Zondag 5 Mei 1895 39ste Jaargang Ho. 2987 Politiek overzi® flor week. Han§ von Suilenberg'. J bijvokgskl. Rotterdam, 2 Mei 1895. XLIV. Ia de Zomerhofstraal, een onzer nieuw ste straten is Maandag een moordaanslag gepleegd. Op een man; die zijn minderja rigen zoon nit de kroeg kwam halen werd door den kastelein een pistoolschot gelost. Dit is u waarschijnlijk bekend. De da der was een schobbejak, van wien men, naar luid der oordeelvellingen van de bu ren f zoo iels* al lang verwacht hadde vader was een driftig man, die misschien te dezer gelegenheid meer gezegd heeft dan hij verantwoorden kon. Maar dit doet alles niet ter zake, het feit is den lezers van dit blad zeker reeds bekend, w«ar ik op neer wil komen, en daarom releveer ik de gebeurtenis, d»t is deze omstandigheid een jongen van 15 ja ren wordt door zijn vader uit de kroeg gehaald en is indirect de oorzaak dat op dien vader een i pistoolschot gelost wordt. Een jongen van 15 jaar met kornuiten in een smerige kroeg I O, 't is een treurige bezigheid, eens zorgvuldig na te gaan, hoe de jongelui vau dezen tijd in een grooten stad zich trachten te amuseeren. Dit is even treu rig bij den zoogenaamd gegoeden burger- stond als bij den werk nansstand eu de wan gedragingen der jonge lieden nemen met den dag grooter afmetingen aan. Er komen op de rollen van onze ka mers van strafzaken vele namen voor van lieden beneden de twintig jaren. Begon nen wordt met slechte kameraden, zuet uitgaan en drinken wordt voortgezet, dan volgt spelen en vechten en stelen, en terechtstaan is het slot. Voor minstens twintig procent van de arbeidersjon gens! En nu spreek ik nog niet eens van het vaak daarop volgend verdriet van ouders, broeders en zusters. Voor de weihebbenden is het slot van de zelfde loop van z«ken minder ellendig; ddar eindigt de niet-goed willende met spelen en dan moet p*pa, die heel zijd leven hard gewerkt heeft; voor den zoon in de bres springen. 't Is een ellendige affai- re. De werkmanszoon wordt betrekkelijk vroeg /^volleerd,"van school genomen,onont wikkeld in den regel, nog niet gewend goed door te denken en als dan niet een zorgvuldig vader tusschenbeiden komt, F E U 1 L L E T O N. valt hij, zooals hij reilt en zeilt in han den van vrienden. Men begint in 't ge niep koffiehuizen te bezoeken, waar gewe- lenlooze kasteleins aan het hoofd staan, die er volstrekt geen bezwaar in vinden een jonger-dan-zestien-j irige sterke drank te tappen, daardoor plegend een dubbele wetsovertreding in den regel, want meest- hebben zij geen vergunning. Men vindt in de Maasstad dtze zooge naamde ^stiekeme jongenskroegjes" bij tientallen in stegen en achterbunrtstraten, soms zelfs in straten met druk verkeer en langen tijd ongestraft oefenen de heeren kasteleins hun smerig handwerk uit. Hij heeft een biljart of hij heeft kaart-, triktrak- en domino-spelen, die hij de jongens gratis of tegen een kleine vergoe ding afstaat. Als hij geen vergunning heeft, kunnen de jongens „gauw achter de toonbank" of in de achterkamer hun borrels door-slokken. Zij kunnen er hun zakcenten verzuipen of verspelen, om ten slotte dronken aan de deur te worden gezet. Om een haverklap ziet men tegenwoor dig een hoop dronken jongens over de straat zwieren en heel dikwijls wordt er een van dat slag door dienders naar 't bureau gebracht. In den regel de schuld van te zwakke leiding en een glad verkeerde opvoeding door de ouders. De jongen wordt te veel aan zijn lot overgelaten en in de vrijheid van zijn leelijk doen groeit hij op tot dronkaard en ellendeling. Door de zwakte der ouders wordt steeds bet zuipersgeslacht van de naaste toekomst gekweekt