PLAATSELIJK NIEUWS. Een vergeten Melodie. Volgenden regel gesteld bid, verscheen rij baar werd dooreen traan, die er op viel, met een notitieboekje in de band aan de deur. Kom binnen, juffrouw Wilson, zei- de baar patroon, terwijl hij een stoel voor haar nederzette, misschien wel een weinig dichter bij den zijne, dan strikt noodzake lijk was. Dit is een particuliere brief en daarom zal ik het adres zelf schrijven. Particuliere brieven waren niet nienw voor Bertha, daarom knikte zij eenvoudig bevestigend met bet hoofd en hield baar pen in gereedheid. „Waarde juffrouw begon Raeburn met een zijdeiingschen blik op zijn aardige schrijf ster, die er te liever uitz»g door het blosje, dat haar wangen overtogen had. „Ik weet, dat gij mij verontschuldigen znlt, met aldus tot u te schrijven, daar ik evenals gij, ervau overtuigd ben, dat mijn schrift zeer moeilijk te ontcijferen is. Uw naam en adres zal ik er natuurlijk aelf bijvoegen, zoodat deze brief met de verdienste van leesbaar te zijn even discreet it alsof hij werkelijk door mij ge schreven was. Ik heb na sedert een aan tal maanden het genoegen gehad u te kennen, hier namen de wangen een leven diger tintje aan. Kort als deze tijd klaarblijkelijk is geweest, toch was hij voldoende, om mij het feit te openbaren dat gij in mij bebt opgewekt een gevoel veel dieper en duurzamer, dan het zou kunnen uitgedrukt worden door bet woord „vriendschap*. Het verschil in jaren heeft mij besluiteloos doen zijn, dit gevoel aan u te openbaren, maar eindelijk heb ik besloten mijn zaak te bepleiten met de hoop,dat dat verschil geen onoverkomelijk bezwaar moge zijn voor mijn vurige, op rechte liefde voor u en met de verdere hoop het is aan u die hoop, te be krachtigen of uit te dooven dat mijn liefde worde beaniweord. Vriendelijk verzoek u een antwoord, lieve vriendin, maak mijn onzekerheid kort. Indien het lot mij ongunstig is, moet ik het leed als een man dragen maar in dien gij mijn verzoek gunstig opneemt, zal ik geen oogenblik wachten om van nw lippen de bekrachtiging van het goede nieuws te hooreD.' Daar, zeide Raeburn, nadat bij een langen blik van achter zijn hand op het lieve gezichtje had geworpen. Gij zijt een jonge dame van smaak, juffrouw en ik zou gaarne uwe meening hooreD. Hoe deukt gij, dat het klinkt? Niet zeer bloemrijk, hé? Neen mijnheer; maar wat beter is, openhartig en manlijk, antwoordde Bertha met een trilling in baar stem. Dank u. Indien de dame, voor wie het is bestemd, het even waardeerend zal beschouwen, heb ik weinig te vreezen, autwoordde Raebnrn. Nu dan, als gij zoo vriendelijk wilt zijn den brief te copieëren zullen wij het werk voor vandaag maar als geëindigd beschouwen. Morgen behoeft ge niet te komen, want indien het ant woord gunstig is, zal ik den dag met mijn vriendin doorbrengen en zal het kantoor ge sloten zijn. Dan kunt gij vrijaf hebben. Dank n, mijnheer; een beving in haar stem duide baar gemoedsbeweging aan. En Bettha ging de kamer zoo snel mo gelijk uit en keerde naar den „typewriter" terug. Bertha kon zich er op beroemen, snel en juist te kunnen werken. En toch had zij om geen schatten gewild, dat iemand had gezien, hoeveel bladen papier zij ver scheurde en in de papiermand wierp, of hoe een schoon afgewerkte copie onbruik- tcen zij bet overzag om mogelijke vergis singen te verbeteren. Eindelijk echter was het werk gereed en bracht zij het bij Rae burn, die gelukkig te diep in gedachten verzonken was om op te zien; zij zette haar hoed