Gemengd Nieuws. Een noodlottig verlo vingsfeest. Een vreeselijk ongeluk heeft dezer dagen een geachte familie te Bourges in rouw gedompeld. De apotheker Breu aldaar, gaf een diner ter eere van het verlovingsfeest zijner 22-jarige dochter. De aanstaande, een notaris Commentry, had prachtige geschenken meegebracht en het feest was van bijzonder vroolijken aard. Na het diner zou men een rij toer maken en de jonge bruid ging naar haar kamer, teneinde haar hoed en man tel te halen. Zij kwam echter niet te rug. De moeder riep haar tevergeefsch en toen zij na eenigen tijd het vertrek harer dochter binnentrad, vond zij het arme kind op den grond liggen, badend in haar bloed. Op het gejammer der moeder snelde men toe; een dokter werd gehaald, doch alle zorgen waren nutte loos. Het meisje was in zwijm gevallen en met het hoofd tegen een meubelstuk geslagen, zoodat de dood onmiddellijk moest zijn ingetreden. De wanhoop der familie en van den bruidegom gaat al le beschrijving te boven. te zijn, dat de mensch de elementen be- heerscht. Wel staan «ij nu en dan tegen den beheerscher op, wel tconen zij hem van tijd tol tijd, dat bij steeds op zijne hoede moet zijn, om zijn heerschappij niet te verliezen, maar dagelijks worden «ij meer aan zijnen wil onderworpen en door hem in dienst gesteld om iets nuttigs of schoons tot stand te brengen. De tentoon stelling heeft voor het laatste de elemen ten, vuur, licht en water tot dienaren en laat hen een geheel tot stand brengen, dat al kan men er ook niet het „nie-dage - wesen' op toepassen, toch zeldzaam aan schouwd za! worden. Ik heb hiermede het oog op de verlichting der terreinen en ge bouwen en op de zoogenaamde fontainet Imminente*. Die verlichting is eiken avond werkelijk tooverachtig. Langs de voornaamste lijnen van het hoofdgebouw heeft de Engelsche firma Painand Sons gekleurde vetglaasjes aangebracht, die lot selfs den top der to rens met een wonderschoon licht overgie ten. Het eerste echter, waar 't oog op valt bij het binnentreden, is de eveneens ver lichte moiiektent, die zich midden op het terrein en van alle zijden zichtbaar ver heft. Daarheen wandelt men langs eene vierdubbele laan, van guirlandes, even eens van vetglaasjes, en van tijd tot tijd hangen dwars over den weg bovendien slingers van gekleurde lampions. De ver schillende grasperken, met de daarin «ich bevindende bloemperken sijn, mede aan hnnne randen, op dezelfde wijze verlicht. Zóó is het iederen avond en na en dan wordt ook de brug, die naar het schip leidt, 'en de rand van het bassin waarin het ligt, door glaasjes verlicht. Vier ma len per week, Zondag, Maandag Woens dag en Vrijdag spniten de electrische lichtfonteinen, 's avonds van tien tot elf nur. Twee van deze fonteinen zijn er, bei de ia de lijn, die van deu hoofdingang naar de muziektent leidt. Die, welke zich tnsschen dien ingang en de tent bevindt, is de grootste van de twee. In het mid den werpt zij eenige flinke stralen ter hoogte van het hoofdgebouw op, en daar omheen bevinden zich vier bundels van kleinere stralen. Door eene inrichting on der den grond worden deze stralen afwis selend groen, rood, paars verlicht, waar door bij het neervallen van het water de schoonste kleurenmengelingen voortge bracht worden. lederen avond staan dan ook de bezoekers in eenen grooten kring geschaard, geruimen tijd dat schouwspel gade te slaan. De achterste tontein is kleiner en bestaat slechts nit vier dikke Btralen, die ieder afzonderlijk, van onde ren