Zondag 14 April 1895
39sts Jaargang No. 2981
Politiek overzien ier leek
FEUILLETON
BIJVOEGSEL
Hans von Wildenberg*.
Buitenlandsch Nieuws.
Rotterdam, 11 April 1895.
XLI.
Verhuizen, dst doet in het laatst van
de maand April en in bet begin van de
maand Mei, een groot deel van Rotte's in
gezetenen. Dit iz de verhuistijd van elk
jaar en de ambtenaren van het bevolkings
register hebben het dan onmogelijk drnk.
Zij, waarvan ik n vertellen wilde, had
den er „in gosnsam" ook toe besloten een
andere woning te zoeken; 't geelt wel een
he le hoop gedoe, je komt wel in een er-
gen rommel te zitten en dat is lam op je
ouwen dag, maar zóó kon het toch niet
langer, hadden ze geredeneerd. In 't be
gin, een jaar geleden, ja, toen was het goed,
ruim, droog, gemakkelijk, nette huren,
zindelijk, maar tegenwoordig menschlief,
een krot, nat dat je kromtrekt van 't rheu-
matiek, ongemakkelijk, elk oogenblik last
mot de buren, allerlei ongemakken en ten
slotte veel te veel „huisdieren".
Haurcontracten of dergelijke dingen
bond-n hen niet en zoo besloten Trui en
ha ir echtvriend Willem,' naar //iets beters"
i it te zien. Tijd om te zoeken hadden zij
zat" want zij leefden van een pensioentje
en hadden niets „om handen". Dus togen
ze uit op een onderzoekingstocht.
In den regel ging dat zóó: zij liepen
een straat in tot zij voor een woning
kwamen, waar uit de deurnok een bordje
stak; dan zette Trui's man zijn bril op en
las:
Benedenhuisje met tuintje te huur, te
bevragen bij Nool in de Vondelstraat, 12,
en hiernaast.
Laten we maar es anbelle, zei Wil-
lems vrouw. Tingeling.
Juffronw, wat doen die huisies van
huur? Mag ik het es zien, assieblieff
Ik kom bij n juffrouw.
De juffrouw van hiernaast verscheen en
maakte de deur opeu.
Dit is de voorkamer, liet niewaar,
met drie diepe kasten, dan hri je hier
de gang en dit is de achterkamer met de
kelder en een lekker lappie grond. Daar
kenne de kinderen spelen. Hebt u kinde
ren?
Willems vrouw antwoordde, heel treurig:
Och God nee, juffronw, één gehad, maar
die is dood, niewnar man
Ja, die is dood, bevestigde Trui's
man.
ROMAN
VAN
3.
VIERDE HOOFDSTUK.
Onder vroolijk gepraat en gelach was het
eerste ontbijt in het park onder de groene
boomen gebruikt. Bet was goddelijk mooi
weer en toen de baron na afloop der tafel
verklaarde, dat een ieder tot twaall nar zijn
eigea baas was, verdeelde zicb het gezel
schap en bleet Anni Preciosa, alleen aan
de koffietafel over; «ij had een bandwerkje
dat noodig af moest. Mijnheer van Trarbaeh
begaf zich met mevronw van Bergen naar
het boscb, gewaperd met een groot snoei
mes, om alle hinderlijke takken direct weg
te kunnen cernen. Else en Ralway baalden
hun verzuim van gisteren in en gingen in
de boot een roeitochtje maken, en zoo besloot
graaf Zerlani gravin Anni gtzelscbap te
houden. Veel genoegen had de arme duivel
daar niet van, want de banden van de scboo-
ne werkster warm ijverig bezig en repten
zich naarstig voort, en het mocht mijnheer
den garde-officier met al zijne schitterende
talenten niet gelukken, de gravin aan het
praten te krijgen. Vervolgens trad een plot
selinge verandering in, dat was van af het
oogenblik waarop mijnheer van Einhausvan
patrouille terugkwam en zijn verzuimde
ontbijt kwam nuttigen.
»Ik ben het vijfde rad aan den wagen,"
..Zerlani en herinnerde zich plotseling,
dat hij nog vele dringende brieven te schrij
ven had.
