PLAATSELIJK NIEUWS.
Een vergeten Melodie.
Volgenden regel gesteld bid, verscheen rij baar werd dooreen traan, die er op viel,
met een notitieboekje in de band aan de
deur.
Kom binnen, juffrouw Wilson, zei-
de baar patroon, terwijl hij een stoel voor
haar nederzette, misschien wel een weinig
dichter bij den zijne, dan strikt noodzake
lijk was. Dit is een particuliere brief en
daarom zal ik het adres zelf schrijven.
Particuliere brieven waren niet nienw
voor Bertha, daarom knikte zij eenvoudig
bevestigend met bet hoofd en hield baar
pen in gereedheid.
„Waarde juffrouw begon Raeburn met
een zijdeiingschen blik op zijn aardige schrijf
ster, die er te liever uitz»g door het blosje,
dat haar wangen overtogen had.
„Ik weet, dat gij mij verontschuldigen
znlt, met aldus tot u te schrijven, daar
ik evenals gij, ervau overtuigd ben, dat
mijn schrift zeer moeilijk te ontcijferen is.
Uw naam en adres zal ik er natuurlijk
aelf bijvoegen, zoodat deze brief met
de verdienste van leesbaar te zijn even
discreet it alsof hij werkelijk door mij ge
schreven was. Ik heb na sedert een aan
tal maanden het genoegen gehad u te
kennen, hier namen de wangen een leven
diger tintje aan. Kort als deze tijd
klaarblijkelijk is geweest, toch was hij
voldoende, om mij het feit te openbaren
dat gij in mij bebt opgewekt een gevoel
veel dieper en duurzamer, dan het zou
kunnen uitgedrukt worden door bet woord
„vriendschap*. Het verschil in jaren heeft
mij besluiteloos doen zijn, dit gevoel aan
u te openbaren, maar eindelijk heb ik
besloten mijn zaak te bepleiten met de
hoop,dat dat verschil geen onoverkomelijk
bezwaar moge zijn voor mijn vurige, op
rechte liefde voor u en met de verdere
hoop het is aan u die hoop, te be
krachtigen of uit te dooven dat mijn
liefde worde beaniweord.
Vriendelijk verzoek u een antwoord,
lieve vriendin, maak mijn onzekerheid
kort. Indien het lot mij ongunstig is, moet
ik het leed als een man dragen maar in
dien gij mijn verzoek gunstig opneemt,
zal ik geen oogenblik wachten om van nw
lippen de bekrachtiging van het goede
nieuws te hooreD.'
Daar, zeide Raeburn, nadat bij een
langen blik van achter zijn hand op het
lieve gezichtje had geworpen. Gij zijt een
jonge dame van smaak, juffrouw en ik zou
gaarne uwe meening hooreD. Hoe deukt
gij, dat het klinkt? Niet zeer bloemrijk,
hé?
Neen mijnheer; maar wat beter is,
openhartig en manlijk, antwoordde Bertha
met een trilling in baar stem.
Dank u. Indien de dame, voor wie
het is bestemd, het even waardeerend zal
beschouwen, heb ik weinig te vreezen,
autwoordde Raebnrn. Nu dan, als gij zoo
vriendelijk wilt zijn den brief te copieëren
zullen wij het werk voor vandaag maar
als geëindigd beschouwen. Morgen behoeft
ge niet te komen, want indien het ant
woord gunstig is, zal ik den dag met mijn
vriendin doorbrengen en zal het kantoor ge
sloten zijn. Dan kunt gij vrijaf hebben.
Dank n, mijnheer; een beving in
haar stem duide baar gemoedsbeweging
aan.
En Bettha ging de kamer zoo snel mo
gelijk uit en keerde naar den „typewriter"
terug.
Bertha kon zich er op beroemen, snel
en juist te kunnen werken. En toch had
zij om geen schatten gewild, dat iemand
had gezien, hoeveel bladen papier zij ver
scheurde en in de papiermand wierp, of
hoe een schoon afgewerkte copie onbruik-
tcen zij bet overzag om mogelijke vergis
singen te verbeteren. Eindelijk echter was
het werk gereed en bracht zij het bij Rae
burn, die gelukkig te diep in gedachten
verzonken was om op te zien; zij zette
haar hoed op, deed haar mantel aan,
wenschte Raeburn goeden avond eu verliet
kantoor.
