Brieven nil de laassiafl. Zondag 7 April 1895 39ste Jaargang ÏTo. 2979 lui, BIJVOEGSEL. xxxx. F1UELLETÖ3 ROMAN Hans von Wildenberg. 8 al 660 ein<* aan B®''0111®11De test erM i n ,ermo8en zal aan onze dochter als «eei worden nagelaten, dat is en My/<j GEMENGD NIEUWS. Rotterdam, 4 Aril 1895. "We hebben hier behoorlijk 1 April gevierd dat doen we trouwens elk jaar. De voor den gekhouderij die op dezen dag geoorloofd is, wordt overal en druk toegepast Op de kantoren hadden de jongste bediendetjes er het meest van te lijden. Die werden uitgestuurd om „touw om den wind vast te binden" te koopen bij een melkboer: voorts werd hen opge dragen vier duiten peper bij den koeke- bakker, een zaag zonder tanden bij den meubelmaker, een corset zonder balei nen bij den grutter, een liter merriemelk bij den smid, een pond stroop in een papiertje bij den drogist te gaan halen, en de jongeheeren moesten tam die op dracht volgen, en de leelijke gezichten met de nog leelijker woorden van den gefopten handelaar in ontvangst ne men. Het Rotterdamsch Nieuwsblad bracht een vreeselijk verhaal van een vreese- lijken brand in de Loonstraat en den vol genden avond kwam zij den lezers ver tellen dat er van het heele geval geen woord waar was, de Loonstraat bestaat niet eens! Een nog aardiger mop is eenige jaren geleden door een geestig ingezetene uit gehaald, die heeft strooibilletten laten verspreiden waarin werd medegedeeld dat er op den avond van dien dag een groote ezeltentoonstelling zou worden ge houden in het gebouw Pro-patria. 's Avonds kwamen er zeer velen kijken en die moesten, nadat zij lang gewacht 6n druk geredeneerd hadden, bekennen dat zij zelve de ezels waren Een ander liet op een len Aprildag bij een vriend thuis bezorgen, drie of vier piano's, vijf of zes canapees, een do zijn bedden, vijftien buffets, honderd stoe len van noten- en eikenhout, alles op hetzehde uur, zoodat des avonds de ge- heele straat vol stond van handwagens, bepakt met meubelen, allen bestemd voor één man, die wanhopig ra zijn deur stond, verklarend dat hij niets besteld had, en die daarna veel gevaar liep van de stom- nijdige handelaars op een ferm pak slaag onthaald te worden. Men heeft algemeen pret gemaakt, 't was een wedstrijd in fopperij, tusschen ouders en kinderen, onderwijzers en kin deren en kinderen onderling. En wie gefopt werd, mooht niet boos worden; dit is een voorschrift van de Aprilgrappen- makerij. Heel treurig is het gegaan met eew vriend van me, die is het slachtoffer ge worden van de April-grappen. Hij zat kalm zijn krant te lezen, toen zijn acht jarig zoontje binnen kwam stormen met den kreetPa, daar is tante, daar is tante Nu verwachtte mijn vriend een April- vischje van zijn spruit en hij zei dus lachendLaat de ouwe sok dan 'r val- sche gebit in de parapluibak leggen Zijn zoontje gilde van 't lachen en de tante die een vrijvermogende en onge- gehuwde tante is, hoorde in stomme woede achter de deur, wat daar binnen voor liefelijks aan haar adres gezegd werd Een plechtigheid, die te Rotterdam bij den len Aprildng behoort, maar die toch met de vischjes niets te maken heeft is in den nacht van 31 Maart op 1 April precies om twaalf uur gevierd. Er bestaat hier een vereeniging, de Watergeuzen-vereeniging „Pro-patria", die elk jaar op dat uur een krans hecht aan het beeld dat op de NieuweMarkt staat ter herinnering aan de inneming vaD Den Briel door de Watergeuzen, in het jaar 1572. Dit nu was Zondagavond weder het ge val. Tegen twaalf uur stonden daar eenige dozijnen menschen. Eén was er gaan staan, éen was er bij gekomen, dat wa ren er twee en waar twee zijn komen er meer. Zoo groeide het oploopje. Ei genlijk wist niemand recht, waarom