De E
38ste Jaargang No. 2973
1 si
Ki
itiel overzicht ier week.
ROMAN
van
lij
Éfeb* Es
1#
:ri
d
-r'
y
lil
BIJVOEGSEL.
Brieven mt [is
Rotterdam, 14 Maart 1895.
XXXYII.
De kerkhoven worden in onze eeuw
een eind buiten de steden aangelegd.
„Dat is", hoorde ik eens beweren „voor
de uitwasemingen en dan liggen ze rus
tiger
Ons kerkhof, Crooswijk, werd in het
jaar 1832 in gebruik genomen; 't lag
toen een half uurtje gaans buiten de
stad, ter Noordzijde, aan de Rotte. Nu
zich echter de stad ook naar deze zijde
uitbreidt, ligt Crooswijk reeds tusschen
de huizen en nu reeds hebben dus de
jaren alle beteekenis aan de vaderlijke
zorg der overheid voor de levenden en
voor de dooden ontnomen.
In het begin bezorgde dit kerkhof de
ze overheid heel wat moeite en zorg.
Telkens kuilde het Iiottewater diepe ga
ten in den bodem en voerde de lijken
meê; in 1854, bij een doorbraak van de
Boezemdijkjes, overstroomde het kerkhof
geheel, zoodat dit een tijdlang onbruik
baar was en men daarbuiten op een nu
begroeid hoogtetje begraven moest. Maar
tegenwoordig is de wal met keien ver
sterkt, en kan zoo iets niet meer gebeu
ren: tegenwoordig slaapt men rustig op
Crooswijk.
De hoofdingang is een witpoortgebouw-
tje met bruinhouten hekken, waarin ge
beeldhouwd zijn, de attributen van den
dood sikkel zandlooper, daartusschen 'n
een paar uilkoppen en een vliegende
vleermuis. In een frontispies ligt levens
groot, uitgestrekt op wit, de dood-mensch,
naar luid der overlevering het beeld van
den eersten man die hier begraven werd,
zekeren Eduard de Koning.
Als men het hek doorgaat, voorbij
dej\ beleefden begraafplaatswachter, een
oud mannetje in leeren uniform, ligt daar
in den mid-zomer een mooi tafreel van
leven en levenslust op den doodenakker.
Den voorgrond vormen plantsoenrondin
gen, kleurig van bloemen, het midden
stuk vijf populieren hoog rijzend tot de
wolken uit een leeg rond van blauwe
grafzerken, zijstukken de grintlanen,voort-
F E I L L li T O iN.
Georg Beitdler.
33.
't Is een dag later het was achter
middag monsieur Oswald gaf zijne leer-
linge-patrones- mevronw Neumann, haar
gewone fransche les. Hare vorderingen waren
buitengewoon, Klaartje had alles met groote
gemakkelijkheid geleerd. Dit erkende zelfs
Neumann en die was in dergelijke dingen
toch geen fijn opmerker.
Heden evenwel wildo het niet vlotten,
mevrouw Neumann dacht aan hare badreis
en de daarvoor nog benoodigd zijnde zaken
en maakte meer dan ééne fout. En wonder
boven wonder, Oswald verbeterde ze niet, zij
ne gedachten werden ook door andere zaken
bezig gehoudeD. Hij had voor de eerste
maal zijn beminde een verzoek moeten weige
ren. Dit griefde hem zoozeer, dat bij me
vrouw Neumann deelgencot van zijn lijden
maken moest. Hij had het zoo gaarne wil
len toestaan, afgescheiden nog, dat zijne Fan
ny bet vroeg. Het betrof eene dame,
die in het bnis van onzen neef Helbig woont.
„Zoo,* meende Klaartje, „die vreeselijke juf
frouw, waarvan mjjn man mij verteld heelt?
Zij heet Kleinholz is 't niet?"
„N,—neen," antwoordde hij, „dat is de
huishoudster. Neen het is de andere, bet
jonge meisje!4
„Ha juist, het dochtertje van mijnheer
Helbig.
„Neen, neen,4 riep bij ongeduldig nit,
„niet bet dochtertje van mijnbeer Helbig, die
beet Therese. Ik bedoel juffrouw Cbristina."
„Maar," antwoordde Klaartje kalm, „dat is
toch ook een dochter van Helbig.4
Bij keek haar beteuterd aan, en geloofde
nog altiid hrar misverstaan te hebben en
trachtte ie verg* ets zijn leerlinge uiteen te
zetten, dat Helhigs buve ijk maar met één
md gezegend waa geworden, duB dat er
van een tweede geen sprake zijn koD. De
jOEge vrouw deed haar best haar lachen te
ewaren en maakte de zaken hem daarna
*oo duidelijk mogelijk.