op, deed haar mantel aan, wenschte Raeburn goeden avond eu verliet kantoor. Morgen vrijaf, sprak zij, toen zij be droefd naar hnis wandelde en de tranon, die zij niet langer kon weerhouden, elkan der snel opvolgden. Dat is het begin van een voortdurende scheiding van dit kantoor, want ik kan daar onmogelijk langer blij ven en dat weten. Wat een dwaas schep sel ben ik toch, te veronderstellen, dat hij het oog op mij had laten vallen. Dit is dan het einde van die gelukkige uren, die mij het werk zoo verrnkkelijk maakten van die hartelijke vriendschap, die ie- deren last verlicht, iedere taak vergemak kelijkt heeft. Maar ik mag er nn niet langer aan denken en de tranen vloei den anelder. Het was een dwaze inbeel- ding van mij en ik ben er rechtvaaidig voor gestraft, een beleefdheid te houdt n voor dat dieper gevoel, waaraan ik zoo blijmoedig zou hebben beantwoord. Het verschil in jaren zou voor mij geen hin derpaal geweest zijn, en indien die da me de goedheid van zijn hart maar half zoo goel kent als ik, mag zij zich zelve een gelukkige sterveling rekenen. Nu, ik zsl morgen mijn naaiwerk inhalen en wat vermaken betreft, ik zou haast spoedig verlangen, op een begrafenis te gaan ja, inderdaad, de begrafenis van de ver wachtingen, die ik zoo dwaas gekoesteit heb. Indien Bertha den blik had kunnen zien, die er op Raeburn's gelaat lag eeni ge minuten nadat zij het kantoor verlaten had hare gedachten zonden zeker een andere wending hebben genomen. Gevonden Gevonden riep hij uit. Ik ben beantwoord. Haar oogen en haar stem hebben het verraden. Ik betrapte haar bij iederen regel van den brief. John Raeburn, gij zijt de gelukkigste m«n ter wereld. Zij verbeeldt zich niet, hoe dat vrijaf morgen zal wezen, indien zij ant woordt, zooals ik nu reden heb te ge- looven, dat zij doen zal. Het werd mij van den Hemel ingegevener is geen plaats, waar ik haar niet zal brengen, geen ding dat ik haar niet zal koopen,en in dien ik morgen niet tot een dag in het Paradijs voor haar maak, zal het niet zijr, omdat ik het niet getracht heb. Toen nam hij den geëindigden brief, drukte hem in verrukking aan zijn lip pen, voegde er een haastig gekrabbel bij, adresseerde hem en bracht hem naar de post. Toen wandelde hij huiswaarts,fluitende als een kleins jongen. Ondertusschen had Bertha haar woning bereikt, borg haar dingen met nauwgezette zorg weg, dekte haar kleine tafel en zit voor de eerste maal in haar leven zonder een greintje eetlust. Terwijl zij met haar lepel zat te spelen, werd er gescheld en het volgende oogenblik had men haar een brief in de handen gegeven. Zij opende hem en bij het zien van de eerste regels, viel zij achterover in haar stoel en toen zij aan de laatste regels kwam, die door natuurlijke onvolmaaktheid en agitatie, teruggebracht waren tot een reeks van hiëroglyphen, weende zij van zuivere vreug de. „Lieve Bertha,' zeiden die regels, „wilt ge mij de list vergeven, waardoor ik tracht te te ontdekken, of gij werkelijk iets om m ij gaaft. Ik wenschte in uw lief gelaat te lezen of mijn gevoelens door u zouden wor den beantwoord, en wat ik zag deed mij dezen brief zenden - tienmaal dierbaar der voor mij, omdat ow eigen handen hem schreven om u te verzekeren dat gij en gij alleen de eenige waart, voor wie hij was bestemd en het eenige voorwerp van mijce oprechte lielde. Mag ik morgen ko men? Zeg slechts ja; de rest kunnen wij zeggen, als wij bij elkander komen. Uw toegenegen JOHN RAEBURN.