Zondag 5 Mei 1895
39ste Jaargang Ho. 2987
Politiek overzi® flor week.
Han§ von Suilenberg'.
J
bijvokgskl.
Rotterdam, 2 Mei 1895.
XLIV.
Ia de Zomerhofstraal, een onzer nieuw
ste straten is Maandag een moordaanslag
gepleegd. Op een man; die zijn minderja
rigen zoon nit de kroeg kwam halen
werd door den kastelein een pistoolschot
gelost.
Dit is u waarschijnlijk bekend. De da
der was een schobbejak, van wien men,
naar luid der oordeelvellingen van de bu
ren f zoo iels* al lang verwacht hadde
vader was een driftig man, die misschien
te dezer gelegenheid meer gezegd heeft
dan hij verantwoorden kon.
Maar dit doet alles niet ter zake, het
feit is den lezers van dit blad zeker reeds
bekend, w«ar ik op neer wil komen, en
daarom releveer ik de gebeurtenis, d»t is deze
omstandigheid een jongen van 15 ja
ren wordt door zijn vader uit de
kroeg gehaald en is indirect de oorzaak
dat op dien vader een i pistoolschot gelost
wordt.
Een jongen van 15 jaar met kornuiten
in een smerige kroeg I
O, 't is een treurige bezigheid, eens
zorgvuldig na te gaan, hoe de jongelui
vau dezen tijd in een grooten stad zich
trachten te amuseeren. Dit is even treu
rig bij den zoogenaamd gegoeden burger-
stond als bij den werk nansstand eu de wan
gedragingen der jonge lieden nemen
met den dag grooter afmetingen aan.
Er komen op de rollen van onze ka
mers van strafzaken vele namen voor van
lieden beneden de twintig jaren. Begon
nen wordt met slechte kameraden, zuet
uitgaan en drinken wordt voortgezet, dan
volgt spelen en vechten en stelen,
en terechtstaan is het slot. Voor minstens
twintig procent van de arbeidersjon gens!
En nu spreek ik nog niet eens van het
vaak daarop volgend verdriet van ouders,
broeders en zusters.
Voor de weihebbenden is het slot van de
zelfde loop van z«ken minder ellendig;
ddar eindigt de niet-goed willende met
spelen en dan moet p*pa, die heel zijd
leven hard gewerkt heeft; voor den zoon
in de bres springen.
't Is een ellendige affai-
re.
De werkmanszoon wordt betrekkelijk
vroeg /^volleerd,"van school genomen,onont
wikkeld in den regel, nog niet gewend goed
door te denken en als dan niet een
zorgvuldig vader tusschenbeiden komt,
F E U 1 L L E T O N.
valt hij, zooals hij reilt en zeilt in han
den van vrienden. Men begint in 't ge
niep koffiehuizen te bezoeken, waar gewe-
lenlooze kasteleins aan het hoofd staan,
die er volstrekt geen bezwaar in vinden
een jonger-dan-zestien-j irige sterke drank
te tappen, daardoor plegend een dubbele
wetsovertreding in den regel, want meest-
hebben zij geen vergunning.
Men vindt in de Maasstad dtze zooge
naamde ^stiekeme jongenskroegjes" bij
tientallen in stegen en achterbunrtstraten,
soms zelfs in straten met druk verkeer en
langen tijd ongestraft oefenen de heeren
kasteleins hun smerig handwerk uit.
Hij heeft een biljart of hij heeft kaart-,
triktrak- en domino-spelen, die hij de
jongens gratis of tegen een kleine vergoe
ding afstaat. Als hij geen vergunning
heeft, kunnen de jongens „gauw achter
de toonbank" of in de achterkamer hun
borrels door-slokken. Zij kunnen er hun
zakcenten verzuipen of verspelen, om ten
slotte dronken aan de deur te worden gezet.
Om een haverklap ziet men tegenwoor
dig een hoop dronken jongens over de
straat zwieren en heel dikwijls wordt er
een van dat slag door dienders naar 't
bureau gebracht.
In den regel de schuld van te zwakke
leiding en een glad verkeerde opvoeding
door de ouders. De jongen wordt te veel
aan zijn lot overgelaten en in de vrijheid
van zijn leelijk doen groeit hij op tot
dronkaard en ellendeling.
Door de zwakte der ouders
wordt steeds bet zuipersgeslacht van de
naaste toekomst gekweekt I
De jongen uit den nttten burgerstand
vindt niet kroegen van 't bedoelde soort,
maar hij zoekt het in erger inrichtingen.