Morgen vrijaf, sprak zij, toen zij be
droefd naar hnis wandelde en de tranon,
die zij niet langer kon weerhouden, elkan
der snel opvolgden. Dat is het begin van een
voortdurende scheiding van dit kantoor,
want ik kan daar onmogelijk langer blij
ven en dat weten. Wat een dwaas schep
sel ben ik toch, te veronderstellen, dat hij
het oog op mij had laten vallen. Dit is
dan het einde van die gelukkige uren, die
mij het werk zoo verrnkkelijk maakten
van die hartelijke vriendschap, die ie-
deren last verlicht, iedere taak vergemak
kelijkt heeft. Maar ik mag er nn niet
langer aan denken en de tranen vloei
den anelder. Het was een dwaze inbeel-
ding van mij en ik ben er rechtvaaidig
voor gestraft, een beleefdheid te houdt n
voor dat dieper gevoel, waaraan ik zoo
blijmoedig zou hebben beantwoord. Het
verschil in jaren zou voor mij geen hin
derpaal geweest zijn, en indien die da
me de goedheid van zijn hart maar half
zoo goel kent als ik, mag zij zich zelve
een gelukkige sterveling rekenen. Nu, ik
zsl morgen mijn naaiwerk inhalen en
wat vermaken betreft, ik zou haast spoedig
verlangen, op een begrafenis te gaan
ja, inderdaad, de begrafenis van de ver
wachtingen, die ik zoo dwaas gekoesteit heb.
Indien Bertha den blik had kunnen
zien, die er op Raeburn's gelaat lag eeni
ge minuten nadat zij het kantoor verlaten
had hare gedachten zonden zeker een andere
wending hebben genomen.
Gevonden Gevonden riep hij uit.
Ik ben beantwoord. Haar oogen en haar
stem hebben het verraden. Ik betrapte
haar bij iederen regel van den brief. John
Raeburn, gij zijt de gelukkigste m«n ter
wereld. Zij verbeeldt zich niet, hoe dat
vrijaf morgen zal wezen, indien zij ant
woordt, zooals ik nu reden heb te ge-
looven, dat zij doen zal. Het werd mij
van den Hemel ingegevener is geen
plaats, waar ik haar niet zal brengen,
geen ding dat ik haar niet zal koopen,en in
dien ik morgen niet tot een dag in het
Paradijs voor haar maak, zal het niet
zijr, omdat ik het niet getracht heb.
Toen nam hij den geëindigden brief,
drukte hem in verrukking aan zijn lip
pen, voegde er een haastig gekrabbel bij,
adresseerde hem en bracht hem naar de
post. Toen wandelde hij huiswaarts,fluitende
als een kleins jongen.
Ondertusschen had Bertha haar woning
bereikt, borg haar dingen met nauwgezette
zorg weg, dekte haar kleine tafel en zit
voor de eerste maal in haar leven zonder
een greintje eetlust. Terwijl zij met haar
lepel zat te spelen, werd er gescheld en
het volgende oogenblik had men haar een
brief in de handen gegeven. Zij opende
hem en bij het zien van de eerste regels,
viel zij achterover in haar stoel en toen
zij aan de laatste regels kwam, die door
natuurlijke onvolmaaktheid en agitatie,
teruggebracht waren tot een reeks van
hiëroglyphen, weende zij van zuivere vreug
de.
„Lieve Bertha,' zeiden die regels, „wilt
ge mij de list vergeven, waardoor ik tracht
te te ontdekken, of gij werkelijk iets om m ij
gaaft. Ik wenschte in uw lief gelaat te
lezen of mijn gevoelens door u zouden wor
den beantwoord, en wat ik zag deed mij
dezen brief zenden - tienmaal dierbaar
der voor mij, omdat ow eigen handen hem
schreven om u te verzekeren dat gij en
gij alleen de eenige waart, voor wie hij
was bestemd en het eenige voorwerp van
mijce oprechte lielde. Mag ik morgen ko
men? Zeg slechts ja; de rest kunnen wij
zeggen, als wij bij elkander komen.
