedig en zoo pijnloos mo- delijk gedood wordt, vele slachtmetho des zijn gevonden, weinige voldoende, Bij het beoordeelen eener zoodanige me thode moet altijd rekening gehouden wor den met de belangen van den slager; het dier is voor hem een artikel van waarde. Hij moet dus de huid zoo min mogelijk beschadigen en het vleesch zoo zuiver mogelijk houden. De beste methode is de oudste, de Jood- sche dacktmethode „Het dier wordt op den grond gewor pen, weerloos Een slager trekt zijn kop krachtig naar achteren, dat het vel strak gespannen is, de bevoegde snijder zoekt de aangewezen plaats en zijn vlijmend scherp mes scheidt den kop bijna van den romp. De geweldige bloeduitstorting die dan ontstaat, doodt het dier in weinige mi nuten." De heer Dhont deelde ons mede, dat deze methode hoe langer zoo meer gebruikt wordt, een wettelijke invoering kan echter niet plaats hebben omdat de huid door deze methode te zwaar be schadigd wordt. De „neksteek" is een ook oude en veelgebruikte methode. Met een harpoen wordt een krachtige stoot gegeven tus- schen het achterhoofdsbeen en den eer sten halswerfsel, waardoor het verlengde ruggemerg verwoest en het dier bewus teloos of misschien dood is. De meenin gen in deze verschillen. Sommige bevoegden beweren dat het dier dood is en dat de bewegingen die het maakt, slechts reflexbewegingen zijn; andere niet minder bevoegden be weren daarentegen dat het dier leeft en een afschuwelijke marteling doorstaat, Een geleerde heeft het geharpoeneerde dier brood en zout uit zijn hand laten eten! liet maileer van Bruneau wordt in ons abattoir hoofdzakelijk gebruikt tot het dooden van paarden, muildieren en ezels; in andere abbattoirs past men het ook toe voor runderen Men hangt het dier over de ooren een masker, dat den gehee- len voorkop omsluit. In het midden steekt men een ijzeren bout, die met één krach- tigen slag met een ijzeren hamer door het voorhoofdsbeen in de hersenkas ge dreven wordt en het dier stort onmiddelijk dood neer Er wordt een verwoesting van de hersenen teweeggebracht, waardoor het dier wordt gedood öf ('t is alweer niet uitgemaakt) het vermogen van pijnvoe- len verliest. De dood zou daardoor on middellijk intreden of volkomen smarte loos zijn. De meeste methodes berusten op hetzelfde beginsel. Bij het masker van Sigmund is de bout door een pistool vervangen, in plaats van een bout wordt er een kogel in den kop van het dier gedreven. Dit echter heeft bezwaren. Door den val krijgt het pis tool een schok, na vele vallen buigt de loop een weinig, de kogel volgt een ver keerde richting en komt terecht in den FEUILLETON. Georg Bendler. 31. Christina kwam veel te vroeg in de stad aan; zij wist, dat Hoppe niet voor twee uur van het kantoor kwam. Wat zou zij in al dieu tijd doen? Naar bet huis van Helbig gaan? Maar dan was het niet onmogelijk dat baar vader haar zag en was alles ver raden. Op straat blijven slenteren? Dan kon 't geval zich voordoen, dat iemand baar ontmoette. Dus bleef haar niets anders over dan toch maar naar het huis van Hoppe te gaan en daar diens komst af te wachten. Toen zij daar binnentrad zeide men haar, dat Hoppe nog niet thuis was, maar dat mevrouw Weber er was. Zjj herinnerde zich de jonge weduwe zeer wel, het was dezelf de met wie Hoppe altoos herinneringen over haar overleden man bepraatte* Mevrouw Weber kwam baar tegemoet, hare aanwezig heid verklarende: „Zij kwam hier tegenwoor dig zeer veel, om naar dat lieve kind te zien; de lieve juffrouw kwam hier zeker ook rmtdatdoel Christina moest