af, verlicht worden en waarbij het licht niet verandert. Toch worden ook hier bij het neervallen van het water schooue kleureffecten verkregen. Er is dan ook maar één oordeel over de verlichting, n. 1. dat die prachtig is. Aanvankelijk werd ook de gracht van Oud-Holland op dergelijke wijze vellicht. zinnig kind, dat niet wil gaan sla pen. De schemering was reeds ingevallen, toen een zware voetstap met voel geweld de trap opstample en voor Edith's denr halt maakte. Met één sprong stond zij op hare berende beenen. En toen een krachtig luid klappen weerklonk, stapte zij snel op de denr toe, terwijl mijnheer Drager gelijk tijdig „binnen* riep. En politieagent irad binnen, den helm op bet hoofd, en meldde in korte woorden, dat van het centraal-bnreau van de rivier politie het bericht ingekomen was, dat een onbekend vrouwenhjk bij Bellevue nit de Spree opgevisebt was. Zij kon ongeveer zeventien of achttien jaar ond rijn- Het signalement stemde geheel met dat vanjnf- lronw van Bülau overeen. De onbekende zelfmoordenares was naar bet hoofdbu reau gebracht geworden, alwaar men het zien moebt, om het te doen herken nen. Edith had zich met groote moeite gedu rende die droge opsomming staande ge houden. Nadat de beambte verdwenen was, brak zij in een wild en hartstochte lijk snikken uit en raakte weldra het be wustzijn kwijt. Karei Drüger hief baar op, goot haar opnieuw eenige droppelen cog nac door de ztjjf gesloten lippen en wreef haar voorhoofd met hetzelfde sterke vocht. De ongelukkige kwam weldra weder bjj en zag verstrooid om zich been, terwijl een pijnlijk kreonen nit baar borat opsteeg. Maar na eenige ooganblikken bedwong zij zich met bewonderenswaardige kraobt, stond op en deed haastig hoed en mantel aan. „Gij solt toch niet in dezen toestand l* gaf de student haar in overweging. Maar zij weerde hem heftig af en riep ongedul dig nit: „Ik kan toch den ganachen nacht die martelende onzekerheid niet laten vcort- dnren I* Hij sprak haar niet meer tegen, want hij zag in, dat tij gelijk had. Zij verlieten te samen het huia. Onderweg spraken zij geen woord,hij drukte haar onderweg alleen bemoedigend de band. Voor het politiebureau gekomen, wilde dr. Driger Edith in de wachtkamer bren gen, om baar den verschrikkelijken aanblik te besparen. Maar zij liet zich door zijn bidden niet weerhouden en betrad aan zij ne zijde in koortsachtige spanning het klei ne gebouw, dat gebrnikt werd om de verdronken ongelnkkigen voor eenigen tijd te herbergen. KarelDrïger steunde baar met kraebtigen armhij telf sidderde voor de volgende mi- Hier echter kon «ij nn niet voldoen bij een Ond-Hollandsch stadje past die kleu renrijke illuminatie niet, zij bederft daar de stemming, zij schreeuwt tegen de ge moedelijke, gezellige geveltjes. Het schijnt dat de magistraat van hetzelfde oordeel is, althans sedert eenige weken zijn de vet glaasjes verwijderd en wordt het grachtje alleen door de op palen slaande lantarens verlicht. Laatstleden Dinsdag toonde die Engel sche flirroa, dat zij tot de virtuozen op py- Mtechnisch gebied behoort. Door haar toch werd het vunrwerk geleverd, dat om tien nur precies op het open terrein achter jrde Doisternis van Afrika" afgestoken werd. Was de vorige week door het te voren be kend gemaakte programma de verwachting hoog gespannen, en werd die door het ach terwege blijven van verscheidene aange- kondige slakken wel esnigszins beschaamd, deze week nam de firma revanche en toon de wat zij kon. Bij drn aanvang werden