Zondag 14 April 1895 39sts Jaargang No. 2981 Politiek overzien ier leek FEUILLETON BIJVOEGSEL Hans von Wildenberg*. Buitenlandsch Nieuws. Rotterdam, 11 April 1895. XLI. Verhuizen, dst doet in het laatst van de maand April en in bet begin van de maand Mei, een groot deel van Rotte's in gezetenen. Dit iz de verhuistijd van elk jaar en de ambtenaren van het bevolkings register hebben het dan onmogelijk drnk. Zij, waarvan ik n vertellen wilde, had den er „in gosnsam" ook toe besloten een andere woning te zoeken; 't geelt wel een he le hoop gedoe, je komt wel in een er- gen rommel te zitten en dat is lam op je ouwen dag, maar zóó kon het toch niet langer, hadden ze geredeneerd. In 't be gin, een jaar geleden, ja, toen was het goed, ruim, droog, gemakkelijk, nette huren, zindelijk, maar tegenwoordig menschlief, een krot, nat dat je kromtrekt van 't rheu- matiek, ongemakkelijk, elk oogenblik last mot de buren, allerlei ongemakken en ten slotte veel te veel „huisdieren". Haurcontracten of dergelijke dingen bond-n hen niet en zoo besloten Trui en ha ir echtvriend Willem,' naar //iets beters" i it te zien. Tijd om te zoeken hadden zij zat" want zij leefden van een pensioentje en hadden niets „om handen". Dus togen ze uit op een onderzoekingstocht. In den regel ging dat zóó: zij liepen een straat in tot zij voor een woning kwamen, waar uit de deurnok een bordje stak; dan zette Trui's man zijn bril op en las: Benedenhuisje met tuintje te huur, te bevragen bij Nool in de Vondelstraat, 12, en hiernaast. Laten we maar es anbelle, zei Wil- lems vrouw. Tingeling. Juffronw, wat doen die huisies van huur? Mag ik het es zien, assieblieff Ik kom bij n juffrouw. De juffrouw van hiernaast verscheen en maakte de deur opeu. Dit is de voorkamer, liet niewaar, met drie diepe kasten, dan hri je hier de gang en dit is de achterkamer met de kelder en een lekker lappie grond. Daar kenne de kinderen spelen. Hebt u kinde ren? Willems vrouw antwoordde, heel treurig: Och God nee, juffronw, één gehad, maar die is dood, niewnar man Ja, die is dood, bevestigde Trui's man. ROMAN VAN 3. VIERDE HOOFDSTUK. Onder vroolijk gepraat en gelach was het eerste ontbijt in het park onder de groene boomen gebruikt. Bet was goddelijk mooi weer en toen de baron na afloop der tafel verklaarde, dat een ieder tot twaall nar zijn eigea baas was, verdeelde zicb het gezel schap en bleet Anni Preciosa, alleen aan de koffietafel over; «ij had een bandwerkje dat noodig af moest. Mijnheer van Trarbaeh begaf zich met mevronw van Bergen naar het boscb, gewaperd met een groot snoei mes, om alle hinderlijke takken direct weg te kunnen cernen. Else en Ralway baalden hun verzuim van gisteren in en gingen in de boot een roeitochtje maken, en zoo besloot graaf Zerlani gravin Anni gtzelscbap te houden. Veel genoegen had de arme duivel daar niet van, want de banden van de scboo- ne werkster warm ijverig bezig en repten zich naarstig voort, en het mocht mijnheer den garde-officier met al zijne schitterende talenten niet gelukken, de gravin aan het praten te krijgen. Vervolgens trad een plot selinge verandering in, dat was van af het oogenblik waarop mijnheer van Einhausvan patrouille terugkwam en zijn verzuimde ontbijt kwam nuttigen. »Ik ben het vijfde rad aan den wagen," ..Zerlani en herinnerde zich plotseling, dat hij nog vele dringende brieven te schrij ven had. ZerLni wa» man van de wereld genoeg, at het getal drie in de conversatie van jongelui van tweëerlei secte een ODgelukkig getal iB. 6 5 «Waar geen kaart gespeeld wordt, is een erdo overbodig en mij schijnt het toe, dat