bet wel be vestigen wilde zjj geen achterdocht wekken. Zjj hoopte dat de andere zeer spoedig zou vertrekken, maar dat was niet het geval, de ze scheen een zekere controle over alles te houden, zeker om zich onmisbaar te maken en later niet te veel in wanorde te vinden. Christina voelde dat haar menigmaal een ja- loersche blik werd toegezonden, alsoi zjj van plan was de andere in hare wielen te Hjden. Zij had haar gemakkelijk kunnen ge ruststellen. Och hemel, dacht zjj, hoe zjjn toch de menschen. Nijdig, ijverzuchtig en daarbij kleinmoedig. Mevrouw Weber was zeer spraakzam en vol menschkundige op merking. n. Wat groot ongeluk had die goe de Hoppo toch getroffen. Het was nu toch haar plicht een dergelijk gebroken man in *iin 'ijdeD te troosten en te sleuren. Na- tuuilijk hij zou zich wel weder trooBten. De 'jjd he.h alle wonden. En dan was bjj nog •n d. krach' van zijn leven, waarom zou bi) zicb geen nienwe gezellin kiezen. Reeds ter wille van het kind. Dat legt hem evenwel de vorplmhiing op, geen al te jonge vrouw •e nemen. Want al was zij nog zoo goed en "^dreverij zij zon dit Jonge worm toch niet de verpleging kunnen geven die het noodig had. Eu welk jong meisje zon zoo dwaas zjjn zich op te offeren. Christina luisterde slechts met een half oor. Toch echter bemerkte zjj maar al te goed het doel, wat dit schepsel beoogde. „Hoe kan men nu daaraan reeds denken, en het is nog nauwelijks twee weken geleden, dat zjjne vronw dood is," zeide Christina. Zjj verlangde vurig dat Hoppe eindeljjk komen zon. In de stemming waarin zjj zicb nu bevond, kon zjj onmogelijk dit gezwets verdragen. De andere evenwel was onver- beterljjk. Bij alles wat zjj zeide, schemerde hare wensch door, de afgestorvene te mogen verrangen. Zij kon zich het verlies van den armen Hoppe zeer levendig voor den geest stellen. Maar wanneer men in oogenschonw neemt, dat d3 overledene zjj wildo haar volstrekt niet iets te laste leggen voor een streng gericht niet zwaar genoeg be vonden zal worden, wanneer men dat be denkt, dan kan men den armen Hoppe niet anders aanraden dan zoo spoedig mogaliik een nieuw en zoo het eenigszins mogelijk is, een gelukkiger huwelijk te slaken. Christina wilde dergeljjke verdachtmakin gen niet langer aanhooren. „Men moet zich" riep zij heftig nit ,er wel voor wachten, dergelijke dingen nit te spreken, wanneer men er geene bewjjzenvoor heeft en van schaamte moest men de oogen niet meer dur ven opslaan, wanneer men zooiels zegt van iemand, die niet eens meer in staat is, zich te verdedigen. Ik moe» n evenwel dringend verzoeken, dergeljjke praatjes in mjjn bijzijn niet meer te bezigen, maar ze maar voor uwe theekransjes te bewareD." „Gij behoeft n niet op te winden liefste!" zeide de weduwe vriendeljjk. „Gjj behoeft er niet bevreesd voor te zijn, dat ik zoo iets tegen hemzelf zeggen zal, ofschoon het hem wellicht de smart lichter zou doen dragen. Ik hoop", voegde zg er boosaardig aan toe, „dat deze verzekering u gerust stellen zal. Ik kan mjj zeer wel voorstellen dat iemand die dergelijke troostwoorden tot hem zon spreken, juist in nw oog best gemist kan worden* „tiet zon aangenamer en beleefder zijn, wanneer gjj ook mijne ooren van dergelijke onzin wildot verschoonen." Vervolgens stond tjj op en ging zonder een woord te spreken in een andere kamer de komst van Hoppe a wachten. Dat was een gruwelijk beleediging voor haar die zij daar achterliet. „Hij zal wel dadelijk thuis komen, zeide het meisje, dat bjj de wieg van bet slapen de Jciad zat. „Hg is altijd .precies op tijd.