drie hallons opgelaten, waarnit hoog in de lacht een vunrstaart van verschillende gekleurde bol len te voorschijn kwam. Door het publiek op het terrein e& ook door het nog tal rijker pnbliek daarbuiten, werden deze evenals de daarop volgende vnnrpijlen, die in duizenden schitterende kogels uiteen spatten, of flaitend door de lucht vlogen, met de gebruikelijke hè-è ès' en met hand geklap begroet. Daarna werden nog eene Niagara van vuur, een wandelende en be wegende olifant, een acrobaat, die de reu- zenzwa i kranig nitvoerde, en een zeege vecht tusschen twee schepen vertoond. Het schip, dat de Hollandsche vlag voerde, scboot onder donderende kauonnades het vijandelijke schip in den grond, wat door de mnziek met het volkslied begroet werd. Ten slotte werd en welgelijkend reusachtig portret van ons Koninginnetje vertoond, en voldaan verspreidde de menigte zich tegen elf unr over het terrein, waar nog eenigen tijd een gezellige drukte bleef heerscben. Het voornemen bestaat, voortaan eens per week zalk een vuurwerk af te steken, wat ongetwijfeld weer vele bezoekers lok ken zal. Eene andere attractie vormen de kluch ten in zeventiende-eenwschen trant, die op Oud—Holland vertoond worden. Laatst leden Woendag woonde ik de vertooning der klacht van „de Slempers" bij. Gezellige, flinke kerels waren toch onze zeventiende eenwers. Wel waren zij niet altijd even kiesch in hnnne uitdrukkingen, maar zij kwamen er rond voornit wat zij meenden, wit wit en zwart zwart noemen de. Wel waren zij bij wijlen wat handig met mes of rapier, maar in tijden van nood waren zij hulpvaardig voor den in nood zittenden medeinecsch. Voor eenen hartigen dronk waren zij niet benauwd, maar evenmin deinsden zij ervoor terng, de kastanjes uit het vuur te halen, en waren zij ook al liefhebbers vau voor onze ooreu wat gewaagde, ja, nuten. Zij waren nauwelijks de ingangs deur doorgegaan en een, door een stevigen glaswand in twee helften verdoolde ruimte binnengetreden, toen Edith reeds een scher pen, doordringonden kreet nitstiet en zich voor den glaswand, achter welken zij de smartelijk gezochte ontdekte, op de knieën wierp. Ook de stndent stond als levenloos daar. Zij was het, Adda, dat scboone, lieve kind. Maar do wangen, eens zoo rozig rood, wa ren bleek; de oogen eens zoo schelms lachend, stonden strak en verglaasd; op het gansehe gelaat had de onverbiddelijke dood reeds zijn tempel gedrukt. „Een pas ontloken roos, vroegtijdig geknakt door den ruwen stormwind des levens.* Het was zulk een ontzettende aanblik, dat zelfs den verharden dokter,die den dood in vele gestalten reeds had gezien en tege- moetget reden, de tranen in de oogen tra den. Edith scheen er evenwel volstrekt niet aan te denken, waar zij zich bevond. Zij strekte hare armen naar de doode uit en stamelde verlangend „Adda, mijne klei ne, lieve Adda 1 Het was eea moeilijk iets, om de door haar smart ter neer gebogen vrouw te be wegen, deze treurige plaats te verlaten. Eindelijk gelokte het den student. Een nienw lijden was het, om al die bjjkomende formaliteiten te moeten bijwonen. Nadat ook dit volbracht was, gingen zij beiden naar huis terug. Gedurende de rit staarde Edith sprake loos voor zich heen, als versteend van smart. Zij klaagde niet, zij wecDde niet, en deze strakheid was pijnlijker om aan te zien, dan haar vertwijfeling van weleer. Eerst op haar kamer, waar Karei Drager haar bracht, barste de ongelukkige in tra nen uit. En niet langer in staat om al dat leed te dragen en