* Die lieve, ondeugende, bedriegelij- ke kerel, riep Bertha nit, met een glans van verrukking op het gelaat. Van mij zulk een voordeel weten te trekken en miju eigen minnebrief te doen schrijven Maar, wat zou dat Ik had het dubbele plezier, hem te lezen en te hooren en te weten dat het recht uit zijn hart kwam. Zeg „ja* dat zal ik. En opspringende ging zij naar haar les senaar, zocht er het fijnste velletje papier nit, schreef er eenvoudig op: „Lieve John, Ja! BERTHA.* plakte den brief dicht, knstte de envelop pe en bracht hem naar de brievenbus op den hoek der straat. Daarna ging zij terug om haar avondeten tot het laatste mondje vol te gebruiken, gal haar hart nogmaals lucht in ieo dankbaren tranenvloed en viel in slaap met een glimlach op de lip pen. Wat John zeide, toen hij den volgen den morgen kwam, welk een verrokkelij- ken dag zij te zamen doorbrachten on wat een aardig goud ringetje Bsriha's vinger versierde, toen hij haar bij het heengaan losliet, zijn geen zaken, waarover moet worden uitgeweid. is zoo warm. Een oogenblik zet hij zich in het gias aan den weg neder om uit te Wat is bet nog ver, dat welbekende toren'je van de kerk in het dorp in Lan- cashiie. Reeds een nur lang heeft hij het voor zich gezien en meer dan een uur nog zil het duren, eer hij het dorp bereikt heeft. Zou iemand hem daar nog kennen, den knappen burgemeesterszoon Hoelang is het wel geleden, dat hij heenging Laat eens zieü, tien, twintig, veertig, zes en veertig jaar. Zes en veertig jsar. Zou er nog een in het leven zijn, van al die hem vroeger keuden Zou zij nog leven, het blonde meisje, dat hij eens be loofde, nooit te zallen vergeten laten tien, en wij gaan roeien als het koe ler wordt.* Rawlay nam het voorstel dankbaar aan. Overal was de freule mede op de hoogte, zij maakte de verstandigste opmerkingen en deelde met de meeste nauwkeurigheid aan hare ondergeschikten de bevelen en wen- ken uit. „Ik bewondor uwe veelzijdige kennis," uitte de officier zich, en zijne oogen hingen bewonderend aan de slanke gestalte van het meisjes. Eer> vroolijke melodie van het eskadron- muziek, lokte ben naar het park terug. „Dat ongelukkige denkbeeld, had ik on zen ritmeester Diet toevertrouwd,* meende Rawlay, en Else antwoordde met een veel zeggende gelasts-uitdrakking.' „Het zou mij niet verwonderen, als mijn kleine Anni daar niet achter steekt, zij danst danst gij ook gaarne vroeg zij plotseling. „Zeker, dolgaarne en heden met dubbel plezier,* riep hy uit zich eeD weinig buigend. „Goed, dan zal ik heensnellen en de doch ters van den domine vragen, te komen zeer nette, lieve meisjes en dan is het bal klaar.* „En ik haal den vaandrig, die ook bij den dominéé ingekwartierd is.* De jengd behaalde de overwinning op alle regelen der etiquette. Als blijde kinderen snelden zij naar het dorp en de hoogwaarde heer zoo min als diens dochters, wederstonden het geza menlijk verzoek. Zoo kwam het, dat het woord concert in een bal herschapen werd en dat de vroo lijke en lustige deuntjes nog door de geo pende vensters van het helder verlichte slot klonken, toen reeds langde nachtwacht ver kondigd had, vnur en licht uit te doen, daar het reeds elf geslagen was. Maar ook dit geïmproviseerde feest nam een einde. Men dankte den gastheer en zjjn vrouw voor de heerlijke oren en beloofde morgen weder op tijd aan het ontbijt te verschijnen. Nog lang bleven de officieren in hun gemeenschappelijk salon bijeen. Men sprak over de verloopen dagen zooals dat gewoon lijk gaat, en alles wat daarmede maar ee- nigszins in betrekking staat. ,'t Schijnt mij toe," merkte Trarbach op, die eek heden nacht op bet slot logeerde j „dat de booge burchtheer niet erg vredelie- vondgezind is tegenover zijn gemalin; ik heb opgemerkt dat ze nog geen enkel woord met elkander gewisseld hebben en een paar malen heb ik een blik van hem opgevangen, die verre van beminnelijk was.