Levenslust.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Zedelijkheid en Godsdienst.
Matigheid.
Diefstal en poging tot
inbraak zijn nu juist voor ocze gemeen
te geen mooie nieuwtjes; toch deelen *e
ze mede, om onze mede-ingezetenen te *88t"
schuwen.
te drinken, welke beide raadgevingen
goed moeteu werken. Daarmee was de
behandeling afgeloopen.
Te Pistoja (Toscane) heeft
een geneesheer, dr. Lndi, zijn jonge vouw
vermoord. Aliha: s men h. scbuldigt htm
haar gedorande een bevalling het noodige
voedsel te hebben onthouden, zoodat zij
van honger gestorven zou zijn. Reeds
vroeger verdacht men den geneesheer zijn
vrouw te mishandelen. Het volk was zoo
op den dokter gebeten, dat de politie
moeite had hem tegen lynchen te bescher
men.
E enigen t ij d geleden raak-
te in het noorden van de Kaspisthe Zee
door den wind een grooie ijsschots van de
kust los, waarop zich meer dan zeventig
robbenvangers bevonden. De schots dreet
naar het zuiden, de open zee in. Een
stoomboot werd van Astrachan uitgezon
den om de atgedrevenen te redden, maar
ondertaisechen draaide de wind naar het
zuiden en stuwde de schots met haar be
manning weer naar de noordkust. Alle vis-
schers die erop waren ontkwamen den dood.
Volgens een absint-statis-
tiek, medegedeeld in de Academie van Ge
neeskunde te Parijs, is in de hoofdstad
het verbrnik van dien schadelijken sterken
drank gedurende zeven j*ren meer dan
verdobbeld. In 1885 toch werd te Parijs
57,632 hectoliter absint verbruikt en in
1892 niet minder dan 129,670 hectoliter.
Het g r ootste dee 1 van de
St. Cathreine's tunnel nabij Guelford in
Engeland, is ingestort, op een pasaeerenden
tri-in. Een huis in de nabijheid stortte in,
koetshnis en al. Paarden en rijtuigen be
vonden zich daarin en gingen mede naar
de diepte.
Een vergane stad.
Over den ondergang van de Perzische
stad Kutschan bericht de vice-consul van
Oostenrijk-Hongarije, Bakowsky, die de
plaats des onheils heeft bezocht, dat geen
enkel huis onbeschadigd is gebleven. Zelfs
het bedehuis Iman—Tadi, dat de uarJbeving
van 1893 had doorstaan, is thans geheel
«erwoesl. Volgens authentieke opgaven
zjn ontreveer 8000 personen omgekomen.
Daarentegen heeft de aardbeving in de
naburige dorpen niet de minste schade
veroorzaakt. De bij den ondergang der stad
geredden, ongeveer 400 in getal kampei-
ren thans in He open lucht; hun lot is zeer
beklagenswaardig. De Perzische regeering
hetft voor de ongeluk kig-n niets grdaan; zij
heeft geen werklieden naar Kutschan ge.
zonden, om de onder puinhopen begrave-
nen te huip te komen.
Ten gebruik e.
Een goede kunst. Iemand vroeg aan
de beroemde zaogeres Patti eens, welk ge
heimmiddel zij gebruikte, om zoo jong te
blijven.
«Geen arder", was het antwoord, „dan
altijd ren goed humeur te hebben. Ver
laat dit mij een
ik boos zou worden, dan ga ik de kamer
uit en kom niet weer, voordat ik weer
mij zelve ben.' Nieuw Leven. A. W. S.
tok niet alleen de protocollen der getui
gen openbaar, doch ook een verklaring,
dat hij wegens een misverstand met een
„onbekende* heeft gevochten en dal hij
dien «onbekende* omiddellijk beeft uitge
daagd.
