f 600, zes kinderen en een zieke vrouw; gen scheen te vragen
anders niet. Zoo was hij eerst huurkoet- aan, en wie ben je eigenlijk
sier, later conducteur op de tram gewor- Ik liet hem geen lijd, uit te spreken,
den en als zoodanig leerde ik hem dit jaar wat hij dacht. Ik weet, August, wat je
kennen.
Hij rijdt met een tram, langs een weg,
dien ik tweemaal daags passeer om van
en naar mijn woning te rijden. Het eind
station en de halte is vlak voor mijne
deur, zoodat ik door het raam, den man
dikwijls genoeg zien en na kan gaan. Hij
dsar hebt. Hat is je vaders horloge en
je moet het naar den lommerd brengen,
hé?«
De jongen zweeg, maar zijn neergesla
gen oogeD, zijn opnieuw rood worden zei
den mij, dat ik goed geraden had.
rLuister eens, jongen, ga een paar oo-
,Wat gaat het jou'bent niet bang voor de vrouw, zij is elechta
zeer zwak en hongerig, maar vriend, die
armoede. Zes kinderen, geen brood in huis
en alle dingen vei kocht of beleend. Er
zijn zelfs geen bedden.'
Den volgenden morgen kwam Peters.
Met een half beschaamd, half ontroerd
gelaat, wilde hij mij bedanken. Ik dwong
hem alles te bekennan en daar .hoorde ik
haar, de oude en toch allijd weder nieu
we geschiedenis. Hij bad nog schulden,
ul" ijio gs/iiu g Ziiuu 11 ca aau t»aa 11i-i.j j su r Li
viel mij op door zijn ernstig, neers'acht'g genblikkeo met me mede naar mijn huis. in zijn vroegere zaakjes gemaa e
gelaat en daardoor, dat hij nooit in de
pauze tusschen het rijden, als de overige
conducteurs en koetsiers, de herberg bij de
halte bezocht.
Steeds stond hij bij de tram of was
met de paarden b z:g en 's middags tus
schen 12 en 1 nur bracht hem een bleeke, af
getobde vrouw in een ktteltje zijn mid
dageten, dat hij in alie haast in den tram
opat, terwijl de vrouw naast hem zat of
stond en tot hem sprak.
Nooit echter namen zij van elkander af
scheid, voordat hij haar een kn« gegeven had
het moest dus wel een gelukkig huwelijk
zijn. Dat had mijne belangstelling vror den
man opgewekt en bij de eerste de beste
gelegenheid, sprak ik hem aan. Bij de
eerste woorden, die hij sprak herkende ik
in hex een landsman en van toen af aan
spraken wij eiken dag een paar woorden
platduitsch met elkander. Daardoor ontstond
ra verloop van tijd eer. zekere vertrouwe-1 ook
lijkhrid tusschen ons en langzamerhand
hoorde ik van Fiits Peters datgene, wat ik
hier neergeschreven heb. Maar erg langzaam
Ik wou je eens wat zeggen. Je behoeft
niet baog te sijn, want je
me.' Hl
tAch, bent u misschien de mijnheer, gerecht en bovendien zou
V3U wien vader ons zoo dikwijls vertelt, trekking kwijt raken.
bij
de
En
crediteuren zaten hem op de hielen,
vader kenthij kon het niet besparen van zijn tracte-
ment. Men had hem aangeklaagd bij het
hij ook zijn be-
die een landsman van hem is en nier
de halte woont
„Dat b.'n ik, luister nu eens, jongen.
Dat horloge geef je aan mij, dat zal ik
aan je vader teruggeven, want hij heeft
het noodig en deze twee gulden breng je
naar je moeder en ga nu gauw naar huis,
want ze zsl wel op je wachten.'
