Levenslust. PLAATSELIJK NIEUWS. Zedelijkheid en Godsdienst. Matigheid. Diefstal en poging tot inbraak zijn nu juist voor ocze gemeen te geen mooie nieuwtjes; toch deelen *e ze mede, om onze mede-ingezetenen te *88t" schuwen. te drinken, welke beide raadgevingen goed moeteu werken. Daarmee was de behandeling afgeloopen. Te Pistoja (Toscane) heeft een geneesheer, dr. Lndi, zijn jonge vouw vermoord. Aliha: s men h. scbuldigt htm haar gedorande een bevalling het noodige voedsel te hebben onthouden, zoodat zij van honger gestorven zou zijn. Reeds vroeger verdacht men den geneesheer zijn vrouw te mishandelen. Het volk was zoo op den dokter gebeten, dat de politie moeite had hem tegen lynchen te bescher men. E enigen t ij d geleden raak- te in het noorden van de Kaspisthe Zee door den wind een grooie ijsschots van de kust los, waarop zich meer dan zeventig robbenvangers bevonden. De schots dreet naar het zuiden, de open zee in. Een stoomboot werd van Astrachan uitgezon den om de atgedrevenen te redden, maar ondertaisechen draaide de wind naar het zuiden en stuwde de schots met haar be manning weer naar de noordkust. Alle vis- schers die erop waren ontkwamen den dood. Volgens een absint-statis- tiek, medegedeeld in de Academie van Ge neeskunde te Parijs, is in de hoofdstad het verbrnik van dien schadelijken sterken drank gedurende zeven j*ren meer dan verdobbeld. In 1885 toch werd te Parijs 57,632 hectoliter absint verbruikt en in 1892 niet minder dan 129,670 hectoliter. Het g r ootste dee 1 van de St. Cathreine's tunnel nabij Guelford in Engeland, is ingestort, op een pasaeerenden tri-in. Een huis in de nabijheid stortte in, koetshnis en al. Paarden en rijtuigen be vonden zich daarin en gingen mede naar de diepte. Een vergane stad. Over den ondergang van de Perzische stad Kutschan bericht de vice-consul van Oostenrijk-Hongarije, Bakowsky, die de plaats des onheils heeft bezocht, dat geen enkel huis onbeschadigd is gebleven. Zelfs het bedehuis Iman—Tadi, dat de uarJbeving van 1893 had doorstaan, is thans geheel «erwoesl. Volgens authentieke opgaven zjn ontreveer 8000 personen omgekomen. Daarentegen heeft de aardbeving in de naburige dorpen niet de minste schade veroorzaakt. De bij den ondergang der stad geredden, ongeveer 400 in getal kampei- ren thans in He open lucht; hun lot is zeer beklagenswaardig. De Perzische regeering hetft voor de ongeluk kig-n niets grdaan; zij heeft geen werklieden naar Kutschan ge. zonden, om de onder puinhopen begrave- nen te huip te komen. Ten gebruik e. Een goede kunst. Iemand vroeg aan de beroemde zaogeres Patti eens, welk ge heimmiddel zij gebruikte, om zoo jong te blijven. «Geen arder", was het antwoord, „dan altijd ren goed humeur te hebben. Ver laat dit mij een ik boos zou worden, dan ga ik de kamer uit en kom niet weer, voordat ik weer mij zelve ben.' Nieuw Leven. A. W. S. tok niet alleen de protocollen der getui gen openbaar, doch ook een verklaring, dat hij wegens een misverstand met een „onbekende* heeft gevochten en dal hij dien «onbekende* omiddellijk beeft uitge daagd. Zooals uit den eikel de machtige eik, zooals alles zich uit het kleine ontwik kelt tot vollen wasdom, zoo ligt ook in elk mensch slechts de kiem voor het zedelijke. Maar zooals den eikel, om een eikenboom te worden, nog aarde, licht, lucht, water en tijd behoeft, zoo heeft ook de mensch, om zedelijk te worden, nog hulp noodig; zijn eigen krachten zijn er niet toereikend voor. Onze zedelijkheid danken wij nooit uit sluitend aan eigen inspanning, en wien het duidelijk geworden is, dat hij dat, wat goed aan hem is, vooral aan ande ren te danken heeft, zal altijd bescheiden zijn. De eerste grondslag voor onze zede lijkheid is eene goede opvoeding. Ze