Gemengd Nieuws.
Een noodlottig verlo
vingsfeest.
Een vreeselijk ongeluk heeft dezer
dagen een geachte familie te Bourges
in rouw gedompeld. De apotheker Breu
aldaar, gaf een diner ter eere van het
verlovingsfeest zijner 22-jarige dochter.
De aanstaande, een notaris Commentry,
had prachtige geschenken meegebracht
en het feest was van bijzonder vroolijken
aard. Na het diner zou men een rij
toer maken en de jonge bruid ging naar
haar kamer, teneinde haar hoed en man
tel te halen. Zij kwam echter niet te
rug. De moeder riep haar tevergeefsch
en toen zij na eenigen tijd het vertrek
harer dochter binnentrad, vond zij het
arme kind op den grond liggen, badend
in haar bloed. Op het gejammer der
moeder snelde men toe; een dokter werd
gehaald, doch alle zorgen waren nutte
loos. Het meisje was in zwijm gevallen
en met het hoofd tegen een meubelstuk
geslagen, zoodat de dood onmiddellijk
moest zijn ingetreden. De wanhoop der
familie en van den bruidegom gaat al
le beschrijving te boven.
te zijn, dat de mensch de elementen be-
heerscht. Wel staan «ij nu en dan tegen
den beheerscher op, wel tconen zij hem
van tijd tol tijd, dat bij steeds op zijne
hoede moet zijn, om zijn heerschappij niet
te verliezen, maar dagelijks worden «ij
meer aan zijnen wil onderworpen en door
hem in dienst gesteld om iets nuttigs of
schoons tot stand te brengen. De tentoon
stelling heeft voor het laatste de elemen
ten, vuur, licht en water tot dienaren en
laat hen een geheel tot stand brengen, dat
al kan men er ook niet het „nie-dage -
wesen' op toepassen, toch zeldzaam aan
schouwd za! worden. Ik heb hiermede het
oog op de verlichting der terreinen en ge
bouwen en op de zoogenaamde fontainet
Imminente*.
Die verlichting is eiken avond werkelijk
tooverachtig. Langs de voornaamste lijnen
van het hoofdgebouw heeft de Engelsche
firma Painand Sons gekleurde vetglaasjes
aangebracht, die lot selfs den top der to
rens met een wonderschoon licht overgie
ten. Het eerste echter, waar 't oog op valt
bij het binnentreden, is de eveneens ver
lichte moiiektent, die zich midden op het
terrein en van alle zijden zichtbaar ver
heft. Daarheen wandelt men langs eene
vierdubbele laan, van guirlandes, even
eens van vetglaasjes, en van tijd tot tijd
hangen dwars over den weg bovendien
slingers van gekleurde lampions. De ver
schillende grasperken, met de daarin «ich
bevindende bloemperken sijn, mede aan
hnnne randen, op dezelfde wijze verlicht.
Zóó is het iederen avond en na en dan
wordt ook de brug, die naar het schip
leidt, 'en de rand van het bassin waarin
het ligt, door glaasjes verlicht. Vier ma
len per week, Zondag, Maandag Woens
dag en Vrijdag spniten de electrische
lichtfonteinen, 's avonds van tien tot elf
nur. Twee van deze fonteinen zijn er, bei
de ia de lijn, die van deu hoofdingang
naar de muziektent leidt. Die, welke zich
tnsschen dien ingang en de tent bevindt,
is de grootste van de twee. In het mid
den werpt zij eenige flinke stralen ter
hoogte van het hoofdgebouw op, en daar
omheen bevinden zich vier bundels van
kleinere stralen. Door eene inrichting on
der den grond worden deze stralen afwis
selend groen, rood, paars verlicht, waar
door bij het neervallen van het water de
schoonste kleurenmengelingen voortge
bracht worden. lederen avond staan dan
ook de bezoekers in eenen grooten kring
geschaard, geruimen tijd dat schouwspel
gade te slaan. De achterste tontein is
kleiner en bestaat slechts nit vier dikke
Btralen, die ieder afzonderlijk, van onde
ren af, verlicht worden en waarbij het
licht niet verandert. Toch worden ook
hier bij het neervallen van het water
schooue kleureffecten verkregen.
Er is dan ook maar één oordeel over
de verlichting, n. 1. dat die prachtig is.
Aanvankelijk werd ook de gracht van
Oud-Holland op dergelijke wijze vellicht.
zinnig kind, dat niet wil gaan sla
pen.
De schemering was reeds ingevallen, toen
een zware voetstap met voel geweld de
trap opstample en voor Edith's denr halt
maakte. Met één sprong stond zij op hare
berende beenen. En toen een krachtig luid
klappen weerklonk, stapte zij snel op de
denr toe, terwijl mijnheer Drager gelijk
tijdig „binnen* riep.