Uw toegenegen
JOHN RAEBURN.*
Die lieve, ondeugende, bedriegelij-
ke kerel, riep Bertha nit, met een glans
van verrukking op het gelaat. Van mij
zulk een voordeel weten te trekken en miju
eigen minnebrief te doen schrijven Maar,
wat zou dat Ik had het dubbele plezier,
hem te lezen en te hooren en te weten
dat het recht uit zijn hart kwam.
Zeg „ja* dat zal ik.
En opspringende ging zij naar haar les
senaar, zocht er het fijnste velletje papier
nit, schreef er eenvoudig op:
„Lieve John,
Ja!
BERTHA.*
plakte den brief dicht, knstte de envelop
pe en bracht hem naar de brievenbus op
den hoek der straat. Daarna ging zij terug
om haar avondeten tot het laatste mondje
vol te gebruiken, gal haar hart nogmaals
lucht in ieo dankbaren tranenvloed en
viel in slaap met een glimlach op de lip
pen.
Wat John zeide, toen hij den volgen
den morgen kwam, welk een verrokkelij-
ken dag zij te zamen doorbrachten on wat
een aardig goud ringetje Bsriha's vinger
versierde, toen hij haar bij het heengaan
losliet, zijn geen zaken, waarover moet
worden uitgeweid.
is zoo warm. Een oogenblik zet hij zich
in het gias aan den weg neder om uit te
Wat is bet nog ver, dat welbekende
toren'je van de kerk in het dorp in Lan-
cashiie.
Reeds een nur lang heeft hij het voor
zich gezien en meer dan een uur nog zil
het duren, eer hij het dorp bereikt
heeft.
Zou iemand hem daar nog kennen, den
knappen burgemeesterszoon Hoelang is het
wel geleden, dat hij heenging Laat eens
zieü, tien, twintig, veertig, zes en veertig
jaar.
Zes en veertig jsar.
Zou er nog een in het leven zijn, van
al die hem vroeger keuden Zou zij nog
leven, het blonde meisje, dat hij eens be
loofde, nooit te zallen vergeten
laten tien, en wij gaan roeien als het koe
ler wordt.*
Rawlay nam het voorstel dankbaar aan.
Overal was de freule mede op de hoogte,
zij maakte de verstandigste opmerkingen
en deelde met de meeste nauwkeurigheid
aan hare ondergeschikten de bevelen en wen-
ken uit.
„Ik bewondor uwe veelzijdige kennis,"
uitte de officier zich, en zijne oogen hingen
bewonderend aan de slanke gestalte
van het meisjes.
Eer> vroolijke melodie van het eskadron-
muziek, lokte ben naar het park terug.
„Dat ongelukkige denkbeeld, had ik on
zen ritmeester Diet toevertrouwd,* meende
Rawlay, en Else antwoordde met een veel
zeggende gelasts-uitdrakking.'
„Het zou mij niet verwonderen, als mijn
kleine Anni daar niet achter steekt, zij
danst danst gij ook gaarne vroeg zij
plotseling.
„Zeker, dolgaarne en heden met dubbel
plezier,* riep hy uit zich eeD weinig buigend.
„Goed, dan zal ik heensnellen en de doch
ters van den domine vragen, te komen
zeer nette, lieve meisjes en dan is het
bal klaar.*
„En ik haal den vaandrig, die ook bij den
dominéé ingekwartierd is.*
De jengd behaalde de overwinning op
alle regelen der etiquette.
Als blijde kinderen snelden zij naar het
dorp en de hoogwaarde heer zoo min
als diens dochters, wederstonden het geza
menlijk verzoek.
Zoo kwam het, dat het woord concert
in een bal herschapen werd en dat de vroo
lijke en lustige deuntjes nog door de geo
pende vensters van het helder verlichte slot
klonken, toen reeds langde nachtwacht ver
kondigd had, vnur en licht uit te doen, daar
het reeds elf geslagen was.
Maar ook dit geïmproviseerde feest nam
een einde. Men dankte den gastheer en zjjn
vrouw voor de heerlijke oren en beloofde
morgen weder op tijd aan het ontbijt te
verschijnen.
Nog lang bleven de officieren in hun
gemeenschappelijk salon bijeen. Men sprak
over de verloopen dagen zooals dat gewoon
lijk gaat, en alles wat daarmede maar ee-
nigszins in betrekking staat.