ZerLni wa» man van de wereld genoeg,
at het getal drie in de conversatie van
jongelui van tweëerlei secte een ODgelukkig
getal iB. 6 5
«Waar geen kaart gespeeld wordt, is een
erdo overbodig en mij schijnt het toe, dat ik
o het slot overal de derde persoon ben
e'nu, ook die tijd zal wel eens anders
"orden," teide de graaf en schreef vervol
gens aan zijn moeder, ook zonder dat inja
ag was
In eeD stil, schaduwrijk hoekje van den
J*1 -vijver lag weder de boot, en weder
Ik heb me portie al beet, geloof dat
maar, vervolgde Willem's vrouw en dan,
of de dames elkaar al jareu kenden, vin
gen ze een druk gesprek aan over eikaars
meest intime zaken, dat Trui's man aan
hoorde met al het geduld, dat hij in eer.
36-jsrig huwelijksleven gekregen had.
Van tijd tot tijd waagde hij de schuch
tere vraag Zeg snoeshaantje, zon 't geen
tijd worden
Dadelijk ventje, juffrouw, die tsnte
van me
En ze wauwelden verder tot eindelijk
Willems vrouw opmerkte
Nou wordt het heusch mijn tijd juf.
Wat doet deze woning van huur
Vijf en dertig stuivers in de week
juffrouw.
Vijf en dertig stuivers f In geen 35
jaar, da's veel te duur.
Js, da's veel ie duur, zei Trui's
man.
Vindt u het te duur, nou dat had
uwe dan wel ineens kenne zegge, dan had
'k zooveel moeite niet gedaan, 'k heb ook
mijn huishouwe en drie platte kinders,
wat doe ik met dat gezanik voor niks.
Maar juffrouw, ik vroeg u toch da
delijk
Ja, we vroegen u dadelijk;..
Zoo, nou daar heb ik niks van ge
hoord, dat zelle wel smoesjes zijn, ik vind
ct alle» behalve netjes om me zoo op te
honwe...
Mensch, maak zoo'n drukkie niet, as
je huishouwe wacht, waarom sta je dan
twee volle uren met me te praten P
Wel nou nog mooier, daar hoef ik
jou toch geen teks en uitleg van te geve,
bemoei je met je zeivers, wat denk je
wel?
Wat ik denk, dat u een karbouw is,
me zoo af te snauwe.
Iw snauw jou niet af, versta je, jij
bent een...
De dames vertelden elkaar nu heel
precies wat ze waren.
En toen Willems vronw met Trui's man
op straat stond, moest Trui's man het loot
je leggen, hij was een lummel, dat hij zijn
vrouw zoo af liet snauwen...
Trui's man vond dat woningzoeken een
heel onaangeuaam ding, hij begreep niet
goed dat de menschen er plezier in kon
den hebben. En toen datzelfde spelletje
eenige malen gespeeld was, zei hij met
grooten moed, dat bij er nu de brui van
gaf, waarop Willems vrouw, bang voor
haar tot beden onaangetast baasschap in
huis, dan maar een woning huurde, die
haar een beetje leek. Zij betaalde de tra
waren de riemen binnengehaald ditmaal
niet op dwangbevel.
„Uwe mededeling, dat uwe moeder u on
derricht in den zang gegeven heeft, maakt
mij nog nieuwsgieriger u met begeleiding
van een piano te hooren zingen. En «ijt gij
nooit van huis op kostscholen geweest?"
„Nooit, ik ken de stad door de enkele
vluchtige bezoeken, die ik er heb afgelegd."
„Vergeef mij de wellicht onbescheiden
vraag, maar waar hebt gij dan die veelzij
dige kennis vergaard, wanneer gij altijd in
de eenzaamheid leefde!?*
„Gij vraagt het zoo ernstig, dat ik er
om lachen moet," antwoordde zij,|nn werke
lijk lachend.
Het was znlk een aanstekelijk, vroolijk
lachen, zoo kinderlijk en onbevangen, dat
bij niet anders kon hij lachte, lachte har
telijk en wist toch niet waarom.
Vervolgens ging zij voort, niet zonder een
gevoel van trots:
„Mama heeft mij dit alles geleerd, mama
heeft mij dit eiken dag voor oogen gesteld
op de schoonste en aanschonwelijkste manier
zij liet mij uit alles bet beste en edelste
zoeken en het booze niet opmerken of ver
geten. Zij verstond bet, mij leergierig en on
derzoekend van geest te maken; zij bereik
te daardoor resultaten, die door een leeraar
of gouvernante nooit bereikt zouden zijn."