En politieagent irad binnen, den helm op
bet hoofd, en meldde in korte woorden,
dat van het centraal-bnreau van de rivier
politie het bericht ingekomen was, dat een
onbekend vrouwenhjk bij Bellevue nit de
Spree opgevisebt was. Zij kon ongeveer
zeventien of achttien jaar ond rijn- Het
signalement stemde geheel met dat vanjnf-
lronw van Bülau overeen. De onbekende
zelfmoordenares was naar bet hoofdbu
reau gebracht geworden, alwaar men
het zien moebt, om het te doen herken
nen.
Edith had zich met groote moeite gedu
rende die droge opsomming staande ge
houden. Nadat de beambte verdwenen
was, brak zij in een wild en hartstochte
lijk snikken uit en raakte weldra het be
wustzijn kwijt. Karei Drüger hief baar op,
goot haar opnieuw eenige droppelen cog
nac door de ztjjf gesloten lippen en wreef
haar voorhoofd met hetzelfde sterke vocht.
De ongelukkige kwam weldra weder bjj en
zag verstrooid om zich been, terwijl een
pijnlijk kreonen nit baar borat opsteeg.
Maar na eenige ooganblikken bedwong zij
zich met bewonderenswaardige kraobt,
stond op en deed haastig hoed en mantel
aan.
„Gij solt toch niet in dezen toestand l*
gaf de student haar in overweging. Maar
zij weerde hem heftig af en riep ongedul
dig nit: „Ik kan toch den ganachen nacht
die martelende onzekerheid niet laten vcort-
dnren I*
Hij sprak haar niet meer tegen, want hij
zag in, dat tij gelijk had. Zij verlieten te
samen het huia. Onderweg spraken zij
geen woord,hij drukte haar onderweg alleen
bemoedigend de band.
Voor het politiebureau gekomen, wilde
dr. Driger Edith in de wachtkamer bren
gen, om baar den verschrikkelijken aanblik
te besparen. Maar zij liet zich door zijn
bidden niet weerhouden en betrad aan zij
ne zijde in koortsachtige spanning het klei
ne gebouw, dat gebrnikt werd om de
verdronken ongelnkkigen voor eenigen tijd te
herbergen.
KarelDrïger steunde baar met kraebtigen
armhij telf sidderde voor de volgende mi-
Hier echter kon «ij nn niet voldoen bij
een Ond-Hollandsch stadje past die kleu
renrijke illuminatie niet, zij bederft daar
de stemming, zij schreeuwt tegen de ge
moedelijke, gezellige geveltjes. Het schijnt
dat de magistraat van hetzelfde oordeel is,
althans sedert eenige weken zijn de vet
glaasjes verwijderd en wordt het grachtje
alleen door de op palen slaande lantarens
verlicht.
Laatstleden Dinsdag toonde die Engel
sche flirroa, dat zij tot de virtuozen op py-
Mtechnisch gebied behoort. Door haar toch
werd het vunrwerk geleverd, dat om tien
nur precies op het open terrein achter jrde
Doisternis van Afrika" afgestoken werd.
Was de vorige week door het te voren be
kend gemaakte programma de verwachting
hoog gespannen, en werd die door het ach
terwege blijven van verscheidene aange-
kondige slakken wel esnigszins beschaamd,
deze week nam de firma revanche en toon
de wat zij kon.
Bij drn aanvang werden drie hallons
opgelaten, waarnit hoog in de lacht een
vunrstaart van verschillende gekleurde bol
len te voorschijn kwam. Door het publiek
op het terrein e& ook door het nog tal
rijker pnbliek daarbuiten, werden deze
evenals de daarop volgende vnnrpijlen, die
in duizenden schitterende kogels uiteen
spatten, of flaitend door de lucht vlogen,
met de gebruikelijke hè-è ès' en met hand
geklap begroet. Daarna werden nog eene
Niagara van vuur, een wandelende en be
wegende olifant, een acrobaat, die de reu-
zenzwa i kranig nitvoerde, en een zeege
vecht tusschen twee schepen vertoond. Het
schip, dat de Hollandsche vlag voerde,
scboot onder donderende kauonnades het
vijandelijke schip in den grond, wat door
de mnziek met het volkslied begroet werd.
Ten slotte werd en welgelijkend reusachtig
portret van ons Koninginnetje vertoond, en
voldaan verspreidde de menigte zich tegen
elf unr over het terrein, waar nog eenigen
tijd een gezellige drukte bleef heerscben.
Het voornemen bestaat, voortaan eens
per week zalk een vuurwerk af te steken,
wat ongetwijfeld weer vele bezoekers lok
ken zal.