I De jongen uit den nttten burgerstand vindt niet kroegen van 't bedoelde soort, maar hij zoekt het in erger inrichtingen. Hier, in den regel, ook alweer de schuld bij de oudersde jongen is zoo goed voorzien van geld altijd, pa me ent dat een jongruensch van #ouzen stand" mee moet doen, dat is zoo #bon-ton", dat bij 't is absurd maar waar dat bij moet leven leven. Jawel,goed zoo! leeren leven! in zulke seholenWat zullen die lessen heerlijk voor de toekomst werken In het algemeen, vind ik, kan daarop niet met te veel ernst gewezen worden, want het leit dat een enkele goede vader de meesten laten het er lui bij zijn minderjarigen zoon uit een kroeg moet halen, is veeese'.ijk bedroevend, een treurig verschijnsel dat, met onze bescha ving, met onze ontwikkeling, met onzen trisschen kijk op maatschappelijken ver houdingen, niet meer van onze dagen we zen mocht 't Is eigenlijk heel treurig, dat wij ver plicht zijn over deze dingen te schrijven na, terwijl er in geheel ons stadleven een kalm-lief gevoel van gelnk, zacht met hel vriendelijke voorjaatswindje, neerdialt. Want de lente is nu voorgoed geko men, de jonge blaadjes aan de arme hoo rnen die maandenlang in droeve naaktheid in onze straten gestaan hebben, de armen klagend opheffend tegen de lucht van lood, de jonge blaadjes werpen een helJer-groen vau nieuw-leven, wolkend over onze stra ten neer. Wij Rotterdamsche stadsmenschen die gewoon zijn heel hard te werken over het algemeen wordt er in de Maasstad verbazend hard gewerkt, gevoelen voor al de liefde en de vreugde van het jonge natuurleven. Maandenlang hebben wij hem gewacht, den eersten voorjaarsdag, en troosteloos kletterde de regen neer als wij het buiteD zijn welstand vroegen, maandenlang, en wij wachtten op wat zon en wat warmte, bi ig boven onze moede hoofden de nat- grijze regenlucht. M«ar nu is de eerste Meidag gtkomen met veel schitterend zonnelicht en heerlij ke volle warmte. O, gij kunt u misschien niet voorstel len, hoe groot de vreugde daarover in een arme stad wezen kan, men spiedt eiken dag, elk uur, of er nog geen knoppen gebarsten zijn aan de boomeD; men spied: eiken morgen, eiken middag, eiken avond, in elk vrij oogettblik, hoe de lucht staat, hoe de zod is. Eu als dan het langverwachte versche nen is, dan gaan, als ware 't een afspraak, jassen uit, dan loopen de menschen in kort-afgesneden jacketjes over wit-schitie- rende straten, vreemd en lachwekkend als zwarte naakte figuurtjes, met slaande ar men. Maar ach, 't is zoo heerlijk, zoo heerlijk De eerste Meidag is geproclameerd door de revolutionnaire arbeidspartijen tot eeD feestdag, een dag van rnst en van luid-pro testeeren tegen de bestaande toestanden op dit ondermaansche. De couranten hebben reeds medegedeeld dat iu bet biunenland en in het buitenland op vele plaatsen deD len Mei is gevierd. In Rotterdam is dat niet geschied. Wel heelt men in het Circus-gebouw aan de Zomerhoistraat een meeting ge houden waar bekende sociaal-democratische sprekers het woord voerdeD, tn daar wa ren wel menschen ook, nraar beteekenis voor de arbeiders beweging als zoodanig heeft een dergelijke betooging te Rotter dam niet. In Rotterdam vindt een revolutionaire beweging geen voedsel en zelfs geen steun. Daar heerscht, in 't algemeen genomen en in verhouding tot alle andere steden, ROMAN VAN 9. „God behoede nt* had Else baar man toegeroepen, toen bij wegreed, heen naar den oorlog. No was zij alleen met baar kind, en met dnbbele zwaarte drnkte haar nn het leed en het verdriet. „God beeft bet niet gewild, dat ik hem verlaat,* herbaalde zij in zichzelf, kaar kind met een treuiigen blik a&Dzierde, .ik