,'t Schijnt mij toe," merkte Trarbach op,
die eek heden nacht op bet slot logeerde j
„dat de booge burchtheer niet erg vredelie-
vondgezind is tegenover zijn gemalin; ik
heb opgemerkt dat ze nog geen enkel woord
met elkander gewisseld hebben en een paar
malen heb ik een blik van hem opgevangen,
die verre van beminnelijk was.*
„Io Berlijn staat de gastheer nu ook niet
aangeschreven als een liefhebbend echtgenoot,
deelde de ritmeester mede. „In zijn optre
den tegenover ons, hebben wij allen zeker
dezelfde meening: hy kan niet beminne
lijker zijn."
„Hoe vindt gij de dames, ritmeester?*
vroeg Zerlani.
„Dat is moeilijk in weinig woorden te
zeggen, maar om het kort te maken: de
moeder charmant, de dochter charmanter en
de zwarte vriendin het charmantstEn nu goe
den nacht mijne heeren. Ik zal de patrouille
morgen alleen wel doen, maak bet u maar
gemakkelijk.*
De officieren stonden op en de ritmeester
ging naar zijn kamer.
„Nu wanneer dat niets te beteekenen
heeft, patrouille doen zonder ons; dat is nog
nooit gebeurd!*
„Dat behoeft n beeren en ridders niet te
verwonderen, wanneer ©en krijgsgod van on
ze jaren, eindelijk in een aandoenlijk oogen
blik een heerlijke Bchoone godin tot da lief
ste zijner harten kiest, eu*
„Dat is zeker mogelijk," lachte Zerlani,
,ja 't is waar, zooals vandaag heb ik hem
Dog nooit gezien. Gedanst heeft hij als een
waterval".
„Die opwekkende gloed zal hem wel nit
de oogen van de charmantste zijn tegen-
gestraald. Doch daar slaat het reeds hall één,
goeden nacht, mijne beeren 1"
Zij reikten elkander de hand en zochten
hunne kamers op,
Toen Rawlay den blik toevallig op zijn
met het wapen versierde schrijfmap vallen
liet, welke hij reeds 's morgens op de tafel
gelegd had, bleef hij verrast staan.
„Dat is zonderling," zeide hij, „voor de
eerste maal heb ik vergeten, aan Erna te
schrijven schoon vergeten Nu, ik zal mijn
schade morgen wel weer inhalen."
Hij blies het licht uit eu dacht aan Erna 1?
Een groote, met kleine, gele steentjes
geplaveide plaats voor een keik, in een
onaanzienlijk doip in Lancashire.
Om de plaats, „net Plein*, zosals de
bewoners van het vriendelijk dorp ze noem
den, stonden en staan nog lage boompjes
met vierkante hekjes, die van boven met
ponten zijn voorzien.
Langs en om de kerk en op het plein
speeli de j30gd krijgertje, het daitelespel,
dat overal bekend schijnt te zijn.
Aan het hekje van een der boompjes,
hangen verschillende strooien hoedjes, die
de kinderen afgezet hebben, om meer on
gehinderd in de warme lucht hun vroolijk
spel voort te zetteD.
Een enkele staat alleen en wischt zich
het gelaat af, een ander poogt zijn afzak
kende kous weder op hare plaats te bren
gen, een derde zoekt zijn klompje op, dat
heel daar ginds ligt.
Slechts twee, al wal ouder dan de an
deren, staan of liever zilteu afgezonderd, op
de groote,breede, blauwe stoep van het vrien
delijk kerkje, dat met zijn laag torentje
toch nog verre uitsteekt boven al die la
ge, witte huisjes, die het zinnebeeld schij
nen te zijn van tevredenheid en onschuld.
De spelende jeugd verhoogt dezen in
druk.
Het waren beide nog kinderen, met kin
derlijke gedachten, met vroolijke verwach
tingen en een kinderlijk vertrouwend
hart.
„Moet je spoedig weg vroeg het blon
de meisje en zag met eene angstige uitdruk
king in de groote oogen den forschen knaap
aan, die naast haar zat.