Zooals uit den eikel de machtige eik,
zooals alles zich uit het kleine ontwik
kelt tot vollen wasdom, zoo ligt ook in
elk mensch slechts de kiem voor het
zedelijke. Maar zooals den eikel, om een
eikenboom te worden, nog aarde, licht,
lucht, water en tijd behoeft, zoo heeft
ook de mensch, om zedelijk te worden,
nog hulp noodig; zijn eigen krachten zijn
er niet toereikend voor.
Onze zedelijkheid danken wij nooit uit
sluitend aan eigen inspanning, en wien
het duidelijk geworden is, dat hij dat,
wat goed aan hem is, vooral aan ande
ren te danken heeft, zal altijd bescheiden
zijn.
De eerste grondslag voor onze zede
lijkheid is eene goede opvoeding.
Ze is de vrucht der ervaring van onze
ouders.
Goed opvoeden is zeer moeielijk, maar
het loon er voor is zeer groot. Als de
ouders er naar streven, hunne kinderen
zedelijk op te voeden, dan worden zij
zelf zede'jjker en daardoor ook gelukki
ger.
schelijke hoogmoed, terwijl godsdienst j Een j 0 D 8 m n rL''van ziin ver
liefde juist de machten zijn omhoog- schen dienst 1irree8J^ e\. mce(jerj die
Een ander, zeer gewichtig middel om
de zedelijkheid te bevorderen is de b e -
s c h a v i n g Aan baar danken wij het
begrip van ware zedelijkheid en hoe
veelzijdiger de beschaving is, hoe gelijk
matiger zij alle onze bekwaamheden en
hoedanigheden omvat, zooveel te meer
invloed zal ze ook uitoefenen.
Zij geeft ons niet alleen* de overtui
ging dat zedelijk zijn, noodzakelijk is
voor ons geluk, maar zij versterkt ook
onze kracht om ons zelf te beheerschen
wat noodig is, om steeds goed en juist
te bandelen.
Hoezeer de beschaving ons macht
geeft over onze natuurlijke zwakheid,
leert liet onderscheid dat tusschen on-
beschaafden en beschaafden bestaat, bij
het dragen van lichameljjke en zielesmart.
De eersten, laten zich door hunne on
beteugelde inbeeldigskracht overheer
sten, terwijl de laatsten zich met kalmte
en geduld in het onvermijdelijke schikken.
Het m e d e 1 ij d e n is ook eene
kracht die ons zedelijk gevoel wekt en
tot zedelijke handeling aanspoort.
Plet medelijden is als het ware een
tegengift tegen de eigenliefde,
tegen de zelfzucht, die groot
ste hinderpaal voor het geluk der men-
schenwereld.
Ook de k u n 8 t bevordert de zedelijk
heid, als deze het schoone, wat in het
goede ligt in helder licht te aanschou
wen geeft en daardoor geestdrift voor
het liooge en edele in ons wekt.
De geschiedenis geeft soms groote te-
genblik, en vod ik, dit genstellingen te zien. Zoo weet men dat
de hoogste bloei der kunst, dikwijls aan
het verval der zedelijkheid gepaard ging.
Maar de kunst op zich zelf, de het
goddelijke verzinnebeeldende kunst, heeft
noch den ondergang der volken, noch
hunne opkomst veroorzaakt. Zij bezat
ook niet de macht om den mensch tegen
en
moed te overwinnen.
Godsdienst en liefde voeren dus tot
zelfbeheersching. Deze te bevorderen is
dus hetzelfde als de ontwikkeling van
den godsdienst in den mensch te bevor
deren tot het volmaakte, tot die reine,
verheven hoogte, waarop de mensch
zich alleen volkomen mensch kan noe
men. Kl Ct. R.
Te Oloin mei (Ierland) ver-
schenen Zaterdag een kuiper en een aan
tal andere meiischen voor dp rechtbank,
beschuldigd van de vrouw des kuipers ten
doode mishandeld te hebben. Dezer dagen
werd de vroaw namelijk ziek aan ii flaenza
maar haar man en auderen geloofden, dat
zij betooverd was. Zij werd gedwon
gen een aftreksel, dat men van eeu kruid
kundige had gekngen, op te drinken, ver
volgens naar een vuur gedragen en door
mannen daarboven gehouden, tot zij deer
lijk gebrand was. De vrtuw leefde tot den
volgenden dag en haar lijk werd gevon
den onder 2 voet modder van een sloot.