Hier, in den regel, ook alweer de schuld
bij de oudersde jongen is zoo goed
voorzien van geld altijd, pa me ent dat
een jongruensch van #ouzen stand" mee
moet doen, dat is zoo #bon-ton", dat bij
't is absurd maar waar dat bij
moet leven leven.
Jawel,goed zoo! leeren leven! in zulke
seholenWat zullen die lessen heerlijk voor de
toekomst werken
In het algemeen, vind ik, kan daarop
niet met te veel ernst gewezen worden,
want het leit dat een enkele goede vader
de meesten laten het er lui bij
zijn minderjarigen zoon uit een kroeg
moet halen, is veeese'.ijk bedroevend, een
treurig verschijnsel dat, met onze bescha
ving, met onze ontwikkeling, met onzen
trisschen kijk op maatschappelijken ver
houdingen, niet meer van onze dagen we
zen mocht
't Is eigenlijk heel treurig, dat wij ver
plicht zijn over deze dingen te schrijven
na, terwijl er in geheel ons stadleven een
kalm-lief gevoel van gelnk, zacht met hel
vriendelijke voorjaatswindje, neerdialt.
Want de lente is nu voorgoed geko
men, de jonge blaadjes aan de arme hoo
rnen die maandenlang in droeve naaktheid
in onze straten gestaan hebben, de armen
klagend opheffend tegen de lucht van lood,
de jonge blaadjes werpen een helJer-groen
vau nieuw-leven, wolkend over onze stra
ten neer.
Wij Rotterdamsche stadsmenschen die
gewoon zijn heel hard te werken over
het algemeen wordt er in de Maasstad
verbazend hard gewerkt, gevoelen voor
al de liefde en de vreugde van het jonge
natuurleven.
Maandenlang hebben wij hem gewacht,
den eersten voorjaarsdag, en troosteloos
kletterde de regen neer als wij het buiteD
zijn welstand vroegen, maandenlang, en
wij wachtten op wat zon en wat warmte,
bi ig boven onze moede hoofden de nat-
grijze regenlucht.
M«ar nu is de eerste Meidag gtkomen
met veel schitterend zonnelicht en heerlij
ke volle warmte.
O, gij kunt u misschien niet voorstel
len, hoe groot de vreugde daarover in een
arme stad wezen kan, men spiedt eiken dag,
elk uur, of er nog geen knoppen gebarsten
zijn aan de boomeD; men spied: eiken
morgen, eiken middag, eiken avond, in elk
vrij oogettblik, hoe de lucht staat, hoe de
zod is.
Eu als dan het langverwachte versche
nen is, dan gaan, als ware 't een afspraak,
jassen uit, dan loopen de menschen in
kort-afgesneden jacketjes over wit-schitie-
rende straten, vreemd en lachwekkend als
zwarte naakte figuurtjes, met slaande ar
men. Maar ach, 't is zoo heerlijk, zoo
heerlijk
De eerste Meidag is geproclameerd door
de revolutionnaire arbeidspartijen tot eeD
feestdag, een dag van rnst en van luid-pro
testeeren tegen de bestaande toestanden op
dit ondermaansche. De couranten hebben
reeds medegedeeld dat iu bet biunenland
en in het buitenland op vele plaatsen deD
len Mei is gevierd. In Rotterdam is dat
niet geschied.
Wel heelt men in het Circus-gebouw
aan de Zomerhoistraat een meeting ge
houden waar bekende sociaal-democratische
sprekers het woord voerdeD, tn daar wa
ren wel menschen ook, nraar beteekenis
voor de arbeiders beweging als zoodanig
heeft een dergelijke betooging te Rotter
dam niet.
In Rotterdam vindt een revolutionaire
beweging geen voedsel en zelfs geen steun.
Daar heerscht, in 't algemeen genomen
en in verhouding tot alle andere steden,
ROMAN
VAN
9.
„God behoede nt* had Else baar man
toegeroepen, toen bij wegreed, heen naar den
oorlog.
No was zij alleen met baar kind, en met
dnbbele zwaarte drnkte haar nn het leed en
het verdriet.
„God beeft bet niet gewild, dat ik hem
verlaat,* herbaalde zij in zichzelf, kaar kind
met een treuiigen blik a&Dzierde, .ik ral u
nw vader niet ontnemen, mijn lieveling!"