„Ja, Mary, papa wil, dat ik reeds de
volgende week zal gaan, dan moet ik naar
het gymnasium en later naar Oxtord, en
als ik dan terugkeer, moet ik evenals papa
burgemeester worden.*
„En wanneer denk je terug te zijn, o-
ver eeu jaar of vier
„Wel neen, kind, ik moet veel langer
studeeren, anders ben ik immers niet knap
genoeg."
„Hoelang dan wtl Fred?"
„Ja, dat weet ik niet precies, een jaar
of zes, acht, tien ongeveer.*
„Wat een vreeselijke lange tijd,* zucht
te het blonde kind, „Zal je me werkelijk
niet vergeten, lieve Fred, werkelijk niet?'
„Neen, Maiy, nooit."
Zij wischte een traan weg. Laten wij
nog eens in de kerk gaaD, Alfred, en speel
dan nog eens op het orgel, ik heb den
sleutel van de deur medegenomen.'
Beiden gingen de trappen van het koor
op en Alfred zette zich aan liet kleine,
eenvoudige, orgel, waar hij les op kreeg
van den organist en speelde een eenvou
dig melodie, langzaam, somtijds gebrekkig,
maar het meisje hoorde er slechts het vaar
wel in en zag onafgebroken naar Altred's
bruine kiullebol, waar zij onopgemerkt'n
kus op drukte en een lok afknipte.
Toen gingen de beide weder langzaam
de trappen at naar benaden in de voor hen
zoo groote kerk en zagen te zamen nog
eens naar de schilderijen aan den muur
en de gekleurde vensters, waar de zonne
stralen zoo helder op schenen en de kerk
in een zacht rood licht hulden.
„Vaarwel,* zeide de jongen. Vaarwel,*
zeide het meisje, en snikte. „Ik zal je
niet vergeteD, Fred, nooit, vaarwel.*
En toen sloten zij de groote deur van
de kerk weder, die dreunend achter hen
in het slot viel, met een dcffen slag.
Daarbuiten speelden en joelden de vroo
lijke kinderen, zonder hoedjes en trippelden
op huDne klompjes over het gele plein
met de lage groeBe boompjes.
Hoe oud zon zij dan zijn
Vijltien en zes en veertig is een eD zes
tig jaar.
NeeD, zij zal wel gestorven zijn, mis
schien wel van harzeer om hem.
Waarom ook moest het zoo anders loo-
pen, dan voorbeschikt was?
Waarom moest hij van kwsad tct er
ger vervallen, waarom slechts kwade vrien
den op zijn weg ontmoeten, waarom had
hij zich ook laten meeslepen, waarom was
hij geworden, wat hij nu was, een bede
laar. Waarom
Drie en zestig is hij nu, de oude man,
de eens zoo vroolijke krullebol.
Zou hij in de weinige jaren, die hem
resten niet veel kunnen goedmaken, nog
niet veel.... ach, maar daaraan wil hij nu
niet denken, alleen nog slechts drukt hem
de gedachte, dat zij misschien door zijn
schuld gestorven zal zijn. Zij, Mary.
Zou zij nog leven? Misschien wel.
O, maar dan zal hij haar terugzien en
haar troosten in haar eenzaamheid.
Eenzaamheid. Mfar zou zij dan haar
leven lang op hem gewacht hebbeD, zou
zij niet met een ander getrouwd zijn?
De oude man staat op en wischt zich
het voorhoofd af. Met Dieuwen moed en
tamelijk snel stapt hij weder op het dorp
je toe.
Eindelijk de eerste huizen, maar zij
Wordt vervolgd.
zijn grooter, dan die er vroeger stonden
en hem onbekend.
Weer nieuwe huizen, met vreemde ge
zichten voor de rameD, die hem nieuws
gierig nazien.
Maar daaro, dat is gebleven als het
was, het gele plein met de lage groene
boompjes en daarop de stoep van de kerk
zitMary.
Bijna ontsnapte hem een kreet van blijd
schap, zoozeer leefde de man in herinnerin
gen.
Marry moest na immers reeds oud en
grijs zijn en dit was een hoogstens vijftien
jarig meisje.
Het kind liep op hem toe en vroeg,
wat hij wilde.
„Leeft uw moeder nog lief kind en...'
