f 600, zes kinderen en een zieke vrouw; gen scheen te vragen anders niet. Zoo was hij eerst huurkoet- aan, en wie ben je eigenlijk sier, later conducteur op de tram gewor- Ik liet hem geen lijd, uit te spreken, den en als zoodanig leerde ik hem dit jaar wat hij dacht. Ik weet, August, wat je kennen. Hij rijdt met een tram, langs een weg, dien ik tweemaal daags passeer om van en naar mijn woning te rijden. Het eind station en de halte is vlak voor mijne deur, zoodat ik door het raam, den man dikwijls genoeg zien en na kan gaan. Hij dsar hebt. Hat is je vaders horloge en je moet het naar den lommerd brengen, hé?« De jongen zweeg, maar zijn neergesla gen oogeD, zijn opnieuw rood worden zei den mij, dat ik goed geraden had. rLuister eens, jongen, ga een paar oo- ,Wat gaat het jou'bent niet bang voor de vrouw, zij is elechta zeer zwak en hongerig, maar vriend, die armoede. Zes kinderen, geen brood in huis en alle dingen vei kocht of beleend. Er zijn zelfs geen bedden.' Den volgenden morgen kwam Peters. Met een half beschaamd, half ontroerd gelaat, wilde hij mij bedanken. Ik dwong hem alles te bekennan en daar .hoorde ik haar, de oude en toch allijd weder nieu we geschiedenis. Hij bad nog schulden, ul" ijio gs/iiu g Ziiuu 11 ca aau t»aa 11i-i.j j su r Li viel mij op door zijn ernstig, neers'acht'g genblikkeo met me mede naar mijn huis. in zijn vroegere zaakjes gemaa e gelaat en daardoor, dat hij nooit in de pauze tusschen het rijden, als de overige conducteurs en koetsiers, de herberg bij de halte bezocht. Steeds stond hij bij de tram of was met de paarden b z:g en 's middags tus schen 12 en 1 nur bracht hem een bleeke, af getobde vrouw in een ktteltje zijn mid dageten, dat hij in alie haast in den tram opat, terwijl de vrouw naast hem zat of stond en tot hem sprak. Nooit echter namen zij van elkander af scheid, voordat hij haar een kn« gegeven had het moest dus wel een gelukkig huwelijk zijn. Dat had mijne belangstelling vror den man opgewekt en bij de eerste de beste gelegenheid, sprak ik hem aan. Bij de eerste woorden, die hij sprak herkende ik in hex een landsman en van toen af aan spraken wij eiken dag een paar woorden platduitsch met elkander. Daardoor ontstond ra verloop van tijd eer. zekere vertrouwe-1 ook lijkhrid tusschen ons en langzamerhand hoorde ik van Fiits Peters datgene, wat ik hier neergeschreven heb. Maar erg langzaam Ik wou je eens wat zeggen. Je behoeft niet baog te sijn, want je me.' Hl tAch, bent u misschien de mijnheer, gerecht en bovendien zou V3U wien vader ons zoo dikwijls vertelt, trekking kwijt raken. bij de En crediteuren zaten hem op de hielen, vader kenthij kon het niet besparen van zijn tracte- ment. Men had hem aangeklaagd bij het hij ook zijn be- die een landsman van hem is en nier de halte woont „Dat b.'n ik, luister nu eens, jongen. Dat horloge geef je aan mij, dat zal ik aan je vader teruggeven, want hij heeft het noodig en deze twee gulden breng je naar je moeder en ga nu gauw naar huis, want ze zsl wel op je wachten.' Na eenig aarzelen, alsof hij vaders goed niet aan een ander mocht geveD, toen echter vol vertrouwen, legde hij het hor loge in mijn hand en zeider Dan behoef ik het tenminste niet meer naar deH lom merd te brengen* en liep heen, nadat hij voor alle zekerheid de straat en het num mer van mijn huis had opgeschreven en mijn naam. Ik zocht een vriend op, die dokter is. Ik vroeg hem dienzelfdeD middag de vrouw nog te willen opzoeken en eens met den ervaren blik van een en bij stokjes en brokjes, want de man practicus het huishouden op te nemen. Hij zei niet veel en scheen door booze ervaringen j beloofde bet. verbitterd. Ook liet