* „Io Berlijn staat de gastheer nu ook niet aangeschreven als een liefhebbend echtgenoot, deelde de ritmeester mede. „In zijn optre den tegenover ons, hebben wij allen zeker dezelfde meening: hy kan niet beminne lijker zijn." „Hoe vindt gij de dames, ritmeester?* vroeg Zerlani. „Dat is moeilijk in weinig woorden te zeggen, maar om het kort te maken: de moeder charmant, de dochter charmanter en de zwarte vriendin het charmantstEn nu goe den nacht mijne heeren. Ik zal de patrouille morgen alleen wel doen, maak bet u maar gemakkelijk.* De officieren stonden op en de ritmeester ging naar zijn kamer. „Nu wanneer dat niets te beteekenen heeft, patrouille doen zonder ons; dat is nog nooit gebeurd!* „Dat behoeft n beeren en ridders niet te verwonderen, wanneer ©en krijgsgod van on ze jaren, eindelijk in een aandoenlijk oogen blik een heerlijke Bchoone godin tot da lief ste zijner harten kiest, eu* „Dat is zeker mogelijk," lachte Zerlani, ,ja 't is waar, zooals vandaag heb ik hem Dog nooit gezien. Gedanst heeft hij als een waterval". „Die opwekkende gloed zal hem wel nit de oogen van de charmantste zijn tegen- gestraald. Doch daar slaat het reeds hall één, goeden nacht, mijne beeren 1" Zij reikten elkander de hand en zochten hunne kamers op, Toen Rawlay den blik toevallig op zijn met het wapen versierde schrijfmap vallen liet, welke hij reeds 's morgens op de tafel gelegd had, bleef hij verrast staan. „Dat is zonderling," zeide hij, „voor de eerste maal heb ik vergeten, aan Erna te schrijven schoon vergeten Nu, ik zal mijn schade morgen wel weer inhalen." Hij blies het licht uit eu dacht aan Erna 1? Een groote, met kleine, gele steentjes geplaveide plaats voor een keik, in een onaanzienlijk doip in Lancashire. Om de plaats, „net Plein*, zosals de bewoners van het vriendelijk dorp ze noem den, stonden en staan nog lage boompjes met vierkante hekjes, die van boven met ponten zijn voorzien. Langs en om de kerk en op het plein speeli de j30gd krijgertje, het daitelespel, dat overal bekend schijnt te zijn. Aan het hekje van een der boompjes, hangen verschillende strooien hoedjes, die de kinderen afgezet hebben, om meer on gehinderd in de warme lucht hun vroolijk spel voort te zetteD. Een enkele staat alleen en wischt zich het gelaat af, een ander poogt zijn afzak kende kous weder op hare plaats te bren gen, een derde zoekt zijn klompje op, dat heel daar ginds ligt. Slechts twee, al wal ouder dan de an deren, staan of liever zilteu afgezonderd, op de groote,breede, blauwe stoep van het vrien delijk kerkje, dat met zijn laag torentje toch nog verre uitsteekt boven al die la ge, witte huisjes, die het zinnebeeld schij nen te zijn van tevredenheid en onschuld. De spelende jeugd verhoogt dezen in druk. Het waren beide nog kinderen, met kin derlijke gedachten, met vroolijke verwach tingen en een kinderlijk vertrouwend hart. „Moet je spoedig weg vroeg het blon de meisje en zag met eene angstige uitdruk king in de groote oogen den forschen knaap aan, die naast haar zat. „Ja, Mary, papa wil, dat ik reeds de volgende week zal gaan, dan moet ik naar het gymnasium en later naar Oxtord, en als ik dan terugkeer, moet ik evenals papa burgemeester worden.