Gemengd Nieuws. Verzoening. Twee tegenstellingen. Bier harten. Umstnrz-vorlage is daar bij alle partijen schering en inslag. Reeds bij bare in diening in den Rijksdag was zij tegen den zin van de vooruitstrevenden. Deze te genzin heeft ook bij de meer conser vatieve partijen wortel geschoten, sedert de wetsvoordracht, door de Katholieke centrums belangrijk is gewijzigd. Vooral de paragraat waarbij met straf wordt be dreigd elk, die openlijk het geloof van God of het christendom betwhimpend aanrandt of God lastert, of wie openlijk een der christelijke kerken, haar leeren beschimpt, enz. geeft veel reden tot aan stoot. Ook de regeering wordt door dit be faamde artikel 166 in eene moeielijke positie gebracht. Zij toch heeft open lijk, de Katholieke instellingen bestreden door de Jesuïten als gevaarlijk voor het Rijk, uit den lande te verdrijven. Het zal toch zeker hoogst moeielijk gaan, te straffen, waar de regeering zelve een ver- oordeelend vonnis over het leeren van een der christelijke kerken heeft uitgepro- ken. Van Katholieke zijde is de eisch ter bescherming van een leerstelling vrij gemakkelijk. Door hare inrichting toch, kan de hoogste kerkelijke macht elk oo- genblik vaststellen wat „leer* is. Maar ook daardoor zal de strafrechter mis schien morgen moeten veroordeelen, wat nog gister als eene kerkelijke waarheid gold. Buiten de Katholieke leerstellingen zijn er echter nog andere, waar het niet zoo gemakkelijk is uit te maken, wat als leer vaststaat. Voor wat al dogmatieke moeielijkbeden zal de rechterlijke macht geplaatst worden. En dan de verhouding tu8schen de Christelijke kerken onder ling. In tal van Evangelische geschrif ten wordt het Katholicisme scherp ge- critiseerd, ja meermalen in kwetsenden zin besproken. Zullen wetenschap, onderzoek en vrije gedachten niet elk oogenblik in botsing met de gestelde machten komen Boek winkels, biblotheeken en musea's zullen eene algemeene schoonmaak moeten onder- gaan.want in eeneder voorhanden geschrif ten kon wel een uitdrukking voorkomen, die een steen den aanstoots bleek te zijn. H< t oude Testament met zijne vaak zinne beeldige voorstellingen zou ook al uit de samenleving verbannen moeten worden. Een ander artikel toch zegt, dat strafbaar zullen zijn voorstellingen, die, hoewel niet onzedelijk, het schaamte-gevoel be- leedigen Arm Duitschland, waar de geest van vorige eeuwen aan de bekrompenheid van het heden geofferd za) worden. Een regen van adressen, tegen zulk eene geest- doodende voordracht, komt dagelijks bij den Rijksdag in. Alle standen en krin gen, wereldnamen en vergeten burgers, professoren en leeken, wie leidt en ge leid wordt, vereenigen zich in eene groo- te betooging. Zelfs gemeenteraden zenden petitiën aan de wetgevende macht. Zoo nam de gemeenteraad van Berlijn een adres aan, waarin de Rijksdag beleefd verzocht werd, zijne goedkeuring aan het wetsontwerp te onthouden. Dit schijnt niet naar den zin geweest te zijn van den heer Oberprüsident, van Brandenburg. Hij althans verbood het gemeente-bestuur genoemde petitie bij den Rijksdag in te dienen. Genoemd re- geeringspersoon schgnt al een bijzondereop- vatting te hebben van dsPruisische Grond wet. Daar leest men in artikel 23 Al le Pruisen hebben het recht van petitie, Petitien onder een gemeenschappelijken naam zijn alleen geoorloofd aan overhe den en corporatie. Het bestuur van denStaat heeft zich ech ter niet aaD de hoog vaderljjke verma ning gestoord. Het is zijns weegs gegaan en heefo tevens van de eigenaardige grond- wetsuitlegging van den heer President aan den betrokken minister kennis gege ven. Als regeeringsmannen reeds nu de vrijheid der burgers op ergehjke wijze meenen te mogen beperken, hoe zal liet dan wel gaan, als de wet zelve hun het recht geeft, de minste oppositie, ja de gematigste critiek als een beleediging voor de overheid op te vatten, en te straffen.