zijn plicht als conducteur geen lang gesprek toe en als er iemand bij was, verstomde Frits Peters dadelijk en steeds. Vier weken geleden bleef de vrouw eensklaps met het middageten weg, eu in hare plaats verscheen een vlasharige jon gen van ongeveer 12 13 jaar, met het keteltje, en acht dagen geleden bleef ook deze weg. Peters moest of hongerlijden, öf zich terr den st llen met koud eten, dat hij bij zich had, want de herberg trad hij ook uiet binnen. Da'.r verleden Maan dag w s het z^g ik den jongen weer, reeds tóór dat rijn vader aan de halte ge komen was,op dezen wichtend. Jnist, nauwe lijks had Peters de paarden aan de andere zij de van de tram aangespannen', toen de jongen op hem toetrad en hem iets in het oor fluisterde. De oude maakte eene beweging van schrik, toen langzaam en als het ware tegenstrib belend maakte hij zijn conducteursjas los en gaf deu jongen zijn horloge, die dit aannam met een gelaat, alsof hij het heili ge der heiligen mocht aanraken en in beiden handen verborg. Snel besloten, greep ik mijn hoed en kwam juist de deur uit, toeu de jongen den hoek orotrir.g. Ik liep hem na. „Hé, jongen." Ver wonderd en verbaasd b!e*f deze staan. „Hoe heet je, mijn jongen „August Peters.' Juist; zeg eens, is je moeder ziek, August „Ja, mijnheer, erg ziek, al vier weken en „Nu? En F" Maar de jongen zweeg. „Zeg eens, jongen wat heb je daar in je handen August schrikte en werd vuurrood. E;n bijna trotsche blik uit zijne blauwe oo- Toen wachtte ik op straat op vader Pe ters, die voorbij moest, als hij kwam. Ik behoefde niet lang te wachten. De tram kwam reeds den hoek om. De gelegen heid was ganstig, voor op de tram stonden geen personen. „Goeden dag, Peters „Goeden dag, mijnheer 1" „Hoe maak je het, landsman?* »Dank u, het kon beter." „Peters, hoe maakt het je goede vrouw Dezelfde blik, dien mij de jon gen een uur geleden had toegeworpen en die scheen te zeggen Wat gaat jou dat aan en waarom doe je mij die vraag trof mij uit het oog van dien man. Hij zweeg Ik hgde mijn hand op zijn schouder. „Pe ters, als twee landslieden elkaar in den vreemde ontmoeten en de een heeft ver driet, moet hij dan niet aan den ander zijn leed klagen en moet die ander dan niet helpen als hij kan Peters antwoordde niet, eindelijk zeide bij„Ach, mijnheer, mij helpt niemand, ik geloot het niet." /Toch wel. Niet den moed verliezen. En als ik niet helpen kan, kan ik mis schien raad geven mij toekomen Ja, mijnheer, morgen Kan je niet eens naar voor den in vergelijking mot da hitte d tarbuiton. Ze ker en bedaard, zonder overijling stijgt zij de trap op en dacht glimlachend aan baar eersten tocht tot hem. Wanneer zij nu iemand ontmoette die baar kende, wat bokommerde zij zich dan nu weinig daarover. Alles is nu immers andera geworden. Nu is zij boven. Daar valt haar oog op het naamplaatje ann de deor van Stroichenberg's woning; een groote kras over den naam maakt dien bij na onleesbaar. Een schok doorvoor haar le den, een gedachte, bliksemsnel, die haar de hersens bijna doet bersten, doorvliegt haar brein. En het staat haar duidelijk voor oo- gen, angstaanjagend, baar lot, haar toekomst, die smet die ook een kras haalt door haar naam en zij heeft het gevoel, alsof eeo groote steun haar ontvalt, of de grond baar onder do voeten wegzinkt. Al hare vriende lijke toekomst-beulden zijn verdwenen. Haar eeuwig te zamen, was geworden eeuwig ge- evenwei niets scheiden. In wanhoop wroog zij zicb de h»n- den en hulpzoekend ziet zij om zich heen. Zij vestigt bare oogeD smeckend op zijn deur. Hierop slaat voor haar geschreven„gij moogt hier niet meer binnengaan, gij be- bevlckte en bezoedelde." Hare armen val- leo