Gemengd Nieuws.
Verzoening.
Twee tegenstellingen.
Bier harten.
Umstnrz-vorlage is daar bij alle partijen
schering en inslag. Reeds bij bare in
diening in den Rijksdag was zij tegen
den zin van de vooruitstrevenden. Deze te
genzin heeft ook bij de meer conser
vatieve partijen wortel geschoten, sedert
de wetsvoordracht, door de Katholieke
centrums belangrijk is gewijzigd. Vooral
de paragraat waarbij met straf wordt be
dreigd elk, die openlijk het geloof van
God of het christendom betwhimpend
aanrandt of God lastert, of wie openlijk
een der christelijke kerken, haar leeren
beschimpt, enz. geeft veel reden tot aan
stoot.
Ook de regeering wordt door dit be
faamde artikel 166 in eene moeielijke
positie gebracht. Zij toch heeft open
lijk, de Katholieke instellingen bestreden
door de Jesuïten als gevaarlijk voor het
Rijk, uit den lande te verdrijven. Het
zal toch zeker hoogst moeielijk gaan, te
straffen, waar de regeering zelve een ver-
oordeelend vonnis over het leeren van een
der christelijke kerken heeft uitgepro-
ken. Van Katholieke zijde is de eisch
ter bescherming van een leerstelling vrij
gemakkelijk. Door hare inrichting toch,
kan de hoogste kerkelijke macht elk oo-
genblik vaststellen wat „leer* is. Maar
ook daardoor zal de strafrechter mis
schien morgen moeten veroordeelen, wat
nog gister als eene kerkelijke waarheid
gold.
Buiten de Katholieke leerstellingen
zijn er echter nog andere, waar het niet
zoo gemakkelijk is uit te maken, wat
als leer vaststaat. Voor wat al dogmatieke
moeielijkbeden zal de rechterlijke macht
geplaatst worden. En dan de verhouding
tu8schen de Christelijke kerken onder
ling. In tal van Evangelische geschrif
ten wordt het Katholicisme scherp ge-
critiseerd, ja meermalen in kwetsenden
zin besproken.
Zullen wetenschap, onderzoek en vrije
gedachten niet elk oogenblik in botsing
met de gestelde machten komen Boek
winkels, biblotheeken en musea's zullen
eene algemeene schoonmaak moeten onder-
gaan.want in eeneder voorhanden geschrif
ten kon wel een uitdrukking voorkomen,
die een steen den aanstoots bleek te zijn.
H< t oude Testament met zijne vaak zinne
beeldige voorstellingen zou ook al uit de
samenleving verbannen moeten worden.
Een ander artikel toch zegt, dat strafbaar
zullen zijn voorstellingen, die, hoewel
niet onzedelijk, het schaamte-gevoel be-
leedigen
Arm Duitschland, waar de geest van
vorige eeuwen aan de bekrompenheid
van het heden geofferd za) worden. Een
regen van adressen, tegen zulk eene geest-
doodende voordracht, komt dagelijks bij
den Rijksdag in. Alle standen en krin
gen, wereldnamen en vergeten burgers,
professoren en leeken, wie leidt en ge
leid wordt, vereenigen zich in eene groo-
te betooging. Zelfs gemeenteraden zenden
petitiën aan de wetgevende macht. Zoo
nam de gemeenteraad van Berlijn een
adres aan, waarin de Rijksdag beleefd
verzocht werd, zijne goedkeuring aan het
wetsontwerp te onthouden.
Dit schijnt niet naar den zin geweest
te zijn van den heer Oberprüsident, van
Brandenburg. Hij althans verbood het
gemeente-bestuur genoemde petitie bij
den Rijksdag in te dienen. Genoemd re-
geeringspersoon schgnt al een bijzondereop-
vatting te hebben van dsPruisische Grond
wet. Daar leest men in artikel 23 Al
le Pruisen hebben het recht van petitie,
Petitien onder een gemeenschappelijken
naam zijn alleen geoorloofd aan overhe
den en corporatie.
