De E 38ste Jaargang No. 2973 1 si Ki itiel overzicht ier week. ROMAN van lij Éfeb* Es 1# :ri d -r' y lil BIJVOEGSEL. Brieven mt [is Rotterdam, 14 Maart 1895. XXXYII. De kerkhoven worden in onze eeuw een eind buiten de steden aangelegd. „Dat is", hoorde ik eens beweren „voor de uitwasemingen en dan liggen ze rus tiger Ons kerkhof, Crooswijk, werd in het jaar 1832 in gebruik genomen; 't lag toen een half uurtje gaans buiten de stad, ter Noordzijde, aan de Rotte. Nu zich echter de stad ook naar deze zijde uitbreidt, ligt Crooswijk reeds tusschen de huizen en nu reeds hebben dus de jaren alle beteekenis aan de vaderlijke zorg der overheid voor de levenden en voor de dooden ontnomen. In het begin bezorgde dit kerkhof de ze overheid heel wat moeite en zorg. Telkens kuilde het Iiottewater diepe ga ten in den bodem en voerde de lijken meê; in 1854, bij een doorbraak van de Boezemdijkjes, overstroomde het kerkhof geheel, zoodat dit een tijdlang onbruik baar was en men daarbuiten op een nu begroeid hoogtetje begraven moest. Maar tegenwoordig is de wal met keien ver sterkt, en kan zoo iets niet meer gebeu ren: tegenwoordig slaapt men rustig op Crooswijk. De hoofdingang is een witpoortgebouw- tje met bruinhouten hekken, waarin ge beeldhouwd zijn, de attributen van den dood sikkel zandlooper, daartusschen 'n een paar uilkoppen en een vliegende vleermuis. In een frontispies ligt levens groot, uitgestrekt op wit, de dood-mensch, naar luid der overlevering het beeld van den eersten man die hier begraven werd, zekeren Eduard de Koning. Als men het hek doorgaat, voorbij dej\ beleefden begraafplaatswachter, een oud mannetje in leeren uniform, ligt daar in den mid-zomer een mooi tafreel van leven en levenslust op den doodenakker. Den voorgrond vormen plantsoenrondin gen, kleurig van bloemen, het midden stuk vijf populieren hoog rijzend tot de wolken uit een leeg rond van blauwe grafzerken, zijstukken de grintlanen,voort- F E I L L li T O iN. Georg Beitdler. 33. 't Is een dag later het was achter middag monsieur Oswald gaf zijne leer- linge-patrones- mevronw Neumann, haar gewone fransche les. Hare vorderingen waren buitengewoon, Klaartje had alles met groote gemakkelijkheid geleerd. Dit erkende zelfs Neumann en die was in dergelijke dingen toch geen fijn opmerker. Heden evenwel wildo het niet vlotten, mevrouw Neumann dacht aan hare badreis en de daarvoor nog benoodigd zijnde zaken en maakte meer dan ééne fout. En wonder boven wonder, Oswald verbeterde ze niet, zij ne gedachten werden ook door andere zaken bezig gehoudeD. Hij had voor de eerste maal zijn beminde een verzoek moeten weige ren. Dit griefde hem zoozeer, dat bij me vrouw Neumann deelgencot van zijn lijden maken moest. Hij had het zoo gaarne wil len toestaan, afgescheiden nog, dat zijne Fan ny bet vroeg. Het betrof eene dame, die in het bnis van onzen neef Helbig woont. „Zoo,* meende Klaartje, „die vreeselijke juf frouw, waarvan mjjn man mij verteld heelt? Zij heet Kleinholz is 't niet?" „N,—neen," antwoordde hij, „dat is de huishoudster. Neen het is de andere, bet jonge meisje!4 „Ha juist, het dochtertje van mijnheer Helbig. „Neen, neen,4 riep bij ongeduldig nit, „niet bet dochtertje van mijnbeer Helbig, die beet Therese. Ik bedoel juffrouw Cbristina." „Maar," antwoordde Klaartje kalm, „dat is toch ook een dochter van Helbig.4 Bij keek haar beteuterd aan, en geloofde nog altiid hrar misverstaan te hebben en trachtte ie verg* ets zijn leerlinge uiteen te zetten, dat Helhigs buve ijk maar met één md gezegend waa geworden, duB dat er van een tweede geen sprake zijn koD. De jOEge vrouw deed haar best haar lachen te ewaren en maakte de zaken hem daarna *oo