Na eenig aarzelen, alsof hij vaders goed
niet aan een ander mocht geveD, toen
echter vol vertrouwen, legde hij het hor
loge in mijn hand en zeider Dan behoef
ik het tenminste niet meer naar deH lom
merd te brengen* en liep heen, nadat hij
voor alle zekerheid de straat en het num
mer van mijn huis had opgeschreven en
mijn naam. Ik zocht een vriend op,
die dokter is. Ik vroeg hem dienzelfdeD
middag de vrouw nog te willen opzoeken
en eens met den ervaren blik van een
en bij stokjes en brokjes, want de man practicus het huishouden op te nemen. Hij
zei niet veel en scheen door booze ervaringen j beloofde bet.
verbitterd. Ook liet zijn plicht als conducteur
geen lang gesprek toe en als er iemand bij
was, verstomde Frits Peters dadelijk en
steeds. Vier weken geleden bleef de vrouw
eensklaps met het middageten weg, eu in
hare plaats verscheen een vlasharige jon
gen van ongeveer 12 13 jaar, met het
keteltje, en acht dagen geleden bleef ook
deze weg. Peters moest of hongerlijden, öf
zich terr den st llen met koud eten, dat
hij bij zich had, want de herberg trad hij
ook uiet binnen. Da'.r verleden Maan
dag w s het z^g ik den jongen weer,
reeds tóór dat rijn vader aan de halte ge
komen was,op dezen wichtend. Jnist, nauwe
lijks had Peters de paarden aan de andere zij
de van de tram aangespannen', toen de
jongen op hem toetrad en hem iets in het
oor fluisterde.
De oude maakte eene beweging van schrik,
toen langzaam en als het ware tegenstrib
belend maakte hij zijn conducteursjas los
en gaf deu jongen zijn horloge, die dit
aannam met een gelaat, alsof hij het heili
ge der heiligen mocht aanraken en in beiden
handen verborg. Snel besloten, greep ik
mijn hoed en kwam juist de deur uit, toeu
de jongen den hoek orotrir.g.
Ik liep hem na. „Hé, jongen." Ver
wonderd en verbaasd b!e*f deze staan.
„Hoe heet je, mijn jongen
„August Peters.'
Juist; zeg eens, is je moeder ziek,
August
„Ja, mijnheer, erg ziek, al vier weken
en
„Nu? En F" Maar de jongen zweeg.
„Zeg eens, jongen wat heb je daar in
je handen
August schrikte en werd vuurrood. E;n
bijna trotsche blik uit zijne blauwe oo-
Toen wachtte ik op straat op vader Pe
ters, die voorbij moest, als hij kwam. Ik
behoefde niet lang te wachten. De tram
kwam reeds den hoek om. De gelegen
heid was ganstig, voor op de tram stonden
geen personen.
„Goeden dag, Peters
„Goeden dag, mijnheer 1"
„Hoe maak je het, landsman?*
»Dank u, het kon beter."
„Peters, hoe maakt het je goede
vrouw Dezelfde blik, dien mij de jon
gen een uur geleden had toegeworpen en
die scheen te zeggen Wat gaat jou dat
aan en waarom doe je mij die vraag trof
mij uit het oog van dien man. Hij zweeg
Ik hgde mijn hand op zijn schouder. „Pe
ters, als twee landslieden elkaar in den
vreemde ontmoeten en de een heeft ver
driet, moet hij dan niet aan den ander
zijn leed klagen en moet die ander dan
niet helpen als hij kan
Peters antwoordde niet, eindelijk zeide
bij„Ach, mijnheer, mij helpt niemand,
ik geloot het niet."
/Toch wel. Niet den moed verliezen.
En als ik niet helpen kan, kan ik mis
schien raad geven
mij toekomen
Ja, mijnheer, morgen
Kan je niet eens naar
voor den
in vergelijking mot da hitte d tarbuiton. Ze
ker en bedaard, zonder overijling stijgt zij
de trap op en dacht glimlachend aan baar
eersten tocht tot hem. Wanneer zij nu iemand
ontmoette die baar kende, wat bokommerde
zij zich dan nu weinig daarover. Alles is nu
immers andera geworden.