„O, ja, moeder is binnen in de kerk en
leert Alfred op het orgel spelen.*
Alfred, is dat een broertje van u
„Neen eeu neefje, hij is naar eec oom
genoemd, een armen ongelukkigen man,
dien wij nooit gezien hebben, maar waarvan
pa en ma veel hielden en....
„Wie is je vader, kind?'
„Charles, de zoon van den vroegere
burgemeester, een boer van oom Alfred.'
„Maar wacht, ik zal u naar moeder
brengen, hoort u wel, daar speelt ze
juist."
De oude man sidderde. Dat waren de
toonen, dat was dezellde melodie als voor
bijna vijfiig jaren en een vriendelijke oude
vrouw zit achter het orgel en speelde voor
haar kleinkind het eenvoudige wijsje.
Ook nu zou het weder een vaarwel
zijn, maai etn vaarwel zonder afscheid.
De oude man zag naar het lieflijk beeld,
dat de kerk hem aanbood en wendde zich
langzaam om, zette droomerig zijne wan
deling over de gele steentjes voort en ging
het dorp uit.
Het was hem vreemd geworden en hem
had het vergeten, wat zou hij er nog doen,
oud en afgeleefd als hij was
Het laatste huis was bereikt.
Zachtjes neuriede de man de vergeten
melodie en zette zijn tocht voort naar de
naastbijzijnde groote stad...,
Een rentenier te C h a u
mont, (Frankrijk) is de som van 200.000
frs. ontstolen. Den man was voor twee ja
ren reeds 80.000frs. ontroofd en thans is
hij al zijne bezittingen kwijt. Hoewel hij
sliep in de kamer naast die, waar de brand
kast stond, heeft hij niets gehoord, terwijl de
dieven de kast van 800 KG. door het
raam naar het achtereinde van den tuin
brachten. Hier braken zij de kast open,
waarop zij zich met den inhoud uit de
voeten maakten.
Och oom, zou u mij geen 10
galden kunnen leenen
Alweor? Mij dunkt je moet van
de laatste twiütig nog katterig zijn.
Falb's weervoorspellin
gen:
A an 9 tot 13 April: Na een paar dro
ge dagen wordt het kouder en zal er sneeuw
vallen.
Van 14 tot 17 April: Weer regen, het
weder wordt iets warmer.
Dat doet zij nooit weer!
Twee jonge dames stapten op een tram
maar deze was zoo vol, dat zij zich met
een staanplaatsje moesten vergenoegen.
„Wacht maar,* fluisterde de eene de an
dere in. „Ik zal een dier heeren wel laten
opstaan. Let eens op." Zjj ktek rond en
te zijn. Zij liep eensklaps op hem toe en
opende stoutmoedig het vuutj
„Wel mijnheer Groen! Wat doet mij
dat een pleizier. Ik zou u bijna niet meer
herkend hebben. Of ik soms uw plaats
wil hebben? Heel giaag, want ik moet
eerlijk bekennen, doodmoa te zijn. Dank u
vriendelijk."
De heer, natuurlijk een wildvreemde, had
kalm naar haar geluisterd en zijn plaats
afgfstaan en zei toen:
„Ga maar zitteD, Toontje. Ja, ik zie je
niet veel meer, nu je alleen maar de wasch
bij ons komt doen. Je zult wel moe zijn.
Hoe bevalt het je in je nieuwe betrek-
ki g?«
De jonge dame had een plaats veroverd,
uiaar haar radheid van tong verloren!
In Rusland werden in den
laat sten tijd veel valsche bankbil
jetten in omloop gebracht. Men meen
de te weten dat ze uit het buitenland kwa
men, maar kon niet gewaar worden hoe.
Dezer dagen kwam het toevallig uit. Ver
scheiden kistjes met potlooden, komende
uit Engeland, werden aan de grens onder
zocht. Een potlood viel uit een van de
kistjes en werd door een beambte in zijn
zak gestoken. Toen hij het echter den vol
genden dag wou slijpen, bleek, dat er bin
nen in het hout geen potlood maar een
valsch bankbiljet zat. Zoo kwam hel ge
heim aan 't licht.