slip langs haar neer, zij buigt bet hoofd ben ik vrij." »Nu, dan moet je eens naar mij toeko men, je weet waar ik woon,en hier Peteis, heb je je horloge terng, adieu.' Ik sprong van de tram, want wij waren aan halte gekomen en ik zag Augnst, die op zijn vader wachtte, zeker oin hem zijn ontmoeting met mij te vertellen. Nog denzelfden avond sprak ik mijn vriend, die woord gehouden en de zieke bezocht had. Hij schudde het hoofd. „Ik haar zouden hebben afgewend. Van haar, die gedoemd was, de echande te dragen, voor hen, die de zonden misdreven hadden? Waarheen zou zij zieb nu wenden, wie was er nu nog op deze ellendige wereld, die haar helpm kon. Zij was verlaten, alleen, geheel alleonl En toch moest zij, tenminste voor de volgende uren, een be sluit nemen. Zij wist immers niet, waar zij hedenavond dat vermoeide hoofd zou ne- derleggeur Haar hoofd bonsde, en hare zenuwen overmanden haar zoozeer, dat zij zich op een bank, die daar langs den weg geplaatst was, moest nederzetten. Zij zag er zeker wel zeer ontdaau en wanhopig uit, want de politieagent, daar op wacht geplaatst, ver loor haar geen oogenblik uit het oog en ging al hare bewegingen na. Zij was kil koud, ondanks het zoele weer. Wat zag dat zwarte water haar verlangend aan, het had vertokkei ds voor haar, bet was vuil en stinkend. Wanneer het nog eens een groot, helder, snelvlietend water was geweestOnder duiken in het frissohe nat en alles vergeten en voortgedragen wor den naar het oneindige. Maar hier. opg - baald, bijna onkenbaar, een greote nieuws gierige menigte, beklagende en verachtende, Hij en zijne vrouw hadden honger ge leden tot dat de laatste, zwak en ziekelijk, aan gemis van krachten, bedlegerig was geworden. En hij moest van 's morgens vroeg tot 's avonds laat op de tram staan en kon zich met de huiselijke zaken niet bemoe- ien. Al een week lang leefden zij nu van droog brood en van koffie, die August kookte. Gisteren hadden zij het geld uit gegeven, de bakker borgde niet, de moe der leed misschien meer door zorgen dan door lichamelijke pijn, toen was August iu zij tv angst gekomen om zijns vaders horloge te beleenen, het laatste stuk van waarde, dal de familie bezat, het eecige aandenken wat de man nog van zijn vader had. En nu meent ge, beste lezer, dat ik in mijn zak greep, diep, erg diep en den man gaf wat hij noodig had "Niets zou een voudiger en gemakkelijker geweest zijn dan dat, en ik zou bet even gaarne gedaan hebben, als gij. Maar ge vergeet, dat ik een schrijver ben en ge weet niet, dat ik zelf vele kinderen heb, die een gezonden eetlust hebben en ook gekleed en opge voed moeten worden. Ik kon het niet, want ik had bet met. Maar in eene groo te stad zijp er veel menschen, die voor een ontbijt eene even groote som uitge ven, als Peters noodig had, en die rijke lui zijn niet allen zoo koel en afwijzend, als men gewoonlijk meent en dikwijls ge noeg te lezen krijgt, men moet het hun slechts vertellen en hun op de ellende hun ner medeburgers opmerkzaam maken. Ge noeg ik vond zulk een rijken man, die een gevoelend hart had en reeds den volgenden dag had Peters wat hij noodig had. Is de geschiedenis nu uit Neen, er was nog een naspel, dat mij ontzettend aan deed. Deu volgenden Zondag zat ik juist met mijne vrouw aan het ontbijt, toen er geklopt werd en mijn vriend Peters ver scheen, en achter bem zijne bleeke vrouw, die de vreugde gezond maakte, en achter haar de vlasharige August. Ik begreep alles, zij kwamen om mij te bedanken, daar zij meenden, dat zij mij alles ver schuldigd waren. Nu; ik liet hen geen tijd daarvoor, viel hen in de rede en noo- digde hen uit, te gaan zitten. Maar zooals van zelf