-' Noch door een kleingeestige wetgeving, noch door den ijzeren arm der bureau cratie, worden deugd en zedelijkheid ge kweekt. Werken, onderzoeken en denken, leveren den grondslag voor wat schoon en waar is. Wie deze drieeenheid zoekt te beperken, verkrijgt het tegenstellende van 't geen hij zoekt te bereiken. Het was in t!e msand December. Koud en guur was op de straat het weer en de scherpe oostenwind wakkerde het open vuur asD, hetwelk de kamer ver warmde. De vrouw, die in een leuningstoel was gezeten, had de voeten dicht bij het vnur geschoven, om van de koesterende warmte te genieten. In de handen hield zij haar haakwerk, waarin zij nu en dan eenige steken deed, om dan weer iü gedachten verzonken in het vuur te staren. Om door 't licht, dat in het midden van het vertrek hing, niet gebit berd te worden, had zij achteloos den rug naar de tafel gekeerd, welke onder de vergulde lamp stond. Naast de tafel lag haar man in een ze tel uitgestrekt, met den rug naar het vuur gekeerd. In de eene hand hield hij een nieuwsblad, waarop hij nu en dan een blik wierp, in de andere hind een sigaar, waarop hij eenige trekken deed, om daD, het hoofd achterover werpende, den rook in dwarrelende kringentjes naar 't licht te blazen. Het was duidelijk, dat hij zich verveel- jde, want nu en dan wierp hij een blik op het venster, als om zijn ongenoegen uit te drukken, dat het weder te koud en te guur was om naar de club te gaan. Ja, wat was anders zijn uitspanning Zijn eeuig verzet was de sp eltafel of het aangaan van weddenschappen op de zeil- en roeiwedstrijden, de sport-ot wie lerwedstrijden welke na en dan werden ingericht, door de leden van de clnb. Dat was zijn d.igelijksch leven. Reeds vijftien winters waren er zoo voorbijge vlogen, sinds hij in het huwelijk verhon- ded wüs met haar, die hij tot levensgezel lin had verkozen, meer om in den stand te blijven waarin hij verkeerde, dan uit op rechte genegenheid. Want, wat zou de wereld zeggen, wan neer hij een vrouw had genomen, uit de zes, was nu het rustbed vaa de zi ke opgesla gen. Zware gordijnen bielden her daglicht buiten. Slechts na eenigen tijd gelukte het de voorwerpen in de kamer nauwkeurig ga de to slaan. Een zwak, beel zwak kinder stemmetje klonk uit de ouderwetache wieg een erfstuk der van Bergon's En die wieg stond naast het bed, op welks wit linnen een vrouwenhoofd zichtbaar was. Na scheur den de Februari walken en de zon brak door, en scheen door de reten der gordijnen naar binnen, als wilde zij de kraoke met haar herstel gelukwenscben. Zij was zoo schoon, zoo liefeljjk schoon, die jonge vronw en nog zoo doorzichtig bleek. De oogen, zij rustten schitterend van geluk en vreugde op haar man, die voor bet bed geknield lag en baar smalle zach te hand met de zijne omvattend, telkens weder en weder aan zijn lippen bracht. „Else," zeide hij met een bewegen stem „Elso, zie, ik had het niet kunnen dragen wanneer gij van mij gegaan waart. Hoeveel heb ik goed te maken, welk een aDgst heb ik gehad „Mijn lieve Cbarly, nooit, nooit zal ik het vergeten, dat gij al die weken niet van mijn ziekbed geweken zijt, en met welk een