Yan dag tot dag werd baar de gedachte
ondragelijkerniet meer voor baar man te
kunnen zijn, wat zij zoo gaarne zijn wilde
zijn trots. Het besluit, hem zijne vrijheid
terug te geven, werd met den dag vaster en
klzarder. Stond hem, den mcoieo jongen man,
niet de wereld open, wanneer bij
vrij was ook nu nog, nadat bij zijn ver
mogen verloren had? Hij zon baar ver
geten voor een andere 1 Zon hij haar dan
nog lieibebben?
En zp Zij dacht nauwelijks aan zichzelf
en aan haar nameloos verdriet.
Io overleg met een advocaat, zorgde zij,
dat alle voorbereidende maatregelen genomen
werden en dat dadelijk na den terugkeer van
harly de scheiding zon kurtneD worden uit
gesproken.
In mevrouw von Einbaus vond Else in
e?en,.rwa*eD 'ijd een trouwe, opofferende
vnen id. Gezamenlijk lazer) zij al'e oorlogs-
ertc en en telegrammen, bestudeetden vlij-
tg e te *o gen rentes en beredeneerden
wiisgeertg de kans op overwinnen ot verlie-
Eindetijfe gebeurde er iets, dat al de
goece voornemens van Else in duigen wierp,
Ann. kwam haar op een deg op een cn-
1 beïAkeB R,fd" ^8 ont.t.ld
s? Au,i' "°ee
®f geschied, Anni, is Charly-»
toch bV0 Tl 1 D.'et gevaarlijk, maar bet
toch beter dat ge 't weet. Ziehier het te
legram van mijn man."
Haastig rukte Else het papier nit Anni's
handen en las:
„Rawlay heeft als een leenw bij Horeno-
ves gevochten, vijftig paarden bnit gemaakt.
Hij kreeg een sabelhouw. Zonder gevaar.
Zijn vrouw bericht doen. Ik gerond.
Einbaus."
„God zij geloofd, bij leeft en was dapper!*
riep Else, de handen dankbaar opheffend.
„En geve de hemel mij gelegenheid, een
deel van het leed af te wenden, wat Char
ly met mij op zijn schouders kreeg, al was
het dan ook buiten mijn scbnld. O Anni, als
ge wist wat of wij dezen laatsten tijd al
niet hebben ondervonden."
„Ik weet alles en heb ook zonder woorden
te verspillen diep medelijden met n gehad.'
„Gij zijt mijn lieve, trouwe vriendin, An
ni. Hoe menige vrouw zon den omgang ge
broken hebben met de dochter van een
„O, zeg dat niet. Zeg mij alleen, wat gij
nn denkt te doen?"
„Wat mijn plicht is, en wat mijn bart mij
voorschrijft. Ik reis nog heden af, om Char
ly te verplegen of hem hierheen te brengen."
„En dan mag ik op nwe kleine Pia pas
sen, ik zal zoo goed als haar moeder voor
haar zorgen."
„Trouwe Anni! Dank!"
HOOFDSTUK TWAALF.
De korte veldtocht was geëindigd, de vre
de van Nikolsborg gesloten.
Op een herfstavond van het jaar 1866
stonden drie Ulanen-officieren op het voor
pleintje van het eerste klasse hotel vaneen
provincie-stadje in Hannover, Het begon
reeds te schemeren.
Een mooi werk, een nieuw regiment te
formeeren?Wordt nit dezen warboel maar wijs;
boe er nog iets goeds van komen moet, is
mij een raadsell En, ik ben maar blij, dat er
tenminste drie afdeelingen in elkander zit-
ien en nn zullen de knrassiers ook wel spoe
dig" hij zag op zijn horloge „een uur
duurt het nog, Diet waar luitenant?"
„Om 6 unr 55 komt de trein aaD, over
ste, dus nog 23 minuten," antwoordde de
nog joDge officier, die rtog maar sinds een
poar dagen de adjndants-strepen droeg.
„Luitenant Altenkamp, zeg mij nog een
maal de namen der officieren, die nn aan
stonds met den trein mede moeten komen?"
„De ritmeester is een graaf Grober en de
officieren hei ten von Krawarn, von Oden-
berg en von Rawlay zoo wordt geloof ik
die nanm uitgesproken
„Rawlay, juist van de garde—dra
gonders. Ik ken zijne zuster, getrouwd met
generaal van Papenburg. Volgens particu
liere beriohten is bij getrouwd met een ba
ronnesse von Bergen."
„Zij moet mooi en verstandig zijn, ik sprak
zooeven iemand die haar had leeren kennen,"
meende de majoor.