* neusboezem, wat het dier veel pijn doet maar het niet dood tDan is ook het ge bruik van vuurwapen in een werkplaats als deze, niet aan te bevelen. In Londsche slachtplaatsen gebruikt men den zoogenaamden Pol-axeeen ha mer met gekrulde ijzeren kop, waarmee het rund een slag wordt toegebracht in het midden van het voorhoofdsbeen of op den top van den kop, tusschen de horens, waar een weekte is in het been. Ook de bedoeling daarvan is, de hersens te vernielen. Te Londen zjjn nog proeven genomen met dynamiet, een ontploffing te doen veroorzaken die een bout binnendrijft; dit vernielende goedje is echter voor dagelijks gebruik wat gevaarlijk. En een proef met een electrischen stroom heeft uitgemaakt, dat deze gevaarlijker is voor den slager dan voor het dier. Een guil- loittnewaarin de kop van het dier door het vallende mes van den romp geschei den wordt, beschadigde de huid te zeer en men loopt bovendien den kans, dat in een gespierden stierennek het mes steken blijft. Een 'patentmethode werd onlangs in Engelard toegepast. In den borstwand, tusschen de vier de en vijfde rib werd een insnijding ge maakt en door die insnijding lucht ge blazen; de lucht in de borstkas veroor zaakte een samendrukking van de lon gen en het dier stikte. Hierbij liep ech ter het bloed door het vleesch, wat wel het vleesch smakelijker maakte, doch dit tevens in korten tijd deed bederven. Yan al deze methodes kan dus alleen de Joodsche methode aan billijke eischen voldoen. Varkens worden in ons abattoir bij honderden geslacht Zij worden saamge dreven in één omheinde ruimte. Een man met een hamer gewapend, loopt er tus schen. Telkens als hij zijn kans schoon ziet ligt hij zijn hamer op en geeft een dier, dat bij hem is een ontzettenden slag op den kop, het dier valt zonder een kik te geven. Hij buigt zich nu tot het dier over, maakt een insnijding in diens borst, het stroomende bloed wordt door een tweede opgevangen en terwijl kuist de eerste weer een nieuw beest. In on- geloofelijk korten tijd zijn een paar bon- honderd varkens doodgebloed, in kuipen kokend water gelegd, afgeschrobt en op gehangen Er wordt in ons abattoir ontzaglijk druk gewerkt. Verleden jaar werden daar geslacht 17690 runderen, 1541 paar den, 45641 varkens, 12356 kalveren, 3198 nuchtere kalveren, 111580 schapen Een oogenblik later sloeg het twee uur en weldra weerklonken schreden in den gat>g; Hoppe was thuisgekomen. Christina hoorde, hoe mevrouw Weber hem begroette, bem verzekerende, dat zij eens even was komen aanwippen om naar dat lieve kind te zien, dat zij hem nu evenwel niet langer wilde storen, daar bem in de zijkamer een zeer aangenaam bezoek wachtte. Vervolgens ver trok zij en Cristina ging naar Hoppe. Hij zag haar verwonderd aan. „Gij ver wondert er n over mij hier te zien, m-ar toch moet ik u zeer noodzakelijk spreken.* „Wat is ei voorgevallen?* vroeg hij, nadat zij tegenover elkander hadden plaats genomen Zij vertelde hem bet alles zooals zij zicb dat had voorgenomen, duidelijk en bedaard. „Ik ben bierheen gekomeD, om n zonder omwegen eenige vragen te doen: Weet gij iets omtrent mijn afkomst?" „Hoe moetik dat begrijpen?