te torsen en verlan gend naar een lichamelijken en geestelijken steuo,verborg zij het gelaat aan ziju schou der en gaf zich geheel aan haar verdriet over. Een zoet smartelijk gevoel deed den stzdent trillen, en groote tranen droppel den hem langs de wangen. HOOFDSTUK XIV. Deo volgenden morgen kwam Dielrich van Bülau. Zijn toorn was heftiger dan zijn smart. Zijn trots en eergevoel als of ficier en edelman deden hem den smaad der lamilie van Bülan aangedaan, dubbel zwaar gevoelen. Had hij zijn toorn gevolg gege ven, bij zou den verleider met zijne handen geworgd hebben. Maar da edelman in bem deed z n rechten gelden, en deze gedoog de niet, dat bij iemand buiten de gewone formaliteiten naar de andere wereld hielp. zelfs rechtaf schuine liedjes; ernstig wa ren zij, als er ernstige zaken behandeld moesten worden. Kortom 't war n de juiste lni om ons landje, hoe klein ook van omvang, groot, als nog geen Ger- tnaansch land te voren, in invloed te ma ken. Mr. Dirck, Hans, Piet eo Joost, de slem pers nit de klacht mogen ook al geene tijpen van zeventiende-eeuwsch zijn enke ls karaktertrekken hebben zij er toch wel met deze gemeen. Laat ik n in 't kort den inbond der klucht even vertellen. De slempers dan, zijn gezellig bijeen in de taveerne van Trijn Jans, een hupsch vroolijk wijf, niet bang voor bare gaBten, maar hen toch zoo uoodig op eenen af stand houdende. Spoedig echter zal aan hnnne vroolijkheid eeD eind moeten ko men, want de magistraat heeft besloten voortaan alle herbergen, waar vrouwen be dienen, om tien uur en de overige om elf oor te doen slniten. Om aan dat be sluit kracht bij te zetten laat „der stede scop", dea ratelwacht Freek den nog plakkende gasten aanzeggen, ten spoedig ste de gelagkamer te verlaten. Getiouw aan zijne last, treedt deze ook de taveer ne vaa Triju binnen, doch vordt daar met spot ontvangen en verlaat woedend de gelagkamer. Toch is hij niet zóó, of hij neemt eerst nog een paar kroezen bier van de gasten aan en weet zelfs handig die van een der aanwezigen ondor 't heengaan te ledigeD. Lustig gaat na zijn vertrek opnieuw de beker rond, totdat jnist, nadat Trijn een, voor onze ooren wel wat jolig, liedje gezongen heeft, Melis de Schout |in hoogst eigen persoon de taveerne binnen treedt. De slempers weten zich echter handig on der de tapkast te verbergen, na door Trijn van een paar versche kannen voorzien te zijn. Lustig zitten zij daar bijeen en ver maken zich kostelijk met de wijze waarop de schalksche Trijn den schout onder al lerlei gevlei weet te bewegen, een kroes met haar te ledigen. Melis heeft nu zijn eigen gebod over treden en wordt tot overmaat van ramp betrapt. Freek, de ratelwacht, terugkomen de, betrapte hem op heeterdaad. Deze, van de gelegenheid gebruik makendetracht het postje van onderschout van Melis te verkrijgen; de inmiddels te voorschijn ge komen slempers maken hem, op grond van zijn eigen voorschriften, duidelijk dat hij ei genlijk per gratie geduld wordt, want dat zij van de herberg eene sociëteit gemaakthebben (tont co mme chez nous in Warmoesstraat en Nes) en dat zij niet voornemens zijn, vooreerst het lokaal te verlaten. Met de verzuchting: „Gansvijven 1 zon dat weer- borgstige Amsterdam nu toch onzedelijk blijven?" verlaat Melis met Freek het vertrek, nog bespot door Trijn, die hem toeroept: „Mijn Heer Schouwt, wanneer koom je weer eens wat bij mijn vrijen?" Trijn houdt daarna nog eou korte toe- Hij zocht zijne vroegere bataljons—kame raden op, die voor