De adjudant meldde dat de bel van aan
komst gelnid had.
„En, dan eindelijk het laatste rit. De hee
ren hebben toch hunne paarden besteld? Wij
zollen de nieuwelingen tot de kazerne ver
gezellen, als we tenminste die oude kloos-
terruïne zoo noemen mogen."
Juist reden alle drie de laadplaats op, toen
de trein het station binnenstoomde, Weldra
kwamen de officieren hnnne opwachting ma
ken en na een paar nnr zaten allen bijeen
aan een vrij goed voorziene tafel.
In een eenvoudige bovenkamer had Raw
lay zijn verlijf gekregen. Hij pakte zijn reis
koffer uit en zette bet portret zijner vrouw
voor zich op tafel.
Hij was onveranderd. Slechts een roode
streep over de rechterzijde van zijn voorhoofd
teekende nog den ontvangen sabelhouw in den
krijg ontvangen en de ridderorden op zijn
borst waren de duidelijkste bewijzen zijner
dapperheid.
„Dus hier zal ik mijn verblijf moeten hou
den, in dit nest, God weet voor hoe lang."
klonk het mismoedig. Bij gine de genoegens
en voordeelen na, die dit kleine garnizoen
hem sou kunnen aanbiedeD. Was bij in Ber
lijn gebleven, hij zoo zich op de eene of
andere manier er uit gered hebben. Maar
hier?
„Eiet eens een prettige, vroolijke club,*
zeide hij, terwijl hjj zijn zware beurs op la-
fel legde.
Hoelang zonden die 8000 thaler doren,
die hij in de laatste weken aan het gelnk
ontwrongen had? Die arme Else, zjj had hem
zoo tronw en opofferend ter zjjde gestaan
en verpleegd.
„Erna heeft gelijk, zij is een verstandige
vrouw," onderbrak bij zijnen gedachtengang.
Hij richtte zijn blik op het beeld voor
zich.
„Zij zal zich er in moeten schikken mij
dikwijls te zien uitvliegen."
Peinzend steunde hij zijn hoofd op beide
banden.
Lang kon bij het hoofd zoo niet boveD
water honden, wanneer de kaarten hem niet
een weinig hielpen eD hem genoegdoening
gaven voor alles, wat het noodlot nog bij
beu goed te maken hsd.
„Mijn vrouw en die schoonvader 1" riep
hij nit en lachtte luid en hartelijk.
Met grootte stappen ging hij op en neer
en liet zijn gedachten den vrijen tengel.
zeer weinig armoede en daardoor zeer wei
nig ontevredenheidWant als de werk
lieden gfootendeels bootwerkers, eenigen
tijd niets te doen hebben, dan wordt de
daardoor langzaam opflikkerende vlam van
ontevredenheid, dadelijk weer gebluscht
als er in eens eu in grooten voorraad we
derom werk komt.
De eerste Meidag is als arbeiders-protest
dag mislukt, maar heerlijk is hij, voor
allen gekomen, in onze kon de, doode stads
wereld.
I)
Buitenlandsch Nieuws.
RUSL AND.FRAXKRIJKenDUITSCH-
LAND hebben in afzonderlijke nota ge
protesteerd tegen het vredesconlract van
SIMONOSEKI.Ziedaar het begin der troe
belen, waar we reeds in een vorig
overzicht op wezen, 't Is natuurlijk in
de eerste plaats het Tsarenrijk dat ce ver
grooting van Japan met reden vreest.
Door het bezit van het Schiereiland Li-
antong de Pescadoren en Formosa slin
gert Japan zich met een gordel om het
Chineesche rijk heen, elk oogenblik daar
door in staat om China tot alle mogelijke
consideraties te dwingen. Het onbehol
pen Hemelsche Rijk zou vrijwel een
vazektaat van Japan worden: Door den
invloed op het vastland van Oost-Azië
vreest Rusland in zijn eigen bewegingen
en oogmerken belemmerd te worden.
Het vruchtbare Mantsjoerije is reeds
lang een begeerig kleinood voor den Rus
skeken kolos, vandaar moet voorkomen
worden, dat de Japansche macht dit zou
kunnen verijdelen. Dat Frankrijk zich
ter wille van Rusland ook tegen Japan
heeft verklaard is te begrijpen, maar dat
ook Duitschland tegen het vredesver-
verdrag in verzet is gekomen,had men niet
verwacht.