* vroeg Hoppe. „Ik geloof niet, dat dat zoo moeieljjk is. Gij hebt mij toenmaals van uit mijn geboor teplaats weggehaald en na meende ik, dat gij degene zijt, die mij daarover het gemak- kelijst zekerheid kan geven.' „Uwe moeder was reeds dood, toen ik daar aankwam,* zeide Hoppe ontwijkend. „Dat herinner ik mij wel, want ge waart heel goed voor mij. Dat zal ik nooit verge ten en daarom heb ik deD mo- d gehad hier heen te komen en u eenige vragen te deen. Niet over mijne moeder, die heb is gekend, maar over en hare stem begon te heven en zij zag bespiedend om zich, alsof zij luis tervinken vreesde, maar over mijn vader*. Zij keek hem bjj deze woorden scherp in het gelaat, en zij bemerkte dat hij kleurde. Het hart klopte haar in de keel. Hoppe was in groote verlegenheid. Wat was er gebeurd Had iemand haar hare afkomst verraden, of had men haar slechts iets in het oor gefluisterd Mocht hij haar iets zeggen, tonder Helbig te raadplegen, wat moest hij doen? Dat alles ging bem ge lijktijdig door het hoofd. Hij zocht naar een uitweg. Eindelijk zeide hij„Daarop kan ik n geen antwoord geven." „Gij kunt bet niet; moot dat wellicht beteekenen: gij wilt niet of gij dnrft niet Hoppe voelde zich nog meer in het nauw gedreven. „Ik verzoek n juffrouw, denk daarover niet verder na. Gij hebt aan mijn beer Helbig een stenu in alles. Wacht tot ge mondig zijt, bet dnurt zoo lang niet meer.* „Wachten I" riep zjj nit en strekte hem de beide handen tegen„kan ik dan wach ten ilt verlang van u, dat ge mij de waar- en lammeren enz. enz. Dat zijn cijfers die spreken. Schapen en geiten worden gedood door de halssnede zonder voorafgaande be dwelming; kalvert n worden eerst ge kuist. Zoo gaat hier, zoo gaat over de gan- sch beschaafde aarde lret slachterswerk van alle dagen voort en eeuwig geldt het woord van den wijsgeer „In de na tuur is altijd het eene schepsel hamer, het andere aambeeld. Wee, die het aam beeld is Een beeld nit bet volksleven eener grooter stad. Als een verteller boven zijn geschiede nis „Een beeld uit het leven,' schrijft, dan moet hij eerlijk genoeg zijn er bij te voegen, of hij als een schilder zijn onder werp beschouwd, verteld en neergeschreven heeft, d. w. z. ol hij waarheid met phan- tasie vermengd heeft, en de eerste door de laatste duidelijk heeft gemaakt, of dat hij als een photograaf de werkelijkheid heeft opgenomen en vastgehouden heeft in een momentbeeld. Dat is hij, geloof ik, aan de lezers verschuldigd, zoodat zij kar nen weten, was zij van hem en zijne ge schiedenis moeten denken. Nu, ik verklaar, dat ik ditmaal als een photograaf te werk ben gegaan. Wat on danks dit mijn geschiedenis toch aan poë- sie en geur bezit, dat is de schuld of de gave van het werkelijk leven. Het voorspel van uijn ongekunsteld verhaal speelt vijftien jaar geleden in een dorp in Pommeren. Daar leefde in niet al te schitterende, maar toch voldoende omstandigheden boer Peters, die geen an der eigendom bezat dan zijD klein huis en zijn twee zoons. De oudste Prits, dien de bij de grenadiers in Slettin, toen de oorlog met Frankrijk uitbrak, de jongste, die nog niet oud genoeg was om te dienen, hielp zijn vader. Frits streed dapper tegen de Franschen en zijn in—gezonde Pom- mersche natuur hielp hem gelutkig door de vermoeienissen van de belegering van Metz en Parijs, evenals door het winter kwartier in Cöte d'or en den Jura. Hij keerde gezond en frisch uit 't leger en werd eervol, versierd met een medaille, naar huis teroggestunrd. Na wilde de oude boer op zijne lauwe ren gaan rusten en het huis overbrengen op den zoon. Daarom moest de oudste zoon dan ook huwen; en ook aan eene schoon heid zegt. Gij weet niet, wat voor mij op het spel staat 1 Wanneer gij dat begrijpt, zult gij mij de waarheid zeggen. Begrijp toch dat het hier niet alleeo mij geldt. Ook anderen lijden er onder, zoo er geen helder heid in deze zaak komt. Laat n toch niet door iets anders misleiden. Ik smeek n, mijnheer Hoppe, help me, ge zjjt de eeni ge, die mij mijn zielsrust kunt terugge ven.