„Maar mijn hemel," riep hij uit, „hoe weet
dat alles?" waarop ze schalks autwoord-
e: bet mogeljjk, dat gjj dit alles niet
Set is toch een publiek geheim. „Hjj
oopend tusschen twee rijen breedgekruin-
de boomen,scheidend de velden van graveD,
den achtergrond opstaande zerken en
beelden met bloemen omslingerd, zich in
de verte langzamerbaud vervagend.
Een wandeling over een kerkhof als
dit, kan, vind ik, den opmerker wel wat
leeren. Niet dat alles vergankelijk is, dat
wordt u, misschien niet zoo scherp ge
teeker.d maar zeker even vaak daarbui
ten ook geleerd. Niet dat het leven slechts
een spanne tijds is enz. enz., neen, wat
u op Crooswijk heel krachtig bewezen
wordt is ditde macht van God Mam
mon en de menschelijke ijdelheid gaat
zelf tot in den dood.
Ziehier:
Er zijn hier vijf klassen van begraven,
vier voor betalenden, éen voor onver-
mogenden. De eerste klasse, die der fa
miliegraven, strekt zich uit over een flin
ke ruimte, gedekt door dikke steen pla
ten, soms afgesloten door ijzeren hek jes
waarnaast boomjes en heesters kleurig
uit den grond schieten de vijfde klas
se graven bevatten zeven of acht kisten
op elkaar gestapeld, bedekt door eenvou
dige graszoden, hier en daar een plank
je met een naam, of een eenzaam bloem
potje, en de tusschenklassen zijn naar
verhouding.
Het graf van den bezittende, wearvoor
jaarlijks een flinke vergoeding wordt be
taald, blijft keurig onderhouden, in on
geschonden staat ten eeuwige dage
dat van den niet-bezittende wordt na 10
jaren ontruimd voor anderen, de beende
ren worden te zamen in éen groote kist
opnieuw begraven en zoo rest den na
komeling zelfs niet de herinnering.
Grafschriftenzijn hier ellenlange ver
zen in steen gebeiteld of netjes geschre
ven, vermeldend de lof en de titels des
dooden, d 1 r alleen den naam des dooden
met een R. I. P.
Bewijzen voor de boven uitgesproken
meening vindt gij hier ook in de verschil
lende methoden van begraven.
Begraven, waarvan een onzer gees
tigste auteurs, I. vau Rennes, zegt, dat
het is de thermometer van het fatsoen
en de barometer van de nalatenschap-
Beschouwd als zoodanig is er wel
wat van „begraven4 te zeggen.We heb
ben in één menschenleeftijd al wat ver
schillende manieren van „ter aarde be
stellen" gehad. De cellebroeders die voor
een prikje de jnmmertaak van de treu
rend achtergeblevenen overnemen en
schreeuwend achter den lijkwagen gin
gen, zijn de oudste. Dan volgen de lui
uit het glanstijdperk, de deftige kuit- en
steekbidders.
Een brok zwarte deftigheid in zwar
te rok, zwarte broek, zwarte kousen met
kuitkussentjes, zwarte steek en eene
spier wit gelegenheidsgezich* dat afwis
selde naar de som die betaald werd
tusschen deelneming, diepe ernst, somber-
heidMroefgeestigheid,smart of diepe smart.
Diepe smart was heel duur, deelneming
was 't goedkoopst. Die is trouwens over
al nog al goedkoop.
't Was een hartverheffend schouwspel
zoo'n steekbidder met afgemeten passen te
te zien uitgaan voor den Ijikwagen met
zijn 6 of 10 of 12 v dragers" en zijn paar
den met veeron pluimen op den kop.
De steekbidder zorgde vaderlijk voor
de lijkbezorging. Eerst ging hij „aanzeg
gen", dat beteekent, hij ging bij de bu
ren en vrienden de complimenten doen
van mevrouw en dat meneer het van
nacht, precies om zoo laat had afgelegd
en dat de begrafenis overmorgen om 12
uur zou plaats hebben. Dan zorgde hij
voor een waakster bij 't Ijk, meest zijn
eigen vrouw, en voor de kist met
boslaggies van zullever of zonder beslag-
gies, en voor de uitnoodigingen.