Duitschland is wel het laatste rijk, dat
den overwinnaar de vruchten van zijne
behaalde zegepraal mag betwisten. De
Japansche bladen wijzen terecht op 1871.
Toen anexeerde Duitschland Elzas en
Lotharingen en eischte tevens een oor
logsschatting van 5 milliarden. Wat voor
toen gold, is voor het heden geene on
billijkheid. Wel pogen enkele Duitsche
bladen deze beschuldigingen te weerleg
gen, door er op te wijzen dat Duitsch
land slechts eigen provinciën terugnam.
Dit mag voor den Elzas waar zijn, een
feit is het echter, dat het grootste deel
van Lotharingen zuiver Fransch is. Zoo
verzet men de bakens. In Frankrijk is
men over 't geheel ontstemd over het sa
mengaan met Duitschland. Zelfs het feit,
dat Rusland de derde in dit verbond is,
kan het patriottisme niet verzoenen. Ook
tegen Rusland dat wel den steun van
Duitschland heeft willen aannemen is
men vertoornd. Men vertrouwt den jon
gen Tzaar slechts maar ten halve en
vreest; dat zeer hooge invloeden ten
voordeele van Duitschland werkzaam zijn
Men verwijt het Russische volk reeds
van ondankbaarheid, wijl het slechts zoo
lang Franschgezind bleef ak Frankrijks
milliarden voor hen beschikbaar waren.
Nu men uit den brand is geholpen leent
men alreeds het oor aan Frankrijks Erf
vijand. Wat is dat Fransche volk toch
dom bij al zijn wijsheid, oppervlakkig
bij zijn vernuft, wantrouwend bij zijne
innige vriendschap.
Ak wij de ongemotiveerde uitvallen
der pers, het afwassende getij van den
volksgeest, die wijfelende houding der
overheidspersonen waarnemen, zooak zij
ons bij den dag door vertrouwbare bla
den worden geschilderd, dan denken wij
onwillekeurig aan de sclioone poëtische
beschrijving, die een der grootste vlaam-
sche dichters van het Fransche volk geeft.
De onvergetelijke Frans de Cort zegt
onder meer van hen
De Franschen zijn te huk in 't praten,
Al zijn ze 't ook in 't zeggen niet;
De woordenvruchtbaarste advocaten
Ontluiken op hun grondgebied.
Om Calembours aaneen te flansen
Is niemand vlugger bij der hand,
Och Heerverleen dien geestigen
Franschen
Ook iets of wat gezond verstand
De Franschen hebben uitgevonden,
Indien men hunne auteurs vertrouwt,
Al wat op beide halveronden
Het volk voor schoon en wonder houdt.
Eiet een, die pronkt met lauwer
kransen,
Of hoort hun toe aan eenen kant
Och Heerverleen dien geestigen
(Franschen
Ook iets of wat gezond verstand
De Franschen, eige moest ze hooren,
Wanneer 't soldaten-glorie geldt!
Ze hebben nooit 'n slag verloren,
En liegen doet wie anders meldt.
Waar zijn de legers, waar de schansen,
Die zij niet hebben overmand
Och Heer verleen dien geestigen Fran
schen
Ook iets of wat gezond verstand
Juist't Is meestal het gezond ver
stand, dat hen in den steek laat. Zij
gelijken in hunne verhouding tot Rus
land, den jaloerschen, ijverzuchtigen min-
AU een lichtvaardig kind bad hij gehan
deld en was door zijn eigen lichtgeloovig-
beid ten onder gegaan, dat wilde hij nn zien
terug te winoen, slechts met wat meer voor
zichtigheid. Else, ja, dia was hem nu in den
weg. Het was (och maar befer geweest, als
bij haar wensch maar ingewilligd had, dan
waren zij nu vrij geweest. Beiden vrij, zij
en hij.
„Het is een dwaas en bijzonder ding dat
zoogenaamde hart Ja, ja. En toch had
ik niet die wond gekregen, dan was zij
niet gekomen om mij te verplegen en dan
Hij bad zich reeds zoo gelukkig gevoeld
bij zijn aanstaande vrijheid! Erna had
het hem ook zoo aangeraden 1 Hij lachte
weder sarcastisch
„En toch weet zij, dat er geen stuiver
meer aan mij te verdienen is."
Ja, was hij bij haar (gebleven, boe geheel
anders zonden de zaken dan nu staanMaar
wie kan het verleden terugroepen Wat men
bezitten wil, moet men van de toekomst
eiscbeo. En bereiken wat men hebben wil,
kan men alleen verkrijgen door wagen, moe
dig wagen„Slechts winnen niets
verliezen te kunnen, dat is het heerlijkste
standpunt dat een mensch kan innemen. Ha
ha 1 hal*
HOOFDSTUK DERTIEN.