hij daar stond. Een oud vrouwtje verklaar de, dat eens goed duidelijk te zullen ma ken, zij wist voor zeker mee te deelen dat de anarchisten de maagd in de lucht wilden laten springen en dat zouden wij" hullie nou wel is beletten. Een ander zei dat er proeven moesten genomen worden met „electriek", een derde grap penmaker vertelde dat er strakkies uit- deeling zou gehouden worden van para- pluien enz. Eindelijk kwam er een ver tellen dat het een flauwe Aprilmop was, strakies hadden we den eersten. Toen gingen er eenigen weg, moppe rend, maar de meesten bleven, zij moes ten er het hunne van hebben. Het wachten duurde een kwartier en gedurende dien tijd heb ik aardige dingen gezien en gehoord. Onder meer heb ik een praatje over regen afgeluisterd, dat gehouden werd tusschen vier onnoozele buurvrouwen en een jongen meneer, die in zijn eentje April scheen te willen vieren. 't Begon met de opmerking van een der vrouwen "Wat een weer allen dag hè. Die doet wat een schade, al die regeu hoor." Je zou zeggen, vervolgde een an dere vrouw, je zou zeggen, hoe houwen ze 't boven zoolang uit hé Zeg meneer, je most ons is vertellen, waar komt die regen eigenljjk vandaan, is het waar dat al die droppels van de zon afval len Nee mensch, zei toen een derde vrouw, dan zou 't maar op eén plekkie regenen, van de starren vallen ze af... Doch de moppige heer zei, dat ze 't allemaal mis hadden, de regen kwam „de wasem van de M as vliegt naar ZIELENAE VAN „In uwe grenzenlooze zelfzucht, weigert ge de helpende hand te reiken, waar het geldt de eer van mijn van onzen naam op te houden Heb ik u dan niet duidelijk gemaakt, dat uw kapitaal door het bypo- teek geheel verzekerd zou zijn.* „Gij wilt mij door uwe hettigheid en nwe scbijnbewij'.en overreden Egbert „Nu ja, u zou het weinig leed doen, als de naam van vrijheer von Bergen van de lijst der grondbezitters werd geschrapt! Uw verstand schijnt hetgeen een edel mao toe komt, niet te begrijpen. "Wie onder make laars en beurs-scharrelaars „Egbert, bezondig je niet 1* viel de ba rones bem in de rede. „De vrouw die ge beleedigt, draagt ook uw naam. Gij kunt en moogt bet niet vergeten, wien gij uw rijk dom dankt, dat bet mijn vader was, die u 'ot zulk een leefwijze in staat gesteld heeft en* „Dat ik zijn dochter tot mij verbeveD heb,* wierp de baron er sarcastisch lachend tussoben. Zijne wijd geopende oogen waren toornig op zijn vrouw gericht, wel ke bijna een hoofd lengte boven bem uit stak. Koel en kalm onimoeten haar oogen den blik van haar gemaal. Volkomen rustig antwoord de zij «Moe. ik u er wellicht aan herinneren, het na de bruiloft was, dat gij mijn va- er dw tinantieekn toestand hebt blootge- egd Pn op welk een edele en hooghar- 'ge wijze hjj u geholpen hee't? U een ver- °®erl^e. net moeite en zorg verdiend? 'It gi) hem en mij er ten verwjjt van ®aken, dat hij dat alles in nederige omge- v'og heeft verdiend, en hooggeëerde baron, 8ij dat alles Diet reeds, toen gij naar oyn hand dongt Vergeet gij, dat ook ik na den dood mijns vaders, telkens u ffoholpen heb, wanneer gij mij m hulp vroegt, trots uwe lichtzinnigheid, ots uwe niet te betengelen verkwisting mijn wil 1* Donker rood werd bet gelaat van den vrijheer. Met de handen in de wijde broek zakken, stond hij een oogenblik beweging loos, ten hoogste verwonderd over dezen on- gewonen moed van zjjne vrouw; dan streek hij heftig een paar maal langs zijn volle baard en zeide op een toon, die geen twijfel omtrent zijn gemoeds-stemming liet „Ei, ei 1 Zoo heb in mijn lief varkentje nog nooit hooren knorren Mijn zoetlief' varkentje 1* Hij barstte in een hatelijk lachen it. Ver volgens begaf bij zich naar de kamerdeur- Met een harden slag