ral u nw vader niet ontnemen, mijn lieveling!" Yan dag tot dag werd baar de gedachte ondragelijkerniet meer voor baar man te kunnen zijn, wat zij zoo gaarne zijn wilde zijn trots. Het besluit, hem zijne vrijheid terug te geven, werd met den dag vaster en klzarder. Stond hem, den mcoieo jongen man, niet de wereld open, wanneer bij vrij was ook nu nog, nadat bij zijn ver mogen verloren had? Hij zon baar ver geten voor een andere 1 Zon hij haar dan nog lieibebben? En zp Zij dacht nauwelijks aan zichzelf en aan haar nameloos verdriet. Io overleg met een advocaat, zorgde zij, dat alle voorbereidende maatregelen genomen werden en dat dadelijk na den terugkeer van harly de scheiding zon kurtneD worden uit gesproken. In mevrouw von Einbaus vond Else in e?en,.rwa*eD 'ijd een trouwe, opofferende vnen id. Gezamenlijk lazer) zij al'e oorlogs- ertc en en telegrammen, bestudeetden vlij- tg e te *o gen rentes en beredeneerden wiisgeertg de kans op overwinnen ot verlie- Eindetijfe gebeurde er iets, dat al de goece voornemens van Else in duigen wierp, Ann. kwam haar op een deg op een cn- 1 beïAkeB R,fd" ^8 ont.t.ld s? Au,i' "°ee ®f geschied, Anni, is Charly-» toch bV0 Tl 1 D.'et gevaarlijk, maar bet toch beter dat ge 't weet. Ziehier het te legram van mijn man." Haastig rukte Else het papier nit Anni's handen en las: „Rawlay heeft als een leenw bij Horeno- ves gevochten, vijftig paarden bnit gemaakt. Hij kreeg een sabelhouw. Zonder gevaar. Zijn vrouw bericht doen. Ik gerond. Einbaus." „God zij geloofd, bij leeft en was dapper!* riep Else, de handen dankbaar opheffend. „En geve de hemel mij gelegenheid, een deel van het leed af te wenden, wat Char ly met mij op zijn schouders kreeg, al was het dan ook buiten mijn scbnld. O Anni, als ge wist wat of wij dezen laatsten tijd al niet hebben ondervonden." „Ik weet alles en heb ook zonder woorden te verspillen diep medelijden met n gehad.' „Gij zijt mijn lieve, trouwe vriendin, An ni. Hoe menige vrouw zon den omgang ge broken hebben met de dochter van een „O, zeg dat niet. Zeg mij alleen, wat gij nn denkt te doen?" „Wat mijn plicht is, en wat mijn bart mij voorschrijft. Ik reis nog heden af, om Char ly te verplegen of hem hierheen te brengen." „En dan mag ik op nwe kleine Pia pas sen, ik zal zoo goed als haar moeder voor haar zorgen." „Trouwe Anni! Dank!" HOOFDSTUK TWAALF. De korte veldtocht was geëindigd, de vre de van Nikolsborg gesloten. Op een herfstavond van het jaar 1866 stonden drie Ulanen-officieren op het voor pleintje van het eerste klasse hotel vaneen provincie-stadje in Hannover, Het begon reeds te schemeren. Een mooi werk, een nieuw regiment te formeeren?Wordt nit dezen warboel maar wijs; boe er nog iets goeds van komen moet, is mij een raadsell En, ik ben maar blij, dat er tenminste drie afdeelingen in elkander zit- ien en nn zullen de knrassiers ook wel spoe dig" hij zag op zijn horloge „een uur duurt het nog, Diet waar luitenant?" „Om 6 unr 55 komt de trein aaD, over ste, dus nog 23 minuten," antwoordde de nog joDge officier, die rtog maar sinds een poar dagen de adjndants-strepen droeg. „Luitenant Altenkamp, zeg mij nog een maal de namen der officieren, die nn aan stonds met den trein mede moeten komen?" „De ritmeester is een graaf Grober en de officieren hei ten von Krawarn, von Oden- berg en von Rawlay zoo wordt geloof ik die nanm uitgesproken „Rawlay, juist van de garde—dra gonders. Ik ken zijne zuster, getrouwd met generaal van Papenburg. Volgens particu liere beriohten is bij getrouwd met een ba ronnesse von Bergen." „Zij moet mooi en verstandig zijn, ik sprak zooeven iemand die haar had leeren kennen," meende