Brieven nil de laassiafl.
Zondag 7 April 1895
39ste Jaargang ÏTo. 2979
lui,
BIJVOEGSEL.
xxxx.
F1UELLETÖ3
ROMAN
Hans von Wildenberg.
8 al 660 ein<* aan B®''0111®11De test
erM i n ,ermo8en zal aan onze dochter als
«eei worden nagelaten, dat is en My/<j
GEMENGD NIEUWS.
Rotterdam, 4 Aril 1895.
"We hebben hier behoorlijk 1 April
gevierd dat doen we trouwens elk jaar.
De voor den gekhouderij die op dezen
dag geoorloofd is, wordt overal en druk
toegepast Op de kantoren hadden de
jongste bediendetjes er het meest van te
lijden. Die werden uitgestuurd om „touw
om den wind vast te binden" te koopen
bij een melkboer: voorts werd hen opge
dragen vier duiten peper bij den koeke-
bakker, een zaag zonder tanden bij den
meubelmaker, een corset zonder balei
nen bij den grutter, een liter merriemelk
bij den smid, een pond stroop in een
papiertje bij den drogist te gaan halen,
en de jongeheeren moesten tam die op
dracht volgen, en de leelijke gezichten
met de nog leelijker woorden van den
gefopten handelaar in ontvangst ne
men.
Het Rotterdamsch Nieuwsblad bracht
een vreeselijk verhaal van een vreese-
lijken brand in de Loonstraat en den vol
genden avond kwam zij den lezers ver
tellen dat er van het heele geval geen
woord waar was, de Loonstraat bestaat
niet eens!
Een nog aardiger mop is eenige jaren
geleden door een geestig ingezetene uit
gehaald, die heeft strooibilletten laten
verspreiden waarin werd medegedeeld
dat er op den avond van dien dag een
groote ezeltentoonstelling zou worden ge
houden in het gebouw Pro-patria. 's
Avonds kwamen er zeer velen kijken en
die moesten, nadat zij lang gewacht 6n
druk geredeneerd hadden, bekennen dat
zij zelve de ezels waren
Een ander liet op een len Aprildag
bij een vriend thuis bezorgen, drie of
vier piano's, vijf of zes canapees, een do
zijn bedden, vijftien buffets, honderd stoe
len van noten- en eikenhout, alles op
hetzehde uur, zoodat des avonds de ge-
heele straat vol stond van handwagens,
bepakt met meubelen, allen bestemd voor
één man, die wanhopig ra zijn deur stond,
verklarend dat hij niets besteld had, en
die daarna veel gevaar liep van de stom-
nijdige handelaars op een ferm pak slaag
onthaald te worden.
Men heeft algemeen pret gemaakt, 't
was een wedstrijd in fopperij, tusschen
ouders en kinderen, onderwijzers en kin
deren en kinderen onderling. En wie
gefopt werd, mooht niet boos worden; dit
is een voorschrift van de Aprilgrappen-
makerij.
Heel treurig is het gegaan met eew
vriend van me, die is het slachtoffer ge
worden van de April-grappen. Hij zat
kalm zijn krant te lezen, toen zijn acht
jarig zoontje binnen kwam stormen met
den kreetPa, daar is tante, daar is
tante
Nu verwachtte mijn vriend een April-
vischje van zijn spruit en hij zei dus
lachendLaat de ouwe sok dan 'r val-
sche gebit in de parapluibak leggen
Zijn zoontje gilde van 't lachen en de
tante die een vrijvermogende en onge-
gehuwde tante is, hoorde in stomme
woede achter de deur, wat daar binnen
voor liefelijks aan haar adres gezegd
werd
Een plechtigheid, die te Rotterdam bij
den len Aprildng behoort, maar die toch
met de vischjes niets te maken heeft
is in den nacht van 31 Maart op 1 April
precies om twaalf uur gevierd.
Er bestaat hier een vereeniging, de
Watergeuzen-vereeniging „Pro-patria", die
elk jaar op dat uur een krans hecht aan
het beeld dat op de NieuweMarkt staat
ter herinnering aan de inneming vaD
Den Briel door de Watergeuzen, in het
jaar 1572.