eenigen tijd naar Ber lijn verplaatst geworden waren en verzocht hen, hem als getuigen in een duel tusschen den assessor Meiling en bem te willen bij staan. Ook Margot en baar echtgenoot werden midden in bun huwelijksreis naar huis te rng geroepen. Margot's smart was eer lijk en diep. Zij weeode lang en bitter. De herinnering aan de gemeenschappelijk doorgebrachte ellende en meer gelukkiger tijden, ontlokte haar nieuwe tranen en klachten. Haar jongste zuster had haar neigingen en verlangens altijd beter be grepen en verstaan dan haar ondste zus ter. Nadat haar eerste smart voorbij was, ver diepte zij zich in allerlei bijzondere omstan digheden. Hoe had zoo iets kunnen gebeu ren P Zij had Adda immers toch gewaar schuwd voor dien baicbelachtigen assessor? Dien had zij reeds lang doorzien. Die streelde en vleide heden deze en morgen die. Overigens vond haar smart afleiding en verstrooiing in het vele nieuwe, dat baar omgaf. Haar nit meer dan zes kamers be staande woning, bad baar eohtgenoot zoo sierlijk en rijk laten inrichten, dat zij niets anders te doen had, dan alles te bewon deren en bare vreugde te kennen te ge ven. Hoe arm en bekrompen was het dan toch in het onderlijk hois geweest. Zoo had zij het zich altijd gewenscht en voor gesteld. Dat was na nog eens een omge ving, harer waardig. Ook haar nienwe toi letten deden haar veel genoegen; zij moest deze heerlijkheden nn in hare groote kleer kasten opbergen en vanwege den roow zich ballen in een eenvondig doch elegant rouw gewaad. Slechts weinige trenrenden volgden de lijkbaar van de arms Addade beide zusters en Dietrich, de zwager en Karei Drager. Na de begrafenis hadden Edith en Die trich een zeer ernstig gesprek. „Een waar gelnk," zeide Dietrich, die met Edith alleen in een volgkoets zat, toen zij na de begrafenis weder naar hnis reden, .een waar gelnk, dat Margot getrouwd is. Nn kan ik rustig naar mijn garnizoen te rng keeren en behoef ik niet te vreezen hm gij hebt nu toch een hnlp en een onderkomen.* „Mijn tijd zal mij niet toestaan, veel bij de Tonnies te verkeeren," antwoorde Edith ernstig. De luitenant wreef zich de oogen nit en spraak tot het publiek, waarvan de moraal is. dat de „Broghemeesteren van Oadt- Hol landt," Diet „op wilden bol" het tappen moeten verbieden, want f de Amsterdammers honden van vrijhegt in alle deught en eer.' Laatstleden Zaterdag werd met de ge bruikelijke plechtigheid de zeer beziens waardige Belgische atdeeling geopend, de volgende keer hoop ik n daar op een en ander te wijzen; de Belgen schijnen de FraDSchen in smaak en elegantie naar de kroon te willen steken. Een der groote Berl ij n- sche timmerlieden, de heer Fritse, heeft een goed zaakje gemaakt. Hij heeft een stuk gronds, dat hij sedert lang bezat, voor 1,250.000 mark aan de stad Berlijn ver kocht. Dit met zijn vrienden willende vie ren, heeft hij bij den hofleverancier Bor- chardt, die het famense diner te Kiel had aangenomen, een „diner la Holtenan" be steld. Daar zullen dezelfde spijzen en dran- keD, in dezelfde volgorde, worden opge- disckt, als de keizer te Holtenan aan zijn gasten aanbood. De prijs van het couvert is 100 mark. Een Engelsch tooneelspe- ler, Bland genaamd, had het nog niet ver der gebracht dan tot overbrenger van Klei ne berichten in nienwe stukken bleef bij soms nog wel eens stekeD. Eens had bij de woorden te zeggen „Mylord, graaf Bellini is ontvlucht." Op het tooneel rennende, liep hij„Mylord, graaf Bellini is gevan gengenomen." „Neen, neen