Op den begrafenisdag zorgde hij voor
den ontvangst der vrienden, zorgde hij dat
de kist netjes uitgedragen en de vrien
den eén voor één, elk op hun beurt, bui
tengelaten werden, zorgde hij dat op het
kerkhof allen gingen in plechtige rij
achter de kist, met de hooge hoeden in
de hand; zorgde h ij voor een bedankie
als de kist in de groeve stond, zorgde
hij voor koffie en rouwkrakeliugen in
't sterfhuis, dat de teruggekeerden zich
behoorlijk lav n konden, zorgde hij", .nu
ja, hij zorgde voor alles wat noodig
was.
Deze patente kerel is dood, tegen
woordig is de deftigheid van 't begra
ven af, alles gaat met een gangetje, ge
leid door oneerbiedige bosboden", die
hun „vak" niet verstaan.
Armenbegrafenissen zijn altijd oneer
biedig geweest.
Vroeger brachten armhuismannetje3
de ruw-houten kist binnen, twee man
nen in verkleurde uniformen, kwamen
die den volgende dag halen en brachten
hem naar de Binnenrotte, waar hij met een
was m d war en schudde verontwaardigd
het hoofd. „Dat h id ik nooit voor mogelijk
gehouden. Fanny heelt golukkig geon gedach
te aan zoo iets ergelijks; wat een geluk dat
ik baar verzoek geweigerd heb.4
„Zoudt ge mij nu eindelijk eens willen
zeggen, wat er met dat meisje is voorgeval
len?"
„Jawel," zeide hij en zocht blijkbaar naar
zijne woorden. „Van morgen dan," zoo vertel
de hij, „kwam de bewuste," hij scheen zich
nu te schamen, haar naam u't te sprekeD,
„bij zijne beminde en had haar medegedeeld,
dat zij het huis van Helbig verlaten had, en
dat zij er nooit in kon terogkeeren; men
moest haar maar niet naar den reden vra
gen, die kon zij onmogelijk zeggeD. Vervol
geus vroeg ze of Fanny haar voor eenigeD
tijd bij zich in hnis wilde opnemen. Zij ge
voelde zich zoo eernaam in bet hotel waar
zij logeerde en zij vreesde ook, dat men baar
zou zoeken, en dat wildo zij voorkomen.
Deuk nu eens, in welk een verlegenheid mijn
arme Fanny zich bevond. Haar hart dreng
haar, ja te zeggen. Gelukkig herinnerde zij
zich op dit oogenblik, dat zij ook naar mijn
«mening te luisteren hnd." Bij deze woorden
had bet kleine kereltje zich zoo groot mo
gelijk gi maakt. „Zij maakte de toestemming
alzoo afhankelijk van mij, en ik heb, trots
Fanuy's smcekeo en bidden, neen en nog
maals neen gezegd. Ziedaar alles, alles, alles,"
voegde hij er aan toe, als om zich moed in
te spreken voor verderen strijd.
„En wat reden hebt ge toch, voor zulk
een daad, een held der indianen waardig?"
Hij zag haar verwonderd aan. „Hoe kunt
ge dat vragen? Weet gij dan wat er achter
dit alles steekt? En bedenk dan toch,Fanny
is verloofd 1 Moet men dan niet dubbel
voorzichtig zijn? En daarenboven nog, dat
alles wat gij mij zooeven hebt medegedeeld,
ik ben recht dankbaar dat ik neen gezegd
heb. Maar waarom Ischt ge toch zoo?"
Inderdaad zij lachte, lachte dat haar de
tranen langs de wangen liepen. „Wat zijt
ge toch een wonderlijk menscb. 't Is o ge
uit een andere wereld komt. Waarover maakt
ge u toch moeilijk Over uw beminde Maar
die is toch geen kiud meer 1 Wat kan haar
dat schaden, wanneer zij dat meisje bij zich
neemt Voor mijnbeer Helbig behoelt ge u
toch niet te ontzien."
„Waarachtig niet, dat heeft hij niet aan
mi) verdiend 1"
„Nu dus Waarom dan Slechts uit vrees
voorden goeden naam van uw beminde Nu
neemt ge bet daarmedo zoo zwaar op, maar
dat vind ik ik zal het maar niet zeg
gen."
„Dat zal wel het beslo zijn," zeido Os
wald gekrenkt. „Wij begrijpen elkander toch
niet."