Dit nu was Zondagavond weder het ge
val. Tegen twaalf uur stonden daar eenige
dozijnen menschen. Eén was er gaan
staan, éen was er bij gekomen, dat wa
ren er twee en waar twee zijn komen
er meer. Zoo groeide het oploopje. Ei
genlijk wist niemand recht, waarom hij
daar stond. Een oud vrouwtje verklaar
de, dat eens goed duidelijk te zullen ma
ken, zij wist voor zeker mee te deelen
dat de anarchisten de maagd in de lucht
wilden laten springen en dat zouden wij"
hullie nou wel is beletten. Een ander
zei dat er proeven moesten genomen
worden met „electriek", een derde grap
penmaker vertelde dat er strakkies uit-
deeling zou gehouden worden van para-
pluien enz. Eindelijk kwam er een ver
tellen dat het een flauwe Aprilmop was,
strakies hadden we den eersten.
Toen gingen er eenigen weg, moppe
rend, maar de meesten bleven, zij moes
ten er het hunne van hebben.
Het wachten duurde een kwartier en
gedurende dien tijd heb ik aardige dingen
gezien en gehoord.
Onder meer heb ik een praatje over
regen afgeluisterd, dat gehouden werd
tusschen vier onnoozele buurvrouwen en
een jongen meneer, die in zijn eentje
April scheen te willen vieren.
't Begon met de opmerking van een
der vrouwen
"Wat een weer allen dag hè. Die doet
wat een schade, al die regeu hoor."
Je zou zeggen, vervolgde een an
dere vrouw, je zou zeggen, hoe houwen
ze 't boven zoolang uit hé Zeg meneer,
je most ons is vertellen, waar komt die
regen eigenljjk vandaan, is het waar
dat al die droppels van de zon afval
len
Nee mensch, zei toen een derde
vrouw, dan zou 't maar op eén plekkie
regenen, van de starren vallen ze af...
Doch de moppige heer zei, dat ze 't
allemaal mis hadden, de regen kwam
„de wasem van de M as vliegt naar
ZIELENAE
VAN
„In uwe grenzenlooze zelfzucht, weigert
ge de helpende hand te reiken, waar het
geldt de eer van mijn van onzen naam
op te houden Heb ik u dan niet duidelijk
gemaakt, dat uw kapitaal door het bypo-
teek geheel verzekerd zou zijn.*
„Gij wilt mij door uwe hettigheid en nwe
scbijnbewij'.en overreden Egbert
„Nu ja, u zou het weinig leed doen, als
de naam van vrijheer von Bergen van de
lijst der grondbezitters werd geschrapt! Uw
verstand schijnt hetgeen een edel mao toe
komt, niet te begrijpen. "Wie onder make
laars en beurs-scharrelaars
„Egbert, bezondig je niet 1* viel de ba
rones bem in de rede. „De vrouw die ge
beleedigt, draagt ook uw naam. Gij kunt en
moogt bet niet vergeten, wien gij uw rijk
dom dankt, dat bet mijn vader was, die u
'ot zulk een leefwijze in staat gesteld heeft
en*
„Dat ik zijn dochter tot mij verbeveD
heb,* wierp de baron er sarcastisch lachend
tussoben. Zijne wijd geopende oogen waren
toornig op zijn vrouw gericht, wel
ke bijna een hoofd lengte boven bem uit
stak.
Koel en kalm onimoeten haar oogen den blik
van haar gemaal. Volkomen rustig antwoord
de zij
«Moe. ik u er wellicht aan herinneren,
het na de bruiloft was, dat gij mijn va-
er dw tinantieekn toestand hebt blootge-
egd Pn op welk een edele en hooghar-
'ge wijze hjj u geholpen hee't? U een ver-
°®erl^e. net moeite en zorg verdiend?
'It gi) hem en mij er ten verwjjt van
®aken, dat hij dat alles in nederige omge-
v'og heeft verdiend, en hooggeëerde baron,
8ij dat alles Diet reeds, toen gij naar
oyn hand dongt Vergeet gij, dat ook ik
na den dood mijns vaders, telkens
u ffoholpen heb, wanneer gij mij
m hulp vroegt, trots uwe lichtzinnigheid,
ots uwe niet te betengelen verkwisting
mijn wil 1*
Donker rood werd bet gelaat van den
vrijheer. Met de handen in de wijde broek
zakken, stond hij een oogenblik beweging
loos, ten hoogste verwonderd over dezen on-
gewonen moed van zjjne vrouw; dan streek
hij heftig een paar maal langs zijn volle
baard en zeide op een toon, die geen
twijfel omtrent zijn gemoeds-stemming
liet
„Ei, ei 1 Zoo heb in mijn lief varkentje
nog nooit hooren knorren Mijn zoetlief'
varkentje 1*
Hij barstte in een hatelijk lachen it. Ver
volgens begaf bij zich naar de kamerdeur-
Met een harden slag viel de vleugeldeur van
het salon achter hem in het slot.