Het bestuur van denStaat heeft zich ech
ter niet aaD de hoog vaderljjke verma
ning gestoord. Het is zijns weegs gegaan
en heefo tevens van de eigenaardige grond-
wetsuitlegging van den heer President
aan den betrokken minister kennis gege
ven. Als regeeringsmannen reeds nu de
vrijheid der burgers op ergehjke wijze
meenen te mogen beperken, hoe zal liet
dan wel gaan, als de wet zelve hun het
recht geeft, de minste oppositie, ja de
gematigste critiek als een beleediging voor
de overheid op te vatten, en te straffen.-'
Noch door een kleingeestige wetgeving,
noch door den ijzeren arm der bureau
cratie, worden deugd en zedelijkheid ge
kweekt. Werken, onderzoeken en denken,
leveren den grondslag voor wat schoon
en waar is. Wie deze drieeenheid zoekt te
beperken, verkrijgt het tegenstellende
van 't geen hij zoekt te bereiken.
Het was in t!e msand December.
Koud en guur was op de straat het
weer en de scherpe oostenwind wakkerde
het open vuur asD, hetwelk de kamer ver
warmde.
De vrouw, die in een leuningstoel was
gezeten, had de voeten dicht bij het vnur
geschoven, om van de koesterende warmte
te genieten. In de handen hield zij haar
haakwerk, waarin zij nu en dan eenige
steken deed, om dan weer iü gedachten
verzonken in het vuur te staren. Om
door 't licht, dat in het midden van het
vertrek hing, niet gebit berd te worden,
had zij achteloos den rug naar de tafel
gekeerd, welke onder de vergulde lamp
stond.
Naast de tafel lag haar man in een ze
tel uitgestrekt, met den rug naar het vuur
gekeerd. In de eene hand hield hij een
nieuwsblad, waarop hij nu en dan een
blik wierp, in de andere hind een sigaar,
waarop hij eenige trekken deed, om daD,
het hoofd achterover werpende, den rook
in dwarrelende kringentjes naar 't licht te
blazen.
Het was duidelijk, dat hij zich verveel-
jde, want nu en dan wierp hij een blik op
het venster, als om zijn ongenoegen uit te
drukken, dat het weder te koud en te
guur was om naar de club te gaan. Ja,
wat was anders zijn uitspanning
Zijn eeuig verzet was de sp eltafel of
het aangaan van weddenschappen op de
zeil- en roeiwedstrijden, de sport-ot wie
lerwedstrijden welke na en dan werden
ingericht, door de leden van de clnb.
Dat was zijn d.igelijksch leven. Reeds
vijftien winters waren er zoo voorbijge
vlogen, sinds hij in het huwelijk verhon-
ded wüs met haar, die hij tot levensgezel
lin had verkozen, meer om in den stand
te blijven waarin hij verkeerde, dan uit op
rechte genegenheid.
Want, wat zou de wereld zeggen, wan
neer hij een vrouw had genomen, uit de
zes, was nu het rustbed vaa de zi ke opgesla
gen. Zware gordijnen bielden her daglicht
buiten. Slechts na eenigen tijd gelukte het
de voorwerpen in de kamer nauwkeurig ga
de to slaan. Een zwak, beel zwak kinder
stemmetje klonk uit de ouderwetache wieg
een erfstuk der van Bergon's En die wieg
stond naast het bed, op welks wit linnen
een vrouwenhoofd zichtbaar was. Na scheur
den de Februari walken en de zon brak
door, en scheen door de reten der gordijnen
naar binnen, als wilde zij de kraoke met
haar herstel gelukwenscben.
Zij was zoo schoon, zoo liefeljjk schoon,
die jonge vronw en nog zoo doorzichtig
bleek. De oogen, zij rustten schitterend van
geluk en vreugde op haar man, die voor
bet bed geknield lag en baar smalle zach
te hand met de zijne omvattend, telkens
weder en weder aan zijn lippen bracht.
„Else," zeide hij met een bewegen stem
„Elso, zie, ik had het niet kunnen dragen
wanneer gij van mij gegaan waart. Hoeveel
heb ik goed te maken, welk een aDgst heb
ik gehad
„Mijn lieve Cbarly, nooit, nooit zal ik het
vergeten, dat gij al die weken niet van mijn
ziekbed geweken zijt, en met welk een zorg
gjj mij hebt opgepast. Zou dat alles niet rij
kelijk opwegen, tegen dat, wat vroeger mijn
hart bezwaarde Laat mij het u zeggen,
ook ik vergiste mij in de wijze, waarop ik
uwe tevredenheid trachtte te verwerven,
toen ik gelooide, uwe weoscheu steeds te
moeten inwilligen en toen ik, zij het
ook onbewust, deelgenoote aan uw onrecht
werd
,Else, wat weet ge van mij, spreek dui
delijker!