Nu is zij boven.
Daar valt haar oog op het naamplaatje
ann de deor van Stroichenberg's woning; een
groote kras over den naam maakt dien bij
na onleesbaar. Een schok doorvoor haar le
den, een gedachte, bliksemsnel, die haar de
hersens bijna doet bersten, doorvliegt haar
brein. En het staat haar duidelijk voor oo-
gen, angstaanjagend, baar lot, haar toekomst,
die smet die ook een kras haalt door haar
naam en zij heeft het gevoel, alsof eeo
groote steun haar ontvalt, of de grond baar
onder do voeten wegzinkt. Al hare vriende
lijke toekomst-beulden zijn verdwenen. Haar
eeuwig te zamen, was geworden eeuwig ge- evenwei niets
scheiden. In wanhoop wroog zij zicb de h»n-
den en hulpzoekend ziet zij om zich heen.
Zij vestigt bare oogeD smeckend op zijn deur.
Hierop slaat voor haar geschreven„gij
moogt hier niet meer binnengaan, gij be-
bevlckte en bezoedelde." Hare armen val-
leo slip langs haar neer, zij buigt bet hoofd
ben ik vrij."
»Nu, dan moet je eens naar mij toeko
men, je weet waar ik woon,en hier Peteis,
heb je je horloge terng, adieu.'
Ik sprong van de tram, want wij waren
aan halte gekomen en ik zag Augnst, die
op zijn vader wachtte, zeker oin hem zijn
ontmoeting met mij te vertellen.
Nog denzelfden avond sprak ik mijn
vriend, die woord gehouden en de zieke
bezocht had. Hij schudde het hoofd. „Ik
haar zouden hebben afgewend. Van haar,
die gedoemd was, de echande te dragen,
voor hen, die de zonden misdreven hadden?
Waarheen zou zij zieb nu wenden, wie
was er nu nog op deze ellendige wereld,
die haar helpm kon. Zij was verlaten,
alleen, geheel alleonl En toch moest zij,
tenminste voor de volgende uren, een be
sluit nemen. Zij wist immers niet, waar zij
hedenavond dat vermoeide hoofd zou ne-
derleggeur
Haar hoofd bonsde, en hare zenuwen
overmanden haar zoozeer, dat zij zich op een
bank, die daar langs den weg geplaatst was,
moest nederzetten. Zij zag er zeker wel
zeer ontdaau en wanhopig uit, want de
politieagent, daar op wacht geplaatst, ver
loor haar geen oogenblik uit het oog en
ging al hare bewegingen na. Zij was kil
koud, ondanks het zoele weer. Wat zag dat
zwarte water haar verlangend aan, het had
vertokkei ds voor haar, bet
was vuil en stinkend. Wanneer het nog
eens een groot, helder, snelvlietend water
was geweestOnder duiken in het frissohe
nat en alles vergeten en voortgedragen wor
den naar het oneindige. Maar hier. opg -
baald, bijna onkenbaar, een greote nieuws
gierige menigte, beklagende en verachtende,
Hij en zijne vrouw hadden honger ge
leden tot dat de laatste, zwak en ziekelijk,
aan gemis van krachten, bedlegerig was
geworden.
En hij moest van 's morgens vroeg tot
's avonds laat op de tram staan en kon
zich met de huiselijke zaken niet bemoe-
ien.
Al een week lang leefden zij nu van
droog brood en van koffie, die August
kookte. Gisteren hadden zij het geld uit
gegeven, de bakker borgde niet, de moe
der leed misschien meer door zorgen dan
door lichamelijke pijn, toen was August
iu zij tv angst gekomen om zijns vaders
horloge te beleenen, het laatste stuk van
waarde, dal de familie bezat, het eecige
aandenken wat de man nog van zijn vader
had.