zorg gjj mij hebt opgepast. Zou dat alles niet rij kelijk opwegen, tegen dat, wat vroeger mijn hart bezwaarde Laat mij het u zeggen, ook ik vergiste mij in de wijze, waarop ik uwe tevredenheid trachtte te verwerven, toen ik gelooide, uwe weoscheu steeds te moeten inwilligen en toen ik, zij het ook onbewust, deelgenoote aan uw onrecht werd ,Else, wat weet ge van mij, spreek dui delijker! ,Ik weet niets, niets bestemds, Charly. Nooit hob ik getracht uwe wegen na te vorschen, nooit slechts één blik in uwe briefwisseling geworpen. En toch wist, ge voelde ik, dat gij mij vreemder werd, van dag tot dag. Ik heb mijngevoe! verlochend, toen ik mg tot een omgang dwong O, Cbarly laat het mij u in dit nur zeggen die mij mijzelf deed verachten. En toch geloofde ik, zondt gij de waarde uwer vrouw het eerste en het zekerste erkennen, wan neer ik mij naast die stelde, die uwe fan tasie hooger en beter doet schynen dan zij i s, en wier onwaarde mij hoe langer boe duidelijker werd. Reeds ook begon deze hoop te wankelen Daar brak het ongeluk Aan moeder stierfDan bad God erbarmen en gaf ons een kind, hij gaf rog u terug- „Else, mijn vrouw, waarom hebt gij mij nooit gezegd, wat u leed deed, waarom waar sebuwdot gij mij niot, waarom „Omdat gij mijne waarschuwing als een last, als een aantasten van uwe rechten zoudt beschouwd hebben. Mijn lieveling gij zijt van klein kind af gewoon geweest uw eigon hoofd te volgen. Ik heb dikwijls genoeg bemerkt, hoe gij degenen beoordeelt die aan nwe luimen en neigingen niet toege ven. Maar wat woorden, tranen en beden niet zouden ten uitvoer gebracht hebben, dat heeft God gedaan. Hij beeft uwe liefde voor mij versterkt en nu nu zal Diets ons meer scheiden, niets P Onze harten zijn nu voor altijd vereenigd in ons kind, in de liefde tot onze Pia. Zal het zoo zijn „Ja en eeuwig ja riep hij nit, vurig hare hand kussende. „Gij zijt een groote, edele ziel, veel, veel beter, dan ik ver dien.' „Overschat mij niet, CbarlyIk strijd slechts om uwe liefde en deed alles slechts ▼oor mijzelf. Niemand zal weten boe ik gestreden heb, maar u, u heb ik het toch gezegd.' „Mijnheer de Luitenant nu moet ik o verwij deren," viel de binnentredende ziekenzuster in, „de doctor heeft een kwartier toe gestaan en nu is het reeds een half uur ge worden „O, het was een half unr vol geluk en zaligheid" sprak Else zacht, toen Char ly zich tot haar overboog en haar goeden dag kuste. Ia zijn kamer aangekomen, wierp Rawlay zich in een stoel. „Mijn hemel, hoe kon ik toch zoo kort zichtig fjjn P Ik hield haar voor een oner varen kind hoe dikwijls hebben ik en Er na om haar gelachen en met hare kortzich tigheid gespot en na hoe ellendig dom en slecht waren wij Nu wil en zai ik een ander leven beginneD en dadelijk ook." Hij sprong op en ging naar de schrijfta fel en spoedig waren eenige regelen op het papier geschreven „Gij zult mij nooit wederzien, leef wel. Ik zal van nu af voor mijne familie leven. Dat is mijn vesten wil. Gij zijt vrij. Vergeet nw Ch." „Zie zoo nu nog: „aan juffrouw Erna Roth," nu is de hoofdzaak gedaan." „Ritmeester Einhans," melde de kamer dienaar. Wordt vervolgd. burgerklas gesproten, die geen bruidschat meebracht, in overeenstemming met de for tuin welke hij bezat? Men zou hem schouderophalend voorbijgaan en achter hem minachtend mompelen: ncèsullisnce, en hij zon de salons voor zich hebben doen sluiten alsware hij een booswicht ge weest. Thans was hij een man, geacht en gezocht, die steeds met eerbied werd beje gend. Doch