ik o het slot overal de derde persoon ben e'nu, ook die tijd zal wel eens anders "orden," teide de graaf en schreef vervol gens aan zijn moeder, ook zonder dat inja ag was In eeD stil, schaduwrijk hoekje van den J*1 -vijver lag weder de boot, en weder Ik heb me portie al beet, geloof dat maar, vervolgde Willem's vrouw en dan, of de dames elkaar al jareu kenden, vin gen ze een druk gesprek aan over eikaars meest intime zaken, dat Trui's man aan hoorde met al het geduld, dat hij in eer. 36-jsrig huwelijksleven gekregen had. Van tijd tot tijd waagde hij de schuch tere vraag Zeg snoeshaantje, zon 't geen tijd worden Dadelijk ventje, juffrouw, die tsnte van me En ze wauwelden verder tot eindelijk Willems vrouw opmerkte Nou wordt het heusch mijn tijd juf. Wat doet deze woning van huur Vijf en dertig stuivers in de week juffrouw. Vijf en dertig stuivers f In geen 35 jaar, da's veel te duur. Js, da's veel ie duur, zei Trui's man. Vindt u het te duur, nou dat had uwe dan wel ineens kenne zegge, dan had 'k zooveel moeite niet gedaan, 'k heb ook mijn huishouwe en drie platte kinders, wat doe ik met dat gezanik voor niks. Maar juffrouw, ik vroeg u toch da delijk Ja, we vroegen u dadelijk;.. Zoo, nou daar heb ik niks van ge hoord, dat zelle wel smoesjes zijn, ik vind ct alle» behalve netjes om me zoo op te honwe... Mensch, maak zoo'n drukkie niet, as je huishouwe wacht, waarom sta je dan twee volle uren met me te praten P Wel nou nog mooier, daar hoef ik jou toch geen teks en uitleg van te geve, bemoei je met je zeivers, wat denk je wel? Wat ik denk, dat u een karbouw is, me zoo af te snauwe. Iw snauw jou niet af, versta je, jij bent een... De dames vertelden elkaar nu heel precies wat ze waren. En toen Willems vronw met Trui's man op straat stond, moest Trui's man het loot je leggen, hij was een lummel, dat hij zijn vrouw zoo af liet snauwen... Trui's man vond dat woningzoeken een heel onaangeuaam ding, hij begreep niet goed dat de menschen er plezier in kon den hebben. En toen datzelfde spelletje eenige malen gespeeld was, zei hij met grooten moed, dat bij er nu de brui van gaf, waarop Willems vrouw, bang voor haar tot beden onaangetast baasschap in huis, dan maar een woning huurde, die haar een beetje leek. Zij betaalde de tra waren de riemen binnengehaald ditmaal niet op dwangbevel. „Uwe mededeling, dat uwe moeder u on derricht in den zang gegeven heeft, maakt mij nog nieuwsgieriger u met begeleiding van een piano te hooren zingen. En «ijt gij nooit van huis op kostscholen geweest?" „Nooit, ik ken de stad door de enkele vluchtige bezoeken, die ik er heb afgelegd." „Vergeef mij de wellicht onbescheiden vraag, maar waar hebt gij dan die veelzij dige kennis vergaard, wanneer gij altijd in de eenzaamheid leefde!?* „Gij vraagt het zoo ernstig, dat ik er om lachen moet," antwoordde zij,|nn werke lijk lachend. Het was znlk een aanstekelijk, vroolijk lachen, zoo kinderlijk en onbevangen, dat bij niet anders kon hij lachte, lachte har telijk en wist toch niet waarom. Vervolgens ging zij voort, niet zonder een gevoel van trots: „Mama heeft mij dit alles geleerd, mama heeft mij dit eiken dag voor oogen gesteld op de schoonste en aanschonwelijkste manier zij liet mij uit alles bet beste en edelste zoeken en het booze niet opmerken of ver geten. Zij verstond bet, mij leergierig en on derzoekend van geest te maken; zij bereik te daardoor resultaten, die door een leeraar of gouvernante nooit bereikt zouden zijn." „Mijn hemel, welk een wonderbare vrouw moet de barones zijn," riep Rawlay leven dig uit. „Maar zeg eens was het