Hoe Andreas Hofer aan
zijn baard kwam.
Kort na zijn huwelijk zat Andreas met
een zijner beste vrienden gezellig te praten.
Er kwam een bedelaar op hem toe met
een ongewoon langen baard. «Zeg,* zei
een der vrienden die den baard van den
bedelar met welgevallen beschouwde, tot
Hofer, „zou jij er er ook geen zin in heb
ben, je baard zoo tang te laten groaien
„Ach," riepen de andere vrienden
zijn
kostwinner thuis
zijnde, he
in 'l minst
ter oore van
er
te Manster,
Ach," riepen de andere vrienden pla
gend, „dat mag hij niet, dat wil zijn jon
ge vrouw niet hebben."
Hofer, die zijn vrouw wel innig liefhad,
wilde zich evenwel niet laten zeggen, dat
hij onder den pantoffel stond en antwoord
de daarom«Mijn vrouw heeft daar niets
over te bevelen, waarom wedt ge, dat ik
vandaag mijn baard laat staan tot over een
jaar?"
«Om twee
Hofer
das de ossen en kwam zoo
ten baard van zeldzame schoonhoid.
essen!" riep de tegenpartij,
nam de weddingschan aan, won
aan een groo-
Het smelten van metaal
in een stuk papier.
Het kunststukje, van eeu goochelaar af
gekeken, wordt interessanter wanneer het zedeloosheid te behoeden.
metaal de vorm en grootte van een gul
den of rijksdaalder heeft. Men drukt daar
om een galden in een hoeveelheid gips met
water aangemengd af, gLt daarna in dezen
vorm een mengsel van één deel lood één
deel zink en één deel bismuth, dat men
in een ijzeren lepel gesmolten heeft.
Na afkoeling heeft men aldus een nage
maakte gulden verkregen, die zoo licht
smeltbaar is, dat een kaarsvlam en een in
elkaar gefrommeld stuk papier voldoende
zijn om in een oogenblik het motaal weer
in vloeibaren toestand te brengen.
Het volgende verhaal
doet de ronde, als een bewijs, hoe diep
de gewoonte om te duelleeren in Honga
rije is ingeworteld. Dinsdagmiddag ont
moet de afgevaardigde Lndwig Bartok een
aardig vrouwtje: bij loopt haar na; de
vrouw versnelt haar pasde afgevsardg-
de doet desgelijkszij bereikt haar wo
ning en wil naar binnen gaan de afge
vaardigde wil haar voorbeeld volgenzij
draait zich om, geeft den afgevaardigde
eeu slag in 't gelaat, loopt n<ar een ra-
barig koffiehuis en haalt haar man, den
kleedermaker Jozet Meyyelka de afge
vaardigde staat nog altijd vcor de woning
van de schoone vrouw.
Daar staat de onbeschaamde 1* roept
de vroaw.
«Grooie God, dat is de afgevaardigde
Bartok,* roept de man, en gaat onmid
dellijk experimenten omtrent de kracht
zijner vuisten nemen op het gelaat van
den afgevaardigde. Et verzamelt zich volk
voor de woning, dat den afgevaardigde
naar buiten wil zien komende afgevaar
digde komt echter niet- Het echtpaar
Megvelka komt naar buiten en gaat wan
delen om zich van de opgewondenheid
eenigszins te herstellen. Bij hun terugkeer
is nog altijd de afgevaardigde in hun
woning. "Vijf minuten later zien de nieuws
gierigen een man met kracht de denr
niteooirn dat is de afgevaardigde
Bartok.