het huiselijk leven was niet ge lukkig. In het begin gaven beiden blij ken van liefde, van vereering voor elkan der en de huiselijke kring was hem aan genamer dan de salous van de „eportmen* doch weldra doofde die sprankel in bun boezem misschien ook omdat de vriend schap voor elk inder niet diep genoeg had wortel geschoteD, en hun hart als verstijfd, als bevroren was geworden. Zoo leefden zij reeds rijftien jaren bij een in dezelfde enntonigheid. Dagelijks namen zij te zamen het middagmaal en zaten tegenover elkander, ieder aan den breeden kant der tafel, terwijl hij zijde lings een blik wierp op een nieuwsblad en zij hare blikken door de kamer rond liet gaan, zonder de oogen van haren gemaal te ontmoeten. Sprakeloos leefden zij zoo, want beiden zeiden elkander niet meer dan noodig wis. Rnzie kwam dit huiselijk leven nimmer storen, want beiden deden wat zij wilden en ieder hield zijn geheimen voor zich. Zoo koud als buiten het weder was, zoo kond was ook hun hatt. Ir werd gebeld. De ïronw legde het haakwerk op een stoel en spoedde zich naar de deur van de gang, terwijl de meid de voordeur opende. Het was de post die zijn boodschap afg»t met zijn gewone zangerige aankondiging: Mijnheer en mevrouw Goud". Dit was hun naam. De dame nam den brief van de meid en trad in de kamer, onder het lamplicht, om het adres te lezen, zonder dat hij het hoofd ophief van het zakboekje, waarin hij schreef. Ziende dat de brief het adres droeg van mijnheer en mevr. Goud en bijgevolg be stemd was voor de vereenigiug, waarvan zij haren man als het hoofd erkende, leg de zij stil den brief naast zijn zakboekje en nam haar plaats bij het vuur weer in. Hij verbrak den omslag, doorliep het schrijven en overhandigde het dan schou derophalend aan zijn wrouw met de woor den „JeaDnette, een uilnoodiging van uw broer.' En hij hernam zijn notities. Zij kwam terug onder het licht, las de regels, vouwde den brief toe, terwijl zij hem vroeg „Wij nemen zekor die uitnoo- ging aan „Wat zouden wij anders?' antwoorde hij schonderoptrekkende, „wij hebben al elk jaar zijn verjaardag bij hem doorge bracht en vermist daar het vereenigings- pnnt uwer familie is, mogen wij niei ont breken.' En ren briefkaart nemend, schreef hij aan zijn schoonbroeder, mijn heer Maas, de uitnoodiging met de groot ste vreugde te aanvaarden. Het was feest in de salons van mijn heer en mevrouw Maas. Lieden, die reeds den winter huns levens waren ingegaan zochten hun plaats dicht bij het open vuur; zij spraken met menschen van mid delbaren leeftijd over ernstige zaken, tir- wijl do jongere, die nog in de lente hans levens waren, zich vermaakten om en bij do piano en nu en dan een lied lieten hoo- ren, dat de goedkeuring van de toehoor ders uitlokte. Alleen kleine George, het twaalfjarig zoontje van de echtgenooten Maas, maakte geen deel uit van het luidruchtig gezel schap. Stil van aard, lieftallig eu vriende lijk, was het de vriend van ieder en vond steeds behagen in het doorbladeren van prentenboeken en albums. Thans zat hij naast grootmoeder en door liep met aandacht het familiealbum, zoe kende of er niemands beeltenis in ontbrak, en beurtelings aan grootmoeder uiileggen de, dat deze of gene persoon reeds ver anderd was volgens het vroeger gemaakt portret en zich wter opnieuw zou moeten laten photographeeren om bet album te verrijken. Op eens vestigde hij zijn groote blauwe oogen op mijnheer en mevr. Goud en dan weer op het portret, dat hij voor zich had; eindelijk sloeg hij het boek toe en