Lang reeds waren de schreden op den broeden
corridor weggestorven, lang reeds bad de trou
we „Nimrod*, zijn meester verwelkomende
daarvoor een schop ontvangende, eea luid ge
jank doen hooren, en nog altijd staarde de
barones naar de salondeur, waardoor haar
echtgenoot verdwenen was.
„Negentien jaren I Overmorgen is het ne
gentien jaren!" sprak zij zachtjes
„O, mijn God hoe heb ik hem eens
kunnen liefhebben 1 Hoe kort duurde die
droom I*
Haar ziel doorleefde nog eenmaal iede-
ren dag van deze lange negentien jaren, die
jaren, waarin het haar duidelijk geworden
was, dat zij gevallen was als offer van een
speeulatie. Negentien jaren waren verloopen,
jaren van zwaar lijden een strijd voor
plicht en waarheid voor haar kind
negentien jaren van onafgebroken kampen
tekenden ondergang van den vader van haar
kind.
„Van den eersten dag onzer kennisma
king af, bedrogen en belogen!* riep zij uit
en viel in een stoel neder. Zij steunde het
hoofd met de zwarte glanzende lokken in de
bijna doorzichtige hand.
„Toch moet ik dit leven uithouden, ter-
wille van mijn lieve Elsje; lang zal het even
wel niet meer duren.*
Vlugge schreden weerklonken op de trap.
De barones stond haastig op, wierp een
blik in den spiegel en ras speelde er een
lachje om hare lippen, toen de deur geopend
werd en een jonge dame op den drempel
verscheen.
„Mama, denk eens, wij krijgen inkwartie
ring, dragonderoffiecieren; juist is de tij
ding van den burgemeester gekomen. Ik
vorheug mij uitermate over deze afwisse
ling en niet waar, ik mag Anna Glaubitz
halen om vandaag bij mij te blijven; het zal
haar goed doen, als zij weer eens onder do
menschen komt.*
„Doe dat mijn kind,* zeide de barones
en streelde het blonde boold harer dochter,
die plotseling een ernstig, vragende uitdruk
king in hare blauwe oogen kreeg.
zoo
boven en die wordt aangetrokken door
de zon, dan heb ie wolken. Die drij.en
boven dat het liefhebberij is Maar zoo
gauw aster een wolk vlak bij de zon
komt, dan smelt de wolk en dan valt ie
naar beneden, in stukken, dat zijn de
droppels.
Maar hoe komt het dan dat het zoo
lang duurt
Omdat er zooveel wolken tegen de
zon aankomen.
Maar as nou de wolken naar be
neden gevallen zijn, allemaal, dan is het
toch uit
Wel nee, mensch, de plassen wor
den opnieuw door de zon opgetrokken,
alle plassen gaan naar boven en als de
zon onderweg een plas vallen laat, nou
dan heb je een plas regen, begrepen
En de sneeuw
O, die valt van de sterren, dat zijn
bevroren stukjes water.
En de hagel P
Ja, daar zijn de geleerden het nog
niet over eens, ik voor mij denk wel dat
de maan er tusschen zal zitten, maar
dit is nog niet volkomen uitgemaakt
Om twaalj uur precies werd de men
schen het antwoord gebracht op den her
haaldelijk gedane vraag, wat er eigen
lijk gebeuren zou. Men zag een man de
steenen bassinrand beklimmen en een
krans hangen om een der kleinere beel
den, het beeld van een watergeus.
Dadelijk stroomde het volk er op toe
om de ferme rede van dezen vaderlan
der aan te hooren. Hij sprak van laat-
sten klokslag, wegsterven, nieuwe dag
verrijken, Al va die zijn bril verloor,
„Gij hebt geweend, gij zijt treurig, mijn
lief moedertje," riep zij en sloeg hare armen
om haar moeders hals. „O, zeg mij, was
papa weder boos op u Was het weer over
mij Toe, niet langer zoo treurig kijken,
mijn eenig moedertje."
Voor twee zusters had men ze kunnen
houden, deze twee slanke, groote vrouwen
gestalten. Beiden hadden hetzelfde edele ge
laat, dat klassieke profiel ja beiden zelfs
hadden kuiltjes in de wangen.