Eu nu het einde; de heer Bartok heeft
den genialen inval gehad, den kleermaker
zijn ge'nigen te zenden, zijnde de afge
vaardigden Cornel, Albranyi en
Tibad. De kleermaker verklaart d&t hij al
voldoening genoeg heeft gekregen en dat hij
voor meerdere bedankt. Daarna maake Bar-
Dat haar hoogste bloei in het tijdperk
viel van zedelijk verval, kwam door den
al te zeer aangegroeiden rijkdom der
heerschende klasse, die de kunst groote
middelen bood om zich te ontplooien, maar
die aan den anderen kant de oorzaak
was het toenemen der genotzucht En
deze voert niet alleen den enkelen per
soon, maar geheele volken naar den on
dergang. Als de kunst verlaagd wordt
om de genotzucht te dienen, zooals dit
tegenwoordig veel plaats beeft, daar werkt
zij even schadelijk als zij aan de andere
zijde door reine, verheven schoonheid,
het volkgemoed vermag te verheffen en
te verdelen. De zedelijkheid wordt ook
bevorderd door goede voorbeelden. De
mensch volgt nu eenmaal gaarne na.
Jammer maar dat niet alleen het goede,
maar ook het slechte voorbeeld navol
gers vindt.
De in de lage klassen toenemende
weelde, liet gebrek aan waarheidszin en
andere verkeerdheden, vinden hunnen
oorsprong in het slechte voorbeeld, dat
de voornamere klasse geven.
Het krachtigst wordt de zedelijkheid
bevorderd door den godsdienst,
waar deze, ontdaan van de hem dik
wijls belemmerende omhulsels, met
welke men den godsdienst meestal
omgaf, zijn eenige en onmiddellijke taak
vervult, namelijk- om het gemoed van
In Het stadje M. werd de-
zer dagen een welgesteld burger onaange
naam verrast door een bekende „waar
schuwing* van den rijksontvanger. Hij
had toch zijne vrouw het geld voor de
persooneele belasting gegeven en een af-
geteekend biljet terug ontvangen. De ont
vanger hield echter vol dat er niets be
taald was. Na lang gepraat, waarbij me
nig hard woord viel, vraagt de ontvanger
het afgeteekende biljet, en op de haod-
teekeniug lettende, ziet hij dat de zijne
is nagemaakt. «Houdt gij vol mijnheer B.,
dat gij betaald hebt zegt de ontvan
ger. »tla, mijn vrouw is u wezen be
talen," was bet antwoord. „Welnu,
herneemt de ontvanger, „dan eisch ik
binnen één uur betaling van belasting en
f 100 voor de armen. Zoo niet, dan klaag
ik uwe vrouw aan wegens valsehheid in
geschrifte, en zij gaat de gevangenis in
Wreed ontruchterd gaat de betrokken per
soon naar huis; zijne vrouw, die nog al
veel geld noodig had, valt door de mand,
en binnen een uur was aan den eisch
van den ontvanger, onder aanbieding van
de noodige verontschuldigingen, voldaan.
Van 1867 tot 1881 z ij n door
de Russische regeering 624,000 personen
naar Siberië verbannenruim 100.000
verwanten van veroordeelden hebben zich
vrijwillig mede in ballingschap begeven.
deien dieustiijd, omdat
weduwe was, hem als
dringend noodig had. Thuis
kommerd hij zich echter niet
om zijn moeder. Dit kwam
zijn militaire overheid, en dezer dagen werd
hij opnieuw bij het 44e reg
ingelijfd.
Onder den titel Juristen-
schnack deelt dr. Fr edman in heï Kleine
Journal van Berlijn eenige historische aar
digheden nit de gerechtszaal mtde, o.a.
hel volgende
Zooals men weet, zegt de schrijver,
heeft het Konizklijk Hois der Nederlan
den vrle bezittingen in het buitenland.