Eene andere attractie vormen de kluch
ten in zeventiende-eenwschen trant, die
op Oud—Holland vertoond worden. Laatst
leden Woendag woonde ik de vertooning
der klacht van „de Slempers" bij.
Gezellige, flinke kerels waren toch onze
zeventiende eenwers. Wel waren zij niet
altijd even kiesch in hnnne uitdrukkingen,
maar zij kwamen er rond voornit wat zij
meenden, wit wit en zwart zwart noemen
de. Wel waren zij bij wijlen wat handig
met mes of rapier, maar in tijden van
nood waren zij hulpvaardig voor den in
nood zittenden medeinecsch.
Voor eenen hartigen dronk waren zij
niet benauwd, maar evenmin deinsden zij
ervoor terng, de kastanjes uit het vuur te
halen, en waren zij ook al liefhebbers
vau voor onze ooreu wat gewaagde, ja,
nuten. Zij waren nauwelijks de ingangs
deur doorgegaan en een, door een stevigen
glaswand in twee helften verdoolde ruimte
binnengetreden, toen Edith reeds een scher
pen, doordringonden kreet nitstiet en zich
voor den glaswand, achter welken zij de
smartelijk gezochte ontdekte, op de knieën
wierp.
Ook de stndent stond als levenloos daar.
Zij was het, Adda, dat scboone, lieve kind.
Maar do wangen, eens zoo rozig rood, wa
ren bleek; de oogen eens zoo schelms lachend,
stonden strak en verglaasd; op het gansehe
gelaat had de onverbiddelijke dood reeds
zijn tempel gedrukt. „Een pas ontloken
roos, vroegtijdig geknakt door den ruwen
stormwind des levens.*
Het was zulk een ontzettende aanblik,
dat zelfs den verharden dokter,die den dood
in vele gestalten reeds had gezien en tege-
moetget reden, de tranen in de oogen tra
den. Edith scheen er evenwel volstrekt
niet aan te denken, waar zij zich bevond.
Zij strekte hare armen naar de doode uit
en stamelde verlangend „Adda, mijne klei
ne, lieve Adda 1
Het was eea moeilijk iets, om de door
haar smart ter neer gebogen vrouw te be
wegen, deze treurige plaats te verlaten.
Eindelijk gelokte het den student. Een
nienw lijden was het, om al die bjjkomende
formaliteiten te moeten bijwonen. Nadat
ook dit volbracht was, gingen zij beiden
naar huis terug.
Gedurende de rit staarde Edith sprake
loos voor zich heen, als versteend van
smart. Zij klaagde niet, zij wecDde niet, en
deze strakheid was pijnlijker om aan te
zien, dan haar vertwijfeling van weleer.
Eerst op haar kamer, waar Karei Drager
haar bracht, barste de ongelukkige in tra
nen uit. En niet langer in staat om al dat
leed te dragen en te torsen en verlan
gend naar een lichamelijken en geestelijken
steuo,verborg zij het gelaat aan ziju schou
der en gaf zich geheel aan haar verdriet
over. Een zoet smartelijk gevoel deed
den stzdent trillen, en groote tranen droppel
den hem langs de wangen.
HOOFDSTUK XIV.
Deo volgenden morgen kwam Dielrich
van Bülau. Zijn toorn was heftiger dan
zijn smart. Zijn trots en eergevoel als of
ficier en edelman deden hem den smaad der
lamilie van Bülan aangedaan, dubbel zwaar
gevoelen. Had hij zijn toorn gevolg gege
ven, bij zou den verleider met zijne handen
geworgd hebben. Maar da edelman in bem
deed z n rechten gelden, en deze gedoog
de niet, dat bij iemand buiten de gewone
formaliteiten naar de andere wereld hielp.
zelfs rechtaf schuine liedjes; ernstig wa
ren zij, als er ernstige zaken behandeld
moesten worden. Kortom 't war n de
juiste lni om ons landje, hoe klein ook
van omvang, groot, als nog geen Ger-
tnaansch land te voren, in invloed te ma
ken.
Mr. Dirck, Hans, Piet eo Joost, de slem
pers nit de klacht mogen ook al geene
tijpen van zeventiende-eeuwsch zijn enke
ls karaktertrekken hebben zij er toch wel
met deze gemeen.
Laat ik n in 't kort den inbond der
klucht even vertellen.