viel de vleugeldeur van het salon achter hem in het slot. Lang reeds waren de schreden op den broeden corridor weggestorven, lang reeds bad de trou we „Nimrod*, zijn meester verwelkomende daarvoor een schop ontvangende, eea luid ge jank doen hooren, en nog altijd staarde de barones naar de salondeur, waardoor haar echtgenoot verdwenen was. „Negentien jaren I Overmorgen is het ne gentien jaren!" sprak zij zachtjes „O, mijn God hoe heb ik hem eens kunnen liefhebben 1 Hoe kort duurde die droom I* Haar ziel doorleefde nog eenmaal iede- ren dag van deze lange negentien jaren, die jaren, waarin het haar duidelijk geworden was, dat zij gevallen was als offer van een speeulatie. Negentien jaren waren verloopen, jaren van zwaar lijden een strijd voor plicht en waarheid voor haar kind negentien jaren van onafgebroken kampen tekenden ondergang van den vader van haar kind. „Van den eersten dag onzer kennisma king af, bedrogen en belogen!* riep zij uit en viel in een stoel neder. Zij steunde het hoofd met de zwarte glanzende lokken in de bijna doorzichtige hand. „Toch moet ik dit leven uithouden, ter- wille van mijn lieve Elsje; lang zal het even wel niet meer duren.* Vlugge schreden weerklonken op de trap. De barones stond haastig op, wierp een blik in den spiegel en ras speelde er een lachje om hare lippen, toen de deur geopend werd en een jonge dame op den drempel verscheen. „Mama, denk eens, wij krijgen inkwartie ring, dragonderoffiecieren; juist is de tij ding van den burgemeester gekomen. Ik vorheug mij uitermate over deze afwisse ling en niet waar, ik mag Anna Glaubitz halen om vandaag bij mij te blijven; het zal haar goed doen, als zij weer eens onder do menschen komt.* „Doe dat mijn kind,* zeide de barones en streelde het blonde boold harer dochter, die plotseling een ernstig, vragende uitdruk king in hare blauwe oogen kreeg. zoo boven en die wordt aangetrokken door de zon, dan heb ie wolken. Die drij.en boven dat het liefhebberij is Maar zoo gauw aster een wolk vlak bij de zon komt, dan smelt de wolk en dan valt ie naar beneden, in stukken, dat zijn de droppels. Maar hoe komt het dan dat het zoo lang duurt Omdat er zooveel wolken tegen de zon aankomen. Maar as nou de wolken naar be neden gevallen zijn, allemaal, dan is het toch uit Wel nee, mensch, de plassen wor den opnieuw door de zon opgetrokken, alle plassen gaan naar boven en als de zon onderweg een plas vallen laat, nou dan heb je een plas regen, begrepen En de sneeuw O, die valt van de sterren, dat zijn bevroren stukjes water. En de hagel P Ja, daar zijn de geleerden het nog niet over eens, ik voor mij denk wel dat de maan er tusschen zal zitten, maar dit is nog niet volkomen uitgemaakt Om twaalj uur precies werd de men schen het antwoord gebracht op den her haaldelijk gedane vraag, wat er eigen lijk gebeuren zou. Men zag een man de steenen bassinrand beklimmen en een krans hangen om een der kleinere beel den, het beeld van een watergeus. Dadelijk stroomde het volk er op toe om de ferme rede van dezen vaderlan der aan te hooren. Hij sprak van laat- sten klokslag, wegsterven, nieuwe dag verrijken, Al va die zijn bril verloor, „Gij hebt geweend, gij zijt treurig, mijn lief moedertje," riep zij en sloeg hare armen om haar moeders hals. „O, zeg mij, was papa weder boos op u Was het weer over mij Toe, niet langer zoo treurig kijken, mijn eenig moedertje." Voor twee zusters had men ze kunnen houden, deze twee slanke, groote vrouwen gestalten. Beiden hadden hetzelfde edele ge laat, dat klassieke profiel ja beiden zelfs hadden kuiltjes in de wangen. Nu maakte de dochter zich los uit de omarming. „Nu ga ik dadelijk naar papa en ook hem verlof vragen, omtrent Anni, en misschien staat er ook wel in den brief van den bur gemeester, wie wij hier krijgen 1 Eu weet ge mama, als ik den volgenden winter naar Berljjn ga, is het toch aangenaam, dat men daar reeds een paar heeren kent, die verplicht zullen zijo, om met mjj te dan- sen.