* „En wanneer denk je terug te zijn, o- ver eeu jaar of vier „Wel neen, kind, ik moet veel langer studeeren, anders ben ik immers niet knap genoeg." „Hoelang dan wtl Fred?" „Ja, dat weet ik niet precies, een jaar of zes, acht, tien ongeveer.* „Wat een vreeselijke lange tijd,* zucht te het blonde kind, „Zal je me werkelijk niet vergeten, lieve Fred, werkelijk niet?' „Neen, Maiy, nooit." Zij wischte een traan weg. Laten wij nog eens in de kerk gaaD, Alfred, en speel dan nog eens op het orgel, ik heb den sleutel van de deur medegenomen.' Beiden gingen de trappen van het koor op en Alfred zette zich aan liet kleine, eenvoudige, orgel, waar hij les op kreeg van den organist en speelde een eenvou dig melodie, langzaam, somtijds gebrekkig, maar het meisje hoorde er slechts het vaar wel in en zag onafgebroken naar Altred's bruine kiullebol, waar zij onopgemerkt'n kus op drukte en een lok afknipte. Toen gingen de beide weder langzaam de trappen at naar benaden in de voor hen zoo groote kerk en zagen te zamen nog eens naar de schilderijen aan den muur en de gekleurde vensters, waar de zonne stralen zoo helder op schenen en de kerk in een zacht rood licht hulden. „Vaarwel,* zeide de jongen. Vaarwel,* zeide het meisje, en snikte. „Ik zal je niet vergeteD, Fred, nooit, vaarwel.* En toen sloten zij de groote deur van de kerk weder, die dreunend achter hen in het slot viel, met een dcffen slag. Daarbuiten speelden en joelden de vroo lijke kinderen, zonder hoedjes en trippelden op huDne klompjes over het gele plein met de lage groeBe boompjes. Hoe oud zon zij dan zijn Vijltien en zes en veertig is een eD zes tig jaar. NeeD, zij zal wel gestorven zijn, mis schien wel van harzeer om hem. Waarom ook moest het zoo anders loo- pen, dan voorbeschikt was? Waarom moest hij van kwsad tct er ger vervallen, waarom slechts kwade vrien den op zijn weg ontmoeten, waarom had hij zich ook laten meeslepen, waarom was hij geworden, wat hij nu was, een bede laar. Waarom Drie en zestig is hij nu, de oude man, de eens zoo vroolijke krullebol. Zou hij in de weinige jaren, die hem resten niet veel kunnen goedmaken, nog niet veel.... ach, maar daaraan wil hij nu niet denken, alleen nog slechts drukt hem de gedachte, dat zij misschien door zijn schuld gestorven zal zijn. Zij, Mary. Zou zij nog leven? Misschien wel. O, maar dan zal hij haar terugzien en haar troosten in haar eenzaamheid. Eenzaamheid. Mfar zou zij dan haar leven lang op hem gewacht hebbeD, zou zij niet met een ander getrouwd zijn? De oude man staat op en wischt zich het voorhoofd af. Met Dieuwen moed en tamelijk snel stapt hij weder op het dorp je toe. Eindelijk de eerste huizen, maar zij Wordt vervolgd. zijn grooter, dan die er vroeger stonden en hem onbekend. Weer nieuwe huizen, met vreemde ge zichten voor de rameD, die hem nieuws gierig nazien. Maar daaro, dat is gebleven als het was, het gele plein met de lage groene boompjes en daarop de stoep van de kerk zitMary. Bijna ontsnapte hem een kreet van blijd schap, zoozeer leefde de man in herinnerin gen. Marry moest na immers reeds oud en grijs zijn en dit was een hoogstens vijftien jarig meisje. Het kind liep op hem toe en vroeg, wat hij wilde. „Leeft uw moeder nog lief kind en...' „O, ja, moeder is binnen in de kerk en leert Alfred op het orgel spelen.