Zoo bshoorde den laatsten koning een
klein landgoed in de omstreken van Brom
berg toe. Ouder de keuterboeren van het
landgoed was ook een zekere Kaczurarck,
die zijn pacht zoo ongeiegeld betaalde, dat
de rentmeester van het landgoed zich ten
slotte genoodzaakt zag, een gerechtelijk
vonnis tegen hem te eischen. Op den dag,
datdezaakzou voorkomen,roept de deurwaar
der met luider stem, op den corridor de
namen der partijen op„De koning der
Nederlanden contra den pachter Kacz-
marek". Een oud, in lompen gekleed
mannetje tnedt de gerechtzaal tiinnen.
De rechter vraagt hemzijt gij de ko
ning der Nederla- den of dc pachter Kacz-
mark
Als de lieve zonnestralen,
Levendwekkeud over de aard,
Bloemen overal doen pralen,
Op het veld en in den gaard,
Keeren zij hare open kelkeD;
't Liefst, bij voorkeur naar de zon,
Die haar koestert vdór het wolken,
Als een zegenrijke bron.
Ook de bladren en de planten
Keeren zich daarheen, waart 't licht
Hen beschijnt aan alle kanten,
En zijn schoone taak verricht.
Zoo zijn bloem en plant steeds beide
Dankbaar voor het levenslicht,
Dat hen zooveel heil bereidde.
Alles zijn zij het verplicht.
'k Heb niets daarvoor gedaan, maar veel
daarvoor gelaten.
Edele Bloedverwantschap.
Een arme schelm veroordeeld om te hangen,
Voelt zich door doodelijke a> gsten prangen,
En smeekt genade van zijn rechter lord
B j o n,
Zie hier, hoe hij zijn pleit begon.
Groot Achtbre Heer! schenk mij het le
ven,
'k Ben met verlof gezegd, ligt ten van u-
we neven.
Gij heet B a j o d, mijn Daam is H o g,
En met respect zoo weet ge tog,
Dat Hog een zwijn, en Bajon spek be-
teekent.
En zoo men zich niet grof misrekent,
Dan zullen zeker spek en zwijn
Van onds her Bloedverwanten zijn.
Gij dwaalt sprak Lort Bajon, 'k mag op
deez' eer Diet hopeD,
Tenzij, dat gij u op laat knoopen.
Men snijdt geen spek toch van een zwijn,
Of 't moet eerst opgehangen zijn.
oogenblikken
De laatste
van een komielc,
Wenze'i Scholz, de lieveling van het
Weener publiek uit het midden dezer eeuw,
zat ziek en zwak in zijn leuningstoel en
wachtte, omgeven door zijn familie, kalm
den dood af.
Na een poosje zei hij tol zijn hevig
weetiende vrouw „Geef mij een sigaar,
Resy Ik heb hier een beetje te rooken;
misschien kan de dood geen tabaklucht
verdragen en loopt hij weg, als ik hem de
rook in zijn gezicht blaas."
De vroaw bracht hem een sigaar.
De stervende komiek probeerde ze aan
te steken, maar hij had er de kracht niet
meer toe. „tk weet niet precies, of de
sigaar niet meer trekt, of dat ik niet meer
trekken kan," zei hij. „maar het
me toe, dat ik het ben.*
„Spreek toch niet zoo, Wenzel 1*
zijn vrouw snikkend.
«Ween toch niet, Resy ween niet,
anders zouden de menscheu neg gaan ge-
looven dat ik treurspeler geworden was,"
zei de komiek.
Terwijl hij de sigaar wegwierp en de
schijnt
zei
den mensch te verheffen, om hem inde ï^hTiü 1'°"*
ure van stille overdenking de wonde-
plekken van zijn gemoed te doen zien en ze
te heelen, zoowel als om zijn geestdrift
te wekken voor het hooge en het goede.
De zedenwet wijst den weg aan, dien
men gaan moet, maar eerst de godsdienst
geeft de kracht om hem te gaan.
Godsdienst echte godsdienst kent
geen anderen uiterlijken vorm dan het
doen van het goede, want zulke gods
dienst is eene sterke, gloeiende liefde voor
het goede, die gepaard gaat aan de in
nigste bewondering voor het verhevene.