spreekt, een ver trouwelijk gesprek wilde tusschen ons niat vlotten en ik dicht tevergeefs over een onderwerp, waarover ik met hen vertrou welijk praten kon. En toe» zwegen wij allen. Maar Frits Peters hielp mij uit de klem. Zijne blikken rustten vol brandende begeerte op mijn piano, die open in mijn kamer stond. Ik begreep, wat hij wilde. deemoed g, een eindelooze ruimte, leeg en bespottende en bekladdende. Vol ontzetting n„! il. «:_j i sipot »ij de oogou voor al dil afschuwelijke, zij stond op, als om deze gevaarlijke na buur te ontvluchten. Hare voeten kunner haar bijna niet meel dragen, een nooit ge kende lichamelijke pijn doet haar bijna be zwijken iij herinnert zicb, ginds van morgen niets gegeten te hebben. Zij treedt de eerste de beste herberg binnen en vraagt brood en bier. Verwondert zien de weinge bezoekers baar aan, terwyl gij haastig als uitgehongerd beiden veror bert, dadelijk daarop weder opstaat, betaalt en heengaat. Het snelle gebruik van het bier heeft hare zwakte verdreven, maar eeo wolk breidt zich over haar brein nit, toen zij weder in de buitenlucht trad; zij moot zicb vasthou den, om met neder te slaan. Met moeite blijft zij meester over baar denkvermogen Waarheen zal zij nu de schreden wenden hol, aan welks eind de dood haar tegenbiikt doet tich aan baar oog voor. Zy draait zicb langzaam om en zonder een enkelen blik achter zich te werpen, slaipt zij als een dief de trap af, die zg zoo vol boop en goeden moed beklommen bad. Nu is alles voorbg Eu al straalt de zon nog zoo beider en kleurt zij alles met het vroolijbst licht, voor haar schijnt zij niet meer. Zy mag nergens aanspraak meer op maken, bg haar past geen zon meer, baar plaats is in do duisternis, bij de besmetten en ont- eerden, bg beu die het licht moeten schuwen. Zij, de uitgestootene, Wie het hei ligste wat de menscb bezit, onttegdis: een naam die rein is, zg mag geen blok aan zgn been zgn, geen hindernis, die hem zou dwingen iu de laagte te blgven, terwijl hg de kraebt bezit booger te stijgen en dat hg wellicht, zoo het bem mocht hinderen, of bouw, welks klok vier uur aanwgst. Zes uur geleden is zij nu eerst van Langenbout weg. Het schynt baar evenwel een eeuwig- beid toe. Langzaam gaat ig voort, niet wetende waarheen en wat te doen, de wan hoop nabij- Eindelijk komt zg bij het station, een stroom van reizigers belet haar voort le gaan. Ach, hoe gaarne zou zjj, evenals zg, den vreemde willea intrekken, naar een plaats, waar niemand baar keude. Waar ook niemand weet, wat vlek haar aankleeit. Ach hoelaDg zal het duren, eer zij onder dezen last bozwgkt Eindelijk gelukt het haar, tuaschen al die menschen door te dringen en baar weg te vervolgen, eenige oogenblikken later staat zij voor een gebouw: „Hotel garnie, fami lie-hotel." „Kan ik hier een kamer krijgen vraagt ze. „Zeker", antwoordt de portier zeer be leefd, want bet stille saizoeu is voor hem niet voordeelig, en wgst haar het bureau. „Voor langeu tijd?' vraagt men daar. „Wel licht, 't kan ook zgn voor eenige dagao." Men monstert haar van bet hoold tot de voeten. Of zg belle-étage wenschte te lo- georeo, of daarna weder een blik op ba-r voile schoenen en bestoven rok„r.#o boog mogelijk?* „Zoo hoog mogelijk en zoo eenvoudig, als gg het hebt!