duidelijk mogelijk. „Maar mijn hemel," riep hij uit, „hoe weet dat alles?" waarop ze schalks autwoord- e: bet mogeljjk, dat gjj dit alles niet Set is toch een publiek geheim. „Hjj oopend tusschen twee rijen breedgekruin- de boomen,scheidend de velden van graveD, den achtergrond opstaande zerken en beelden met bloemen omslingerd, zich in de verte langzamerbaud vervagend. Een wandeling over een kerkhof als dit, kan, vind ik, den opmerker wel wat leeren. Niet dat alles vergankelijk is, dat wordt u, misschien niet zoo scherp ge teeker.d maar zeker even vaak daarbui ten ook geleerd. Niet dat het leven slechts een spanne tijds is enz. enz., neen, wat u op Crooswijk heel krachtig bewezen wordt is ditde macht van God Mam mon en de menschelijke ijdelheid gaat zelf tot in den dood. Ziehier: Er zijn hier vijf klassen van begraven, vier voor betalenden, éen voor onver- mogenden. De eerste klasse, die der fa miliegraven, strekt zich uit over een flin ke ruimte, gedekt door dikke steen pla ten, soms afgesloten door ijzeren hek jes waarnaast boomjes en heesters kleurig uit den grond schieten de vijfde klas se graven bevatten zeven of acht kisten op elkaar gestapeld, bedekt door eenvou dige graszoden, hier en daar een plank je met een naam, of een eenzaam bloem potje, en de tusschenklassen zijn naar verhouding. Het graf van den bezittende, wearvoor jaarlijks een flinke vergoeding wordt be taald, blijft keurig onderhouden, in on geschonden staat ten eeuwige dage dat van den niet-bezittende wordt na 10 jaren ontruimd voor anderen, de beende ren worden te zamen in éen groote kist opnieuw begraven en zoo rest den na komeling zelfs niet de herinnering. Grafschriftenzijn hier ellenlange ver zen in steen gebeiteld of netjes geschre ven, vermeldend de lof en de titels des dooden, d 1 r alleen den naam des dooden met een R. I. P. Bewijzen voor de boven uitgesproken meening vindt gij hier ook in de verschil lende methoden van begraven. Begraven, waarvan een onzer gees tigste auteurs, I. vau Rennes, zegt, dat het is de thermometer van het fatsoen en de barometer van de nalatenschap- Beschouwd als zoodanig is er wel wat van „begraven4 te zeggen.We heb ben in één menschenleeftijd al wat ver schillende manieren van „ter aarde be stellen" gehad. De cellebroeders die voor een prikje de jnmmertaak van de treu rend achtergeblevenen overnemen en schreeuwend achter den lijkwagen gin gen, zijn de oudste. Dan volgen de lui uit het glanstijdperk, de deftige kuit- en steekbidders. Een brok zwarte deftigheid in zwar te rok, zwarte broek, zwarte kousen met kuitkussentjes, zwarte steek en eene spier wit gelegenheidsgezich* dat afwis selde naar de som die betaald werd tusschen deelneming, diepe ernst, somber- heidMroefgeestigheid,smart of diepe smart. Diepe smart was heel duur, deelneming was 't goedkoopst. Die is trouwens over al nog al goedkoop. 't Was een hartverheffend schouwspel zoo'n steekbidder met afgemeten passen te te zien uitgaan voor den Ijikwagen met zijn 6 of 10 of 12 v dragers" en zijn paar den met veeron pluimen op den kop. De steekbidder zorgde vaderlijk voor de lijkbezorging. Eerst ging hij „aanzeg gen", dat beteekent, hij ging bij de bu ren en vrienden de complimenten doen van mevrouw en dat meneer het van nacht, precies om zoo laat had afgelegd en dat de begrafenis overmorgen om 12 uur zou plaats hebben. Dan zorgde hij voor een waakster bij 't Ijk, meest zijn eigen vrouw, en voor de kist met boslaggies van zullever of zonder beslag- gies, en voor de uitnoodigingen. Op den begrafenisdag zorgde hij voor den ontvangst der vrienden, zorgde hij dat de kist netjes uitgedragen en de vrien den eén voor één, elk op hun beurt, bui