* Alfred, is dat een broertje van u „Neen eeu neefje, hij is naar eec oom genoemd, een armen ongelukkigen man, dien wij nooit gezien hebben, maar waarvan pa en ma veel hielden en.... „Wie is je vader, kind?' „Charles, de zoon van den vroegere burgemeester, een boer van oom Alfred.' „Maar wacht, ik zal u naar moeder brengen, hoort u wel, daar speelt ze juist." De oude man sidderde. Dat waren de toonen, dat was dezellde melodie als voor bijna vijfiig jaren en een vriendelijke oude vrouw zit achter het orgel en speelde voor haar kleinkind het eenvoudige wijsje. Ook nu zou het weder een vaarwel zijn, maai etn vaarwel zonder afscheid. De oude man zag naar het lieflijk beeld, dat de kerk hem aanbood en wendde zich langzaam om, zette droomerig zijne wan deling over de gele steentjes voort en ging het dorp uit. Het was hem vreemd geworden en hem had het vergeten, wat zou hij er nog doen, oud en afgeleefd als hij was Het laatste huis was bereikt. Zachtjes neuriede de man de vergeten melodie en zette zijn tocht voort naar de naastbijzijnde groote stad..., Een rentenier te C h a u mont, (Frankrijk) is de som van 200.000 frs. ontstolen. Den man was voor twee ja ren reeds 80.000frs. ontroofd en thans is hij al zijne bezittingen kwijt. Hoewel hij sliep in de kamer naast die, waar de brand kast stond, heeft hij niets gehoord, terwijl de dieven de kast van 800 KG. door het raam naar het achtereinde van den tuin brachten. Hier braken zij de kast open, waarop zij zich met den inhoud uit de voeten maakten. Och oom, zou u mij geen 10 galden kunnen leenen Alweor? Mij dunkt je moet van de laatste twiütig nog katterig zijn. Falb's weervoorspellin gen: A an 9 tot 13 April: Na een paar dro ge dagen wordt het kouder en zal er sneeuw vallen. Van 14 tot 17 April: Weer regen, het weder wordt iets warmer. Dat doet zij nooit weer! Twee jonge dames stapten op een tram maar deze was zoo vol, dat zij zich met een staanplaatsje moesten vergenoegen. „Wacht maar,* fluisterde de eene de an dere in. „Ik zal een dier heeren wel laten opstaan. Let eens op." Zjj ktek rond en te zijn. Zij liep eensklaps op hem toe en opende stoutmoedig het vuutj „Wel mijnheer Groen! Wat doet mij dat een pleizier. Ik zou u bijna niet meer herkend hebben. Of ik soms uw plaats wil hebben? Heel giaag, want ik moet eerlijk bekennen, doodmoa te zijn. Dank u vriendelijk." De heer, natuurlijk een wildvreemde, had kalm naar haar geluisterd en zijn plaats afgfstaan en zei toen: „Ga maar zitteD, Toontje. Ja, ik zie je niet veel meer, nu je alleen maar de wasch bij ons komt doen. Je zult wel moe zijn. Hoe bevalt het je in je nieuwe betrek- ki g?« De jonge dame had een plaats veroverd, uiaar haar radheid van tong verloren! In Rusland werden in den laat sten tijd veel valsche bankbil jetten in omloop gebracht. Men meen de te weten dat ze uit het buitenland kwa men, maar kon niet gewaar worden hoe. Dezer dagen kwam het toevallig uit. Ver scheiden kistjes met potlooden, komende uit Engeland, werden aan de grens onder zocht. Een potlood viel uit een van de kistjes en werd door een beambte in zijn zak gestoken. Toen hij het echter den vol genden dag wou slijpen, bleek, dat er bin nen in het hout geen potlood maar een valsch bankbiljet zat. Zoo kwam hel ge heim aan 't licht. De brandweer van San Francisco heeft, zoo lezen wij, ter bestrij ding van den geduchten vijand, een niruw en machtig wapen te harer beschikking gekregen, dat alles overtreft wat zij tot nu toe bezat Met de watertoren-batterij zooals de uitvinder het noemt, worden per minuut 16 kubieke Meter water in een brandend gebouw