de majoor. De adjudant meldde dat de bel van aan komst gelnid had. „En, dan eindelijk het laatste rit. De hee ren hebben toch hunne paarden besteld? Wij zollen de nieuwelingen tot de kazerne ver gezellen, als we tenminste die oude kloos- terruïne zoo noemen mogen." Juist reden alle drie de laadplaats op, toen de trein het station binnenstoomde, Weldra kwamen de officieren hnnne opwachting ma ken en na een paar nnr zaten allen bijeen aan een vrij goed voorziene tafel. In een eenvoudige bovenkamer had Raw lay zijn verlijf gekregen. Hij pakte zijn reis koffer uit en zette bet portret zijner vrouw voor zich op tafel. Hij was onveranderd. Slechts een roode streep over de rechterzijde van zijn voorhoofd teekende nog den ontvangen sabelhouw in den krijg ontvangen en de ridderorden op zijn borst waren de duidelijkste bewijzen zijner dapperheid. „Dus hier zal ik mijn verblijf moeten hou den, in dit nest, God weet voor hoe lang." klonk het mismoedig. Bij gine de genoegens en voordeelen na, die dit kleine garnizoen hem sou kunnen aanbiedeD. Was bij in Ber lijn gebleven, hij zoo zich op de eene of andere manier er uit gered hebben. Maar hier? „Eiet eens een prettige, vroolijke club,* zeide hij, terwijl hjj zijn zware beurs op la- fel legde. Hoelang zonden die 8000 thaler doren, die hij in de laatste weken aan het gelnk ontwrongen had? Die arme Else, zjj had hem zoo tronw en opofferend ter zjjde gestaan en verpleegd. „Erna heeft gelijk, zij is een verstandige vrouw," onderbrak bij zijnen gedachtengang. Hij richtte zijn blik op het beeld voor zich. „Zij zal zich er in moeten schikken mij dikwijls te zien uitvliegen." Peinzend steunde hij zijn hoofd op beide banden. Lang kon bij het hoofd zoo niet boveD water honden, wanneer de kaarten hem niet een weinig hielpen eD hem genoegdoening gaven voor alles, wat het noodlot nog bij beu goed te maken hsd. „Mijn vrouw en die schoonvader 1" riep hij nit en lachtte luid en hartelijk. Met grootte stappen ging hij op en neer en liet zijn gedachten den vrijen tengel. zeer weinig armoede en daardoor zeer wei nig ontevredenheidWant als de werk lieden gfootendeels bootwerkers, eenigen tijd niets te doen hebben, dan wordt de daardoor langzaam opflikkerende vlam van ontevredenheid, dadelijk weer gebluscht als er in eens eu in grooten voorraad we derom werk komt. De eerste Meidag is als arbeiders-protest dag mislukt, maar heerlijk is hij, voor allen gekomen, in onze kon de, doode stads wereld. I) Buitenlandsch Nieuws. RUSL AND.FRAXKRIJKenDUITSCH- LAND hebben in afzonderlijke nota ge protesteerd tegen het vredesconlract van SIMONOSEKI.Ziedaar het begin der troe belen, waar we reeds in een vorig overzicht op wezen, 't Is natuurlijk in de eerste plaats het Tsarenrijk dat ce ver grooting van Japan met reden vreest. Door het bezit van het Schiereiland Li- antong de Pescadoren en Formosa slin gert Japan zich met een gordel om het Chineesche rijk heen, elk oogenblik daar door in staat om China tot alle mogelijke consideraties te dwingen. Het onbehol pen Hemelsche Rijk zou vrijwel een vazektaat van Japan worden: Door den invloed op het vastland van Oost-Azië vreest Rusland in zijn eigen bewegingen en oogmerken belemmerd te worden. Het vruchtbare Mantsjoerije is reeds lang een begeerig kleinood voor den Rus skeken kolos, vandaar moet voorkomen worden, dat de Japansche macht dit zou kunnen verijdelen. Dat Frankrijk zich ter wille van Rusland ook tegen Japan heeft verklaard is te begrijpen, maar dat ook Duitschland tegen het vredesver- verdrag in verzet is gekomen,had men niet verwacht. Duitschland is wel het laatste rijk, dat den overwinnaar de