is de vrucht der ervaring van onze ouders. Goed opvoeden is zeer moeielijk, maar het loon er voor is zeer groot. Als de ouders er naar streven, hunne kinderen zedelijk op te voeden, dan worden zij zelf zede'jjker en daardoor ook gelukki ger. schelijke hoogmoed, terwijl godsdienst j Een j 0 D 8 m n rL''van ziin ver liefde juist de machten zijn omhoog- schen dienst 1irree8J^ e\. mce(jerj die Een ander, zeer gewichtig middel om de zedelijkheid te bevorderen is de b e - s c h a v i n g Aan baar danken wij het begrip van ware zedelijkheid en hoe veelzijdiger de beschaving is, hoe gelijk matiger zij alle onze bekwaamheden en hoedanigheden omvat, zooveel te meer invloed zal ze ook uitoefenen. Zij geeft ons niet alleen* de overtui ging dat zedelijk zijn, noodzakelijk is voor ons geluk, maar zij versterkt ook onze kracht om ons zelf te beheerschen wat noodig is, om steeds goed en juist te bandelen. Hoezeer de beschaving ons macht geeft over onze natuurlijke zwakheid, leert liet onderscheid dat tusschen on- beschaafden en beschaafden bestaat, bij het dragen van lichameljjke en zielesmart. De eersten, laten zich door hunne on beteugelde inbeeldigskracht overheer sten, terwijl de laatsten zich met kalmte en geduld in het onvermijdelijke schikken. Het m e d e 1 ij d e n is ook eene kracht die ons zedelijk gevoel wekt en tot zedelijke handeling aanspoort. Plet medelijden is als het ware een tegengift tegen de eigenliefde, tegen de zelfzucht, die groot ste hinderpaal voor het geluk der men- schenwereld. Ook de k u n 8 t bevordert de zedelijk heid, als deze het schoone, wat in het goede ligt in helder licht te aanschou wen geeft en daardoor geestdrift voor het liooge en edele in ons wekt. De geschiedenis geeft soms groote te- genblik, en vod ik, dit genstellingen te zien. Zoo weet men dat de hoogste bloei der kunst, dikwijls aan het verval der zedelijkheid gepaard ging. Maar de kunst op zich zelf, de het goddelijke verzinnebeeldende kunst, heeft noch den ondergang der volken, noch hunne opkomst veroorzaakt. Zij bezat ook niet de macht om den mensch tegen en moed te overwinnen. Godsdienst en liefde voeren dus tot zelfbeheersching. Deze te bevorderen is dus hetzelfde als de ontwikkeling van den godsdienst in den mensch te bevor deren tot het volmaakte, tot die reine, verheven hoogte, waarop de mensch zich alleen volkomen mensch kan noe men. Kl Ct. R. Te Oloin mei (Ierland) ver- schenen Zaterdag een kuiper en een aan tal andere meiischen voor dp rechtbank, beschuldigd van de vrouw des kuipers ten doode mishandeld te hebben. Dezer dagen werd de vroaw namelijk ziek aan ii flaenza maar haar man en auderen geloofden, dat zij betooverd was. Zij werd gedwon gen een aftreksel, dat men van eeu kruid kundige had gekngen, op te drinken, ver volgens naar een vuur gedragen en door mannen daarboven gehouden, tot zij deer lijk gebrand was. De vrtuw leefde tot den volgenden dag en haar lijk werd gevon den onder 2 voet modder van een sloot. Hoe Andreas Hofer aan zijn baard kwam. Kort na zijn huwelijk zat Andreas met een zijner beste vrienden gezellig te praten. Er kwam een bedelaar op hem toe met een ongewoon langen baard. «Zeg,* zei een der vrienden die den baard van den bedelar met welgevallen beschouwde, tot Hofer, „zou jij er er ook geen zin in heb ben, je baard zoo tang te laten groaien „Ach," riepen de andere vrienden zijn kostwinner thuis zijnde, he in 'l minst ter oore van er te Manster, Ach," riepen de andere vrienden pla gend, „dat mag hij niet, dat wil zijn jon ge vrouw niet hebben." Hofer, die zijn vrouw wel innig liefhad, wilde zich evenwel niet laten zeggen, dat hij onder den pantoffel stond en antwoord de daarom«Mijn vrouw heeft daar niets over te bevelen, waarom