Nu maakte de dochter zich los uit de
omarming.
„Nu ga ik dadelijk naar papa en ook hem
verlof vragen, omtrent Anni, en misschien
staat er ook wel in den brief van den bur
gemeester, wie wij hier krijgen 1 Eu weet
ge mama, als ik den volgenden winter naar
Berljjn ga, is het toch aangenaam, dat men
daar reeds een paar heeren kent, die
verplicht zullen zijo, om met mjj te dan-
sen.*
Nog eenmaal kuste zij haar moeder en
verliet daarna v rooi ijk lachend de ka
mer.
Uit het gelaat der barones verdween nn
ook weder elke blijde trek. De donkere
oogen verloren allen glans, en een niet meer
te verbergeu zwakheid, deed de zooeven nog
jeugdig uitziende veertig-jarige vrouw, ve
len jaren ouder schijnen.
„Dat lieve, lieve kind," zeide zjj zachtjes,
„mijn blonde zuster noemt men haar en toch
zijne oogen zijnet*
Wederom werden haren gedachten naar
het verleden teruggevoerd. Zoo hadden ook
eens de blauwe oogen van haar man gp-
glinsterd, toen de joDge dragoi d r-i. fio'er
om hare hand wierf toenmaals, toen zij
zijne woorden zijne betuigingen geloof
de. Die leden waren leugens wat zij voor
liefde had gehouden, was berekening ge
weest het geld was het lokaas ge
weest I
Zij zuchtte diep.
„Eu wat zal er voor Else overbljjven,
wanneer ik ook ditmaal toegeef
Zij stond op, ontsloot een vak van haar
schrijftafel, nam een dik folio daaruit en
verdiepte zich in berekeningen.
„Het gaat niet, ik moet zijn toorn dra
gen. Ik mag niet ook nog het laatste ge-
gedeelte van mijn vermog n aan zijne gren-
zelooze verspilzucht opofferen.*
TWEEDE HOOFDSTUK.
's Nachts was een frissche regen gevallen
en had het ondragelijke stof verdreven. Au
echter scheen de heldere Augustuszon op de
blanke helmen der dragonders, die juist
zooeven op den top van gindschcn heuvel
zichtbaar worden. A-*n den ingang van bet
dorp stond naast zijn paard een onderoffi
cier te wachten, die, zoodra hij bet eskadron
zag verschijnen, in den zadel sprong en het i gediend, nn trad men evenwol langs een
vrijheid en onafhankelijkheid van ons
moederland, Den Briel en van nog
veel ,meer dat ik niet goed verstaan kon,
omdat ik op een groote n afstand een plaats
gevonden had.
Deze speech werd niet met de noo-
dige stilte aanghoord. Velerlei uitroepen:
Zet je pet af Manus, hou je moei lille-
kert, ééns zelfs het knappend geluid van
een hartelijken zoen, kruisten de deftige
speechwoordjes. Maar toen de speech
gereed was, kwam het enthousiasme,
donderende hoera's gingen op en met
drie stemmen, goed in den maat, werd
het „Wien Nêerlandsch bloed" gezongen,
uit de nabijzijnde café's stroomden de
vaderlanders toe en met een dikken kas
telein in het midden, die den maat. sloeg
met zijn pink zong de kring pianissimo
Bescherm o God, bewaakt den grond!
't Was een aandoenlijk oogenblik.
Ten slotte, de Watergeuzen waren in
middels weggezeild, danste de heele groep
lustig om de fontein, ditmaal zingend
het onvaderlandse'i liedekeTararabomdi-
jé.
Dit was een schoone plechtigheid,
waardig den len April te beginnen.
Deze dag der zotternijen brengt toch
wel wat aardigs in de gewone kalmte
van ons handelaarsleven en daarom is
zoo'n dag een uitstekende dag. Alleen
de winkeliers, die gewoonlijk de dupe
van alle grappen zijn, hebben er niet
zoo heel veel mee op.
Een vroolijke familie heeft te dezer
gelegenheid een geheelen avond met een
wildvreemd jongmenseh opgescheept ge
zeten. Die was door vrinden tot voor de
deur geleid, zij hadden gebeld en toen
de deur open was, hem naar binnen ge
duwd met de opdrachtBreng hier den
avond doorEn aan die April-opdracht
werd voldaan.
13.
Goed onderscheid.