* Hoppe zocht naar een antwoord„Het staat niet in mijn macht n iets anders te antwoorden, dan ik u reeds gezegd heb.* Zij liet zich niet gerust stellen. „Neem toch in aanmerking, mijnheer Hoppe, dat ik niet meer dat kind van weleer ben, dat gij toenmaals hierheen hebt gebracht. Al zijn er nog maar weinige jaren tusschen dat oo genblik en na verloopen, ik heb in dien tijd meer gezien en geleerd dan gewoonlijk het geval is en het is dus niet noodig mij te verwijzen naar het oogenblik, dat ik mondig zjjn zal. Ik zou het n niet vragen, wanneer het niet boog noodwendig was, laat n dat tot geruststelling zijn. Spreek, zeg mij slechts één woord, dat mij geruststellen kan, laat mjj niet zoo van n gaan.* Zij was opgestaan en wachtte zijn ant woord. Hare oogen waren strak op hem gericht, hare wangen waren doodsbleek, ha re lippen beefden en hare handen sidderden. Wat zon zij booren Hoppe wist niet wat te antwoorden. Hij wilde haar niet vragen, wat of haar tot dezen stap gedwongen had. Zijne aangeboren terughouding verloochende zich ook hier niet. Zijn eenig streven was, het hem toevertrouwde gebeim te bewaren, zoo goed hem dit mogelijk was. Vetder moest Helbig maar doen, wat hij voor recht en billijk hield. Hij zelf mocht nn niet an ders handelen. En zoo antwoordde hij na eenig zwijgen „Ik zal er met mijnheer Helbig over spreken. Dat is het eenige wat ik n beloo- ven kan.* Zij behoefde geen bewijzen meer te heb ben. Nog deed zij evenwel een laatste po ging. „Beantwoord mjj nog dén enkele vraagZon het niet beter zijn, als ik het mijnheer Helbig zelf vroeg?* Hij schrok geweldig. „Doe dat niet, om gods wil, doe dat toch niet; slechts dat niet. Ik zal alles voor mijne rekening nemen, wees daar nn maar gerust van.' Nn wist zij alles Haar lot was beslist. „Ik dank n, ik zal uw raad opvolgen. Ver geef mjj, dat ik n zoo lang heb opgehouden.* Zij reikte hem de baod tot afscheid. „Mag ik de kleine nog even zien Hij bracht baar bij zijn kind. Zij boog dochter had de onde Peters gedacht. Ca- trien, de dochter van zijn buurman, was van gelijken ouderdom als Frits en voor dezen, daar zij tamelijk vermogend was, eene goede partij. De akkers, die zij als bruidschat kreeg, grensden aan de zijne, liggend geld had zij ook de ouders waren het eens geworden en zoo wachtte Frits, toen hij naar zijne geboorteplaats te rugkeerde, n et alleen eene schitterende ver zorging, maar ook een braaf, gced meisje, dat zich, gehoorzaam aan den wil van ba ren vader, als zijne bruid beschouwde. Ea door dit prachtige plan trok de onbegrij pelijke eigtnzinnigheid en stijfhoofdigheid van deo jongen, een dikke streep, Hij verklaarde zijn vader zeer kalm, maar vast besloten, dat hij gaatne bereid was, land en huis over te nemen en ge trouw zijne plichten als zoon en broeder te doen, maar wat het huwelijk met buur- man's Trien betrof, zoo wilde hij hem zeg gen, dat hij, sedert hij militair was, met hart en woord aan eene andere toebehoor de, en wel aan Louise Eek, de dochter van den onderwijzer. Dat gaf me een la waai- Die deern, „die naakte deern," die niets, heelemaal niets had, niets van het boeren wist, die wel piano kon spelen en zingen, maar geen koe kon melken of een pond boter maken, die onder de ro« buste dorpsschoonen met baar teedere, slan ke gestalte voor boerenoogeu een bekla genswaardige rol speelde die zou als schoondochter en als vrouw des huizes in zijn