ging naiir zijn oom, dien hij zachtjes op den arm tikte. Goud keerde zich om, legde de hand op den schouder van den knaap en hem de wang streelende, vroeg hij,wat schoons er in zijn album te zien was. „Ik kom u iets vragen, oom,* zeide de knaap lachende, „en ik hoop, dat gij het voor mij wel zult willei) doen „Wie zou aan u iets kannen weigeren,' antwoordde mr. Goud, ten minste als het mij mogelijk is te voldoen.' „Ik heb uw portret in mijn album, oom, maar gij staat er op zonder knevels. Gij moest u neg eens opnieuw laten pho- tographeereD, met tante in haar wit kleed.' En kleine George opende het album om het aan oom te toonen. Een zichtbare aandoening maakte zich meester van den heer Gond, terwijl zijn blik genageld scheen op het portret, het welk hem voorstelde op den dag van zijn huwelijk, toen hij nog gelukkig was aan de zijde zijner vrouw, in bruidsgewaad. Kleiue George had zich ook tot tante gewend om hare toestemming te bekomen, zich opnieuw ta laten pho'ographeeren eu deze bad haren stoel w«t dichter bijgeschoven om het vroegere portret te Een zenuwtrekking liep baar door hp lichaam bg de herinnering aan die ver vlogen tijden, en hel rood der schaamte kleurde haar wangen, wanneer zij dacht aan die konde onverschilligheid, die hun het leven als vergiftigde. Zij sloeg haren arm om den hals van kleinen George en omhelsde hem in ver voering. Hij ook, zonder een woord te spreken, omhelsde den kleine op hetzelfde oogenblik en zijn voorhoofd raakte het voorhoofd zijner vrouw. Beide echtelingen zagen elkander aan en hun oogea spraken tegolijkeitijd het mea culjxi nit. Kleine George had het ijs gebroken 1 De tempel van het geluk. Een ver moeid reiziger besteeg eens het laatste deel van een steil en moeielijk pad, dat naar den top van een berg leidde. Daarboven, zeide men, stond de tempel van het ge luk. Onze reiziger haastte zich, omdat hij hem wilde bereiken, vóór zijn krachten hem begaven. Het vooruitzicht maakte hem moedig. Eindelijk bereikte bij het doel en klop te driftig aan. Een oud man met sneeuwwit te hareD, opende hem de poort van het ge heimzinnige gebouw. Als hij den reiziger zag, glimlachte hij droevig en zuchtte: Alweer een!" Maar de reiziger lette er niet op, en vroeg toegelaten te worden. De grijze poortwachter legde vriende lijk zijn hand op des vragers arm en zei de zachtDit is niet de tempel van het geluk. Die ligt niet in het gebergte op een onbereikbaren top. Maar in de laagte moet gij hem zoeken.' De reiziger ver bleekte. Kan ik dan niet hier blijven en mijn laatste levensdagen in vrede slij ten?' vroeger bij bijna smeekend. Maar het antwoord luidde; „Neen, gij behoort terug te kteren op uw schreden en de menschen te waarschuwen, dat de tempel van het geluk in hnn midden staat en dat de poorten altijd open zijn, dat ieder er elk oogenblik kan binnentreden. Die tempel is altijd onder de menschen geweest onder het werk en de insprnning. Ieder, zoowel de geringste, als de voor naamste, kan en mag er binnentreden. Gij moet hpm elk6n dag van nw leven voorbij zijn gekomen. Het is esn eenvou dig, eerbiedwaardig gebouw*. De uitgeputte reiziger wilde zich toch nederzetten, maar het werd hem niet ver gund. „Neen! voort ^moet ge", heette het bij vernieuwing. „Zet gij u hier neder, gij staat nooit weder op. Uw leven is wel ge deeltelijk verloren gegaan door dezen ver- gjtfschen tocht, maar ge kunt anderen be waren voor dezelfde teleurstelling. Keer terug en doe allen terugkee- reö, die ge op weg hierheen ontmoet, en