In het begin der Fraosche revolutie,
bij gelegenheid van en oploopje, had men
een kapitein last gegeven, op het volk te
laten schieten. Op de plaats van het op
stootje gekomen, groefte hij beleefd het
verzamelde volk en sprak„Mijne hee
ren, ik heb in last op het kanalje te
schieten, ik verzoek dus dringend, dat al
le fatsoenlijke lieden zich verwijderen." In
een oogwenk was iedereen verdwonen.
Voor krankzinnig spelen.
tegemoet galoppeerde.
„Eskadron halt!" kommandeerde de rit
meester en luisterde daarna naar bet relaas
van zijn kwartier-makker
„Het eskadron krijgt verblijf op twee
plaatsen. De staf eu twee afdeelingen blij
ven ia het dorp Bügen, de twee andere
afdeelingen moeten naar Wöhlen.*
Hop is 't daar?"
„Kwartier en stallen zijn goed. Rit
meester, luitenant graaf Zerlani en luitenant
van Rawlay
„Niet van," verbeterde de ritmees
ter.
„Luitenant Rawlay komen op het slot
Bügen bij vrijheer van Bergen vroeger
zelf officier de eerste luitenant von Trar-
bach in het dorp bij den geestelijke, de
vrijheer heeft evenwel allen aan zijn tafel
genoodigd De baron laaf n telkons af
halen," voegde hij den eersten luitecant
toe,
„De onderofficieren hier," riep de ritmees
ter. De biljetten werden uitgereikt eu al het
verdere geregeld, weldra klonk het „inruk
ken.*
De trompetters zetten hunne instrumen
ten aan den mond en voorwaarts ging het,
het dorp binnen. Wat een beweging en een
opschudding; wat beenen bad, was op straat
en de kleinen die ie nog niet gebruiken kon
den, werden naar buiten gedragen. Het
werk werd afgebioken, overal lachende en
blijde gezichten; menige deern verborg blo
zend haar gelaat achter haar schort, wan
neer een schertsend woord baar toegevoegd
werd, eu daaraan ontbrak het natuarljjk
niet
„Dat is een jammer en een ellende, al
weder een slotkwartier I" klonk het uit den
mond van den ritmeester, terwijl hij zich
tot zijn beide officieren wendde. Ic plaats
van nu te kunnen uitrusten, moet men 's
morgens het land bewonderen, 's middags
het rundvee bezien, vervolgens geleerde
gesprekken houden over paarden en konij
nen, en 's avonds zijne meening uiten over
politiek en al dergelijken nonsens.
„Maar nu is bet een uitzondering, die
onderofficier meende, bet was uitmuntend.
Ook een volwassen dochter, een eenigste,
moet er voorhanden zijn,* riep graaf Zerla-
ni uit.
„Ook dat nog!" rien de ritmeester.
„Ja maar daarvoor past de jeugd, dat
is iets voor Rawlay, die aal ze weldra als
zijn gedresseerde moze vertoonen dat
zal wel weder het eind zijn."
Een breede liudeolaan voerde hen weldra
naar het vrij onregelmatig gebouwde slot.Over
een valbrug kwam men op de eigenlijke
binn- nplaats. De beide tegenover elkander
staande torens, die ver boven bet hooge
slotdak uitstaken, hadden eens tot ingangen
Een Dnitsch blad maakt de opmerking
dat het tegenwoordig zeer dikwijls voor
komt, dat aangeklaagden voor de recht
bank zich als krankzinnigen gedragen en
zooveel mogelijk onzinnige antwoorden ge
ren op de tot hen gerichte vragen. Der
gelijke manieren zijn voor de toehoorders
heel vermakelijk, maar voor de heeren
rechters minder pleizierig. Zoo kwam er
dezer dagen een man voor een der Ber-
lijnsche rechtbanken, die lachend en dan
send de gerechtszaal betrad en met een
tentorstem in de zaal riep„Kellner,
breDg mij een pof je bier
Alle pogingen hem tot kalmte te bren
gen, mislukten vólkernen; de man werd
steeds meer opgewonden, hij viel een me
deplichtige om den hals onder den uit
roep »Broeder, we willen vriendschap
drinken Toen keerde hij zich naar den
gerechtsdienaar en zeide»Portier, een glas
bierEr bleef den heeren van het ge
rechtshof niets anders over dan hem te
rug te zenden in de gevangeais en hem
dooi een krankzinnigen-arts te laten on
derzoeken.