Godsdienst en liefde zijn niet van el
kander te scheiden.
De vereering van het goddelijke is ge
heel vrij van het zinnelijke, en wie den
Antoon godsdienst vastknoopt aan het zinnelijke,
h h:; kent den echten godsdienst niet.
Uit het vastknoopen van den gods
dienst aan het zinnelijke spreekt de men-
dat heb je er nu van, dat je zoo'n oude
invalide getrouwd hebt maar dat heb
je me nooit laten merken, je hebt altijd
evenveel van den ouden kerel gehouden,
alsof hij nog een jonge snuiter was jé
bent mijn lief, goed, aardig, braaf vrouw
tje geweest. Geef me een zoen.* Spoedig
daarna kwam de dood, om den ouden
kuDstveteraan van het tooneel van den
groofsten schouwburg (de wereld) wee te
nemen.
Hij
Z ij.
mand, dien
Mogen bloem en plant ons leeren,
Ook altijd ons hart en hoofd
Naar het levenslicht te keeren,
Waarin onze ziel gelooft.
Waar wij 't reine en schoone ontmoeten,
Mogen wij met blijden zin,
Alwat heilrijk werkt, begroeten.
Zoeken we onze vreugd daarin
W. M. Tz.
Het Recept.
Een zeker dokter schreef
op zijn me
morieblad,
Het middel dat bij zijn patiënten het
best gelukte,
Ook dat, waarmede hij hen zoover gekre
gen bad,
Dat dra een harde plank, hun koude
Deuzen drukte.
Nu wordt een kapper ziek, de dokter
breDgt meteen
Den Poeder God, met zijn recept weer op
de been.
Een schoenenflikker volgt en haast ter
zelve stoud
Helpt onze docter hem door 't middel in
den grond,
Hij schrijft't Recept is goed voor kap
pers,
Maar doodelijk is 't voor de lappers.
Een voldoende reden,
't Kan 't mij ter wereld niet begrijpen,
Zei stoffel tegen Piet
Men hoort of ziet u niet.
Zoo vaak als gij voorheen de straten
pleegt te slijpen
Eu overal te vinden waart,
Daar iets te doen was of te pralen
Eu goed gezelschap nooit het eerst zoudt
verlaten
Daar zit ge nu altoos in 't hoekje van
den haard.
Men kon genoegzaam van te vooren
Zich niet verinaken in de stad,
Daar Piet het hoogsto woord niet had.
Hoe heeft men u zoo ras toch uit het
oog verloren?
Mijn goede min zei Piat,
Dit dunke n zoo gansch wonder niet!
De menscheu staan gelijk de tijden
Aan veel veranderingen bloot!
Hetgeen hun somtijds kan verblijden
Brengt naderhand hen in den nood.
t ls waar, gij zaagt mij eertijds met ie-
dereen verkeeren,
Mijn bijzijn scheen men opgesteld-
Maar nu kan Piet niet meer verteren.
Eu daarenboven nog Bpreekt elk mij aan
om geld.
Een weelderig jongeling, vermagerd, schraal
n en bleek,
Ontmoette een man van hooge jaren
achtbaar aanschijn, nog naar' 't
SPRANKELS.
Ildelheid is de zwaarste hypotheek
op het menschelijk verstand.
Het goede zegt men en doet men
niet; het kwade doet men en zegt het niet.
Zoods het gele goud in het vuur
gelouterd wordt, zoo wordt de trouw der
vriendschap in tegenspoed beproefd. Ovidius.
De omstandigheden vormen het richt
snoer der zwakken, zijn slechts de werk
tuigen der sterken. Lover.
Er zijn omstandigheden, waarin het
voorzichtigste is, niet voorzichtig te zijn.
Welss.
Nijd is de vader van vele ondeng-
den. Zijne kinderen zijn laster, leedver
maak, huichelarij en haat.
De waarheid kan pijn doen. Zij
strookt wel eens niet met onze wenschen.