wedt ge, dat ik vandaag mijn baard laat staan tot over een jaar?" «Om twee Hofer das de ossen en kwam zoo ten baard van zeldzame schoonhoid. essen!" riep de tegenpartij, nam de weddingschan aan, won aan een groo- Het smelten van metaal in een stuk papier. Het kunststukje, van eeu goochelaar af gekeken, wordt interessanter wanneer het zedeloosheid te behoeden. metaal de vorm en grootte van een gul den of rijksdaalder heeft. Men drukt daar om een galden in een hoeveelheid gips met water aangemengd af, gLt daarna in dezen vorm een mengsel van één deel lood één deel zink en één deel bismuth, dat men in een ijzeren lepel gesmolten heeft. Na afkoeling heeft men aldus een nage maakte gulden verkregen, die zoo licht smeltbaar is, dat een kaarsvlam en een in elkaar gefrommeld stuk papier voldoende zijn om in een oogenblik het motaal weer in vloeibaren toestand te brengen. Het volgende verhaal doet de ronde, als een bewijs, hoe diep de gewoonte om te duelleeren in Honga rije is ingeworteld. Dinsdagmiddag ont moet de afgevaardigde Lndwig Bartok een aardig vrouwtje: bij loopt haar na; de vrouw versnelt haar pasde afgevsardg- de doet desgelijkszij bereikt haar wo ning en wil naar binnen gaan de afge vaardigde wil haar voorbeeld volgenzij draait zich om, geeft den afgevaardigde eeu slag in 't gelaat, loopt n<ar een ra- barig koffiehuis en haalt haar man, den kleedermaker Jozet Meyyelka de afge vaardigde staat nog altijd vcor de woning van de schoone vrouw. Daar staat de onbeschaamde 1* roept de vroaw. «Grooie God, dat is de afgevaardigde Bartok,* roept de man, en gaat onmid dellijk experimenten omtrent de kracht zijner vuisten nemen op het gelaat van den afgevaardigde. Et verzamelt zich volk voor de woning, dat den afgevaardigde naar buiten wil zien komende afgevaar digde komt echter niet- Het echtpaar Megvelka komt naar buiten en gaat wan delen om zich van de opgewondenheid eenigszins te herstellen. Bij hun terugkeer is nog altijd de afgevaardigde in hun woning. "Vijf minuten later zien de nieuws gierigen een man met kracht de denr niteooirn dat is de afgevaardigde Bartok. Eu nu het einde; de heer Bartok heeft den genialen inval gehad, den kleermaker zijn ge'nigen te zenden, zijnde de afge vaardigden Cornel, Albranyi en Tibad. De kleermaker verklaart d&t hij al voldoening genoeg heeft gekregen en dat hij voor meerdere bedankt. Daarna maake Bar- Dat haar hoogste bloei in het tijdperk viel van zedelijk verval, kwam door den al te zeer aangegroeiden rijkdom der heerschende klasse, die de kunst groote middelen bood om zich te ontplooien, maar die aan den anderen kant de oorzaak was het toenemen der genotzucht En deze voert niet alleen den enkelen per soon, maar geheele volken naar den on dergang. Als de kunst verlaagd wordt om de genotzucht te dienen, zooals dit tegenwoordig veel plaats beeft, daar werkt zij even schadelijk als zij aan de andere zijde door reine, verheven schoonheid, het volkgemoed vermag te verheffen en te verdelen. De zedelijkheid wordt ook bevorderd door goede voorbeelden. De mensch volgt nu eenmaal gaarne na. Jammer maar dat niet alleen het goede, maar ook het slechte voorbeeld navol gers vindt. De in de lage klassen toenemende weelde, liet gebrek aan waarheidszin en andere verkeerdheden, vinden hunnen oorsprong in het slechte voorbeeld, dat de voornamere klasse geven. Het krachtigst wordt de zedelijkheid bevorderd door den godsdienst, waar deze, ontdaan van de hem dik wijls belemmerende omhulsels, met welke men den godsdienst meestal omgaf, zijn eenige en onmiddellijke taak vervult, namelijk- om het gemoed van In Het stadje M. werd de- zer dagen een welgesteld burger onaange naam verrast door een bekende „waar schuwing* van den