„Mijn hemel, welk een wonderbare vrouw
moet de barones zijn," riep Rawlay leven
dig uit. „Maar zeg eens was het ook
uwe moeder, die u aandreef tot uw prac-
tische
„O gij bedoelt mijn melkerij? Zeker 1
Oogenschijniyk geschiedde het wel terwille
van papa, maar daardoor heelt zij ook mijne
belangstelling daarvoor opgewekt."
„Men heelt mij gezegd, dat gij ook naar
het dorp gaat om zieken te verplegen en
ongelukkigen te helpen en te troosten?"
„Nu zullen wij maar ophouden om van
mijzelf te praten," viel zij fluks ïd, „nu moet
gij mij iets omtrent nzelf vertellen, van uw
vaderland, kortom wat ge maar wilt."
„Acb, van mij is zoo weinig te vertellen.
Wij woonden in Suffery, mijn vader stierf
vroeg en mijne moeder wijdde haar ganscbe
leven aan mijne zuster en mij. Mijn zuster
is getrouwd, toen zij twintig jaar oud was,
met generaal van Rapenburg, en door diens
tusgchenkomst ben ik na pruisisch officier
geworden. Sedert mijn moeder dood is, sta
ik alleen, en o, mijn waarde juffrouw,
gij kunt niet gelooven, hoe ik er mij over
verheugen kan, later ook landgoedbezitter
te worden evenals uw vader."
Zjjne oogen fusten zoo gloeiend opElse's i
ditioneele week vooruit en nu was tot de
verhuizing besloten.
De vrouw zou voor de schoonmaak zor
gen en de man kreeg het oppertoezicht
over het tTansport van de meubeltjes, De
schoonmaak duurde twee dagen, twee da-
g«n heftigen krijg tegen alles wat er vuil
wa9 in de nienwe woning en op de meu
beitjes in de nieuwe woning.
Terwijl bracht de man in 't donkere a-
vondunr, wat „klein goed" over, over het
vervoer van de groote stukken, zouden zij
nader besluiten. Trui's man was voor be
stellers, maar zijn vrouw had meer zin in
het inviteeren van twee buurmannen. DaD
een wagen voor vijf centen huren en dan
waren ze met 2 kwartjes bonaf.
Natuurlijk werd er aldus besloten.
Op een Woensdagavond kwamen de buur
mannen met het wagentje.
Er werd uitgemaakt dat alles en alles
drie vrachies wezen zouden.
Laten we beginnen een slokkie te
nemen, zei Trui's man en daar waren de
buurmannen, die geduchte vergunningsneu-
zen hadden, sterk voor.
De vrouw dronk een glaasje rood mit.
Vervolgen» begonnen de mannen de meu
belen „af tö hijschen* terwijl Willem op den
wagen paste eu zich verdienstelijk maakte
met het waarschuwen der voorbijgangers:
Pas op, pas op, want als je die kast
op je stel hersens kreeg, zou je nooit geen
kiespijn meer hebben, heusch niet.
Bij het opladen op den wagen kregen
de twee buurmannen ruzie, zij scholden
elkaar uit voor stomme vent. Willem, om
de ruzie te doen eindigen, stelde voor nog
een laaie te nemen, wat met instemming
weid aangenomen, en nadat de taaie geno
men was, ging men op weg.
De mannen stuurden en het echtpaar
trok aan een touwtje.
Halverwege gekomen klaagde men vier
stemmig over moeheid en die moeheid werd
in een herberg behoorlijk verdreven.
In het nieuwe huis werd er een op den
valreep genomen. Willem kreeg een bui
van sentimentaliteit, hij streek zijn vrouw
onder haat kin en noemde haar „lieve
poes* tot Willems vrouw verklaarde d. t
het nu wel was en dat men aan het twee
de vrachie moest gaan denken.
Toen het tweede vrachie opgeladen was,
waren het huis en de voorradige fleschjes
leeg, de wagen en het viertal daarentegen
vol.
Ze waren ontzaglijk lollig. Het echt
paar had heelemaal geen verdriet, toen ze
het huis, waar ze toch een jaar van hun
leven hadden dooigebr3oht, voorgoed ver
laten gingen. Ze hadden integendeel ijse-
lijk veel plezier.
gelaat, dat zij het voelen moest. Hare
wangen kleurden zich diep rood, toen zij
zijn blik ontmoette zij zagen elkan
der diep in do oogen, bepaald te lang. Had
zij hem becrepen?