En nu meent ge, beste lezer, dat ik in
mijn zak greep, diep, erg diep en den man
gaf wat hij noodig had "Niets zou een
voudiger en gemakkelijker geweest zijn dan
dat, en ik zou bet even gaarne gedaan
hebben, als gij. Maar ge vergeet, dat ik
een schrijver ben en ge weet niet, dat ik
zelf vele kinderen heb, die een gezonden
eetlust hebben en ook gekleed en opge
voed moeten worden. Ik kon het niet,
want ik had bet met. Maar in eene groo
te stad zijp er veel menschen, die voor
een ontbijt eene even groote som uitge
ven, als Peters noodig had, en die rijke
lui zijn niet allen zoo koel en afwijzend,
als men gewoonlijk meent en dikwijls ge
noeg te lezen krijgt, men moet het hun
slechts vertellen en hun op de ellende hun
ner medeburgers opmerkzaam maken. Ge
noeg ik vond zulk een rijken man, die een
gevoelend hart had en reeds den volgenden
dag had Peters wat hij noodig had.
Is de geschiedenis nu uit Neen, er was
nog een naspel, dat mij ontzettend aan
deed. Deu volgenden Zondag zat ik juist
met mijne vrouw aan het ontbijt, toen er
geklopt werd en mijn vriend Peters ver
scheen, en achter bem zijne bleeke vrouw,
die de vreugde gezond maakte, en achter
haar de vlasharige August. Ik begreep
alles, zij kwamen om mij te bedanken,
daar zij meenden, dat zij mij alles ver
schuldigd waren. Nu; ik liet hen geen
tijd daarvoor, viel hen in de rede en noo-
digde hen uit, te gaan zitten.
Maar zooals van zelf spreekt, een ver
trouwelijk gesprek wilde tusschen ons niat
vlotten en ik dicht tevergeefs over een
onderwerp, waarover ik met hen vertrou
welijk praten kon. En toe» zwegen wij
allen. Maar Frits Peters hielp mij uit de
klem. Zijne blikken rustten vol brandende
begeerte op mijn piano, die open in mijn
kamer stond. Ik begreep, wat hij wilde.
deemoed g, een eindelooze ruimte, leeg en bespottende en bekladdende. Vol ontzetting
n„! il. «:_j i sipot »ij de oogou voor al dil afschuwelijke,
zij stond op, als om deze gevaarlijke na
buur te ontvluchten. Hare voeten kunner
haar bijna niet meel dragen, een nooit ge
kende lichamelijke pijn doet haar bijna be
zwijken iij herinnert zicb, ginds van morgen
niets gegeten te hebben.
Zij treedt de eerste de beste herberg
binnen en vraagt brood en bier. Verwondert
zien de weinge bezoekers baar aan, terwyl
gij haastig als uitgehongerd beiden veror
bert, dadelijk daarop weder opstaat, betaalt
en heengaat.
Het snelle gebruik van het bier heeft
hare zwakte verdreven, maar eeo wolk breidt
zich over haar brein nit, toen zij weder in
de buitenlucht trad; zij moot zicb vasthou
den, om met neder te slaan. Met moeite
blijft zij meester over baar denkvermogen
Waarheen zal zij nu de schreden wenden
hol, aan welks eind de dood haar tegenbiikt
doet tich aan baar oog voor.