geworpen. Bij de offici- eele proefnemingen, geleid door den hoofd- ingenieur, bleek 't dat deze batterij een waterstraal van 7 centimeter dikte, 90 Meter wijd wegslingerde en daarbij 16 ku bieke Meter uitspoot. Een ware zondvloed! Met een straal van 6 1/i centimeter spoot zij meei dan 100 Meter ver. Inderdaad kunststukken, die naast de performances van de Amsterdamsche Jan van der Hey- de kunnen genoemd worden. In hootdzaak komt de inrichting hierop Deer, dat 4 gewone stoom brandspuiten ge koppeld worden aan een uit koper en brons bestaanden windkefel, met zeer korte, be weegbare straalpijp. Alles en alles weegt niet meer dan 80 kilogram en de straal- pijp kan uiterst gemakkelijk met de hacd naar alle richtingen gesteld worden. Wat in dezen nog vooral onze belang stelling verdient, is, dat de uitvinder, H. Gorter, een Nederlander is. Voor eenige jaren als eenvoudig werk man de wijde wereld ingetrokken, heeft hij zich in de eerste plaats eene onafhanke lijke betrekking verworven en bovendien den naam van een uiterst scherpzinnig, be kwaam en ijverig man. Middel om gevlekte gra- vnres te reinigen. Om de gele vlekken, die zoo dikwijls voorkomen op gravures, die tegen een vochtigen muur hebben gehangen, te ver wijderen, behoeft men ze slechts eenige oogenblikken te dompelen in verdund bleek- water en ze daarna met zuiver water na te spoelen. Als de gravure nat is, ver dient het aanbeveling ze op een glasplaat te drogen. Alleen bij drukinkt-gravures is echter dit middel toe te passen. Bij gekleur de gravures of penteekeniugen lijdt het werk schade. Een huis in staat van b e - leg. Twee dames inBirmingham,(Engeland), konden een schuld van f 1200 niet beta len. Daarop gelastten de schuldeischers, twee deurwaarders de meubels aan te slaan. De Engelsche wetten staan echter Diet toe dat men bij iemand, ook niet bij een schuldenaar, binnenkomt zonder zijn toe stemming; alleen mag een deurwaarder binnenkomen als hij ziju voet bionen den drempel kan zetteD. Sedert een maand houden nu de deurwaarders, elkander af wisselend, de wacht voor de woning, doch de dames laten zich niet vangen. Het eten wordt hun toegereikt door een venster op de eerste verdieping. Het volk heelt er groot pleizier van en dikwijls staat er veel publiek voor het huis. Een afgeleefd man, met weinig, kort geknipt baar, een stoppeligen baard, en een gebogen gestalte. Moede stapt hij op den landweg voort, het is nog zoover en hel zocht een heer uit,'die getrouwd scheen Schaqen, 10 April 1895. Maandagavond te 7 ure hield de Afdeeling Schagen en Omttreken der H. M. v. L., ten lokale van den heer A. Vader, hare vergadering, uitgeschreven ter bespreking der graanrechtktoestie en tot stemming omtrent de wenschelijkheid van de invoeriug daarvan in ons land. Het aantal opgekomen leden bedroeg slechts 9. Uit de behandeling dezer zaak bleek men van meeniDg te zijn, dat de in benar de omstandigheden verkeerende graanbou- wers door de heffing van invoerrechten niet gebaat zouden worden. Hun onhoudbare en ondragelijke positie zou er slechts door bestendigd wordeD, terwijl voor de andere standen van ons volk uit die protectie vele nadeelen zouden voortvloeien. Verbetering van den graanbouw voor de bouwers zeiven, meende men alleen met succes te kunnen verwachten van algehee- leu verlaging van den landprijs en even matige daÜDg van de pacht. Met algemeene stemmen verklaarde men zich tegen de heffing van graanrechte0.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 2