* Zg brengen baar langs een donkeren trap en door een langen gang, naar een kleine snikheete ka mer, nitzieode op de grauwe muren van te veel mocht kwellen, van zich afschudden Zg kan toch den nacht niet onder de bloote zon. Hoe was het mogelijk, dat zg nu eerst hemel doorbrengen? Wie had haar dit van morgen kuDnen voorspellen, toen zy welge moed den dag afwachtte I Daar waren loge- gelegenheden genoeg om te aan dit alles dacht Dat zg zich verbengen kon over de toekomst, die nooit verwezenlgkt worden kon Dat zg verlangen kou naar zgn stem, die zg nooit meer booren zon, Eaar zgne armen, die haar nooit meer om vatten zouden, Daar die oogen, die haar nu nooit meer zoo trouw en oprecht zouden aanzien, die zich wellicht met afschuw van menten en slapen, meer dan genoeg. Een nederig plaatsje was haar nn voldoende. Hasr lot h«.d zich gewend 1 Na kwamen hare donkere dagen 1 Zj vestigt haar blik op een forach een binnenplaats. „Dit is het eenvoudigste wat wy hebben," zegt de kellner en hg haalde papier en pot lood nit den zak. „Het adres als je blieft." Zg schrijft terwgl haar de tranen in de oogen schieten: „Cbristina Sommer nit Hal- Ie." ,Uw stand of beroep, wanneer ik vra gen mag?' vroeg de kellner,na bet gelezen te hebben. Haar stanil Zg schudde bet hoofd eu geelt bem het blad weder terng. Hg schijnt bevredigd en verlaat de kamer. Nauwelijks is zg alleen of tg werpt zich op het bed om nit te weenea. Zg wist niet hoe lang zg daar gelegen had, eerst door het heltig kloppen op de deur werd zij wakker. Het was bet kamermeisje dat alles in gereedheid brengen wilde voor den nacht. Het was reeds donker geworden. Wordt vervolgd. ge*J f Beste vrouw Peters, uw man heeft mij gezegd, dat ge zoo moot piano kunt spe len zoudt ge mij het pleizier willen doen, iets voor ons te spolen. De bleeke vrouw werd vuurrood en was uiterst verlegen; de oogen van liaar mzn schitterden echter van vreugde.^ „O. zij kan het wel. O, zij kan zoo mooi spelen - ik heb het na weliswaar in iangen tijd niet gehoord. Toe, lie?eliDg spet'l eens op die piano, mijnheer en me vrouw nemen het heusch niet kwa ijk. De vrouw verzette zich echter uit alle macht zij had nu in geen vijf jsar een piano gezien, veel minder er op gespeeldzij had alles vergeten en hare vingers waren stijf gewordeD. Het hielp haar echter niets, haar man en ik brachten haar bijna met geweld naar de piano eu eindelijk begon zij te spelen, eene gemakkelijke, eenvou dige sonate, die haar vader, de onderwij zer had gecomponeerd, zooals zij, blozeud opmerkte. En dit blozen stond haar goed, het maakte haar jong en deed de spo ren van vroegere schoonheid weder te voorschijn komen. Hoe zij speelde, wil ik niet beoordeelen. Een meesterstuk was het niet en de vingers waren werkelijk een weinig stijf geworden, maar één was er onder ons, wien het als hemelsche muziek in de ooren klonk. En dat was Frits Pe ter. Met zulke toonen had de onderwij zersdochter eens het hart van den boe renzoon gewonnen, met deze was de liefde zijn hart binnengetrokken. Vijftien jaren waren, jaren vol nood en teleurstellingen, van kommer en ellende lagen daartusschen, zij hadlen hun invloed op den man doen gelden, hij had steeds harder gewerkt en gestreden tegen de hem verpletterende omstandigheden. Nu kwam vreugde, de redding uit het gevaar en met haar kwamen de oude toonen weder terug. Dat was te veel voor zijn mannenhart. Tranen sprongen hem uit de oogen, en rol den in zijn baard en toen zijn vrouw ein digde, snikte hij als een kind. Ziezoo beste lezer, nu is de geschiede nis uit. Maar wacht, één ding heb ik nog vergeten. August is loopjongen bij mij ge worden, vliegt als mijue vrouw hem om ee ne boodschap stuurt, alsof er vuur achter zijn hielen lag. „August, wat wil je worden?' vroeg ik toen hij bij mij in dienst trad. ,Boer' mijnheer, klonk het verheugd en dadelijk gegeven antwoord; August is een echte boerenzoon.' „Zoo boer hm. Nu, dan koop je ze ker als je groot bent geworden, een rid dergoed." „Neen, ik koop vaders weer." Dat zou zoo kwaad nog niet zijn, voor als de