„Dat geloof ik ook niet," zeide zij, nog
altijd lachend. „Maar ik zal u toonen, dat
ik niet zoo angstig ben. Ik ben getrouwd
en moeder van twee kinderen, das ik zal
zoo iets wel bunnen wagen. Wanneer gjj
nu zoo bespottelijk bezorgd voor uw beminde
zijt, zeg dan tegen dat mciaje, dat zij bij
mij komen kan. Laat 't ook maar, 't is beter
dat ik zelf ga."
Maar ook dat scheen den kleinen man te ge
waagd te zijn. „Wilt ge niet terst uw man
er over raadplegen Ik moet u nog zeggen
dat «ij vroeger ook reeds eens gebruik ge
maakt hoeft van Fannys gastvrijheid, om
met een vroegeren leermeester van haar een
gesprek onder vier oogon te hebben. Ik
maak er mij nu nog een verwijt van, dat
ik dat toenmaals heb toegestaan, 't Was in
het begin van ons engagement. Zooals reeds
door mij beweerd is, 't is niet zooals 't be
hoort, en wie weet ol deze beide gevallen
niet mot elkander in verband staan."
„Des te bpter," riep Klaartje. „Waar
woont ze Ik zal haar nog heden opzoC'
ken."
Hoofdschuddend noemde hij het hotel waar
Chris ina haar intrek had genomen, en het
fransche onderricht was hiermede voor dit
maal afgeloopen
Voordat Chris'ina naar Fanny Lehrs was
gegaan om daar een onderkomen te vragen,
had zij twee brieven geschreven. De eerste
hield slecht weinige woorden in .Ik meest
wog van u allen en kan nooit wederkeeren.
Wees niet over mij bezorgd en zoak niet
naar mij 1 Het zal nutteloos zijn. En dank,
dank voor alles en duizend wenschen voor
Tbesi. Ik zal u geen schande aan
doen."
De brief liet zij door den kellner op de
post brengen, 't Was haar niet mogelijk ge
weest nog dienselfden avond te schrijven,
maar nu mochten zij toch niet langer dan
hoog noodig was ODgeruet over haar blijven.
Eerst langzamerhand verzamelden zij hare
gedachten. Dod tweeden brief hield zij bij
zich. Daarvan kon zij nog niet scheiden.
Het was of zij daarmede haar laatste steun
verloor, of haar laatste hoop vervloog. Zij kon
hem later zelf op de post brengen. En toen
zij op straat was, baalde zij telkens weder
hare band terug, die den brief in de gleuf
van de postkast moest steken. In de vol
gende kon zij hem ook stekenMaar daar
aangekomen, baalde zij hare hand wedv>r te
rug; deze spleet geleek baar een graf toe,
waarin zij haar laatste hoop ging begraven.
ruk in het ruim van het lijkenjacht ge
schoven en zoo naar Crooswijk gevoerd
werd.
In mijn tijd nog werden in Oud-Delfs-
haven de lijken van arme lieden met een
vuilniskar vervoerd en eerst toen de
stem der verontwaardiging lang en krach
tig gesproken had, verving de regeering
deze door een draagbaar.
Tegenwoordig houdt Rotterdam er een
behoorlijke stadsljjkwagen op na, met
twee bijbehoorende dito burgers.
Maar toch gaat de laatste rit" in een
drafje met zoo weinig eerbied, dat de ar
me van zoo'n liefdadigheid weinig we
ten wil en, als 't maar even kan, zijn
penuinkske afzondert voor de „bus" die
hem een minder „liefdadige" begrafenis
verzekert
Het busstelsel is zeer sterk ontwikkeld
in de Maasstad.
De meeste arbeiders betalen weke
lijks hun zooveel dubbeltjes „bosgeld"
dat hen vrij dokters en apothekers en
vrij begraven waarborgt. Busbode is in
Rotterdam een goed baantje; de heeren
die op dien titel mogen bogen, zijn er
in den regel bidder en palfenier op brui-
lofskoetsen bij en do vrouw „drijft" een
winkeltje of is suppooste in een dor
schouwburgen, waardoor dus bet mes
aan alle kanten snijdt Het baantje
wordt vaak in de courant te koop aan
geboden voor een heel aardig bedrag en
het aantal liefhebbers is altijd groot....
Maar om op het begraven terug te ko
men, daarmee is meestal heel de appre
ciatie van des dooden mooie deugden
geëindigd, bet aantal treurende op bet
kerkhof van deze stad van 300000 zie
len is, o zoo gering; 't bedraagt zelden
meer dan tien tegelijk en dan moet bet nog
een heel mooie Zondag wezen slecht
weer houdt de treurenden thuis!