Nu schrok zij op en zeide:
„Nietwaar, nu halen wij ons tweede ver
zuim van gisteren in en gaan in het saloD
bij de piano een paar nummers zingen?"
En hij? Hij greep de riemen en roeide
naar het slot. Wat was het geweest, dat
ook hem had doen blozen Hij was im
mers maar 21 jaar.
Rawlay speelde piano ais een volslagen
kunstenaar. Spoedig was dan ook het geheele
gezelschap dat thuis was, rondom de vleugel
verzameld en Else zong heden met een uit
drukking en een gloed zooals de baronnes
tot dusverre nog niet van haar geboord had.
Met stille vrugda oogstte zii de vrucht van
haar onderricht en toen Rawlay daar
Anni nog hee«ch was de tweedo stem
zong, bij een duet van Scbumann, dacht zij:
„Jammer, dat hij nog zoo jong is." Maar
zij dacht bet stil, heel stilletjes
„Jammer, dat zij nog zoo jong is," mocht
ook de ritmeester denken, toen zijn blik
altijd weder de kleine Anni opzocht. Hoe
bevallig kon zij de lange wimpers neerslaan
niet geheel, maar toch zoo ver, dat men niet
meer ontdekken kon, of zij nog keek of niet.
De kleine zwartoogige gravin echter,
maakte volstrekt geen ouderdomberekenin-
gen.
Er werd een landfeestje ondernomen
naar den reeberg, een met boomnn begroeide
hoogte. In vier rijtuigen werd men daarheen
gevoerd, ook de familie van den dominee
was van de partij, en op de vcorste wagens
zaten de trompetters.
Over oneffen straatwegen ging het voor
waarts, zeo langzaam, dat de hseren van
bet eeno rijtuig naar het andere gingen, om
een schertsend woord of leuke geschiedenis
ten beste te geven, om daardoor de vrooljjk-
heid algemeen te houden. Eindelijk zag meD
blauwe rook van uit bet groene hout op
stijgen, de trompetters bliezen ten fanfare
en men werd boven door drie mannen, in
jagercostuum gekleed, ontvaDgen. De fcout-
vestersvrouw bediende zeer handig bet ge
selschap van koffie en men zat weldra ge
zellig op banken en stoelen onder bet
heerljjke loover.
Allerlei spelletjes, aardigheden en derge-
lijken waren nu aan de ordetoen het
koeler werd, ondernam men een wandeling
naar den zoogenaamden keizerstoren, wieLS
wimpel mes hoog boven de boomen uit
Hé, Trui, gaat er op zitten, schreeuw
de Willem en dit vonden de buurmannen
een kostelijk idee. Js, gaat er opzitleD,
dan ke je de boel vasthouwe.
Trni, geheel onder den invloed van het
halve fleschje rood, kreeg een „zetje" van de
drie mannen ea ras troonde ze op den
wagen.
Nou zit ik net as in een ekipasir,
riep ze uit.
Gezamelijk zingend het schoone „tarars-
boemdijé* ging de zonderlinge stoet op
weg naar de nieuwe woning, begeleid door
een grooten stoet straatjongens en ander
deelnemend publiek.
Driemalen werd zij aangehouden door
nieuwsgierige politieagenten. De laatste wss
zelfs heel nieuwsgierig, die wild» met
alle geweld den naam eD de woonplaats,
van Trui's man weten, die schreef ie keu
rig netjes in zijn verradelijk boekje en
„jij bent er gloeiend bij verklaarde hij.
Dat kc«t je een pop van de be
keuring, Willem, zei een der mannen, af-
tijn het verhuizen kost je niks, dus je
komt toch nog goedkoop uit.
Toen het paar den volgenden morgen
voor hel eerst in de nieuwe woning wak
ker werd, gevoelde het zich zeer katterig.
Het bevond bij 't onderzoek, al wat
breekbaar was gebroken en voor de deur
ervan een opstootje van buren, die dezs
nieuwe zooi alles behalve vleiend besprak.
Ze waren voor niemendal verhuisd, maar
toen ze de oDKosten hadden opgemaakt,
zei Willem's maD tegen Trui's vrouw
As we weer verhuize zelle we toch in
gosriaam maar bestellers Deme.*
D.