tengelaten werden, zorgde hij dat op het kerkhof allen gingen in plechtige rij achter de kist, met de hooge hoeden in de hand; zorgde h ij voor een bedankie als de kist in de groeve stond, zorgde hij voor koffie en rouwkrakeliugen in 't sterfhuis, dat de teruggekeerden zich behoorlijk lav n konden, zorgde hij", .nu ja, hij zorgde voor alles wat noodig was. Deze patente kerel is dood, tegen woordig is de deftigheid van 't begra ven af, alles gaat met een gangetje, ge leid door oneerbiedige bosboden", die hun „vak" niet verstaan. Armenbegrafenissen zijn altijd oneer biedig geweest. Vroeger brachten armhuismannetje3 de ruw-houten kist binnen, twee man nen in verkleurde uniformen, kwamen die den volgende dag halen en brachten hem naar de Binnenrotte, waar hij met een was m d war en schudde verontwaardigd het hoofd. „Dat h id ik nooit voor mogelijk gehouden. Fanny heelt golukkig geon gedach te aan zoo iets ergelijks; wat een geluk dat ik baar verzoek geweigerd heb.4 „Zoudt ge mij nu eindelijk eens willen zeggen, wat er met dat meisje is voorgeval len?" „Jawel," zeide hij en zocht blijkbaar naar zijne woorden. „Van morgen dan," zoo vertel de hij, „kwam de bewuste," hij scheen zich nu te schamen, haar naam u't te sprekeD, „bij zijne beminde en had haar medegedeeld, dat zij het huis van Helbig verlaten had, en dat zij er nooit in kon terogkeeren; men moest haar maar niet naar den reden vra gen, die kon zij onmogelijk zeggeD. Vervol geus vroeg ze of Fanny haar voor eenigeD tijd bij zich in hnis wilde opnemen. Zij ge voelde zich zoo eernaam in bet hotel waar zij logeerde en zij vreesde ook, dat men baar zou zoeken, en dat wildo zij voorkomen. Deuk nu eens, in welk een verlegenheid mijn arme Fanny zich bevond. Haar hart dreng haar, ja te zeggen. Gelukkig herinnerde zij zich op dit oogenblik, dat zij ook naar mijn «mening te luisteren hnd." Bij deze woorden had bet kleine kereltje zich zoo groot mo gelijk gi maakt. „Zij maakte de toestemming alzoo afhankelijk van mij, en ik heb, trots Fanuy's smcekeo en bidden, neen en nog maals neen gezegd. Ziedaar alles, alles, alles," voegde hij er aan toe, als om zich moed in te spreken voor verderen strijd. „En wat reden hebt ge toch, voor zulk een daad, een held der indianen waardig?" Hij zag haar verwonderd aan. „Hoe kunt ge dat vragen? Weet gij dan wat er achter dit alles steekt? En bedenk dan toch,Fanny is verloofd 1 Moet men dan niet dubbel voorzichtig zijn? En daarenboven nog, dat alles wat gij mij zooeven hebt medegedeeld, ik ben recht dankbaar dat ik neen gezegd heb. Maar waarom Ischt ge toch zoo?" Inderdaad zij lachte, lachte dat haar de tranen langs de wangen liepen. „Wat zijt ge toch een wonderlijk menscb. 't Is o ge uit een andere wereld komt. Waarover maakt ge u toch moeilijk Over uw beminde Maar die is toch geen kiud meer 1 Wat kan haar dat schaden, wanneer zij dat meisje bij zich neemt Voor mijnbeer Helbig behoelt ge u toch niet te ontzien." „Waarachtig niet, dat heeft hij niet aan mi) verdiend 1" „Nu dus Waarom dan Slechts uit vrees voorden goeden naam van uw beminde Nu neemt ge bet daarmedo zoo zwaar op, maar dat vind ik ik zal het maar niet zeg gen." „Dat zal wel het beslo zijn," zeido Os wald gekrenkt. „Wij begrijpen elkander toch niet." „Dat geloof ik ook niet," zeide zij, nog altijd lachend. „Maar ik zal u toonen, dat ik niet zoo angstig ben. Ik ben getrouwd en moeder van twee kinderen, das ik zal zoo iets wel bunnen wagen. Wanneer gjj nu zoo bespottelijk bezorgd voor uw beminde zijt, zeg dan tegen dat mciaje, dat zij bij mij komen kan. Laat 't ook maar, 't is beter dat ik zelf ga." Maar ook dat scheen den kleinen man te ge waagd te zijn. „Wilt ge niet