rijksontvanger. Hij had toch zijne vrouw het geld voor de persooneele belasting gegeven en een af- geteekend biljet terug ontvangen. De ont vanger hield echter vol dat er niets be taald was. Na lang gepraat, waarbij me nig hard woord viel, vraagt de ontvanger het afgeteekende biljet, en op de haod- teekeniug lettende, ziet hij dat de zijne is nagemaakt. «Houdt gij vol mijnheer B., dat gij betaald hebt zegt de ontvan ger. »tla, mijn vrouw is u wezen be talen," was bet antwoord. „Welnu, herneemt de ontvanger, „dan eisch ik binnen één uur betaling van belasting en f 100 voor de armen. Zoo niet, dan klaag ik uwe vrouw aan wegens valsehheid in geschrifte, en zij gaat de gevangenis in Wreed ontruchterd gaat de betrokken per soon naar huis; zijne vrouw, die nog al veel geld noodig had, valt door de mand, en binnen een uur was aan den eisch van den ontvanger, onder aanbieding van de noodige verontschuldigingen, voldaan. Van 1867 tot 1881 z ij n door de Russische regeering 624,000 personen naar Siberië verbannenruim 100.000 verwanten van veroordeelden hebben zich vrijwillig mede in ballingschap begeven. deien dieustiijd, omdat weduwe was, hem als dringend noodig had. Thuis kommerd hij zich echter niet om zijn moeder. Dit kwam zijn militaire overheid, en dezer dagen werd hij opnieuw bij het 44e reg ingelijfd. Onder den titel Juristen- schnack deelt dr. Fr edman in heï Kleine Journal van Berlijn eenige historische aar digheden nit de gerechtszaal mtde, o.a. hel volgende Zooals men weet, zegt de schrijver, heeft het Konizklijk Hois der Nederlan den vrle bezittingen in het buitenland. Zoo bshoorde den laatsten koning een klein landgoed in de omstreken van Brom berg toe. Ouder de keuterboeren van het landgoed was ook een zekere Kaczurarck, die zijn pacht zoo ongeiegeld betaalde, dat de rentmeester van het landgoed zich ten slotte genoodzaakt zag, een gerechtelijk vonnis tegen hem te eischen. Op den dag, datdezaakzou voorkomen,roept de deurwaar der met luider stem, op den corridor de namen der partijen op„De koning der Nederlanden contra den pachter Kacz- marek". Een oud, in lompen gekleed mannetje tnedt de gerechtzaal tiinnen. De rechter vraagt hemzijt gij de ko ning der Nederla- den of dc pachter Kacz- mark Als de lieve zonnestralen, Levendwekkeud over de aard, Bloemen overal doen pralen, Op het veld en in den gaard, Keeren zij hare open kelkeD; 't Liefst, bij voorkeur naar de zon, Die haar koestert vdór het wolken, Als een zegenrijke bron. Ook de bladren en de planten Keeren zich daarheen, waart 't licht Hen beschijnt aan alle kanten, En zijn schoone taak verricht. Zoo zijn bloem en plant steeds beide Dankbaar voor het levenslicht, Dat hen zooveel heil bereidde. Alles zijn zij het verplicht. 'k Heb niets daarvoor gedaan, maar veel daarvoor gelaten. Edele Bloedverwantschap. Een arme schelm veroordeeld om te hangen, Voelt zich door doodelijke a> gsten prangen, En smeekt genade van zijn rechter lord B j o n, Zie hier, hoe hij zijn pleit begon. Groot Achtbre Heer! schenk mij het le ven, 'k Ben met verlof gezegd, ligt ten van u- we neven. Gij heet B a j o d, mijn Daam is H o g, En met respect zoo weet ge tog, Dat Hog een zwijn, en Bajon spek be- teekent. En zoo men zich niet grof misrekent, Dan zullen zeker spek en zwijn Van onds her Bloedverwanten zijn. Gij dwaalt sprak Lort Bajon, 'k mag op deez' eer Diet hopeD, Tenzij, dat gij u op laat knoopen. Men snijdt geen spek toch van een zwijn, Of 't moet eerst opgehangen zijn. oogenblikken De laatste van een komielc, Wenze'i Scholz, de lieveling van het Weener publiek uit het midden dezer eeuw, zat ziek en zwak in zijn leuningstoel en wachtte, omgeven door zijn familie, kalm den dood af. Na een poosje zei hij tol zijn hevig weetiende vrouw „Geef mij een sigaar, Resy Ik heb hier een beetje te rooken; misschien kan de dood geen tabaklucht verdragen en loopt hij weg, als ik hem de rook in zijn gezicht blaas." De vroaw bracht hem een sigaar. De stervende komiek probeerde ze aan te steken, maar hij had er de kracht niet meer toe. „tk weet niet precies, of de sigaar niet meer trekt, of dat ik niet meer trekken kan," zei hij. „maar het me toe, dat ik het ben.