't Schijnt wel dat Europa sedert de
laatste weken in dubbele mate aan mala
ria lijdt, verkiezing— en proteciie-koorts
gelieeten. Wij hebben het reeds meer
dan eens beweerd, en worden door de
laatste berichten in onze opine versterkt,
dat bij bevoorrechting van één tak van
bedrijf, ook anderen de staatshulp zul
len inroepen. Wij zien het reeds in
Duitschland. Sedert de graanboer de
markt zag opgedreven, vragen ook de
beetwortel- en wijncultuur de tusschen-
komst der regeering tot verbetering van
hunne productie.
Vele zijn reeds de gronden, waar
zag wapperen.
„Ik beb u nu mijn woudeD en besschen
laten zien," wendde zich de baroa to
Rawlay, „en wanneer gij jager zijt, biedt
ik u na de manoeuvers een jachtpartij aan.
Maar gij zult u moeten haasten, auders heeft
mijne dochter al bet wild voor uw neus
weggehaald.
„Uwe dochter?"
„Nu ja, een zoon beb ik niet en wie zal
dan mijn persoon vervangen, als ik er zelf
niet ben, of door het podagra geplaagd
word Nu, ik verzeker je, het heeft mjj
moeite genoeg gekost, haar tegenstand en
voornamelijk die van mijn vrouw te over
winnen. Maar er zit ook nog bloed van
de van Bergen in haar aderen nu schiet
zij heel goed, wat echter het gebrek is,
niet met den ouden jagersgloed, geheel
plichtmatig."
Onder den toren wachtte de dames.
Men nam nu den terugweg aan, en Raw
lay liep aan de zijde van barones Else.
„Waarom ziet ge toch zoo naar mijne
banden, luitenant?" vroeg Else.
„Ik bewonder ze, omdat ze mot zulk
een zekerheid en vastheid de goede richting
aan een buks weten te geven."
„O, praat daar niet van. Ik weet, dat
papa op den toren met n over zijne
„Diana" gesproken heeften toch
„Nu, en toch
„Zult ge niet te slecht vau mjj denken,
wanneer wanneer gij mij als leugenaar
ster kennen leert?"
Zij sloeg haar blik bijna smeekend op
haar buurman en toen deze vroeg: „Als
leugenaarster? Gij, barones?," toen ging zij
levendig voort:
„Luister naar mijne verklaring en oordeel
dan zelf. Papa zag in mij steeds de eigen
schappen en trekken mijner moeder, en toen
ik grooter werd, bemerkte ik, dat daardoor
huiselijke oneenighoden ontstonden tusschen
mijne ouders. Ik gaf mij in bet vervolg
alle moeite, mijn behagen te scheppeo ook in
datgene wat mijn vader aardig vond, en
mjjee moeder ondersteunde mij daarin. Zoo
kwam ik aan bet boo d van de melkerij,
zoo werd ik jager."
„Maar daarin toch ligt geen onwaarheid?"
„Luister slechtsIk bad bij het schijf
schieten oen zekere vastheid van hand en
een geoefend oog getoond. Op eenkternam
papa mij mede op een bokkeujacht en hij
smaakte bet ganoegeu, dat ik den eersten
bok schoot. Toen nu papa last kreeg van
het podagra, stuurde bij mij met den hout
vester uit jagen. Ofschoon ik mijzelf zoozeer
kan beheerachen, dat ik zonder beven, zieken j
op de vrijhandelaar het pro
tectionisme bestrijdt. Het laatste wapen,
waarvan wij hoorden, is, dat door de
indirecte invoerbelastingen het gebruik
minder zal worden. Het suiker-gebruik
wordt als voorbeeld daarvan aangehaald.
Uit de laatste statistieken blijkt dat in
GROOT BRITTANIE het gebruik 36.5
K.G, per hoofd bedraagt, met eene be
lasting van nihil per 100 K. G. In de
YEREENIGDE STATEN wordt 35 K.G.
gebruikt, belasting f5 per 100 K. G.
FRANKRIJK gebruikt 14 K.G. met
f 30 gld. belasting, DUITSCHLAND 13
K.G. met f 11OOSTENRIJK 13*/» KG.
met 11 gld. BELGIE 10 K.G. met 22
gld en NEDERLAND 9 K.G. per hoofd
met 27 gld. belasting per 100 K.G.Met
andere woorden: elke verbruiker betaalt
in Nederland van de K.G suiker 15
cent aan de schatkist of ongeveer de helft
van den verkoopprijs.