oude dan nog leefde* Wij zullen hopen dat August woord houdt. Zondagsblad,. Van den invloed van droo- men deelt de heer Meijers opmerkelijke voorbeelden trede in zijn boek ^Sublimi- nal Consciousnees'. Hij verhaalt van ie mand die droomt, dat zijn kinderen hem behandelen zooals hij zijn ouders behan del r, en daardoor zoo getroffen wordt, dat hij zich betert. Iemand was een mes kwijt en zocht er 6 maanden naar. Toen droom de hij, dat hij het in den zik van een zeker kleedir.gstuk had gelaten en vond het daar werkelijk. Een dame miste een haarspeld en droomde, dat zij die in een boet had laten liggen, waar zij ze inder daad terugvond. Esne andere zoekt eene teekenirigzij droomde dat zij die in een kast had verborgen en daar bleek ze dan ook te zijn. Men droomt soms van gebeurtenissen, die alleen in onbewusten toestand moeten zijn waargenomen, bijv. van de plaats waar Terloren voorwerpen zich berin den. Een jongentje, wien men een ring ge geven had, verloor dien. 's Nachts droom de hij er vao, maar zoc vaag, dat hij zich 's morgens den droom niet meer her innerde. Den volgenden nacht had hij weer een droom en zag nu den ring, zeer dui- del ijk onder den schommsl waar hij 's a- vonds speelde. Daar vond hij den ring ook werkelijk terug, Vraagstukken worden na en dan in den droom opgelost. Een kassier droomde, dat er een fout was in zijne boeken eenige weken lang zocht hij er tevergeefs naar, tot hij op zekeren nacht in den droom al zijne berekeningen weder overmaakte en de fout vond. Den volgenden ochtend had hij zijn droom bijna weer vergeten, maar de fout vond hij terug. Een kassier bij het mijnwezen in Beugalen, vond op zekeren d-.g een groot tekort in de kas eu kon niet begrijpeH van waar dit kwam. 's Nachts droomde hij dat hij rBalbao« hoor de roepen. Wakker geworden, vroeg hij aan een zijuer chefs, of hij dien naam kende; deze gaf aanwijzingen en weldra werd ontdekt, dat zoo de dief heette. Een spoorweginspeoteur droomde dat hij driemalen een stam hoorde roepen Zie naar de brug". Deu volgenden ochtend begaf hij zich naar de brug, die tot zijn inspectie behoorde en bespeurde uiets oo- merkelijks, doch bij nauwkeuriger onder zoek bleek hem, dat de grondslagen door het water waren ondermijnd. Een boer droomde, om 10 uur wakker wordende, dat er onraad was in de boer derij en wilde opstaan om de zaak te on derzoeken. Zijn vrouw echter houdt hem terug. Na een uur kan hij zich met 1»d- ger bedwingen, gaat en vindt zijn stal leeggeplunderd en zijn paard gestolen. Een scheepskapitein meende in zijn droom s morgens zeer vtoeg een stem te booren, die hem toeriep: „pas op, pasop, ge zult in den grond loopen Hij wordt bezorgd wakker en begeeft zich half ge kleed naar de brug. De zee is kalm, hg ziet uiets. Hij kleedt zich aan en de stem blijft hc vervolgenhij keert naar de bru terug eu ziet nu een grooie boot, die met° volle kracht komt aanstoomen en zijn schip zonder twijfel in den grond zou heb ben geboord. Vroe gtjjdige huw el ij ken. Een onlangs uitgegeven statistiek toont aan, dat in Engeland vooral de arbeiden de 'klasse zeer vroegtijdig in het huwelijk treedt. Voornamelijk is dit het geval in de groote Dij verheidsdistricten. Te Botton trouwde 45 jongelieden en 175 meisjos op den leeftijd van 15 jaar. In Stokport wa ren zelfs 59 mannelijke eu 179 vrouwelij. ke personen, die beueden dien leeftijd in den echt werden verbonden. Over het al gemeen huwt men in de Engelsche arbei derswereld op den leeftijd van 15 tot 20 jaar en meestal zonder vergunning der ou ders. Voor eenigen tijd werd een boerenknecht, Thielen genaamd, bij Trier, wegens kindermoord ter dood ver oordeeld; de man