Zy draait zicb langzaam om en zonder
een enkelen blik achter zich te werpen, slaipt
zij als een dief de trap af, die zg zoo vol
boop en goeden moed beklommen bad. Nu
is alles voorbg Eu al straalt de zon nog
zoo beider en kleurt zij alles met het vroolijbst
licht, voor haar schijnt zij niet meer. Zy
mag nergens aanspraak meer op maken,
bg haar past geen zon meer, baar plaats is
in do duisternis, bij de besmetten en ont-
eerden, bg beu die het licht moeten
schuwen. Zij, de uitgestootene, Wie het hei
ligste wat de menscb bezit, onttegdis: een
naam die rein is, zg mag geen blok aan
zgn been zgn, geen hindernis, die hem zou
dwingen iu de laagte te blgven, terwijl hg
de kraebt bezit booger te stijgen en dat hg
wellicht, zoo het bem mocht hinderen, of
bouw, welks klok vier uur aanwgst. Zes
uur geleden is zij nu eerst van Langenbout
weg. Het schynt baar evenwel een eeuwig-
beid toe. Langzaam gaat ig voort, niet
wetende waarheen en wat te doen, de wan
hoop nabij- Eindelijk komt zg bij het station,
een stroom van reizigers belet haar voort
le gaan. Ach, hoe gaarne zou zjj, evenals
zg, den vreemde willea intrekken, naar een
plaats, waar niemand baar keude. Waar ook
niemand weet, wat vlek haar aankleeit. Ach
hoelaDg zal het duren, eer zij onder dezen
last bozwgkt
Eindelijk gelukt het haar, tuaschen al die
menschen door te dringen en baar weg te
vervolgen, eenige oogenblikken later staat
zij voor een gebouw: „Hotel garnie, fami
lie-hotel."
„Kan ik hier een kamer krijgen
vraagt ze.
„Zeker", antwoordt de portier zeer be
leefd, want bet stille saizoeu is voor hem
niet voordeelig, en wgst haar het bureau.
„Voor langeu tijd?' vraagt men daar. „Wel
licht, 't kan ook zgn voor eenige dagao."
Men monstert haar van bet hoold tot de
voeten. Of zg belle-étage wenschte te lo-
georeo, of daarna weder een blik op
ba-r voile schoenen en bestoven rok„r.#o
boog mogelijk?* „Zoo hoog mogelijk en zoo
eenvoudig, als gg het hebt!* Zg brengen
baar langs een donkeren trap en door een
langen gang, naar een kleine snikheete ka
mer, nitzieode op de grauwe muren
van
te veel mocht kwellen, van zich afschudden Zg kan toch den nacht niet onder de bloote
zon. Hoe was het mogelijk, dat zg nu eerst hemel doorbrengen? Wie had haar dit van
morgen kuDnen voorspellen, toen zy welge
moed den dag afwachtte I Daar waren loge-
gelegenheden genoeg om te
aan dit alles dacht Dat zg zich verbengen
kon over de toekomst, die nooit verwezenlgkt
worden kon Dat zg verlangen kou naar
zgn stem, die zg nooit meer booren zon,
Eaar zgne armen, die haar nooit meer om
vatten zouden, Daar die oogen, die haar nu
nooit meer zoo trouw en oprecht zouden
aanzien, die zich wellicht met afschuw van
menten en
slapen, meer dan genoeg. Een nederig
plaatsje was haar nn voldoende. Hasr lot
h«.d zich gewend 1 Na kwamen hare donkere
dagen 1
Zj vestigt haar blik op een forach
een binnenplaats.
„Dit is het eenvoudigste wat wy hebben,"
zegt de kellner en hg haalde papier en pot
lood nit den zak. „Het adres als je blieft."
Zg schrijft terwgl haar de tranen in de
oogen schieten: „Cbristina Sommer nit Hal-
Ie." ,Uw stand of beroep, wanneer ik vra
gen mag?' vroeg de kellner,na bet gelezen
te hebben. Haar stanil Zg schudde bet hoofd
eu geelt bem het blad weder terng. Hg
schijnt bevredigd en verlaat de kamer.
Nauwelijks is zg alleen of tg werpt zich
op het bed om nit te weenea. Zg wist
niet hoe lang zg daar gelegen had, eerst
door het heltig kloppen op de deur werd zij
wakker. Het was bet kamermeisje dat alles
in gereedheid brengen wilde voor den nacht.
Het was reeds donker geworden.
Wordt vervolgd.
ge*J
f Beste vrouw Peters, uw man heeft mij
gezegd, dat ge zoo moot piano kunt spe
len zoudt ge mij het pleizier willen
doen, iets voor ons te spolen.