vruchten van zijne behaalde zegepraal mag betwisten. De Japansche bladen wijzen terecht op 1871. Toen anexeerde Duitschland Elzas en Lotharingen en eischte tevens een oor logsschatting van 5 milliarden. Wat voor toen gold, is voor het heden geene on billijkheid. Wel pogen enkele Duitsche bladen deze beschuldigingen te weerleg gen, door er op te wijzen dat Duitsch land slechts eigen provinciën terugnam. Dit mag voor den Elzas waar zijn, een feit is het echter, dat het grootste deel van Lotharingen zuiver Fransch is. Zoo verzet men de bakens. In Frankrijk is men over 't geheel ontstemd over het sa mengaan met Duitschland. Zelfs het feit, dat Rusland de derde in dit verbond is, kan het patriottisme niet verzoenen. Ook tegen Rusland dat wel den steun van Duitschland heeft willen aannemen is men vertoornd. Men vertrouwt den jon gen Tzaar slechts maar ten halve en vreest; dat zeer hooge invloeden ten voordeele van Duitschland werkzaam zijn Men verwijt het Russische volk reeds van ondankbaarheid, wijl het slechts zoo lang Franschgezind bleef ak Frankrijks milliarden voor hen beschikbaar waren. Nu men uit den brand is geholpen leent men alreeds het oor aan Frankrijks Erf vijand. Wat is dat Fransche volk toch dom bij al zijn wijsheid, oppervlakkig bij zijn vernuft, wantrouwend bij zijne innige vriendschap. Ak wij de ongemotiveerde uitvallen der pers, het afwassende getij van den volksgeest, die wijfelende houding der overheidspersonen waarnemen, zooak zij ons bij den dag door vertrouwbare bla den worden geschilderd, dan denken wij onwillekeurig aan de sclioone poëtische beschrijving, die een der grootste vlaam- sche dichters van het Fransche volk geeft. De onvergetelijke Frans de Cort zegt onder meer van hen De Franschen zijn te huk in 't praten, Al zijn ze 't ook in 't zeggen niet; De woordenvruchtbaarste advocaten Ontluiken op hun grondgebied. Om Calembours aaneen te flansen Is niemand vlugger bij der hand, Och Heerverleen dien geestigen Franschen Ook iets of wat gezond verstand De Franschen hebben uitgevonden, Indien men hunne auteurs vertrouwt, Al wat op beide halveronden Het volk voor schoon en wonder houdt. Eiet een, die pronkt met lauwer kransen, Of hoort hun toe aan eenen kant Och Heerverleen dien geestigen (Franschen Ook iets of wat gezond verstand De Franschen, eige moest ze hooren, Wanneer 't soldaten-glorie geldt! Ze hebben nooit 'n slag verloren, En liegen doet wie anders meldt. Waar zijn de legers, waar de schansen, Die zij niet hebben overmand Och Heer verleen dien geestigen Fran schen Ook iets of wat gezond verstand Juist't Is meestal het gezond ver stand, dat hen in den steek laat. Zij gelijken in hunne verhouding tot Rus land, den jaloerschen, ijverzuchtigen min- AU een lichtvaardig kind bad hij gehan deld en was door zijn eigen lichtgeloovig- beid ten onder gegaan, dat wilde hij nn zien terug te winoen, slechts met wat meer voor zichtigheid. Else, ja, dia was hem nu in den weg. Het was (och maar befer geweest, als bij haar wensch maar ingewilligd had, dan waren zij nu vrij geweest. Beiden vrij, zij en hij. „Het is een dwaas en bijzonder ding dat zoogenaamde hart Ja, ja. En toch had ik niet die wond gekregen, dan was zij niet gekomen om mij te verplegen en dan Hij bad zich reeds zoo gelukkig gevoeld bij zijn aanstaande vrijheid! Erna had het hem ook zoo aangeraden 1 Hij lachte weder sarcastisch „En toch weet zij, dat er geen stuiver meer aan mij te verdienen is." Ja, was hij bij haar (gebleven, boe geheel anders zonden de zaken dan nu staanMaar wie kan het verleden terugroepen Wat men bezitten wil, moet men van de toekomst eiscbeo. En bereiken