,Ik weet niets, niets bestemds, Charly.
Nooit hob ik getracht uwe wegen na te
vorschen, nooit slechts één blik in uwe
briefwisseling geworpen. En toch wist, ge
voelde ik, dat gij mij vreemder werd, van
dag tot dag. Ik heb mijngevoe! verlochend,
toen ik mg tot een omgang dwong O,
Cbarly laat het mij u in dit nur zeggen
die mij mijzelf deed verachten. En toch
geloofde ik, zondt gij de waarde uwer vrouw
het eerste en het zekerste erkennen, wan
neer ik mij naast die stelde, die uwe fan
tasie hooger en beter doet schynen dan zij
i s, en wier onwaarde mij hoe langer boe
duidelijker werd. Reeds ook begon deze hoop
te wankelen Daar brak het ongeluk Aan
moeder stierfDan bad God erbarmen
en gaf ons een kind, hij gaf rog u
terug-
„Else, mijn vrouw, waarom hebt gij mij
nooit gezegd, wat u leed deed, waarom waar
sebuwdot gij mij niot, waarom
„Omdat gij mijne waarschuwing als een
last, als een aantasten van uwe rechten
zoudt beschouwd hebben. Mijn lieveling
gij zijt van klein kind af gewoon geweest
uw eigon hoofd te volgen. Ik heb dikwijls
genoeg bemerkt, hoe gij degenen beoordeelt
die aan nwe luimen en neigingen niet toege
ven. Maar wat woorden, tranen en beden
niet zouden ten uitvoer gebracht hebben, dat
heeft God gedaan. Hij beeft uwe liefde voor
mij versterkt en nu nu zal Diets ons
meer scheiden, niets P Onze harten zijn nu
voor altijd vereenigd in ons kind,
in de liefde tot onze Pia. Zal het zoo
zijn
„Ja en eeuwig ja riep hij nit, vurig
hare hand kussende. „Gij zijt een groote,
edele ziel, veel, veel beter, dan ik ver
dien.'
„Overschat mij niet, CbarlyIk strijd
slechts om uwe liefde en deed alles slechts
▼oor mijzelf. Niemand zal weten boe ik
gestreden heb, maar u, u heb ik het toch
gezegd.'
„Mijnheer de Luitenant nu moet ik o verwij
deren," viel de binnentredende ziekenzuster
in, „de doctor heeft een kwartier toe
gestaan en nu is het reeds een half uur ge
worden
„O, het was een half unr vol geluk
en zaligheid" sprak Else zacht, toen Char
ly zich tot haar overboog en haar goeden dag
kuste.
Ia zijn kamer aangekomen, wierp Rawlay
zich in een stoel.
„Mijn hemel, hoe kon ik toch zoo kort
zichtig fjjn P Ik hield haar voor een oner
varen kind hoe dikwijls hebben ik en Er
na om haar gelachen en met hare kortzich
tigheid gespot en na hoe ellendig dom
en slecht waren wij Nu wil en zai ik een
ander leven beginneD en dadelijk ook."
Hij sprong op en ging naar de schrijfta
fel en spoedig waren eenige regelen op het
papier geschreven
„Gij zult mij nooit wederzien, leef wel.
Ik zal van nu af voor mijne familie leven.
Dat is mijn vesten wil.
Gij zijt vrij. Vergeet nw
Ch."
„Zie zoo nu nog: „aan juffrouw Erna
Roth," nu is de hoofdzaak gedaan."
„Ritmeester Einhans," melde de kamer
dienaar.
Wordt vervolgd.
burgerklas gesproten, die geen bruidschat
meebracht, in overeenstemming met de for
tuin welke hij bezat? Men zou hem
schouderophalend voorbijgaan en achter
hem minachtend mompelen: ncèsullisnce,
en hij zon de salons voor zich hebben
doen sluiten alsware hij een booswicht ge
weest. Thans was hij een man, geacht en
gezocht, die steeds met eerbied werd beje
gend.