Spitten kan ieder, waar
het is zeer de vraag of elk het goed doet,
want spitten is iets meer dan een bloot
omkeeren van den grond. Wie veel grond
te spitten heeft en er prijs op stelt, dat
het werk goed verricht wordt, bestede het
niet aan of uit, maar late in daggeld wer
ken. De meerdere uitgaven, daaruit voort-
vloeinde, zijn oogenschijnlijk verlies. Spit
ten wil zeggen, den grond aan dunne laag
jes diep omkeeren en hem daarna stuk
slaan. Diep is een voorwaarde voor de
planten om haar wortels ongestoord naar
omlaag te kannen laten gaan. Sommigen
staan bij het spitten met hun eenen voet
in de voor en maken daardoor den onder
grond opnieuw weer vast; dat is met de eene
hand terugnemen wat men met de andere
gat!
Diefstal in een kazerne.
Te Spandau is een eigenaardige diefstal
ontdekt. De vrouwen, die de aardappelen
in de kazerne schilden, gingen gewoonlijk
dikker weg dan zij gekomen waren, het
geen de opmerkzaamheid trok van eender
officieren. Zoo werden op een zekeren dag
alle dames bij het heengaan opgewacht
en naar een politie-bureau geleid, waar zij
door een vrouw werden gefouilleerd. En
daar kwamen uit zakken in de onderklee
deren aardappelen, erwten, boomen en an
dere levensmiddelen. Den volgenden dag
werden deze vrouwen weder in haar zelf
de functie geplaatst, daar men geloofde dat
zij nu genoeg gewaarschuwd waren.
breede steenen trap den corridor binnen,
waar de gastheer zijne gaste» hartelijk wel
kom heette.
„Het is nu elf nar," zeide de baron, na
de gebruikelijke voorstelling, „ik versoek de
heeren, bet zich zoo gemakkelijk mogelijk
te maken op hunne kamer en dan voor het
ontbijt beneden te komen.*
„Nn, wat denkt gij, Rawlay, van onze rust
op het slot,* zeide graaf Zerlani, toen zij
in hunne gemeenschappelijke kamer alleen
waren; „Zult gij uw tijd hier niet in
dommeligen toestand moeten doorbren
gen?*
Met een eonigzins hard accent antwoordde
de jonge officier:
„Maak je geen zorg, ik zal er wel door
komen I Hebt ge die beide kopjes niet
opgemerkt, die aan het venster van de eer
ste verdieping voor een oogenblik ziohtbaar
zijn geweest, toon wij over de binnenplaats
reden Niet Nu, gij zult ze kunnen be
wonderen I Een blond Gretchen en een don
kere Preciosa.*
„De duivel haal je, gij hebt waarachtig
uwe oogen overal te gelijk," zeide de graaf
zijn baard voor den spiegel in de verlang
de richting brengende, „wellicht zullen uwe
schoonheden weldra niets anders dan
een paar oude jongejuffrouwen blijken te
zijn."
Er gleed een blik van zelibewnstzjjn over
de schoone en nog jonge trekken van Raw
lay, toen hjj antwoordde:
„Niet altijd verkrijgt men den jnisten blik
met de jaren, ik zou wel altijd 21 wil
len blijven ook wanneer er nooit meer
dan dons op mijne lippen kwam."
Zorgvuldig streek hjj over het begin van
een donkere snor. Hij wist wel, dat zijne
schoone en fjjnbesneden linpen over de schit
terende witte tanden, zoo zichtbaar zou
den zijn wanneer een flinke snor zjjn lippen
sierde; hij wist ook, dat zijn neus, in de
lijn van een smal gelaat uitstekend paste en dat
zjjne donkere oogen een uitdrukking konden
aannemen, die onweerstaanbaar werkte,
maar die bij oudere manoen afgeschrikt zou
de hebben.
Dat alles wist luitenant Rawlay, dat had
den de vrouwen nit de residentie hem in
het oor gefluisterd, die harerzijds wisten, dat
de ijdele, of liever ijdel-gemaakte luitenant
Rawlay over een aardig bedrag in en-
gelsche banknoten kon beschikken.
Dreunende klokslagen doorklonken het
slot en noodigden tot het ontbijt.
Barooes van Bergen ontving de officieren in
haar salon. Met groote gemakkelijkheid wist
zij voor ieder harer gasten een belangwek
kend onderwerp aan te voeren en juist voer
de zij uiet Rawlay eeu gesprek in zjjn moe
dertaal, toen de deuren geopend werden.
Juffrouw von Bergen komt ffinnen en met
haar een jonge dame, die in alles bet juiste