terst uw man er over raadplegen Ik moet u nog zeggen dat «ij vroeger ook reeds eens gebruik ge maakt hoeft van Fannys gastvrijheid, om met een vroegeren leermeester van haar een gesprek onder vier oogon te hebben. Ik maak er mij nu nog een verwijt van, dat ik dat toenmaals heb toegestaan, 't Was in het begin van ons engagement. Zooals reeds door mij beweerd is, 't is niet zooals 't be hoort, en wie weet ol deze beide gevallen niet mot elkander in verband staan." „Des te bpter," riep Klaartje. „Waar woont ze Ik zal haar nog heden opzoC' ken." Hoofdschuddend noemde hij het hotel waar Chris ina haar intrek had genomen, en het fransche onderricht was hiermede voor dit maal afgeloopen Voordat Chris'ina naar Fanny Lehrs was gegaan om daar een onderkomen te vragen, had zij twee brieven geschreven. De eerste hield slecht weinige woorden in .Ik meest wog van u allen en kan nooit wederkeeren. Wees niet over mij bezorgd en zoak niet naar mij 1 Het zal nutteloos zijn. En dank, dank voor alles en duizend wenschen voor Tbesi. Ik zal u geen schande aan doen." De brief liet zij door den kellner op de post brengen, 't Was haar niet mogelijk ge weest nog dienselfden avond te schrijven, maar nu mochten zij toch niet langer dan hoog noodig was ODgeruet over haar blijven. Eerst langzamerhand verzamelden zij hare gedachten. Dod tweeden brief hield zij bij zich. Daarvan kon zij nog niet scheiden. Het was of zij daarmede haar laatste steun verloor, of haar laatste hoop vervloog. Zij kon hem later zelf op de post brengen. En toen zij op straat was, baalde zij telkens weder hare band terug, die den brief in de gleuf van de postkast moest steken. In de vol gende kon zij hem ook stekenMaar daar aangekomen, baalde zij hare hand wedv>r te rug; deze spleet geleek baar een graf toe, waarin zij haar laatste hoop ging begraven. ruk in het ruim van het lijkenjacht ge schoven en zoo naar Crooswijk gevoerd werd. In mijn tijd nog werden in Oud-Delfs- haven de lijken van arme lieden met een vuilniskar vervoerd en eerst toen de stem der verontwaardiging lang en krach tig gesproken had, verving de regeering deze door een draagbaar. Tegenwoordig houdt Rotterdam er een behoorlijke stadsljjkwagen op na, met twee bijbehoorende dito burgers. Maar toch gaat de laatste rit" in een drafje met zoo weinig eerbied, dat de ar me van zoo'n liefdadigheid weinig we ten wil en, als 't maar even kan, zijn penuinkske afzondert voor de „bus" die hem een minder „liefdadige" begrafenis verzekert Het busstelsel is zeer sterk ontwikkeld in de Maasstad. De meeste arbeiders betalen weke lijks hun zooveel dubbeltjes „bosgeld" dat hen vrij dokters en apothekers en vrij begraven waarborgt. Busbode is in Rotterdam een goed baantje; de heeren die op dien titel mogen bogen, zijn er in den regel bidder en palfenier op brui- lofskoetsen bij en do vrouw „drijft" een winkeltje of is suppooste in een dor schouwburgen, waardoor dus bet mes aan alle kanten snijdt Het baantje wordt vaak in de courant te koop aan geboden voor een heel aardig bedrag en het aantal liefhebbers is altijd groot.... Maar om op het begraven terug te ko men, daarmee is meestal heel de appre ciatie van des dooden mooie deugden geëindigd, bet aantal treurende op bet kerkhof van deze stad van 300000 zie len is, o zoo gering; 't bedraagt zelden meer dan tien tegelijk en dan moet bet nog een heel mooie Zondag wezen slecht weer houdt de treurenden thuis! Een Rotterdamsche dichter zingt van ...gras dat treurig groeit en om de zerken krult, met tranen wordt besproeid... Maar dat is schr.kkelijk overdreven. I Buitenlandsch Nieuws. Sedert Keizer WILHELM II den trooD zijm vaderen beklom, heeft hij geene ge