* „Spreek toch niet zoo, Wenzel 1* zijn vrouw snikkend. «Ween toch niet, Resy ween niet, anders zouden de menscheu neg gaan ge- looven dat ik treurspeler geworden was," zei de komiek. Terwijl hij de sigaar wegwierp en de schijnt zei den mensch te verheffen, om hem inde ï^hTiü 1'°"* ure van stille overdenking de wonde- plekken van zijn gemoed te doen zien en ze te heelen, zoowel als om zijn geestdrift te wekken voor het hooge en het goede. De zedenwet wijst den weg aan, dien men gaan moet, maar eerst de godsdienst geeft de kracht om hem te gaan. Godsdienst echte godsdienst kent geen anderen uiterlijken vorm dan het doen van het goede, want zulke gods dienst is eene sterke, gloeiende liefde voor het goede, die gepaard gaat aan de in nigste bewondering voor het verhevene. Godsdienst en liefde zijn niet van el kander te scheiden. De vereering van het goddelijke is ge heel vrij van het zinnelijke, en wie den Antoon godsdienst vastknoopt aan het zinnelijke, h h:; kent den echten godsdienst niet. Uit het vastknoopen van den gods dienst aan het zinnelijke spreekt de men- dat heb je er nu van, dat je zoo'n oude invalide getrouwd hebt maar dat heb je me nooit laten merken, je hebt altijd evenveel van den ouden kerel gehouden, alsof hij nog een jonge snuiter was jé bent mijn lief, goed, aardig, braaf vrouw tje geweest. Geef me een zoen.* Spoedig daarna kwam de dood, om den ouden kuDstveteraan van het tooneel van den groofsten schouwburg (de wereld) wee te nemen. Hij Z ij. mand, dien Mogen bloem en plant ons leeren, Ook altijd ons hart en hoofd Naar het levenslicht te keeren, Waarin onze ziel gelooft. Waar wij 't reine en schoone ontmoeten, Mogen wij met blijden zin, Alwat heilrijk werkt, begroeten. Zoeken we onze vreugd daarin W. M. Tz. Het Recept. Een zeker dokter schreef op zijn me morieblad, Het middel dat bij zijn patiënten het best gelukte, Ook dat, waarmede hij hen zoover gekre gen bad, Dat dra een harde plank, hun koude Deuzen drukte. Nu wordt een kapper ziek, de dokter breDgt meteen Den Poeder God, met zijn recept weer op de been. Een schoenenflikker volgt en haast ter zelve stoud Helpt onze docter hem door 't middel in den grond, Hij schrijft't Recept is goed voor kap pers, Maar doodelijk is 't voor de lappers. Een voldoende reden, 't Kan 't mij ter wereld niet begrijpen, Zei stoffel tegen Piet Men hoort of ziet u niet. Zoo vaak als gij voorheen de straten pleegt te slijpen Eu overal te vinden waart, Daar iets te doen was of te pralen Eu goed gezelschap nooit het eerst zoudt verlaten Daar zit ge nu altoos in 't hoekje van den haard. Men kon genoegzaam van te vooren Zich niet verinaken in de stad, Daar Piet het hoogsto woord niet had. Hoe heeft men u zoo ras toch uit het oog verloren? Mijn goede min zei Piat, Dit dunke n zoo gansch wonder niet! De menscheu staan gelijk de tijden Aan veel veranderingen bloot! Hetgeen hun somtijds kan verblijden Brengt naderhand hen in den nood. t ls waar, gij zaagt mij eertijds met ie- dereen verkeeren, Mijn bijzijn scheen men opgesteld- Maar nu kan Piet niet meer verteren. Eu daarenboven nog Bpreekt elk mij aan om geld. Een weelderig jongeling, vermagerd, schraal n en bleek, Ontmoette een man van hooge jaren achtbaar aanschijn, nog naar' 't SPRANKELS. Ildelheid is de zwaarste