zeg hun; die nog beneden zijn, dat de tempel van het geluk niet prijkt in een ver en vreemd oord, niet op een hoogen bergtop, maar dat hij stil verrijst in de groote vlakte vol menschen, waar de ste den gebouwd worden, waar het koren grotit, waar mannen en vrouwen hun al- ledsagsohen arbeid verrichten". De reiziger keerde nu terug en tracht te, maar meest tevergeefs, ook anderen te doen terugkeeren. Ach, waarom geloofde men hem niet A. C. Nieuw Leven. Bij ruw weer op zee. Een verkeerd begrepen handeling. Bange ouwe juffrouw trekt een oud heer tje, dat zich al niks lekker gevoelt uit den soes aan den armMeneer zou u den kapteio niet willen opzoe' en, wij zij stellig in gevaar. Ik heb op den man am het wiel gelet, hij draait het dan naar deu eenen, dan naar den andereu kant, en weet zelf niet wat hij wil De voortreffelijke natuur- onderzoeker Newton had een ambtgenoot, die 't bestaan van God loochende en be weerde, dat alles er van zelf gekomen was. Op de tafel van Newtons studeerka mer stond een prachtige hemelglobe. De ongiloovige geleerde bezocht hem op zeke ren tijd en was opgetogen ovtr dit schoo- ne stuk. Wie heeft die gemaakt,' vroeg hij. „Niemand,' luidde het antwoord, „die is er van zelf gekomen." De Godlooche naar begreeg Newton en zweeg. Een dolle hond. Een vreeselijk ongeluk is onlangs in Oxford gebenrd. In de anatomiesche zaal der universiteit werd ter onderzoeking een reus achtige, door hondsdolheid gekwelde hond gebracht en aan een touw vastgebonden. Het touw was echter te zwak, want het gelukte het beest zich los te rukken, en het stoitle zich, juist terwijl de beroemde professor Neil stond te oreereD, op een der studenten. Er ontstond toen een vreeselijk verwarring. Allen verloren hun tegenwoor digheid van geest en zij liepan als gekken rond. Het dolle dier beet den een der stu denten ca den auder. Zeker zon niemand der aanwezigen heelhuids weggekomen zijn, als de student John Payons niet zoo moe dig geweest was om den hond met een grooten schaar onschadelijk te maken. V an de gebeten studenten gaven drie on der vreeselijk lijden den geest; vier liggen nog hopeloos ziek. Uit Petersburg wordt g e - meld, de ontdekking van een soort Pana ma-knoeierij bij den aanleg van den Trans-Siberischon spoorweg. Een ingeni eur beging zelfmoord, twee anderen werden weggejaagd; er word» een onderzoek inge steld. Men spreekt van een verduistering ten bedrage van 15 millioen Roebel. Op het congres voor inwe-idift kunde vertoonde de Obermedizi^t linger een aantal buitengewoon teD, die men vroeger vossenhanïï* ^1 de, maar in een stad als Münch met den naam „bierharten' kanei1 den, daar zij trouwens door het tig gebruik van bier ontstaan. Het zijn reusachtige organen d' groot deel van de borstholte ionè® vertoonen een volkomen gelijk®..81' pertropbie zonder eenig gebrek, 6B paard met hypertropische nieren. tienten, gewoonlijk koetsiers van k- gens, maar ook waschvrouwen n»J#N enz., worden wegens ademnood inTJJS pitaal gebracht, en sterven in 4 0« gen. 5 i Een aardige plant 0m vulling te gebruiken, waarin men af.1 1 den bloemen zet, is de gewone aaptw^f Men neemt een bloempot, mandof88' valt die voor drievierden met aardt er vrij dicht het aspergezaad in ei het met 2 centimeter aarde. Al» er vrij dicht het aspergezaad in en het met 2 centimeter aarde. Al» m den winter zaait, moeten de bloemD»" in de warme kas blijven tot het z»»d kiemd isin het voorjaar kan het cÜl glas in het licht. Als de tijne stengeltjes met hun d», takjes