legenheid voorbij laten gaan, om de kloof Dat herhaalde zich telkens weder, voor el ke brievenbus die zij op haar tocht naar Fanny's woning tegenkwam, en met den brief in den zak, trad zij bij jnffrouw Lebrs binnen. Zij had zich voorgesteld, dat slechts een enkel woordje, een kleine aanduiding ge noeg gewee3t zon zijn, om te verkrijgen wat zij gaarne wilde. Nu stuitte zij wel niet op tegenstand, maar toch op allerlei bedenkin gen. En dat was voor haar al te veel. Het leven scheen haar nu nog zwaarder toe dan zij het zicb reeds had voorgesteld. De eerste schrede die zij op het levenspad maakte, was na al fe vergeefs, hoe vriende lijk Fanny haar ook had ontvangen, en boe- veel hoop zij haar ook gegeven had, zij ge voelde, dat bette vergeefs geweest was. Zij ontdekte aan alles maar al te duidelijk, dat zij geen lid meer was van den deftigen huize Helbig; zij stond nu alleen, verstooten, en was verplicht, wanneer zij met een verzoek kwam, alles eerst haarfijn te vertellen en zij moest dulden, dat men haar al hare ge heimen trachtte te ontlokken. Ja, ja, het was anders, gansch anders geworden Nu wandelde zij weder door de straten, en nog altoos had zij den brief in haar zak en hoopte zij een grond te vinden, die baar het afzenden van dezen brief zou besparen. Zij hield hem vast omkneld, alsof bet moge lijk was, dat hij zelf vanuit haar zak in de brievenbus glijden zou. Was 't dus wonder dat zij een omweg maakte, wanneer zij van verre een dusdanige machine zag, die zoo gaarne bereid was, in te slikken wat haar het liefste was? Zonder doel dwaalde zij door de straten, slechts met haar eigen gedachten bezig Moet het dan toch gobeuren? Was er daD geen enkele uitweg meer?Had zij niet reeds haar plicht gedaan, door het huis Helbig, re ontvluchten. Moest zij nog meer offers brengen Moest zij hel laatste wat haar nog aan bet leven hechtte, moest zij ook dat nog missen? O, wat zou dan haar le ven zijn, dor, eenzaam en verlaten. Moest zij dan juist, omdat bare ouders die zonde misdreven hadden, baar geheele lev.-n ver woesten Haar eigen alleen? Verwoestte zj] ook niet het leven van hem.wien zij zoo dierbaar was, die baar zoo zielslief had Zij zag hem voor zicb, bij de ontvangst van haar brief; de tafel krampachtig met ziju vnist omklemmend; al zijn energie zon vernietigd zijo, zijn levenslust verdwenen, en zijo strijdkracht, verbroken. Had zij het recht daartoe, dat alles te vernietigen, of moest zij hem zelf laten belissen? Dat denkbeeld wekte baar op; haar schreden tusschen Duitschland en Frankrijk te val len, m. a, w. om het Frausc'ae volk vriend scbappeiijker jegens de Duitsche natie te stemmen. De bart lijke telegrammen van deelneming bij den dood van beroemde Fransche personen, de welwillendheid jegens de wegens spionage veroordeelde Fransche officieren, hebben hun doel niet gemist. Sedert de laatste maanden wordt er in de verhouding tusschen beide lan den eene merkwaardige verbetering waar genomen. Deze verbeterde toestend openbaart zich in de deelneming van een Frarsch smaldeel aan de Kanaa'feesten te Hamborg. Ook exposeeren na vijf-en-twintig jaar, nu we der kunstenaars op de schilderijententoon stelling te Berlijn, wat v-oeger in Fran krijk eenen storm van verontwaardiging zou hebben opgewekt, maar waar van thans io de Parijsche bladen nauwelijks notitie wordt genomen. Duitschland heeft zijnerzijds of ficieel medegedeeld dat het op de Parij sche wereldtentoonstelling vertegenwoordigd zal zijn. In den beginne hebben z:lfs ge matigde Duitschers het den keizer kwa lijk genomen dat hij in vele opzichten de Franschen tegemoet kwam. Men vreesde, dat het ij'dele Fransche volk, de hoffelijk heden van den keizer