riep de souf fleur. „Neen,'neen ging Bland voort, „hij is onthoofd geworden „Ontvluchtont vlucht I" riep de souffleur. „En zoo is hij ontvluchtbesloot Bland zijne mededeeling. Zij: Nietwaar, ik krijg op mijn verjaardag een zijden japon Hij Zeker, kindlief als mijn faillis sement goed uitvalt TeAltonaschooteen ar- beider, een invalide met ééa arm, zijn vrouw en een driejarig dochtertje dood, waarna hij zelfmoord pleegde. Jaloezie was de drijfveer. Een restaurateur ging failliet. Onder de onbetaalde rekeningen van den man bevond zich een post van f 2500 voor paardenvleesch. Op de vraag wat hij daarmede had uit gevoerd, antwoordde de brate man mtt zelfvoldoeniugWat ik daarmee uitgevoerd heb? O, dat hebben mijne gasten steeds als wild gegeten. Op geen plaats ter wereld schijnt een zo> scherpe critiek te worden uitgeoefend als te San Autonio in Texas. Onlangs werd daar in eene voor klassieke concerten bestemde Beethovenzaal een zag haar verwonderd aan. „Verkeeren Zeg ik begrijp u niet goed. Ik boud bet nn voor natuurlijk, dat gij bij Margot gaat inwonon. Dat is toch bet een voudigste, wat men zich kan voorstel len." „Zeker het gemakkelijkst." Edith trok de wenkbrauwen geringschattend op. ,Ik zon het voor onteerend honden, als ik mij door mijn zwsgor liet onderhonden. Ik ben niet jong meer, dat is waar; maar toch nog niet ond genoeg, om het genade-brood te eten." Dietrich toonde een beleedigd uiterlijk. „Genadebrood bah? Wat hebt ge toch toch onwelluidende uitdrukkingenGe nadebroodBij zalk een naasten bloedver want Ik dacht toch, det alleenstaan de meisjes in goede lamiliën, altijd bij hare bloedverwanten gingen inwo nen." „Ik geef er de voorkeur aan, op mij zelf te blijven en mijn brood zelf te ver dienen." „Hoe?" Da luitenant sprong nit zijn ge makkelijke houding op. „Na, hoor eens, dat noem ik een bijzoaderen, nienw burgerlijken smaak Dos, gij wilt uw levenlang machi ne-naaister blijven 1" Edith schudde het hoofd en antwoordde steeds met dezelfde ernstige gelatenheid en weemoedigen ernst; „Neen, mjjn eerzucht gaat hooger. Ik hoop mijn medemenschen van moer nat te kannen zijn, dan met boorden en manchetten te naaien. Ik zal gaan stndeeren „Sta De beide andere lettergrepen bleven den offioier in de keel steken. Ver volgens greep bij, zooals hij altijd deed, als iets hem sterk verwonderde of ergerde, naar zijn monocle, klemde het in zijn oog en keek zijn znster aan met grenzelooze verbazing, als had hij juist aan haar een nienwe eigenschap ontdekt. „Stndeeren wilt ge voleindigde hij, eindelijk weder woorden vindend. „Studeeren Wat wat wilt ge dan worden „Doctores." „Doctores. En niet bloot nit aardigheid, maar om later daarvan nw beroep te ma ken „Natuurlijk." „Na,hoor eens!" brak de luitenant los. „Dat gaat nn toch buiten alles heeD. Dat moet ik zeggen, zooiets dat had ik je toch niet toegedacht. Nn ja dan is het ook geen wonder, dat Adda onder zalk toezicht zich zoo ver kon vergeten.' Ook Edith's kalmte verdeen bij deze har de aanklacht. Zij richtte zich in de hoogte en haar bleeke watt gen kleurden zich. „Ad- groot concert gegeven. Op het orkest prijk te in letteren die doorde geheele zaal zicht baar waren, het opschrift„Men wordt verzocht niet op den pianist te schieten. Deze doet werkelijk zijn best, zoo goed mogelijk zijne taak te vervullenVoor dit verzoek bestaat maar al te zeer reden. Het moet namelijk bij herhaling in San Antonio zijn voorgekomen, dat bijzonder „fijngevoelige" musici aan hunne critiscbe