huis komen Dat ging niet, al was het maar alleen om het geld, want er motst geld komen om vele verbeteringen aan te brengen en nieuwe dingen aan te schaffen; geld, dat Louise niet had en ook wel niet krijgen zou. Dus, verstandig jongen Maar neen, Frits bleef halsstarrig, wat de oude ook zeide er. ten slotte werd, om het niet tot het uitsterste te laten komen, een verdrag gesloten. Fritz huwde de dochter van den ouderwijzer, stond daarvoor ook echter het land aan zijn broeder af en verklaarde te vreden te zijn voor altijd met 600 gulden van zijn moederlijk erfdeel. Het jonge paar ging naar Berlijn, want na hetgeen voor gevallen was, konden zij niet langer in het dorp blijven en begon met de f 600 een zaakje. Maar ïritz was niet geluk kig. Hij was nu al melkboer, groenteboer en schoenmaker geweest bij al deze zaakjes had hij geld verloren. Was het werkelijk onbekwaamheid, was het goed moedigheid of kwam het van de voortdu rende ziekelijkheid der vrouw, die zes Jaar achtereen een kind ter wereld bracht Ge noeg, hoe het ook zij, na verloop van deze zes jaren had Fritz Peters voor zijne zich over de kleine en kuste het lang en hartelijk, als gold het een afscheid voor al tijd. „Gaat gij dadelijk weder naar huis vroeg Hoppe. „Ik heb eerst nog iets te bezorgen. Leei gelukkig en tevreden en heb daDk voor alles." Zij waB op straat. Alleen in de groote, wijde wereld En toch DÏet alleen. Een was er nog, aan wien zij toebehoorde; tot hem zou nu haar eerste gang zijn. Het was een heel eind van Hoppe naar de woning van Streichenberg, en zoodoen de had zij gelegenheid genoeg tot naden ken. De bevestigiug van Hoppe, had haar niet verrast; zjj had bet geweten, toen zij zijn huis binnentrad. Zg bad alleen zeker heid willen hebben, en zij had die verkre gen. Nn behoefde zij niet meer wankelmoe dig te zijn, nn wist zjj wat haar te doen stond. De brug was achter baar afgebroken, zjj kon, zij mocht niet meer terug. Dat was haar duideljjk geworden. En al het andere wat nu nog gebeuren moest, zon zjj nu met bem bespreken. Want dat hg haar stap toe juichen zou, wist zij maar al te goed. Hoe zon zij ook anders hebben moeten hande len Hij zou wellicht verwonderd, ontsteld zjjn, wauneer bij hoorde wat haar wederva ren was, maar gelgk geven zon en moest hij haar Hier was geen andere weg. Wilde zij leven, dan moest zg handelen, zooals zij nu gedaan had, en tot sterven had zg on danks alles geen last. Al het geleden leed, was op den achtergrond geschoven, haar le venslast en moed, waren zegevierend boven alles gestegen. Zjj wandelde tot hem, ge dragen door de vriendeljjk wenkende toe komstbeelden, onbekommerd om het tegen woordige; 't was of met de beslissing ook de vergetelheid gekomen was. Het scheen haar toe of er tusschen het oogenblik dat zjj haar vaders huis verlaten had en nn, reeds jaren verloopen waren en het waren slechts eenige uren. Zjj dacht er ook niet aan, dat zij vermist worden zon, dat men haar zon gaan zoeken. Het was toch im mers iets naluurljjks wat zij gedaan had! Of 't nn gebeurde ol iets later, wat veran derde dat nn aan de zaak? Eenmaal moest het toch gebeuren. Nu was het geschied, iets eerder dan eg het verwacht had, dat was alles. En nn leefde zij ook niemand meer in den weg. Zjj had nn niemand meer re kenschap te geven. Geen dan aan hem, aan wien haar leven gewijd wasl Rustig zonder rondom zich te zion, schreed over zij den hof waar de kinderen spelen. Zij vindt het heerlijk koel in het portaal

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5