voor zwakte zou houden, en ze uit de hoogte zoude be antwoorden. Zulks zou natuurlijk den mo narch kwetsen, de Rgeenng te Berlijn uil tr mate ontstemmen, en daardoor juist de tegenovergestelde gevolgen te weeg brengen als men verwachtte. De ernst van 's kei zers streven, en de resuhaten tot heden verkregen, hebben de openbare meeningin beiden landen in eene andere bedding ge leid. De gemeenschappelijke belangen bei der natieD, maken het ook reeds van na ture noodzakelijk, als goede buren met el kander te leven. RUSLANDis sedert den dood vanAlexan- der II ook vriendschappelijker gezind. Mag men het misschien toeschrijven aan den invloed der Ilessische vorstin, dat Tsaar Nicolaas eene viiendschappelijke toe nadering zoekt? Indien dit zoo is, dan mag men zeker het huwelijk wel zegenen, dat reeds nu al lijk is in zijne gevolgen. De jongste benoeming van den czaar geeft dui delijke blijken van de verbeterde stemming. Na den dood van vod Giers had mes in Engeland gehoopt, dat baron Stsal den Russiche gezant bij het hof te Londen, en daar als minister van Buitenlaudsche zaken benoemd zon geworden zijn. Het werden vluggor, haar gang lichter. Wellicht was nog niet alle geluk voorbij't Was echter voor korten tijd. Zwaarder werd haar gang, langzamer hare schreden, zwarter ha re gedachten. Al zon hij haar nu lief genoeg hebben, om den smaad, die haar aankleefde, over het hoofd te zien, tenioaal moest toch de dag ko oi in. waarop hij verdraagt,wat hij eerst begeer de, duldt wat hem een zaligheid was; afwijst, waarom hij vroeger bodelde. Ja, ja, zoo zou het zijn; de dag moest komen, waarop zij een hindernis zijn zou, op zijn weg; waarop, al was hij het uiet zelf, anderen zouden moe ten getuigen, dat hij zonder die vrouw hoog zcu zijn gestegen; terwijl hij nu naar de diepte was meegesleurd. Zij versnelde haar schreden, naarmate hare gedachten hoogar vlucht namen. AI haar eergevoel, haar trots als mensch ontwaakte in haar ziel. Alles, alles zou zij beter verdragen dan dat. Liever alles verliezen, alles ontberen, liever ten gronde gaan; alles liever, dan dat! En in een plotselinge opwelling greep ze in haar zak en stak met een afgewend gelaat, als wilde zij geen getuige zijn van deze verschrik kelijke daad, haar brief in de bus. Esn kwartier later zat zij in haar kleine, heete kamer en staarde met strakke oogen naar den grauwen maar tegenover haar ven sier. Alles was voorbij, De bezoekers van Blankenbergho braken zich er het boofd over wie of toch die beide dames waren, die zoo afgezonderd leefden. Allerlei badgasten, zoowel dames als heeren, 1 hadden geprobeerd haar te naderen; men bad hen wel niet algewezen, maar toch duidelijk genoeg laten bemerken, dat men onwelkom was. Men zag haar beiden altijd te zamen wandelingen doen, ot bezig, op het balkon van de kleine villa die zij bewoonden, met baudwerken; terwijl twee allerliefste kinde rzo aan hare voeten speelden. Van alle ver makelijkheden bleven zij verre, zij bezochten noch bazars noch coocsrteo.o'schoon zij van al le daar aanwezige dames verreweg de schoon- sten waren. Zij beiden, met hare rijzige ge stalten,de blonde,blijkbaar de ondste, met hare bevallige bewegingen en eleganten gang en vriendelijk innemend gelaat, en dan dejoög- gere, de zwarte, nog in de lente harer jaren, die toch zoo ernstig en melancholiek rond om zich zag, met hare groote weemoedige oogen, zij kwamen en verdwenen en overal volgden haar de oogen der voorbijgangers. Gelegenheid om beiden langer gade te slaan, was er met, dan dat zij te zamen gin gen baden. Dan waren er altijd zeer velen, die daarvan gebruik maakten. Hand aan hand

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5