De brandweer van San
Francisco heeft, zoo lezen wij, ter bestrij
ding van den geduchten vijand, een niruw
en machtig wapen te harer beschikking
gekregen, dat alles overtreft wat zij tot
nu toe bezat Met de watertoren-batterij
zooals de uitvinder het noemt, worden per
minuut 16 kubieke Meter water in een
brandend gebouw geworpen. Bij de offici-
eele proefnemingen, geleid door den hoofd-
ingenieur, bleek 't dat deze batterij een
waterstraal van 7 centimeter dikte, 90
Meter wijd wegslingerde en daarbij 16 ku
bieke Meter uitspoot. Een ware zondvloed!
Met een straal van 6 1/i centimeter spoot
zij meei dan 100 Meter ver. Inderdaad
kunststukken, die naast de performances
van de Amsterdamsche Jan van der Hey-
de kunnen genoemd worden.
In hootdzaak komt de inrichting hierop
Deer, dat 4 gewone stoom brandspuiten ge
koppeld worden aan een uit koper en brons
bestaanden windkefel, met zeer korte, be
weegbare straalpijp. Alles en alles weegt
niet meer dan 80 kilogram en de straal-
pijp kan uiterst gemakkelijk met de hacd
naar alle richtingen gesteld worden.
Wat in dezen nog vooral onze belang
stelling verdient, is, dat de uitvinder, H.
Gorter, een Nederlander is.
Voor eenige jaren als eenvoudig werk
man de wijde wereld ingetrokken, heeft hij
zich in de eerste plaats eene onafhanke
lijke betrekking verworven en bovendien
den naam van een uiterst scherpzinnig, be
kwaam en ijverig man.
Middel om gevlekte gra-
vnres te reinigen.
Om de gele vlekken, die zoo dikwijls
voorkomen op gravures, die tegen een
vochtigen muur hebben gehangen, te ver
wijderen, behoeft men ze slechts eenige
oogenblikken te dompelen in verdund bleek-
water en ze daarna met zuiver water na
te spoelen. Als de gravure nat is, ver
dient het aanbeveling ze op een glasplaat
te drogen. Alleen bij drukinkt-gravures is
echter dit middel toe te passen. Bij gekleur
de gravures of penteekeniugen lijdt het
werk schade.
Een huis in staat van b e -
leg.
Twee dames inBirmingham,(Engeland),
konden een schuld van f 1200 niet beta
len. Daarop gelastten de schuldeischers,
twee deurwaarders de meubels aan te slaan.
De Engelsche wetten staan echter Diet
toe dat men bij iemand, ook niet bij een
schuldenaar, binnenkomt zonder zijn toe
stemming; alleen mag een deurwaarder
binnenkomen als hij ziju voet bionen den
drempel kan zetteD. Sedert een maand
houden nu de deurwaarders, elkander af
wisselend, de wacht voor de woning, doch
de dames laten zich niet vangen. Het eten
wordt hun toegereikt door een venster op
de eerste verdieping. Het volk heelt er
groot pleizier van en dikwijls staat er veel
publiek voor het huis.
Een afgeleefd man, met weinig, kort
geknipt baar, een stoppeligen baard, en een
gebogen gestalte. Moede stapt hij op den
landweg voort, het is nog zoover en hel zocht een heer uit,'die getrouwd scheen
Schaqen, 10 April 1895.
Maandagavond te 7 ure
hield de Afdeeling Schagen en Omttreken
der H. M. v. L., ten lokale van den heer
A. Vader, hare vergadering, uitgeschreven
ter bespreking der graanrechtktoestie en tot
stemming omtrent de wenschelijkheid van
de invoeriug daarvan in ons land.
Het aantal opgekomen leden bedroeg
slechts 9.
Uit de behandeling dezer zaak bleek
men van meeniDg te zijn, dat de in benar
de omstandigheden verkeerende graanbou-
wers door de heffing van invoerrechten niet
gebaat zouden worden. Hun onhoudbare
en ondragelijke positie zou er slechts door
bestendigd wordeD, terwijl voor de andere
standen van ons volk uit die protectie vele
nadeelen zouden voortvloeien.
Verbetering van den graanbouw voor
de bouwers zeiven, meende men alleen met
succes te kunnen verwachten van algehee-
leu verlaging van den landprijs en even
matige daÜDg van de pacht.
Met algemeene stemmen verklaarde men
zich tegen de heffing van graanrechte0.