De bleeke vrouw werd vuurrood en was
uiterst verlegen; de oogen van liaar mzn
schitterden echter van vreugde.^
„O. zij kan het wel. O, zij kan zoo
mooi spelen - ik heb het na weliswaar
in iangen tijd niet gehoord. Toe, lie?eliDg
spet'l eens op die piano, mijnheer en me
vrouw nemen het heusch niet kwa ijk. De
vrouw verzette zich echter uit alle macht
zij had nu in geen vijf jsar een piano
gezien, veel minder er op gespeeldzij
had alles vergeten en hare vingers waren
stijf gewordeD. Het hielp haar echter niets,
haar man en ik brachten haar bijna met
geweld naar de piano eu eindelijk begon
zij te spelen, eene gemakkelijke, eenvou
dige sonate, die haar vader, de onderwij
zer had gecomponeerd, zooals zij, blozeud
opmerkte. En dit blozen stond haar goed,
het maakte haar jong en deed de spo
ren van vroegere schoonheid weder te
voorschijn komen. Hoe zij speelde, wil
ik niet beoordeelen. Een meesterstuk was
het niet en de vingers waren werkelijk een
weinig stijf geworden, maar één was er
onder ons, wien het als hemelsche muziek
in de ooren klonk. En dat was Frits Pe
ter. Met zulke toonen had de onderwij
zersdochter eens het hart van den boe
renzoon gewonnen, met deze was de liefde
zijn hart binnengetrokken.
Vijftien jaren waren, jaren vol nood en
teleurstellingen, van kommer en ellende
lagen daartusschen, zij hadlen hun invloed
op den man doen gelden, hij had steeds
harder gewerkt en gestreden tegen de hem
verpletterende omstandigheden. Nu kwam
vreugde, de redding uit het gevaar en met
haar kwamen de oude toonen weder terug.
Dat was te veel voor zijn mannenhart.
Tranen sprongen hem uit de oogen, en rol
den in zijn baard en toen zijn vrouw ein
digde, snikte hij als een kind.
Ziezoo beste lezer, nu is de geschiede
nis uit. Maar wacht, één ding heb ik nog
vergeten. August is loopjongen bij mij ge
worden, vliegt als mijue vrouw hem om ee
ne boodschap stuurt, alsof er vuur achter
zijn hielen lag.
„August, wat wil je worden?' vroeg ik
toen hij bij mij in dienst trad.
,Boer' mijnheer, klonk het verheugd
en dadelijk gegeven antwoord; August is
een echte boerenzoon.'
„Zoo boer hm. Nu, dan koop je ze
ker als je groot bent geworden, een rid
dergoed."
„Neen, ik koop vaders weer."
Dat zou zoo kwaad nog niet zijn, voor
als de oude dan nog leefde* Wij zullen
hopen dat August woord houdt.
Zondagsblad,.
Van den invloed van droo-
men deelt de heer Meijers opmerkelijke
voorbeelden trede in zijn boek ^Sublimi-
nal Consciousnees'. Hij verhaalt van ie
mand die droomt, dat zijn kinderen hem
behandelen zooals hij zijn ouders behan
del r, en daardoor zoo getroffen wordt, dat
hij zich betert. Iemand was een mes kwijt
en zocht er 6 maanden naar. Toen droom
de hij, dat hij het in den zik van een
zeker kleedir.gstuk had gelaten en vond
het daar werkelijk. Een dame miste een
haarspeld en droomde, dat zij die in een
boet had laten liggen, waar zij ze inder
daad terugvond. Esne andere zoekt eene
teekenirigzij droomde dat zij die in een
kast had verborgen en daar bleek ze dan
ook te zijn.
Men droomt soms van gebeurtenissen,
die alleen in onbewusten toestand moeten
zijn waargenomen, bijv. van de plaats
waar Terloren voorwerpen zich berin
den.