Doch het huiselijk leven was niet ge
lukkig. In het begin gaven beiden blij
ken van liefde, van vereering voor elkan
der en de huiselijke kring was hem aan
genamer dan de salous van de „eportmen*
doch weldra doofde die sprankel in bun
boezem misschien ook omdat de vriend
schap voor elk inder niet diep genoeg had
wortel geschoteD, en hun hart als verstijfd,
als bevroren was geworden.
Zoo leefden zij reeds rijftien jaren bij
een in dezelfde enntonigheid. Dagelijks
namen zij te zamen het middagmaal en
zaten tegenover elkander, ieder aan den
breeden kant der tafel, terwijl hij zijde
lings een blik wierp op een nieuwsblad en
zij hare blikken door de kamer rond liet
gaan, zonder de oogen van haren gemaal
te ontmoeten.
Sprakeloos leefden zij zoo, want beiden
zeiden elkander niet meer dan noodig wis.
Rnzie kwam dit huiselijk leven nimmer
storen, want beiden deden wat zij wilden
en ieder hield zijn geheimen voor zich.
Zoo koud als buiten het weder was,
zoo kond was ook hun hatt.
Ir werd gebeld.
De ïronw legde het haakwerk op een
stoel en spoedde zich naar de deur van de
gang, terwijl de meid de voordeur opende.
Het was de post die zijn boodschap afg»t
met zijn gewone zangerige aankondiging:
Mijnheer en mevrouw Goud". Dit was
hun naam.
De dame nam den brief van de meid
en trad in de kamer, onder het lamplicht,
om het adres te lezen, zonder dat hij het
hoofd ophief van het zakboekje, waarin
hij schreef.
Ziende dat de brief het adres droeg van
mijnheer en mevr. Goud en bijgevolg be
stemd was voor de vereenigiug, waarvan
zij haren man als het hoofd erkende, leg
de zij stil den brief naast zijn zakboekje
en nam haar plaats bij het vuur weer in.
Hij verbrak den omslag, doorliep het
schrijven en overhandigde het dan schou
derophalend aan zijn wrouw met de woor
den „JeaDnette, een uilnoodiging van uw
broer.' En hij hernam zijn notities.
Zij kwam terug onder het licht, las de
regels, vouwde den brief toe, terwijl zij
hem vroeg „Wij nemen zekor die uitnoo-
ging aan
„Wat zouden wij anders?' antwoorde
hij schonderoptrekkende, „wij hebben al
elk jaar zijn verjaardag bij hem doorge
bracht en vermist daar het vereenigings-
pnnt uwer familie is, mogen wij niei ont
breken.' En ren briefkaart nemend,
schreef hij aan zijn schoonbroeder, mijn
heer Maas, de uitnoodiging met de groot
ste vreugde te aanvaarden.
Het was feest in de salons van mijn
heer en mevrouw Maas. Lieden, die reeds
den winter huns levens waren ingegaan
zochten hun plaats dicht bij het open
vuur; zij spraken met menschen van mid
delbaren leeftijd over ernstige zaken, tir-
wijl do jongere, die nog in de lente hans
levens waren, zich vermaakten om en bij
do piano en nu en dan een lied lieten hoo-
ren, dat de goedkeuring van de toehoor
ders uitlokte.
Alleen kleine George, het twaalfjarig
zoontje van de echtgenooten Maas, maakte
geen deel uit van het luidruchtig gezel
schap. Stil van aard, lieftallig eu vriende
lijk, was het de vriend van ieder en vond
steeds behagen in het doorbladeren van
prentenboeken en albums.
Thans zat hij naast grootmoeder en door
liep met aandacht het familiealbum, zoe
kende of er niemands beeltenis in ontbrak,
en beurtelings aan grootmoeder uiileggen
de, dat deze of gene persoon reeds ver
anderd was volgens het vroeger gemaakt
portret en zich wter opnieuw zou moeten
laten photographeeren om bet album te
verrijken.
Op eens vestigde hij zijn groote blauwe
oogen op mijnheer en mevr. Goud en dan
weer op het portret, dat hij voor zich had;
eindelijk sloeg hij het boek toe en ging naiir
zijn oom, dien hij zachtjes op den arm
tikte.