ook uwe moeder, die u aandreef tot uw prac- tische „O gij bedoelt mijn melkerij? Zeker 1 Oogenschijniyk geschiedde het wel terwille van papa, maar daardoor heelt zij ook mijne belangstelling daarvoor opgewekt." „Men heelt mij gezegd, dat gij ook naar het dorp gaat om zieken te verplegen en ongelukkigen te helpen en te troosten?" „Nu zullen wij maar ophouden om van mijzelf te praten," viel zij fluks ïd, „nu moet gij mij iets omtrent nzelf vertellen, van uw vaderland, kortom wat ge maar wilt." „Acb, van mij is zoo weinig te vertellen. Wij woonden in Suffery, mijn vader stierf vroeg en mijne moeder wijdde haar ganscbe leven aan mijne zuster en mij. Mijn zuster is getrouwd, toen zij twintig jaar oud was, met generaal van Rapenburg, en door diens tusgchenkomst ben ik na pruisisch officier geworden. Sedert mijn moeder dood is, sta ik alleen, en o, mijn waarde juffrouw, gij kunt niet gelooven, hoe ik er mij over verheugen kan, later ook landgoedbezitter te worden evenals uw vader." Zjjne oogen fusten zoo gloeiend opElse's i ditioneele week vooruit en nu was tot de verhuizing besloten. De vrouw zou voor de schoonmaak zor gen en de man kreeg het oppertoezicht over het tTansport van de meubeltjes, De schoonmaak duurde twee dagen, twee da- g«n heftigen krijg tegen alles wat er vuil wa9 in de nienwe woning en op de meu beitjes in de nieuwe woning. Terwijl bracht de man in 't donkere a- vondunr, wat „klein goed" over, over het vervoer van de groote stukken, zouden zij nader besluiten. Trui's man was voor be stellers, maar zijn vrouw had meer zin in het inviteeren van twee buurmannen. DaD een wagen voor vijf centen huren en dan waren ze met 2 kwartjes bonaf. Natuurlijk werd er aldus besloten. Op een Woensdagavond kwamen de buur mannen met het wagentje. Er werd uitgemaakt dat alles en alles drie vrachies wezen zouden. Laten we beginnen een slokkie te nemen, zei Trui's man en daar waren de buurmannen, die geduchte vergunningsneu- zen hadden, sterk voor. De vrouw dronk een glaasje rood mit. Vervolgen» begonnen de mannen de meu belen „af tö hijschen* terwijl Willem op den wagen paste eu zich verdienstelijk maakte met het waarschuwen der voorbijgangers: Pas op, pas op, want als je die kast op je stel hersens kreeg, zou je nooit geen kiespijn meer hebben, heusch niet. Bij het opladen op den wagen kregen de twee buurmannen ruzie, zij scholden elkaar uit voor stomme vent. Willem, om de ruzie te doen eindigen, stelde voor nog een laaie te nemen, wat met instemming weid aangenomen, en nadat de taaie geno men was, ging men op weg. De mannen stuurden en het echtpaar trok aan een touwtje. Halverwege gekomen klaagde men vier stemmig over moeheid en die moeheid werd in een herberg behoorlijk verdreven. In het nieuwe huis werd er een op den valreep genomen. Willem kreeg een bui van sentimentaliteit, hij streek zijn vrouw onder haat kin en noemde haar „lieve poes* tot Willems vrouw verklaarde d. t het nu wel was en dat men aan het twee de vrachie moest gaan denken. Toen het tweede vrachie opgeladen was, waren het huis en de voorradige fleschjes leeg, de wagen en het viertal daarentegen vol. Ze waren ontzaglijk lollig. Het echt paar had heelemaal geen verdriet, toen ze het huis, waar ze toch een jaar van hun leven hadden dooigebr3oht, voorgoed ver laten gingen. Ze hadden integendeel ijse- lijk veel plezier. gelaat, dat zij het voelen moest. Hare wangen kleurden zich diep rood, toen zij zijn blik ontmoette zij zagen elkan der diep in do oogen, bepaald te lang. Had zij hem becrepen? Nu schrok zij op en zeide: „Nietwaar, nu halen wij ons