Een jongentje, wien men een ring ge
geven had, verloor dien. 's Nachts droom
de hij er vao, maar zoc vaag, dat hij
zich 's morgens den droom niet meer her
innerde. Den volgenden nacht had hij weer
een droom en zag nu den ring, zeer dui-
del ijk onder den schommsl waar hij 's a-
vonds speelde. Daar vond hij den ring
ook werkelijk terug,
Vraagstukken worden na en dan in den
droom opgelost. Een kassier droomde, dat
er een fout was in zijne boeken eenige
weken lang zocht hij er tevergeefs naar,
tot hij op zekeren nacht in den droom al
zijne berekeningen weder overmaakte en de
fout vond. Den volgenden ochtend had hij
zijn droom bijna weer vergeten, maar de
fout vond hij terug. Een kassier bij het
mijnwezen in Beugalen, vond op zekeren
d-.g een groot tekort in de kas eu kon
niet begrijpeH van waar dit kwam. 's
Nachts droomde hij dat hij rBalbao« hoor
de roepen. Wakker geworden, vroeg hij
aan een zijuer chefs, of hij dien naam
kende; deze gaf aanwijzingen en weldra
werd ontdekt, dat zoo de dief heette.
Een spoorweginspeoteur droomde dat hij
driemalen een stam hoorde roepen Zie
naar de brug". Deu volgenden ochtend
begaf hij zich naar de brug, die tot zijn
inspectie behoorde en bespeurde uiets oo-
merkelijks, doch bij nauwkeuriger onder
zoek bleek hem, dat de grondslagen door
het water waren ondermijnd.
Een boer droomde, om 10 uur wakker
wordende, dat er onraad was in de boer
derij en wilde opstaan om de zaak te on
derzoeken. Zijn vrouw echter houdt hem
terug. Na een uur kan hij zich met 1»d-
ger bedwingen, gaat en vindt zijn stal
leeggeplunderd en zijn paard gestolen.
Een scheepskapitein meende in zijn
droom s morgens zeer vtoeg een stem te
booren, die hem toeriep: „pas op, pasop,
ge zult in den grond loopen Hij wordt
bezorgd wakker en begeeft zich half ge
kleed naar de brug. De zee is kalm, hg
ziet uiets. Hij kleedt zich aan en de stem
blijft hc vervolgenhij keert naar de
bru terug eu ziet nu een grooie boot, die
met° volle kracht komt aanstoomen en zijn
schip zonder twijfel in den grond zou heb
ben geboord.
Vroe gtjjdige huw el ij ken.
Een onlangs uitgegeven statistiek toont
aan, dat in Engeland vooral de arbeiden
de 'klasse zeer vroegtijdig in het huwelijk
treedt. Voornamelijk is dit het geval in de
groote Dij verheidsdistricten. Te Botton
trouwde 45 jongelieden en 175 meisjos op
den leeftijd van 15 jaar. In Stokport wa
ren zelfs 59 mannelijke eu 179 vrouwelij.
ke personen, die beueden dien leeftijd in
den echt werden verbonden. Over het al
gemeen huwt men in de Engelsche arbei
derswereld op den leeftijd van 15 tot 20
jaar en meestal zonder vergunning der ou
ders.
Voor eenigen tijd werd
een boerenknecht, Thielen genaamd, bij
Trier, wegens kindermoord ter dood ver
oordeeld; de man verklaarde tot 't uiter
ste onschuldig te zijn en stierf van ver.
driet in de gevangenis, nog vóór het dood-
vonnis rechtskracht had verkregen. Door
latere aanwijzingen is men er toe gekomen
het proces te heropenen en thans jg
de overledene vrij gesproken. Wij vermei-
het feit ter wille van de voorstanders der
doodstraf. Vaderland.