Goud keerde zich om, legde de hand
op den schouder van den knaap en hem
de wang streelende, vroeg hij,wat schoons
er in zijn album te zien was.
„Ik kom u iets vragen, oom,* zeide de
knaap lachende, „en ik hoop, dat gij het
voor mij wel zult willei) doen
„Wie zou aan u iets kannen weigeren,'
antwoordde mr. Goud, ten minste als het
mij mogelijk is te voldoen.'
„Ik heb uw portret in mijn album,
oom, maar gij staat er op zonder knevels.
Gij moest u neg eens opnieuw laten pho-
tographeereD, met tante in haar wit
kleed.'
En kleine George opende het album om
het aan oom te toonen.
Een zichtbare aandoening maakte zich
meester van den heer Gond, terwijl zijn
blik genageld scheen op het portret, het
welk hem voorstelde op den dag van zijn
huwelijk, toen hij nog gelukkig was aan
de zijde zijner vrouw, in bruidsgewaad.
Kleiue George had zich ook tot tante
gewend om hare toestemming te bekomen,
zich opnieuw ta laten pho'ographeeren eu
deze bad haren stoel w«t dichter
bijgeschoven om het vroegere portret te
Een zenuwtrekking liep baar door hp
lichaam bg de herinnering aan die ver
vlogen tijden, en hel rood der schaamte
kleurde haar wangen, wanneer zij dacht
aan die konde onverschilligheid, die hun
het leven als vergiftigde.
Zij sloeg haren arm om den hals van
kleinen George en omhelsde hem in ver
voering. Hij ook, zonder een woord te
spreken, omhelsde den kleine op hetzelfde
oogenblik en zijn voorhoofd raakte het
voorhoofd zijner vrouw. Beide echtelingen
zagen elkander aan en hun oogea spraken
tegolijkeitijd het mea culjxi nit.
Kleine George had het ijs gebroken 1
De tempel van het geluk. Een ver
moeid reiziger besteeg eens het laatste deel
van een steil en moeielijk pad, dat naar
den top van een berg leidde. Daarboven,
zeide men, stond de tempel van het ge
luk.
Onze reiziger haastte zich, omdat hij
hem wilde bereiken, vóór zijn krachten
hem begaven. Het vooruitzicht maakte
hem moedig.
Eindelijk bereikte bij het doel en klop
te driftig aan. Een oud man met sneeuwwit
te hareD, opende hem de poort van het ge
heimzinnige gebouw. Als hij den reiziger zag,
glimlachte hij droevig en zuchtte: Alweer
een!" Maar de reiziger lette er niet op, en
vroeg toegelaten te worden.
De grijze poortwachter legde vriende
lijk zijn hand op des vragers arm en zei
de zachtDit is niet de tempel van het
geluk. Die ligt niet in het gebergte op
een onbereikbaren top. Maar in de laagte
moet gij hem zoeken.' De reiziger ver
bleekte. Kan ik dan niet hier blijven
en mijn laatste levensdagen in vrede slij
ten?' vroeger bij bijna smeekend.
Maar het antwoord luidde; „Neen, gij
behoort terug te kteren op uw schreden
en de menschen te waarschuwen, dat de
tempel van het geluk in hnn midden staat
en dat de poorten altijd open zijn, dat
ieder er elk oogenblik kan binnentreden.
Die tempel is altijd onder de menschen
geweest onder het werk en de insprnning.
Ieder, zoowel de geringste, als de voor
naamste, kan en mag er binnentreden.
Gij moet hpm elk6n dag van nw leven
voorbij zijn gekomen. Het is esn eenvou
dig, eerbiedwaardig gebouw*.
De uitgeputte reiziger wilde zich toch
nederzetten, maar het werd hem niet ver
gund.
„Neen! voort ^moet ge", heette het bij
vernieuwing. „Zet gij u hier neder, gij
staat nooit weder op. Uw leven is wel ge
deeltelijk verloren gegaan door dezen ver-
gjtfschen tocht, maar ge kunt anderen be
waren voor dezelfde teleurstelling.