tweede ver zuim van gisteren in en gaan in het saloD bij de piano een paar nummers zingen?" En hij? Hij greep de riemen en roeide naar het slot. Wat was het geweest, dat ook hem had doen blozen Hij was im mers maar 21 jaar. Rawlay speelde piano ais een volslagen kunstenaar. Spoedig was dan ook het geheele gezelschap dat thuis was, rondom de vleugel verzameld en Else zong heden met een uit drukking en een gloed zooals de baronnes tot dusverre nog niet van haar geboord had. Met stille vrugda oogstte zii de vrucht van haar onderricht en toen Rawlay daar Anni nog hee«ch was de tweedo stem zong, bij een duet van Scbumann, dacht zij: „Jammer, dat hij nog zoo jong is." Maar zij dacht bet stil, heel stilletjes „Jammer, dat zij nog zoo jong is," mocht ook de ritmeester denken, toen zijn blik altijd weder de kleine Anni opzocht. Hoe bevallig kon zij de lange wimpers neerslaan niet geheel, maar toch zoo ver, dat men niet meer ontdekken kon, of zij nog keek of niet. De kleine zwartoogige gravin echter, maakte volstrekt geen ouderdomberekenin- gen. Er werd een landfeestje ondernomen naar den reeberg, een met boomnn begroeide hoogte. In vier rijtuigen werd men daarheen gevoerd, ook de familie van den dominee was van de partij, en op de vcorste wagens zaten de trompetters. Over oneffen straatwegen ging het voor waarts, zeo langzaam, dat de hseren van bet eeno rijtuig naar het andere gingen, om een schertsend woord of leuke geschiedenis ten beste te geven, om daardoor de vrooljjk- heid algemeen te houden. Eindelijk zag meD blauwe rook van uit bet groene hout op stijgen, de trompetters bliezen ten fanfare en men werd boven door drie mannen, in jagercostuum gekleed, ontvaDgen. De fcout- vestersvrouw bediende zeer handig bet ge selschap van koffie en men zat weldra ge zellig op banken en stoelen onder bet heerljjke loover. Allerlei spelletjes, aardigheden en derge- lijken waren nu aan de ordetoen het koeler werd, ondernam men een wandeling naar den zoogenaamden keizerstoren, wieLS wimpel mes hoog boven de boomen uit Hé, Trui, gaat er op zitten, schreeuw de Willem en dit vonden de buurmannen een kostelijk idee. Js, gaat er opzitleD, dan ke je de boel vasthouwe. Trni, geheel onder den invloed van het halve fleschje rood, kreeg een „zetje" van de drie mannen ea ras troonde ze op den wagen. Nou zit ik net as in een ekipasir, riep ze uit. Gezamelijk zingend het schoone „tarars- boemdijé* ging de zonderlinge stoet op weg naar de nieuwe woning, begeleid door een grooten stoet straatjongens en ander deelnemend publiek. Driemalen werd zij aangehouden door nieuwsgierige politieagenten. De laatste wss zelfs heel nieuwsgierig, die wild» met alle geweld den naam eD de woonplaats, van Trui's man weten, die schreef ie keu rig netjes in zijn verradelijk boekje en „jij bent er gloeiend bij verklaarde hij. Dat kc«t je een pop van de be keuring, Willem, zei een der mannen, af- tijn het verhuizen kost je niks, dus je komt toch nog goedkoop uit. Toen het paar den volgenden morgen voor hel eerst in de nieuwe woning wak ker werd, gevoelde het zich zeer katterig. Het bevond bij 't onderzoek, al wat breekbaar was gebroken en voor de deur ervan een opstootje van buren, die dezs nieuwe zooi alles behalve vleiend besprak. Ze waren voor niemendal verhuisd, maar toen ze de oDKosten hadden opgemaakt, zei Willem's maD tegen Trui's vrouw As we weer verhuize zelle we toch in gosriaam maar bestellers Deme.* D. 