Een rijke bruid. Mej,
Anua Gould, dochter van den vermaarden
millionair Jay Gould, is verleden Maan
dag te Parijs in het huwelijk getreden met
den graaf De Castellanne. Onder de ge
schenken barer familie wss een haarband van
pasrleD, diamanten en robijnen, ter waar
de van f 100,000. Bij hare meerderjarigheid
krijgt zij de vrije beschikking over het
haar nagelaten vermogen van 37 millioen
galden.
Vader. Hier hebt
ge nu, vrouwlief
de teekening van ons nieuw huis. Hier
komt de tuiu, daar is het balkon hier
komt het salon.
De kleine Ella. En waar komt
nn de hypotheek, papa
Eerste knecht. Heb jij nog geld
op de spaarbank?
Tweede knecht. Een dikke dni.
zend gulden,
Hoe kom je daaraan
Die heb ik in den loop der jaren uit
de kleeren van meneer geborsteld
Jantje. Wat is een frauduleus ban*
kroetier, pa
Vader. Een man, die erop betrapt
wordt, dat hij zijn crediteuren besteelt.
Jantje. En als hij er niet op betrapt
wordt, pa
ader. Dan is hij een financier.
Ook een bijdrage tot de
Fransche zeden.
Eeu droevige geschiedenis werd Viijdag
11. behandeld voor het gerechtshof te Bou-
ches du Rhöne. Marie Mattei, dochter van
een officier zonder fortuin, werd op weel-
derigen voet groot gebracht. Zij leerde al
les, waartoe het stadje maar gelegenheid
gaf, paardrijden enz., en toen zij 20 jaar
oud was, vond ze het leven in de burge-
lijke woning harer ouders ouverdrage-
lijk.
Kolonel Mattei stuurde daarop zijn doch»
ter naar Nizza, naar zijn broeder, Adolf
Mattei, een rijk man, getrouwd en huis
vader. Hij verliefde weldra op zijn nicht
en knoopte met haar een ontwettige ver
bintenis aan, waarvan de gevolgen niet
uitbleven. Haar vader maakte zich, toen
hij de schaude zijner dochter vernam zoo
boos.
dat hij stierf. Marie ging onder tas-
scher. naar Turijn, waar zij beviel. Haar
oom was ondertusschen
zij
op
reis
gegaan,
maai kwam la'er in Marseille terug, waar
de nicht hem opwachtte in het hotel „Grig-
non". Nauwelijks waren zij daar samen
in een kamer, of Marie Mattei schoot op
haar oom en wondde hem doodelijk. Zij
werd gevangen genomen en stond nu de
zer dagen terecht. Haar moeder heeft on
dertusschen te Parijs zelfmoord gepleegd.
Marie Matei is 23 jaar en een heel
mooi meisje. Was het daarom, dat rij we/d
vrijgesproken, of waren er redelijke gron
den t
van het rechtsgevoel der
Eeo staaltje
Franschen
De
winter in het buiten-
land. In Duitschlaod ziet het er met ds
rivieren heel anders uit dan nog slechts
eeu paar dagen geleden. Te Giasheim was
men zaterdag nog bezig een ijsfeest op
den Rijn voor te bereiden, evenals dat
in Maart 1845 plaats had, en thans is
het voor de stad weer bijna blank water,
is het scheepsvaart verkeer hersteld en wer
ken de baggermachines op stroom. Op
verscheidene andere plaatsen kruit de Rijn,
ook het ijs in de Mosel is op de meeste
plaatsen los. Dinsdagnacht begon het ech
ter weer sterk te vriezen, van 11 tot 13
graden, ie Irier en in Riju—Hessen is
weder veel sneeuw gevallen.
De spoorweglijuen T horn—Kulinsee,
Strelno, KonopidzsJablooowo en Unie**
Dameran zijn dcor de sneeuw
gestremd.
In Hongarije zijn de rivieren door de
ontdooide sneeuw zoo gezwollen, dat men
overal vreest voor overstroomiDg. Te Mo-
ravicz is de djjk van het kanaal doorge
broken.
Snelpersdruk van J. Wihksl te Schage*