Een Rotterdamsche dichter zingt van
...gras dat treurig groeit en om de zerken
krult, met tranen wordt besproeid...
Maar dat is schr.kkelijk overdreven.
I
Buitenlandsch Nieuws.
Sedert Keizer WILHELM II den trooD
zijm vaderen beklom, heeft hij geene ge
legenheid voorbij laten gaan, om de kloof
Dat herhaalde zich telkens weder, voor el
ke brievenbus die zij op haar tocht naar
Fanny's woning tegenkwam, en met den
brief in den zak, trad zij bij jnffrouw Lebrs
binnen.
Zij had zich voorgesteld, dat slechts een
enkel woordje, een kleine aanduiding ge
noeg gewee3t zon zijn, om te verkrijgen wat
zij gaarne wilde. Nu stuitte zij wel niet op
tegenstand, maar toch op allerlei bedenkin
gen. En dat was voor haar al te veel. Het
leven scheen haar nu nog zwaarder toe
dan zij het zicb reeds had voorgesteld. De
eerste schrede die zij op het levenspad
maakte, was na al fe vergeefs, hoe vriende
lijk Fanny haar ook had ontvangen, en boe-
veel hoop zij haar ook gegeven had, zij ge
voelde, dat bette vergeefs geweest was. Zij
ontdekte aan alles maar al te duidelijk, dat
zij geen lid meer was van den deftigen huize
Helbig; zij stond nu alleen, verstooten, en
was verplicht, wanneer zij met een verzoek
kwam, alles eerst haarfijn te vertellen
en zij moest dulden, dat men haar al hare ge
heimen trachtte te ontlokken. Ja, ja, het
was anders, gansch anders geworden
Nu wandelde zij weder door de straten,
en nog altoos had zij den brief in haar zak
en hoopte zij een grond te vinden, die baar
het afzenden van dezen brief zou besparen.
Zij hield hem vast omkneld, alsof bet moge
lijk was, dat hij zelf vanuit haar zak in de
brievenbus glijden zou. Was 't dus wonder
dat zij een omweg maakte, wanneer zij van
verre een dusdanige machine zag, die zoo
gaarne bereid was, in te slikken wat haar
het liefste was?
Zonder doel dwaalde zij door de straten,
slechts met haar eigen gedachten bezig
Moet het dan toch gobeuren? Was er daD
geen enkele uitweg meer?Had zij niet reeds
haar plicht gedaan, door het huis Helbig,
re ontvluchten. Moest zij nog meer offers
brengen Moest zij hel laatste wat haar
nog aan bet leven hechtte, moest zij ook
dat nog missen? O, wat zou dan haar le
ven zijn, dor, eenzaam en verlaten. Moest
zij dan juist, omdat bare ouders die zonde
misdreven hadden, baar geheele lev.-n ver
woesten Haar eigen alleen? Verwoestte
zj] ook niet het leven van hem.wien zij zoo
dierbaar was, die baar zoo zielslief had
Zij zag hem voor zicb, bij de ontvangst
van haar brief; de tafel krampachtig met
ziju vnist omklemmend; al zijn energie zon
vernietigd zijo, zijn levenslust verdwenen,
en zijo strijdkracht, verbroken. Had zij
het recht daartoe, dat alles te vernietigen,
of moest zij hem zelf laten belissen? Dat
denkbeeld wekte baar op; haar schreden
tusschen Duitschland en Frankrijk te val
len, m. a, w. om het Frausc'ae volk vriend
scbappeiijker jegens de Duitsche natie te
stemmen. De bart lijke telegrammen van
deelneming bij den dood van beroemde
Fransche personen, de welwillendheid
jegens de wegens spionage veroordeelde
Fransche officieren, hebben hun doel niet
gemist. Sedert de laatste maanden wordt
er in de verhouding tusschen beide lan
den eene merkwaardige verbetering waar
genomen.