verklaarde tot 't uiter ste onschuldig te zijn en stierf van ver. driet in de gevangenis, nog vóór het dood- vonnis rechtskracht had verkregen. Door latere aanwijzingen is men er toe gekomen het proces te heropenen en thans jg de overledene vrij gesproken. Wij vermei- het feit ter wille van de voorstanders der doodstraf. Vaderland. Een rijke bruid. Mej, Anua Gould, dochter van den vermaarden millionair Jay Gould, is verleden Maan dag te Parijs in het huwelijk getreden met den graaf De Castellanne. Onder de ge schenken barer familie wss een haarband van pasrleD, diamanten en robijnen, ter waar de van f 100,000. Bij hare meerderjarigheid krijgt zij de vrije beschikking over het haar nagelaten vermogen van 37 millioen galden. Vader. Hier hebt ge nu, vrouwlief de teekening van ons nieuw huis. Hier komt de tuiu, daar is het balkon hier komt het salon. De kleine Ella. En waar komt nn de hypotheek, papa Eerste knecht. Heb jij nog geld op de spaarbank? Tweede knecht. Een dikke dni. zend gulden, Hoe kom je daaraan Die heb ik in den loop der jaren uit de kleeren van meneer geborsteld Jantje. Wat is een frauduleus ban* kroetier, pa Vader. Een man, die erop betrapt wordt, dat hij zijn crediteuren besteelt. Jantje. En als hij er niet op betrapt wordt, pa ader. Dan is hij een financier. Ook een bijdrage tot de Fransche zeden. Eeu droevige geschiedenis werd Viijdag 11. behandeld voor het gerechtshof te Bou- ches du Rhöne. Marie Mattei, dochter van een officier zonder fortuin, werd op weel- derigen voet groot gebracht. Zij leerde al les, waartoe het stadje maar gelegenheid gaf, paardrijden enz., en toen zij 20 jaar oud was, vond ze het leven in de burge- lijke woning harer ouders ouverdrage- lijk. Kolonel Mattei stuurde daarop zijn doch» ter naar Nizza, naar zijn broeder, Adolf Mattei, een rijk man, getrouwd en huis vader. Hij verliefde weldra op zijn nicht en knoopte met haar een ontwettige ver bintenis aan, waarvan de gevolgen niet uitbleven. Haar vader maakte zich, toen hij de schaude zijner dochter vernam zoo boos. dat hij stierf. Marie ging onder tas- scher. naar Turijn, waar zij beviel. Haar oom was ondertusschen zij op reis gegaan, maai kwam la'er in Marseille terug, waar de nicht hem opwachtte in het hotel „Grig- non". Nauwelijks waren zij daar samen in een kamer, of Marie Mattei schoot op haar oom en wondde hem doodelijk. Zij werd gevangen genomen en stond nu de zer dagen terecht. Haar moeder heeft on dertusschen te Parijs zelfmoord gepleegd. Marie Matei is 23 jaar en een heel mooi meisje. Was het daarom, dat rij we/d vrijgesproken, of waren er redelijke gron den t van het rechtsgevoel der Eeo staaltje Franschen De winter in het buiten- land. In Duitschlaod ziet het er met ds rivieren heel anders uit dan nog slechts eeu paar dagen geleden. Te Giasheim was men zaterdag nog bezig een ijsfeest op den Rijn voor te bereiden, evenals dat in Maart 1845 plaats had, en thans is het voor de stad weer bijna blank water, is het scheepsvaart verkeer hersteld en wer ken de baggermachines op stroom. Op verscheidene andere plaatsen kruit de Rijn, ook het ijs in de Mosel is op de meeste plaatsen los. Dinsdagnacht begon het ech ter weer sterk te vriezen, van 11 tot 13 graden, ie Irier en in Riju—Hessen is weder veel sneeuw gevallen. De spoorweglijuen T horn—Kulinsee, Strelno, KonopidzsJablooowo en Unie** Dameran zijn dcor de sneeuw gestremd. In Hongarije zijn de rivieren door de ontdooide sneeuw zoo gezwollen, dat men overal vreest voor overstroomiDg. Te Mo- ravicz is de djjk van het kanaal doorge broken. Snelpersdruk van J. Wihksl te Schage*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 9