Zij vraagt ons wel eens het offer van
meeningen, die ons lief en dierbaar zijn
geworden. Daarom zijn er wel eens onder-
zoekeis bezweken op hnn tocht.
Dr. P. H. Ritter.
Voorwaarts zien is tienmaal beter, dan
te staren naar hetgeen achter ons ligt.
Men heeft gewoonlijk heel veel
woorden noodig om een enkel woord terug
te nemen.
Waarheid is als een droppel olie in
een flesch water. Door schudden kan men
hem een korten tijd onzichtbaar maken,
maar hij komt terug, zoodra de flesch wordt
neergezet.
Als openhartigheid aangenaam is,
dan wordt zij voor vleierij uitgekreten
maar als zij niet in de smaak valt, noemt
men haar eene berisping. Ouida.
«Wat zullen de menschen er van zeg
gen?* In deze woorden ligt de dwingelan
dij der wereld, de verkrachting van onze
natuur, de kwellende plaag van onze ziel.
Auerbach.
Wij zouden gelukkiger zijn, indien
wij beter waren en wij zouden beter zijn,
indien wij meer moed hadden om het te
wezen. Zschokke.
Wanneer men geen mat in zichzel-
ven heeft, is het vergeefsche moeite haar
elders te gaan zoeken.
La Bochefoucanlt.
Een Blauwtje.
Amalia, ik bemin u.
Gelukkig mensch, gij hebt ie-
bemint ik nog niet!
kKan zonder u niet 1 e-
ven*
F7 1
rar was waar, maar hoe?
VV el zij, z^ had de duiten,
En hij, hij had geen sous.
Wijl daarop, rust,
Wiens «„uwuaar aauscnijn, nog naar
jeugdig schoon geleek,
genoegen en vrede
zichtbaar waren.
De jonge.ing sprak hem aan
Hoe koudet gij mijn vriend, op zulke hoo-
Die schoone blos der jeugd op uw gelaat
ir bewaren?
Hoe zoo gezond zijn, wat hebt gij daar
v t°ch voor gedaanP
Knaap, sprak de Grijsaard, kan 't u
ten
De ware grondslag van de onafhan
kelijkheid bestaat uit deze vier woorden
Weinig behoefte te hebben. Weinig behoef
te te hebben is het beste voorbehoedmiddel
tegen slavernij. Dat weinig is even toepas-
selijk op eten, drinken, hnissieraad en uit
spanningen. Fanny Lewahl.
Den dood willen is misdaad, hem
niet willen is dwaasheid,
W. von Humboldt.
Er zijn menschen, die, indien zij
ons liefhebben, ods tot een soort van doop
en heiliging zijn; die ons dwingen tot
rechtschapeuheid en reiuheid van zeden,
enkel door hun jarenlang geloof aan ons.
G. Eliot.
Schaqen, 30 Maart 1885.
In den nacht van Dinsdag op Woensdag
hebben twee personen omtrent balf
getracht in te breken in het perceel in
de Hoep, bewoond door den heer
die, op het geruisch bij de glazen zijdeur
van zijn huis aandachtig geworden, zich op
het balkon begaf en nog juist twee perso
nen kon zien verdwijnen om den bocht van
de straat.
En gisteren (Vrijdag)-avond omstreeks
7 uur is men bij Mines op de LaaD, de
herberg binnengeslopen eu heeft daar
drank gestolen.
Toen de bewoner van dit perceel om
trent kwart over zeven in zijn koffiehuis
kwam, vond hij voor de toonbank den grond
drijvende van drank.
Van een ander werd hout uit d?n tuin
weggenomen.
Met betrekking tot het
aantal inzendingen voor onze op a. 9-
Woensdag, 3 April, alhier te houden
Paaschientoonstelling, deelen W1J
mede, dat het aantal verre dat van het vorig
j>ar overtreft.
Ingeschreven zijn
a. Rundvee (vet) 74 staks.
b. Bijstier 54