Deze verbeterde toestend openbaart zich
in de deelneming van een Frarsch smaldeel
aan de Kanaa'feesten te Hamborg. Ook
exposeeren na vijf-en-twintig jaar, nu we
der kunstenaars op de schilderijententoon
stelling te Berlijn, wat v-oeger in Fran
krijk eenen storm van verontwaardiging zou
hebben opgewekt, maar waar van thans io de
Parijsche bladen nauwelijks notitie wordt
genomen. Duitschland heeft zijnerzijds of
ficieel medegedeeld dat het op de Parij
sche wereldtentoonstelling vertegenwoordigd
zal zijn. In den beginne hebben z:lfs ge
matigde Duitschers het den keizer kwa
lijk genomen dat hij in vele opzichten de
Franschen tegemoet kwam. Men vreesde,
dat het ij'dele Fransche volk, de hoffelijk
heden van den keizer voor zwakte zou
houden, en ze uit de hoogte zoude be
antwoorden. Zulks zou natuurlijk den mo
narch kwetsen, de Rgeenng te Berlijn
uil tr mate ontstemmen, en daardoor juist de
tegenovergestelde gevolgen te weeg brengen
als men verwachtte. De ernst van 's kei
zers streven, en de resuhaten tot heden
verkregen, hebben de openbare meeningin
beiden landen in eene andere bedding ge
leid. De gemeenschappelijke belangen bei
der natieD, maken het ook reeds van na
ture noodzakelijk, als goede buren met el
kander te leven.
RUSLANDis sedert den dood vanAlexan-
der II ook vriendschappelijker gezind.
Mag men het misschien toeschrijven aan
den invloed der Ilessische vorstin, dat
Tsaar Nicolaas eene viiendschappelijke toe
nadering zoekt? Indien dit zoo is, dan
mag men zeker het huwelijk wel zegenen,
dat reeds nu al lijk is in zijne gevolgen. De
jongste benoeming van den czaar geeft dui
delijke blijken van de verbeterde stemming.
Na den dood van vod Giers had mes in
Engeland gehoopt, dat baron Stsal den
Russiche gezant bij het hof te Londen,
en daar als minister van Buitenlaudsche
zaken benoemd zon geworden zijn. Het
werden vluggor, haar gang lichter. Wellicht
was nog niet alle geluk voorbij't Was
echter voor korten tijd. Zwaarder werd haar
gang, langzamer hare schreden, zwarter ha
re gedachten.
Al zon hij haar nu lief genoeg hebben,
om den smaad, die haar aankleefde, over het
hoofd te zien, tenioaal moest toch de dag ko
oi in. waarop hij verdraagt,wat hij eerst begeer
de, duldt wat hem een zaligheid was; afwijst,
waarom hij vroeger bodelde. Ja, ja, zoo zou
het zijn; de dag moest komen, waarop zij
een hindernis zijn zou, op zijn weg; waarop,
al was hij het uiet zelf, anderen zouden moe
ten getuigen, dat hij zonder die vrouw hoog
zcu zijn gestegen; terwijl hij nu naar de
diepte was meegesleurd. Zij versnelde haar
schreden, naarmate hare gedachten hoogar
vlucht namen. AI haar eergevoel, haar trots
als mensch ontwaakte in haar ziel. Alles,
alles zou zij beter verdragen dan dat. Liever
alles verliezen, alles ontberen, liever ten
gronde gaan; alles liever, dan dat! En in
een plotselinge opwelling greep ze in haar
zak en stak met een afgewend gelaat, als
wilde zij geen getuige zijn van deze verschrik
kelijke daad, haar brief in de bus.
Esn kwartier later zat zij in haar kleine,
heete kamer en staarde met strakke oogen
naar den grauwen maar tegenover haar ven
sier. Alles was voorbij,
De bezoekers van Blankenbergho braken
zich er het boofd over wie of toch die beide
dames waren, die zoo afgezonderd leefden.
Allerlei badgasten, zoowel dames als heeren,
1 hadden geprobeerd haar te naderen; men bad
hen wel niet algewezen, maar toch duidelijk
genoeg laten bemerken, dat men onwelkom
was. Men zag haar beiden altijd te zamen
wandelingen doen, ot bezig, op het balkon
van de kleine villa die zij bewoonden, met
baudwerken; terwijl twee allerliefste kinde
rzo aan hare voeten speelden. Van alle ver
makelijkheden bleven zij verre, zij bezochten
noch bazars noch coocsrteo.o'schoon zij van al
le daar aanwezige dames verreweg de schoon-
sten waren. Zij beiden, met hare rijzige ge
stalten,de blonde,blijkbaar de ondste, met hare
bevallige bewegingen en eleganten gang en
vriendelijk innemend gelaat, en dan dejoög-
gere, de zwarte, nog in de lente harer jaren,
die toch zoo ernstig en melancholiek rond
om zich zag, met hare groote weemoedige
oogen, zij kwamen en verdwenen en overal
volgden haar de oogen der voorbijgangers.
Gelegenheid om beiden langer gade te
slaan, was er met, dan dat zij te zamen gin
gen baden. Dan waren er altijd zeer velen,
die daarvan gebruik maakten. Hand aan hand