* Nog eenmaal kuste zij haar moeder en verliet daarna v rooi ijk lachend de ka mer. Uit het gelaat der barones verdween nn ook weder elke blijde trek. De donkere oogen verloren allen glans, en een niet meer te verbergeu zwakheid, deed de zooeven nog jeugdig uitziende veertig-jarige vrouw, ve len jaren ouder schijnen. „Dat lieve, lieve kind," zeide zjj zachtjes, „mijn blonde zuster noemt men haar en toch zijne oogen zijnet* Wederom werden haren gedachten naar het verleden teruggevoerd. Zoo hadden ook eens de blauwe oogen van haar man gp- glinsterd, toen de joDge dragoi d r-i. fio'er om hare hand wierf toenmaals, toen zij zijne woorden zijne betuigingen geloof de. Die leden waren leugens wat zij voor liefde had gehouden, was berekening ge weest het geld was het lokaas ge weest I Zij zuchtte diep. „Eu wat zal er voor Else overbljjven, wanneer ik ook ditmaal toegeef Zij stond op, ontsloot een vak van haar schrijftafel, nam een dik folio daaruit en verdiepte zich in berekeningen. „Het gaat niet, ik moet zijn toorn dra gen. Ik mag niet ook nog het laatste ge- gedeelte van mijn vermog n aan zijne gren- zelooze verspilzucht opofferen.* TWEEDE HOOFDSTUK. 's Nachts was een frissche regen gevallen en had het ondragelijke stof verdreven. Au echter scheen de heldere Augustuszon op de blanke helmen der dragonders, die juist zooeven op den top van gindschcn heuvel zichtbaar worden. A-*n den ingang van bet dorp stond naast zijn paard een onderoffi cier te wachten, die, zoodra hij bet eskadron zag verschijnen, in den zadel sprong en het i gediend, nn trad men evenwol langs een vrijheid en onafhankelijkheid van ons moederland, Den Briel en van nog veel ,meer dat ik niet goed verstaan kon, omdat ik op een groote n afstand een plaats gevonden had. Deze speech werd niet met de noo- dige stilte aanghoord. Velerlei uitroepen: Zet je pet af Manus, hou je moei lille- kert, ééns zelfs het knappend geluid van een hartelijken zoen, kruisten de deftige speechwoordjes. Maar toen de speech gereed was, kwam het enthousiasme, donderende hoera's gingen op en met drie stemmen, goed in den maat, werd het „Wien Nêerlandsch bloed" gezongen, uit de nabijzijnde café's stroomden de vaderlanders toe en met een dikken kas telein in het midden, die den maat. sloeg met zijn pink zong de kring pianissimo Bescherm o God, bewaakt den grond! 't Was een aandoenlijk oogenblik. Ten slotte, de Watergeuzen waren in middels weggezeild, danste de heele groep lustig om de fontein, ditmaal zingend het onvaderlandse'i liedekeTararabomdi- jé. Dit was een schoone plechtigheid, waardig den len April te beginnen. Deze dag der zotternijen brengt toch wel wat aardigs in de gewone kalmte van ons handelaarsleven en daarom is zoo'n dag een uitstekende dag. Alleen de winkeliers, die gewoonlijk de dupe van alle grappen zijn, hebben er niet zoo heel veel mee op. Een vroolijke familie heeft te dezer gelegenheid een geheelen avond met een wildvreemd jongmenseh opgescheept ge zeten. Die was door vrinden tot voor de deur geleid, zij hadden gebeld en toen de deur open was, hem naar binnen ge duwd met de opdrachtBreng hier den avond doorEn aan die April-opdracht werd voldaan. 