Keer terug en doe allen terugkee-
reö, die ge op weg hierheen ontmoet,
en zeg hun; die nog beneden zijn, dat de
tempel van het geluk niet prijkt in een
ver en vreemd oord, niet op een hoogen
bergtop, maar dat hij stil verrijst in de
groote vlakte vol menschen, waar de ste
den gebouwd worden, waar het koren
grotit, waar mannen en vrouwen hun al-
ledsagsohen arbeid verrichten".
De reiziger keerde nu terug en tracht
te, maar meest tevergeefs, ook anderen te
doen terugkeeren. Ach, waarom geloofde
men hem niet A. C.
Nieuw Leven.
Bij ruw weer op zee.
Een verkeerd begrepen handeling.
Bange ouwe juffrouw trekt een oud heer
tje, dat zich al niks lekker gevoelt uit
den soes aan den armMeneer zou u
den kapteio niet willen opzoe' en, wij zij
stellig in gevaar. Ik heb op den man
am het wiel gelet, hij draait het dan
naar deu eenen, dan naar den andereu kant,
en weet zelf niet wat hij wil
De voortreffelijke natuur-
onderzoeker Newton had een ambtgenoot,
die 't bestaan van God loochende en be
weerde, dat alles er van zelf gekomen
was. Op de tafel van Newtons studeerka
mer stond een prachtige hemelglobe. De
ongiloovige geleerde bezocht hem op zeke
ren tijd en was opgetogen ovtr dit schoo-
ne stuk. Wie heeft die gemaakt,' vroeg
hij. „Niemand,' luidde het antwoord, „die
is er van zelf gekomen." De Godlooche
naar begreeg Newton en zweeg.
Een dolle hond.
Een vreeselijk ongeluk is onlangs in
Oxford gebenrd. In de anatomiesche zaal der
universiteit werd ter onderzoeking een reus
achtige, door hondsdolheid gekwelde hond
gebracht en aan een touw vastgebonden.
Het touw was echter te zwak, want het
gelukte het beest zich los te rukken, en
het stoitle zich, juist terwijl de beroemde
professor Neil stond te oreereD, op een der
studenten. Er ontstond toen een vreeselijk
verwarring. Allen verloren hun tegenwoor
digheid van geest en zij liepan als gekken
rond. Het dolle dier beet den een der stu
denten ca den auder. Zeker zon niemand
der aanwezigen heelhuids weggekomen zijn,
als de student John Payons niet zoo moe
dig geweest was om den hond met een
grooten schaar onschadelijk te maken.
V an de gebeten studenten gaven drie on
der vreeselijk lijden den geest; vier liggen
nog hopeloos ziek.
Uit Petersburg wordt g e -
meld, de ontdekking van een soort Pana
ma-knoeierij bij den aanleg van den
Trans-Siberischon spoorweg. Een ingeni
eur beging zelfmoord, twee anderen werden
weggejaagd; er word» een onderzoek inge
steld. Men spreekt van een verduistering
ten bedrage van 15 millioen Roebel.
Op het congres voor inwe-idift
kunde vertoonde de Obermedizi^t
linger een aantal buitengewoon
teD, die men vroeger vossenhanïï* ^1
de, maar in een stad als Münch
met den naam „bierharten' kanei1
den, daar zij trouwens door het
tig gebruik van bier ontstaan.
Het zijn reusachtige organen d'
groot deel van de borstholte ionè®
vertoonen een volkomen gelijk®..81'
pertropbie zonder eenig gebrek, 6B
paard met hypertropische nieren.
tienten, gewoonlijk koetsiers van k-
gens, maar ook waschvrouwen n»J#N
enz., worden wegens ademnood inTJJS
pitaal gebracht, en sterven in 4 0«
gen. 5 i
Een aardige plant 0m
vulling te gebruiken, waarin men af.1 1
den bloemen zet, is de gewone aaptw^f
Men neemt een bloempot, mandof88'
valt die voor drievierden met aardt
er vrij dicht het aspergezaad in ei
het met 2 centimeter aarde. Al»
er vrij dicht het aspergezaad in en
het met 2 centimeter aarde. Al» m
den winter zaait, moeten de bloemD»"
in de warme kas blijven tot het z»»d
kiemd isin het voorjaar kan het cÜl
glas in het licht.