't Schijnt wel dat Europa sedert de laatste weken in dubbele mate aan mala ria lijdt, verkiezing— en proteciie-koorts gelieeten. Wij hebben het reeds meer dan eens beweerd, en worden door de laatste berichten in onze opine versterkt, dat bij bevoorrechting van één tak van bedrijf, ook anderen de staatshulp zul len inroepen. Wij zien het reeds in Duitschland. Sedert de graanboer de markt zag opgedreven, vragen ook de beetwortel- en wijncultuur de tusschen- komst der regeering tot verbetering van hunne productie. Vele zijn reeds de gronden, waar zag wapperen. „Ik beb u nu mijn woudeD en besschen laten zien," wendde zich de baroa to Rawlay, „en wanneer gij jager zijt, biedt ik u na de manoeuvers een jachtpartij aan. Maar gij zult u moeten haasten, auders heeft mijne dochter al bet wild voor uw neus weggehaald. „Uwe dochter?" „Nu ja, een zoon beb ik niet en wie zal dan mijn persoon vervangen, als ik er zelf niet ben, of door het podagra geplaagd word Nu, ik verzeker je, het heeft mjj moeite genoeg gekost, haar tegenstand en voornamelijk die van mijn vrouw te over winnen. Maar er zit ook nog bloed van de van Bergen in haar aderen nu schiet zij heel goed, wat echter het gebrek is, niet met den ouden jagersgloed, geheel plichtmatig." Onder den toren wachtte de dames. Men nam nu den terugweg aan, en Raw lay liep aan de zijde van barones Else. „Waarom ziet ge toch zoo naar mijne banden, luitenant?" vroeg Else. „Ik bewonder ze, omdat ze mot zulk een zekerheid en vastheid de goede richting aan een buks weten te geven." „O, praat daar niet van. Ik weet, dat papa op den toren met n over zijne „Diana" gesproken heeften toch „Nu, en toch „Zult ge niet te slecht vau mjj denken, wanneer wanneer gij mij als leugenaar ster kennen leert?" Zij sloeg haar blik bijna smeekend op haar buurman en toen deze vroeg: „Als leugenaarster? Gij, barones?," toen ging zij levendig voort: „Luister naar mijne verklaring en oordeel dan zelf. Papa zag in mij steeds de eigen schappen en trekken mijner moeder, en toen ik grooter werd, bemerkte ik, dat daardoor huiselijke oneenighoden ontstonden tusschen mijne ouders. Ik gaf mij in bet vervolg alle moeite, mijn behagen te scheppeo ook in datgene wat mijn vader aardig vond, en mjjee moeder ondersteunde mij daarin. Zoo kwam ik aan bet boo d van de melkerij, zoo werd ik jager." „Maar daarin toch ligt geen onwaarheid?" „Luister slechtsIk bad bij het schijf schieten oen zekere vastheid van hand en een geoefend oog getoond. Op eenkternam papa mij mede op een bokkeujacht en hij smaakte bet ganoegeu, dat ik den eersten bok schoot. Toen nu papa last kreeg van het podagra, stuurde bij mij met den hout vester uit jagen. Ofschoon ik mijzelf zoozeer kan beheerachen, dat ik zonder beven, zieken j op de vrijhandelaar het pro tectionisme bestrijdt. Het laatste wapen, waarvan wij hoorden, is, dat door de indirecte invoerbelastingen het gebruik minder zal worden. Het suiker-gebruik wordt als voorbeeld daarvan aangehaald. Uit de laatste statistieken blijkt dat in GROOT BRITTANIE het gebruik 36.5 K.G, per hoofd bedraagt, met eene be lasting van nihil per 100 K. G. In de YEREENIGDE STATEN wordt 35 K.G. gebruikt, belasting f5 per 100 K. G. FRANKRIJK gebruikt 14 K.G. met f 30 gld. belasting, DUITSCHLAND 13 K.G. met f 11OOSTENRIJK 13*/» KG. met 11 gld. BELGIE 10 K.G. met 22 gld en NEDERLAND 9 K.G. per hoofd met 27 gld. belasting per 100 K.G.Met andere woorden: elke verbruiker betaalt in Nederland van de K.G suiker 15 cent aan de schatkist of ongeveer de helft van den verkoopprijs. Moet men het niet betreuren, dat een der eerste voedingsmiddellen, vooral voor kinderen, in die mate is belast, dat de mindere man het in het geheel niet, of onvoldoende kan bekomen. Als de graan- belasting, want welke naam men er ook aan believe te geven, in werkelijk heid is het toch eene indirecte belasting, ook deze gevolgen mocht hebben, dan zouden we deze verhooging van een on zer eerste levensmiddelen ten hoog ste betreuren. 