wat men hebben wil, kan men alleen verkrijgen door wagen, moe dig wagen„Slechts winnen niets verliezen te kunnen, dat is het heerlijkste standpunt dat een mensch kan innemen. Ha ha 1 hal* HOOFDSTUK DERTIEN. „Dus znlt ge morgen Berlijn den rog toekeeren en u in dat kleine stadje inkwar tieren, lieve Else?' vroeg mevronw von Einhans, hare vriendin in het salon bren gend. „Eu moet gij eerst nw hoed afzetten en neen, neen, geeDe uitvluchten of ver ontschuldigingen. Mijn man komt ook wel dra en dan gebruiken wij samen de koffie. Zijn nwe goederen reeds weg?" „Gelukkig wel, vandaag de laatste wagen en ik heb nog slechts Pia, de kindermeid en drie koffers met kleederen over te bren gen. Van avond 9 nnr 30 gaan wij over Maagdenburg Kassei naar ons nicnw thuis." Zij hadden plaats genomen, en terwijl Else sprak, rustte Anni's oogen vragend en vorschend op de edele trekken harer viieu- din. Uit het vriet delijke, vroolijke kind El se, was in weinige maanden een ernstige, eene te ercsiige vroow geworden. Dat afge- loipen jaar scheen haar oogen dieper en ëod scherperen trek om haar mond gemaakt te hebben. En toch was Else echooner, haar gezichtsuitdrukking edeler, verhevener dan ooit te voien. Wel waren hare wangen bleek geworden, maar een vaste wil sprak nit kaar rustige, indrukwekkende houding en bedaarde manier van spreken. „Gij ziet mij zoo vragend aao, lieve An ni," zeide zij nu lachend. „Gij vindt mij veranderd in de weinige maanden, dat ik hier ben. Maar de levensstorm beroert ons niet, ronder sporen achter te laten, en wan neer ik verouderd ben, trots mijn negentien jareD, dan heeft het leven mij daarvoor le venswijsheid in ruil geven." „Mijn lieve, lieve Else," zeide Anni, ha re hand drukkend, „geloof aan mijn innige deelname in alles wat het lot n brengen mocht en hetwelk ge met zulk een zeldzame moed zijt tegemoet getreden." „Toch ligt er nog een levensweg voor mij, die nog meer zelfverloochening, nog meer opoffering eischt, die Zij zweeg onwillekeurig en Anni streelde andermaal de doorzichtige vingers, toen zij reide „Heb vertrouwen in mij Else, zoo- als gij het mij zoo dikwijls reeds hebt bewezen. Zijn nieuwe zorgen weer komen kwellen „Ja, Anni, gij, gij alleen moogt bet we ten. Toen ik mijn vader verloor, toen ik tot een bedelares werd gemaakt, toen ons familiegoed, mijn vaderhuis, verkocht werd voor schuld, toen het graf mijner moe der het eigendom werd van vreemden, toen dacht ik dat nn het zwaarste mjj te dragen gegeven was. En toen gevoelde ik mg sterk, krachtig in het bewustzijn, dat mijn man niet scheiden wilde van de dochter van een ach laat het mij niet uitspreken." Zij zuchtte diep en ging vervolgens, angstwek kend bedaard voort: „Het waren zalige dagen, weken, die ik aan zijn ziekbed doorbracht, dat weet ge, Anai, de trouwe verpleegster mijner Pia." „O ja, ik herinner mij nog zeer goedeen nwer zoo op de toekomst vertrouwende brieven." „Ja, Anni, ik had zalk een vast vertrou wen op de liefde van Charly, zulk een goe de verwaohting van zijne dankbaarheid, dat het mij des te ellendiger maakte, toen al mijn hoop in een slag vernietigd werd, toen ik de duidelijkste bewijzen kreeg, dat hij mij niet beminde, neen zelfs niet achtte, dat ik wederom te goedgeloovig geweest was. En boven alles werd mijn man geheel en al beheescht door syn onzalig verlangen naar het hazardspel." „Arme, lieve ElseEn trots dat alles wilt ge bem toch volgen „Ja AnniZoolang mij de kracht geschon ken wordt, zal ik het uithouden, zal ik mijn plicht vervullen. O ja, ik gevoel zeer goed het zware van mijn taak, een plicht,zoa-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5