„Dus znlt ge morgen Berlijn den rog
toekeeren en u in dat kleine stadje inkwar
tieren, lieve Else?' vroeg mevronw von
Einhans, hare vriendin in het salon bren
gend. „Eu moet gij eerst nw hoed afzetten
en neen, neen, geeDe uitvluchten of ver
ontschuldigingen. Mijn man komt ook wel
dra en dan gebruiken wij samen de koffie.
Zijn nwe goederen reeds weg?"
„Gelukkig wel, vandaag de laatste wagen
en ik heb nog slechts Pia, de kindermeid
en drie koffers met kleederen over te bren
gen. Van avond 9 nnr 30 gaan wij
over Maagdenburg Kassei naar ons
nicnw thuis."
Zij hadden plaats genomen, en terwijl
Else sprak, rustte Anni's oogen vragend en
vorschend op de edele trekken harer viieu-
din. Uit het vriet delijke, vroolijke kind El
se, was in weinige maanden een ernstige,
eene te ercsiige vroow geworden. Dat afge-
loipen jaar scheen haar oogen dieper en
ëod scherperen trek om haar mond gemaakt
te hebben. En toch was Else echooner, haar
gezichtsuitdrukking edeler, verhevener dan
ooit te voien. Wel waren hare wangen
bleek geworden, maar een vaste wil sprak
nit kaar rustige, indrukwekkende houding
en bedaarde manier van spreken.
„Gij ziet mij zoo vragend aao, lieve An
ni," zeide zij nu lachend. „Gij vindt mij
veranderd in de weinige maanden, dat ik
hier ben. Maar de levensstorm beroert ons
niet, ronder sporen achter te laten, en wan
neer ik verouderd ben, trots mijn negentien
jareD, dan heeft het leven mij daarvoor le
venswijsheid in ruil geven."
„Mijn lieve, lieve Else," zeide Anni, ha
re hand drukkend, „geloof aan mijn innige
deelname in alles wat het lot n brengen
mocht en hetwelk ge met zulk een zeldzame
moed zijt tegemoet getreden."
„Toch ligt er nog een levensweg voor
mij, die nog meer zelfverloochening, nog meer
opoffering eischt, die
Zij zweeg onwillekeurig en Anni streelde
andermaal de doorzichtige vingers, toen zij
reide
„Heb vertrouwen in mij Else, zoo-
als gij het mij zoo dikwijls reeds hebt
bewezen. Zijn nieuwe zorgen weer komen
kwellen
„Ja, Anni, gij, gij alleen moogt bet we
ten. Toen ik mijn vader verloor, toen
ik tot een bedelares werd gemaakt, toen
ons familiegoed, mijn vaderhuis, verkocht
werd voor schuld, toen het graf mijner moe
der het eigendom werd van vreemden, toen
dacht ik dat nn het zwaarste mjj te dragen
gegeven was. En toen gevoelde ik mg sterk,
krachtig in het bewustzijn, dat mijn man
niet scheiden wilde van de dochter van een
ach laat het mij niet uitspreken." Zij
zuchtte diep en ging vervolgens, angstwek
kend bedaard voort:
„Het waren zalige dagen, weken, die ik
aan zijn ziekbed doorbracht, dat weet
ge, Anai, de trouwe verpleegster mijner
Pia."
„O ja, ik herinner mij nog zeer goedeen
nwer zoo op de toekomst vertrouwende
brieven."
„Ja, Anni, ik had zalk een vast vertrou
wen op de liefde van Charly, zulk een goe
de verwaohting van zijne dankbaarheid, dat
het mij des te ellendiger maakte, toen al
mijn hoop in een slag vernietigd werd, toen
ik de duidelijkste bewijzen kreeg, dat hij
mij niet beminde, neen zelfs niet achtte,
dat ik wederom te goedgeloovig geweest
was. En boven alles werd mijn man geheel
en al beheescht door syn onzalig verlangen
naar het hazardspel."
„Arme, lieve ElseEn trots dat alles
wilt ge bem toch volgen
„Ja AnniZoolang mij de kracht geschon
ken wordt, zal ik het uithouden, zal ik mijn
plicht vervullen. O ja, ik gevoel zeer goed
het zware van mijn taak, een plicht,zoa-