ergernis over gebrekkige muziekuitvoerin gen met de revolver uitdrukking gaven. Een zonderlinge begrafe nis heeft plaats gehad te Mondeville, nabij Caen. De overledene, een slager, woog n. 1. niet minder dan 251 kilogram. De kist was 2 meter lang, 1 meter 5 centi meter hoog eu 85 centimeter breedhet lijk woog met de kist 300 Kilogram. Het was moeilijk de kist zonder onge lukken op het kerkhof te krijgen en een stevig stel katrollen was er noodig om haar neer te laten in het graf. De heer X, een der notabe len van het dorp D ging deze week den schoolmeester eens spreken over zijn jongen. Wel hoe gaat het met Fritsje Hij is een mijner beste scholieren, antwoordde meester. Ik heb op zijne kun de geen enkele aanmerking. Zoo ging het ook met mij toen ik school ging, waarde heer. Het doet me ge noegen, dat hij is als zijn vader. Maar hij vecht als een kat en is lni als een marmot. Nu licht dat hij ook wat van het karakter van zijn moeder heeft, antwoordde de dorpsnotabele gemoedelijk. da heelt zich niet vergeten,' antwoordde zij' scherp, „hoort ge. Zij is het schulde- looze offer geworden van een gemcenen schurkenstreek. Haar ziel was rein en kin derlijk, tot aan bet laatste oogenblik. Zij kende geen gemeenheden, zij ging als 't ware met gesloten oogen, en ontwaakte, toen bet te laat was. Ook ik heb geen schuld, al zijt gij zoo wreed, mij die toe te wijseD. Ik zal n zeggen, wie de schold is. Die klasse van de wereld, die ons vrouwen sulk een ellendige opvoeding geeft, die ons ontwetend laat omtrent de gewichtigste dingen en die toch van ons eischt en ver langt, dat wij als een wereld-wijs mensch allo gevaren, die ons vroowen bedrjjgen, zullen weten te ontgaan. En wanneer dan. zoo'n arm onschuldig wicht, als onze lieve Adda, in baar kinderlijk vertrouwen het of fer wordt van znlk een misdadigen egoïst, dan durft gij znlk een arm wezen te ver vloeken, dat eerder diep medelijden ver dient en dan baalt ge uw schouders spot tend op over den schurk, die met zijn volle bewustzijn en alleen nit berekening en wel lust handelde. En gij, mijn waarde Die trich, zondt met den assessor wollicht heb ben gelachen over dat zotte ding, dat ge looide dat mijnheer de rechter Meiling haar, de eenvondige winkeljuffer, zon trouwen, wanneer het nn niet per ongeluk nw eigen zuster ware geweest, die nw eigen naam droeg. Nn zijt ge ten hoogste vertoernd en beleedigd, maar hebt gij ook niet eeris als nw leer verkondigd de eene heeft men liet, maar de andere trouwt men; is 't niet zoo Op deze bijtende ironie wist Dietrich niets te zeggen en hij sloeg zijn oogen neder voor den vnrigen blik zijner zuster. Bet gesprek dat hij op deu avond voor deD dood zijns vaders met Edith gevoerd had, kwam bem in de gedachten. „Beminnen zon bij die lieve Toni Schrüder, trouwen natnarlyk een ander.' Edith zonk in de kossens van het rij- tuig achterover en gaf zich aan hare som bere en bittere gedachten over. Het was niet alleen het smartelijk gevoel, dat zij haar zuster verloren had, -dat in haar bart woelde, het was ook de verbittering over het beleedigen der vroaw, het niet gelijk gerechtigd zjjn als de man, wat baar de lip pen deed samenpersen en de wenkbrauwen deed fronsen. Niet als kameraden in den kamp des levens beschouwde de mannen haar, neen slechts als werktm'gen om aller lei dueleinden te bereiken en alleen naar hare lichamelijke bekoorlijkheden werden zjj door hen beoordeeld. WORDT VERVOLGD. Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 6