Moet men het niet betreuren, dat een
der eerste voedingsmiddellen, vooral voor
kinderen, in die mate is belast, dat de
mindere man het in het geheel niet, of
onvoldoende kan bekomen. Als de graan-
belasting, want welke naam men er ook
aan believe te geven, in werkelijk
heid is het toch eene indirecte belasting,
ook deze gevolgen mocht hebben, dan
zouden we deze verhooging van een on
zer eerste levensmiddelen ten hoog
ste betreuren.
't Is een ware epidemie die er in de
verschillende Staten van Europa
heerscht.
BOHEME, BULGARIJE, ZWITSER-
LAND, SPANJE, DENEMARKEN,
FRANKRIJK, DUITSCHLAND, om de
andere rijken maar niet te noemen, zin
gen in koor: Onze nationaliteit gaat ten
gronde indien gij, regeering, de eerste
bron van ons bestaan, den landbouw, door
verhoogde invoerrechten niet voor den
ondergang vrijwaart.
Straks gaat men natuurlijk in de graan-
voortbrengende rijken, CANADA,
BRITSCH INDIË, RUSLAND, RUME-
NIË, ARGENTIJNSCHE REPUBLIEK
en AUSTRALIË zeggen, help ons toch,
regeering, onze opkomende nijverheid,
onze jeugdige industrie, ons ontluikend
fabriekswezen tegen de West- en Midden-
Europeesche industrie concurreeren want
indien gij den invoer daarvan vrijwel on
belemmerd toestaat, gaat ons land door
uwe schuld ten gronde. Zeker, in vele
takken van bedrijf zal er altijd te wen-
schen overblijven; ja, wij willen nog ver
der gaan; wij zijn overtuigd, dat er jaren
van tegenspoed, van achteruitgang, van
ernstigen strijd, waarbij velen het onder
zij
en gewonden verplegen en verbinden kan,
zoo heb ik bet niet over mijn hart kunnen
verkrijgen met eigen hand bet doodende
lood in het lichaam van een dier te schie
ten, tenminste dan niet, wanneer papa's
norsche oogen mij daartoe dwongen en zoo
nn komt de leugen zoo ben ik wel ter
wille van hem op de jacht gogaan, de bok
ken die schoot de houtvester Manthei,
wiens vronw ons straks de koffie gaf. Hij
heeft mij beloofd, te zullen zwijgen en gij
zult mij ook niet verraden, wel
Zij zag hem vlak in bet gelaat: „Zoo
nn kunt gij mij veroordeelen l" zeide
vervolgens.
Rawlay vond geen woorden voor zijne
gevoelens. De korto handdruk, dien ELe niet
afwees, sprak uit, hoe hij haar wilskracht
gepaard aan de ware vrouwelijkheid, in haar
bewonderde. LaDg gingen zij zwjjgend naast
elkander. Vervolgens vroeg Rawlay plotse
ling, als uit een droom opschrikkend
„Zoudt gij in een groote stad leven
kunnen Zendt gij vrede kunnen hebben
met dat doellooze, wufte leven, daar gij
hier zoo vele nntiige plichten vervult Ik
heb mij het landleven eerst eenzaam voor
gesteld, en nu beb ik het van een gansch
andere zijde leeren kennen."
„En ik verheug mij zoozeer over
bezoek aan Berlijn. Hoe zal het den
genden winter aan bet hof gaan, weet 6.
dat niet O, gij moet ook met mij dansen
een plicbtdans 1"
Er lag ten lieflijke koketterie in, zoods
zij dat uitte.
Men was weder bij den houtvester geko
men. Lichte, kleine, witte wolkjes vertoon
den zich aan bet uitspansel en reeds hier
en daar begonnen zij zich tot een donkere
nassa te vereanigen en de houtvester
meende, dat er wellicht onweder zon ko
men. Zoo werd dan tot de terngreis be
sloten.
„Waar is de ritmeester toch vroeg
baron van Bergen.
„En de gravin voegde de jongste
dochter van den dominéé er leukweg bij.
„Daar komt zij juist, en aim den arm van
den ritmeesterMaar wat deert je Anni, je
loopt zoo ongemakkelijk riep Else.
„De gravin heeft wellicht den voet ver-
stnikt," antwoordde Einhans en
,0, hot is volstrekt niet erg," voegde de
gravin er aan toe.
Ri eds knielde Else, de samaritaansche,
voor hare vriendin neder en onderzocht den
voet, het was een kleine ontwrichting,
voor hetoogeoblik was geen verpleging noodig,
van avond zou zij ijswateromslagen in toe
mijn
vol-
gü