Als de tijne stengeltjes met hun d»,
takjes dicht opkomen, vormt het een aai
genaam en zachtgekleurd bed, nw'mJ
rozen, anjelieren en alle andere bloemt
tusschen steekt. i
Een verzonken stad.
De parzische stad Kutschao, dielj:
een aardbeving geheel verwoest is, i»ind,
aarde verdwenen. Een voerman, die
het onheil ooggetuige was, verhult
hij den 17 januari, kort nadat hij de ih»
had verlaten, een onderaardsch geromud
hoorde, gelijk aan kanongebulder. Hij ng
om en bemerkte een dichten rook en en
slofkolom. Eenige oogenblikken daarna w»
de stad als van den aardbodem wegp.
vaagd. Een consulaire agent te Kattig
die als een wonder werd gered, verhaalt,
dat hij een hevige schok voelde, lort
daarop gevolgd door een tweeden nog sterier
waarop de stad in een diepe kloof ver
dween.
Een vreeselijk fami\u_
drama heeft plaats gehad in een buis van
de rue Montmatre, te Parijs, bewoond door
Piétri, een rijken wisselaar. De zaken van
P.étri gingen zeer goed en het gezin zon
zeer gelukkig geweest zijn, indien verleden
jaar hen niet een groot verdriet getroffen had.
Hun 18-jarige zoon had zich uit liefde-
verdriet zelf gedood. De moeder had nog
meer verdriet over dien dood dan hur
man. Toen deze eergisterenavond thnii
kwam,was hij verwonderd zijn vrouw niet ie
zien; de deur der kamer van zijn zoon was,
op slot; hij deed het slot springen en vond
op het bed, waarop zijn zoon gestorven va*,
het lijk zijner vrouw; zij had zich met
een revolverschot gedood. Radeloos van
wanhoop liep Piétri naar een andere kt
mer, greep een revolver uit een wapenrek
en schoot zich door het hoofd.
De markiezin Berny, die
als een zeer middelmatig zangeres en nog
minder talentvol pianist bekend stond, weid
in een gezelschap uitgenoodigd een lied ten
beste te gevenna lang aarzelen gaf zij
toe maar er was niemand onder de aan
wezigen, die haar kon accompagneeren.
„Dan zal ik het zelf moeten doen,' zeide
markiezin, niet zonder eenige ijdelheid.
„Natuurlijk", fluisterde Dnmss een der
gasten in 't oor, „een ongeluk komt zel
den alleen."
Een huwelijks-aanzoek in
de gerechtszaal.
Voor de rechtbauk te Rochester (Enge
land) is hel volgende voorval afgespeeld!
Een weduwe, mrs- Makrel, was wegens een
poging tot zelfmoord die in Engélnnd
strafbaar is aangeklaagd. Zij had ziek
d. 1. in het water gestort met het voorne
men om zich te verdrinkenzij was ech
ter bijtijds gered. Uit het getuigenvei-
hoor bleek, dat de aangeklaagde door de
uiterste armoede tot wanhoop was gebracht.
Daardoor met het lot van de weduwe be
gaan, trad een man uit toehoorders te
voorschijn, die haar het voorstel deed om
met hem te willen trouwen, welk voorstel
de vrouw onder tranen van dankbaarheid
onmiddellijk aanvaardde. De rechter legde
de vronw, die op zulk een zonderlinge wij'
ze een echtgenoot opdeed, de geringste
straf, die op haar misdrijf staat, op en
veroordeelde haar slechts tot één dag ge*
vangenisstraf.
S P R A N K E L S.
De gebeurtenissen bewijzen slechts de
grootheid der liefde.
Een vriendelijk gezicht i» duur»"
mer dan een mooi gezichtgelukkig, dat
het eerste meer van onzen wil afhangt d»n
het laatste.
Wat is moed? Dapper is bij,
zich gedraagt, zooals het behoort.
De ouderdom verwoest de schoon*
beid niet, hij bekroont haar.
t Is niet voldoende de gevalle0®0?
te heffen, men moet hem ook blijven <>D'
dersteonen.
Het geheim om een ander te ver*
velen, is: alles te zeggen.
De tegenspraak bezielt bet .lisconr»i
daarom is het hofleven zoo vervelend-
Snelpersdruk van J. "Winkel teSchag®11,