dicht opkomen, vormt het een aai genaam en zachtgekleurd bed, nw'mJ rozen, anjelieren en alle andere bloemt tusschen steekt. i Een verzonken stad. De parzische stad Kutschao, dielj: een aardbeving geheel verwoest is, i»ind, aarde verdwenen. Een voerman, die het onheil ooggetuige was, verhult hij den 17 januari, kort nadat hij de ih» had verlaten, een onderaardsch geromud hoorde, gelijk aan kanongebulder. Hij ng om en bemerkte een dichten rook en en slofkolom. Eenige oogenblikken daarna w» de stad als van den aardbodem wegp. vaagd. Een consulaire agent te Kattig die als een wonder werd gered, verhaalt, dat hij een hevige schok voelde, lort daarop gevolgd door een tweeden nog sterier waarop de stad in een diepe kloof ver dween. Een vreeselijk fami\u_ drama heeft plaats gehad in een buis van de rue Montmatre, te Parijs, bewoond door Piétri, een rijken wisselaar. De zaken van P.étri gingen zeer goed en het gezin zon zeer gelukkig geweest zijn, indien verleden jaar hen niet een groot verdriet getroffen had. Hun 18-jarige zoon had zich uit liefde- verdriet zelf gedood. De moeder had nog meer verdriet over dien dood dan hur man. Toen deze eergisterenavond thnii kwam,was hij verwonderd zijn vrouw niet ie zien; de deur der kamer van zijn zoon was, op slot; hij deed het slot springen en vond op het bed, waarop zijn zoon gestorven va*, het lijk zijner vrouw; zij had zich met een revolverschot gedood. Radeloos van wanhoop liep Piétri naar een andere kt mer, greep een revolver uit een wapenrek en schoot zich door het hoofd. De markiezin Berny, die als een zeer middelmatig zangeres en nog minder talentvol pianist bekend stond, weid in een gezelschap uitgenoodigd een lied ten beste te gevenna lang aarzelen gaf zij toe maar er was niemand onder de aan wezigen, die haar kon accompagneeren. „Dan zal ik het zelf moeten doen,' zeide markiezin, niet zonder eenige ijdelheid. „Natuurlijk", fluisterde Dnmss een der gasten in 't oor, „een ongeluk komt zel den alleen." Een huwelijks-aanzoek in de gerechtszaal. Voor de rechtbauk te Rochester (Enge land) is hel volgende voorval afgespeeld! Een weduwe, mrs- Makrel, was wegens een poging tot zelfmoord die in Engélnnd strafbaar is aangeklaagd. Zij had ziek d. 1. in het water gestort met het voorne men om zich te verdrinkenzij was ech ter bijtijds gered. Uit het getuigenvei- hoor bleek, dat de aangeklaagde door de uiterste armoede tot wanhoop was gebracht. Daardoor met het lot van de weduwe be gaan, trad een man uit toehoorders te voorschijn, die haar het voorstel deed om met hem te willen trouwen, welk voorstel de vrouw onder tranen van dankbaarheid onmiddellijk aanvaardde. De rechter legde de vronw, die op zulk een zonderlinge wij' ze een echtgenoot opdeed, de geringste straf, die op haar misdrijf staat, op en veroordeelde haar slechts tot één dag ge* vangenisstraf. S P R A N K E L S. De gebeurtenissen bewijzen slechts de grootheid der liefde. Een vriendelijk gezicht i» duur»" mer dan een mooi gezichtgelukkig, dat het eerste meer van onzen wil afhangt d»n het laatste. Wat is moed? Dapper is bij, zich gedraagt, zooals het behoort. De ouderdom verwoest de schoon* beid niet, hij bekroont haar. t Is niet voldoende de gevalle0®0? te heffen, men moet hem ook blijven <>D' dersteonen. Het geheim om een ander te ver* velen, is: alles te zeggen. De tegenspraak bezielt bet .lisconr»i daarom is het hofleven zoo vervelend- Snelpersdruk van J. "Winkel teSchag®11,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 2