hypotheek op het menschelijk verstand. Het goede zegt men en doet men niet; het kwade doet men en zegt het niet. Zoods het gele goud in het vuur gelouterd wordt, zoo wordt de trouw der vriendschap in tegenspoed beproefd. Ovidius. De omstandigheden vormen het richt snoer der zwakken, zijn slechts de werk tuigen der sterken. Lover. Er zijn omstandigheden, waarin het voorzichtigste is, niet voorzichtig te zijn. Welss. Nijd is de vader van vele ondeng- den. Zijne kinderen zijn laster, leedver maak, huichelarij en haat. De waarheid kan pijn doen. Zij strookt wel eens niet met onze wenschen. Zij vraagt ons wel eens het offer van meeningen, die ons lief en dierbaar zijn geworden. Daarom zijn er wel eens onder- zoekeis bezweken op hnn tocht. Dr. P. H. Ritter. Voorwaarts zien is tienmaal beter, dan te staren naar hetgeen achter ons ligt. Men heeft gewoonlijk heel veel woorden noodig om een enkel woord terug te nemen. Waarheid is als een droppel olie in een flesch water. Door schudden kan men hem een korten tijd onzichtbaar maken, maar hij komt terug, zoodra de flesch wordt neergezet. Als openhartigheid aangenaam is, dan wordt zij voor vleierij uitgekreten maar als zij niet in de smaak valt, noemt men haar eene berisping. Ouida. «Wat zullen de menschen er van zeg gen?* In deze woorden ligt de dwingelan dij der wereld, de verkrachting van onze natuur, de kwellende plaag van onze ziel. Auerbach. Wij zouden gelukkiger zijn, indien wij beter waren en wij zouden beter zijn, indien wij meer moed hadden om het te wezen. Zschokke. Wanneer men geen mat in zichzel- ven heeft, is het vergeefsche moeite haar elders te gaan zoeken. La Bochefoucanlt. Een Blauwtje. Amalia, ik bemin u. Gelukkig mensch, gij hebt ie- bemint ik nog niet! kKan zonder u niet 1 e- ven* F7 1 rar was waar, maar hoe? VV el zij, z^ had de duiten, En hij, hij had geen sous. Wijl daarop, rust, Wiens «„uwuaar aauscnijn, nog naar jeugdig schoon geleek, genoegen en vrede zichtbaar waren. De jonge.ing sprak hem aan Hoe koudet gij mijn vriend, op zulke hoo- Die schoone blos der jeugd op uw gelaat ir bewaren? Hoe zoo gezond zijn, wat hebt gij daar v t°ch voor gedaanP Knaap, sprak de Grijsaard, kan 't u ten De ware grondslag van de onafhan kelijkheid bestaat uit deze vier woorden Weinig behoefte te hebben. Weinig behoef te te hebben is het beste voorbehoedmiddel tegen slavernij. Dat weinig is even toepas- selijk op eten, drinken, hnissieraad en uit spanningen. Fanny Lewahl. Den dood willen is misdaad, hem niet willen is dwaasheid, W. von Humboldt. Er zijn menschen, die, indien zij ons liefhebben, ods tot een soort van doop en heiliging zijn; die ons dwingen tot rechtschapeuheid en reiuheid van zeden, enkel door hun jarenlang geloof aan ons. G. Eliot. Schaqen, 30 Maart 1885. In den nacht van Dinsdag op Woensdag hebben twee personen omtrent balf getracht in te breken in het perceel in de Hoep, bewoond door den heer die, op het geruisch bij de glazen zijdeur van zijn huis aandachtig geworden, zich op het balkon begaf en nog juist twee perso nen kon zien verdwijnen om den bocht van de straat. En gisteren (Vrijdag)-avond omstreeks 7 uur is men bij Mines op de LaaD, de herberg binnengeslopen eu heeft daar drank gestolen. Toen de bewoner van dit perceel om trent kwart over zeven in zijn koffiehuis kwam, vond hij voor de toonbank den grond drijvende van drank. Van een ander werd hout uit d?n tuin weggenomen. Met betrekking tot het aantal inzendingen voor onze op a. 9- Woensdag, 3 April, alhier te houden Paaschientoonstelling, deelen W1J mede, dat het aantal verre dat van het vorig j>ar overtreft. Ingeschreven zijn a. Rundvee (vet) 74 staks. b. Bijstier 54

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 6