13. Goed onderscheid. In het begin der Fraosche revolutie, bij gelegenheid van en oploopje, had men een kapitein last gegeven, op het volk te laten schieten. Op de plaats van het op stootje gekomen, groefte hij beleefd het verzamelde volk en sprak„Mijne hee ren, ik heb in last op het kanalje te schieten, ik verzoek dus dringend, dat al le fatsoenlijke lieden zich verwijderen." In een oogwenk was iedereen verdwonen. Voor krankzinnig spelen. tegemoet galoppeerde. „Eskadron halt!" kommandeerde de rit meester en luisterde daarna naar bet relaas van zijn kwartier-makker „Het eskadron krijgt verblijf op twee plaatsen. De staf eu twee afdeelingen blij ven ia het dorp Bügen, de twee andere afdeelingen moeten naar Wöhlen.* Hop is 't daar?" „Kwartier en stallen zijn goed. Rit meester, luitenant graaf Zerlani en luitenant van Rawlay „Niet van," verbeterde de ritmees ter. „Luitenant Rawlay komen op het slot Bügen bij vrijheer van Bergen vroeger zelf officier de eerste luitenant von Trar- bach in het dorp bij den geestelijke, de vrijheer heeft evenwel allen aan zijn tafel genoodigd De baron laaf n telkons af halen," voegde hij den eersten luitecant toe, „De onderofficieren hier," riep de ritmees ter. De biljetten werden uitgereikt eu al het verdere geregeld, weldra klonk het „inruk ken.* De trompetters zetten hunne instrumen ten aan den mond en voorwaarts ging het, het dorp binnen. Wat een beweging en een opschudding; wat beenen bad, was op straat en de kleinen die ie nog niet gebruiken kon den, werden naar buiten gedragen. Het werk werd afgebioken, overal lachende en blijde gezichten; menige deern verborg blo zend haar gelaat achter haar schort, wan neer een schertsend woord baar toegevoegd werd, eu daaraan ontbrak het natuarljjk niet „Dat is een jammer en een ellende, al weder een slotkwartier I" klonk het uit den mond van den ritmeester, terwijl hij zich tot zijn beide officieren wendde. Ic plaats van nu te kunnen uitrusten, moet men 's morgens het land bewonderen, 's middags het rundvee bezien, vervolgens geleerde gesprekken houden over paarden en konij nen, en 's avonds zijne meening uiten over politiek en al dergelijken nonsens. „Maar nu is bet een uitzondering, die onderofficier meende, bet was uitmuntend. Ook een volwassen dochter, een eenigste, moet er voorhanden zijn,* riep graaf Zerla- ni uit. „Ook dat nog!" rien de ritmeester. „Ja maar daarvoor past de jeugd, dat is iets voor Rawlay, die aal ze weldra als zijn gedresseerde moze vertoonen dat zal wel weder het eind zijn." Een breede liudeolaan voerde hen weldra naar het vrij onregelmatig gebouwde slot.Over een valbrug kwam men op de eigenlijke binn- nplaats. De beide tegenover elkander staande torens, die ver boven bet hooge slotdak uitstaken, hadden eens tot ingangen Een Dnitsch blad maakt de opmerking dat het tegenwoordig zeer dikwijls voor komt, dat aangeklaagden voor de recht bank zich als krankzinnigen gedragen en zooveel mogelijk onzinnige antwoorden ge ren op de tot hen gerichte vragen. Der gelijke manieren zijn voor de toehoorders heel vermakelijk, maar voor de heeren rechters minder pleizierig. Zoo kwam er dezer dagen een man voor een der Ber- lijnsche rechtbanken, die lachend en dan send de gerechtszaal betrad en met een tentorstem in de zaal riep„Kellner, breDg mij een pof je bier Alle pogingen hem tot kalmte te bren gen, mislukten vólkernen; de man werd steeds meer opgewonden, hij viel een me deplichtige om den hals onder den uit roep »Broeder, we willen vriendschap drinken Toen keerde hij zich naar den gerechtsdienaar en zeide»Portier, een glas bierEr bleef den heeren van het ge rechtshof niets anders over dan hem te rug te zenden in de gevangeais en hem dooi een krankzinnigen-arts te laten on derzoeken. Spitten kan ieder, waar het is zeer de vraag of elk het goed doet, want spitten is iets meer dan een bloot omkeeren van den grond. Wie veel grond te spitten heeft en er prijs op stelt, dat het