't Is een ware epidemie die er in de verschillende Staten van Europa heerscht. BOHEME, BULGARIJE, ZWITSER- LAND, SPANJE, DENEMARKEN, FRANKRIJK, DUITSCHLAND, om de andere rijken maar niet te noemen, zin gen in koor: Onze nationaliteit gaat ten gronde indien gij, regeering, de eerste bron van ons bestaan, den landbouw, door verhoogde invoerrechten niet voor den ondergang vrijwaart. Straks gaat men natuurlijk in de graan- voortbrengende rijken, CANADA, BRITSCH INDIË, RUSLAND, RUME- NIË, ARGENTIJNSCHE REPUBLIEK en AUSTRALIË zeggen, help ons toch, regeering, onze opkomende nijverheid, onze jeugdige industrie, ons ontluikend fabriekswezen tegen de West- en Midden- Europeesche industrie concurreeren want indien gij den invoer daarvan vrijwel on belemmerd toestaat, gaat ons land door uwe schuld ten gronde. Zeker, in vele takken van bedrijf zal er altijd te wen- schen overblijven; ja, wij willen nog ver der gaan; wij zijn overtuigd, dat er jaren van tegenspoed, van achteruitgang, van ernstigen strijd, waarbij velen het onder zij en gewonden verplegen en verbinden kan, zoo heb ik bet niet over mijn hart kunnen verkrijgen met eigen hand bet doodende lood in het lichaam van een dier te schie ten, tenminste dan niet, wanneer papa's norsche oogen mij daartoe dwongen en zoo nn komt de leugen zoo ben ik wel ter wille van hem op de jacht gogaan, de bok ken die schoot de houtvester Manthei, wiens vronw ons straks de koffie gaf. Hij heeft mij beloofd, te zullen zwijgen en gij zult mij ook niet verraden, wel Zij zag hem vlak in bet gelaat: „Zoo nn kunt gij mij veroordeelen l" zeide vervolgens. Rawlay vond geen woorden voor zijne gevoelens. De korto handdruk, dien ELe niet afwees, sprak uit, hoe hij haar wilskracht gepaard aan de ware vrouwelijkheid, in haar bewonderde. LaDg gingen zij zwjjgend naast elkander. Vervolgens vroeg Rawlay plotse ling, als uit een droom opschrikkend „Zoudt gij in een groote stad leven kunnen Zendt gij vrede kunnen hebben met dat doellooze, wufte leven, daar gij hier zoo vele nntiige plichten vervult Ik heb mij het landleven eerst eenzaam voor gesteld, en nu beb ik het van een gansch andere zijde leeren kennen." „En ik verheug mij zoozeer over bezoek aan Berlijn. Hoe zal het den genden winter aan bet hof gaan, weet 6. dat niet O, gij moet ook met mij dansen een plicbtdans 1" Er lag ten lieflijke koketterie in, zoods zij dat uitte. Men was weder bij den houtvester geko men. Lichte, kleine, witte wolkjes vertoon den zich aan bet uitspansel en reeds hier en daar begonnen zij zich tot een donkere nassa te vereanigen en de houtvester meende, dat er wellicht onweder zon ko men. Zoo werd dan tot de terngreis be sloten. „Waar is de ritmeester toch vroeg baron van Bergen. „En de gravin voegde de jongste dochter van den dominéé er leukweg bij. „Daar komt zij juist, en aim den arm van den ritmeesterMaar wat deert je Anni, je loopt zoo ongemakkelijk riep Else. „De gravin heeft wellicht den voet ver- stnikt," antwoordde Einhans en ,0, hot is volstrekt niet erg," voegde de gravin er aan toe. Ri eds knielde Else, de samaritaansche, voor hare vriendin neder en onderzocht den voet, het was een kleine ontwrichting, voor hetoogeoblik was geen verpleging noodig, van avond zou zij ijswateromslagen in toe mijn vol- gü

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 1