werk goed verricht wordt, bestede het niet aan of uit, maar late in daggeld wer ken. De meerdere uitgaven, daaruit voort- vloeinde, zijn oogenschijnlijk verlies. Spit ten wil zeggen, den grond aan dunne laag jes diep omkeeren en hem daarna stuk slaan. Diep is een voorwaarde voor de planten om haar wortels ongestoord naar omlaag te kannen laten gaan. Sommigen staan bij het spitten met hun eenen voet in de voor en maken daardoor den onder grond opnieuw weer vast; dat is met de eene hand terugnemen wat men met de andere gat! Diefstal in een kazerne. Te Spandau is een eigenaardige diefstal ontdekt. De vrouwen, die de aardappelen in de kazerne schilden, gingen gewoonlijk dikker weg dan zij gekomen waren, het geen de opmerkzaamheid trok van eender officieren. Zoo werden op een zekeren dag alle dames bij het heengaan opgewacht en naar een politie-bureau geleid, waar zij door een vrouw werden gefouilleerd. En daar kwamen uit zakken in de onderklee deren aardappelen, erwten, boomen en an dere levensmiddelen. Den volgenden dag werden deze vrouwen weder in haar zelf de functie geplaatst, daar men geloofde dat zij nu genoeg gewaarschuwd waren. breede steenen trap den corridor binnen, waar de gastheer zijne gaste» hartelijk wel kom heette. „Het is nu elf nar," zeide de baron, na de gebruikelijke voorstelling, „ik versoek de heeren, bet zich zoo gemakkelijk mogelijk te maken op hunne kamer en dan voor het ontbijt beneden te komen.* „Nn, wat denkt gij, Rawlay, van onze rust op het slot,* zeide graaf Zerlani, toen zij in hunne gemeenschappelijke kamer alleen waren; „Zult gij uw tijd hier niet in dommeligen toestand moeten doorbren gen?* Met een eonigzins hard accent antwoordde de jonge officier: „Maak je geen zorg, ik zal er wel door komen I Hebt ge die beide kopjes niet opgemerkt, die aan het venster van de eer ste verdieping voor een oogenblik ziohtbaar zijn geweest, toon wij over de binnenplaats reden Niet Nu, gij zult ze kunnen be wonderen I Een blond Gretchen en een don kere Preciosa.* „De duivel haal je, gij hebt waarachtig uwe oogen overal te gelijk," zeide de graaf zijn baard voor den spiegel in de verlang de richting brengende, „wellicht zullen uwe schoonheden weldra niets anders dan een paar oude jongejuffrouwen blijken te zijn." Er gleed een blik van zelibewnstzjjn over de schoone en nog jonge trekken van Raw lay, toen hjj antwoordde: „Niet altijd verkrijgt men den jnisten blik met de jaren, ik zou wel altijd 21 wil len blijven ook wanneer er nooit meer dan dons op mijne lippen kwam." Zorgvuldig streek hjj over het begin van een donkere snor. Hij wist wel, dat zijne schoone en fjjnbesneden linpen over de schit terende witte tanden, zoo zichtbaar zou den zijn wanneer een flinke snor zjjn lippen sierde; hij wist ook, dat zijn neus, in de lijn van een smal gelaat uitstekend paste en dat zjjne donkere oogen een uitdrukking konden aannemen, die onweerstaanbaar werkte, maar die bij oudere manoen afgeschrikt zou de hebben. Dat alles wist luitenant Rawlay, dat had den de vrouwen nit de residentie hem in het oor gefluisterd, die harerzijds wisten, dat de ijdele, of liever ijdel-gemaakte luitenant Rawlay over een aardig bedrag in en- gelsche banknoten kon beschikken. Dreunende klokslagen doorklonken het slot en noodigden tot het ontbijt. Barooes van Bergen ontving de officieren in haar salon. Met groote gemakkelijkheid wist zij voor ieder harer gasten een belangwek kend onderwerp aan te voeren en juist voer de zij uiet Rawlay eeu gesprek in zjjn moe dertaal, toen de deuren geopend werden. Juffrouw von Bergen komt ffinnen en met haar een jonge dame, die in alles bet juiste

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5