De slempers dan, zijn gezellig bijeen in
de taveerne van Trijn Jans, een hupsch
vroolijk wijf, niet bang voor bare gaBten,
maar hen toch zoo uoodig op eenen af
stand houdende. Spoedig echter zal aan
hnnne vroolijkheid eeD eind moeten ko
men, want de magistraat heeft besloten
voortaan alle herbergen, waar vrouwen be
dienen, om tien uur en de overige om
elf oor te doen slniten. Om aan dat be
sluit kracht bij te zetten laat „der stede
scop", dea ratelwacht Freek den nog
plakkende gasten aanzeggen, ten spoedig
ste de gelagkamer te verlaten. Getiouw
aan zijne last, treedt deze ook de taveer
ne vaa Triju binnen, doch vordt daar
met spot ontvangen en verlaat woedend
de gelagkamer. Toch is hij niet zóó, of
hij neemt eerst nog een paar kroezen bier
van de gasten aan en weet zelfs handig die
van een der aanwezigen ondor 't heengaan
te ledigeD.
Lustig gaat na zijn vertrek opnieuw
de beker rond, totdat jnist, nadat Trijn
een, voor onze ooren wel wat jolig, liedje
gezongen heeft, Melis de Schout |in hoogst
eigen persoon de taveerne binnen treedt.
De slempers weten zich echter handig on
der de tapkast te verbergen, na door Trijn
van een paar versche kannen voorzien te
zijn. Lustig zitten zij daar bijeen en ver
maken zich kostelijk met de wijze waarop
de schalksche Trijn den schout onder al
lerlei gevlei weet te bewegen, een kroes
met haar te ledigen.
Melis heeft nu zijn eigen gebod over
treden en wordt tot overmaat van ramp
betrapt. Freek, de ratelwacht, terugkomen
de, betrapte hem op heeterdaad. Deze, van
de gelegenheid gebruik makendetracht
het postje van onderschout van Melis te
verkrijgen; de inmiddels te voorschijn ge
komen slempers maken hem, op grond van
zijn eigen voorschriften, duidelijk dat hij ei
genlijk per gratie geduld wordt, want dat zij
van de herberg eene sociëteit gemaakthebben
(tont co mme chez nous in Warmoesstraat
en Nes) en dat zij niet voornemens zijn,
vooreerst het lokaal te verlaten. Met de
verzuchting: „Gansvijven 1 zon dat weer-
borgstige Amsterdam nu toch onzedelijk
blijven?" verlaat Melis met Freek het
vertrek, nog bespot door Trijn, die hem
toeroept: „Mijn Heer Schouwt, wanneer
koom je weer eens wat bij mijn vrijen?"
Trijn houdt daarna nog eou korte toe-
Hij zocht zijne vroegere bataljons—kame
raden op, die voor eenigen tijd naar Ber
lijn verplaatst geworden waren en verzocht
hen, hem als getuigen in een duel tusschen
den assessor Meiling en bem te willen bij
staan.
Ook Margot en baar echtgenoot werden
midden in bun huwelijksreis naar huis te
rng geroepen. Margot's smart was eer
lijk en diep. Zij weeode lang en bitter.
De herinnering aan de gemeenschappelijk
doorgebrachte ellende en meer gelukkiger
tijden, ontlokte haar nieuwe tranen en
klachten. Haar jongste zuster had haar
neigingen en verlangens altijd beter be
grepen en verstaan dan haar ondste zus
ter.
Nadat haar eerste smart voorbij was, ver
diepte zij zich in allerlei bijzondere omstan
digheden. Hoe had zoo iets kunnen gebeu
ren P Zij had Adda immers toch gewaar
schuwd voor dien baicbelachtigen assessor?
Dien had zij reeds lang doorzien. Die
streelde en vleide heden deze en morgen
die.
Overigens vond haar smart afleiding en
verstrooiing in het vele nieuwe, dat baar
omgaf. Haar nit meer dan zes kamers be
staande woning, bad baar eohtgenoot zoo
sierlijk en rijk laten inrichten, dat zij niets
anders te doen had, dan alles te bewon
deren en bare vreugde te kennen te ge
ven.
Hoe arm en bekrompen was het dan
toch in het onderlijk hois geweest. Zoo
had zij het zich altijd gewenscht en voor
gesteld. Dat was na nog eens een omge
ving, harer waardig. Ook haar nienwe toi
letten deden haar veel genoegen; zij moest
deze heerlijkheden nn in hare groote kleer
kasten opbergen en vanwege den roow zich
ballen in een eenvondig doch elegant rouw
gewaad.
Slechts weinige trenrenden volgden de
lijkbaar van de arms Addade beide
zusters en Dietrich, de zwager en Karei
Drager.
Na de begrafenis hadden Edith en Die
trich een zeer ernstig gesprek.
„Een waar gelnk," zeide Dietrich, die
met Edith alleen in een volgkoets zat, toen
zij na de begrafenis weder naar hnis reden,
.een waar gelnk, dat Margot getrouwd is.
Nn kan ik rustig naar mijn garnizoen te
rng keeren en behoef ik niet te vreezen
hm gij hebt nu toch een hnlp en een
onderkomen.*
„Mijn tijd zal mij niet toestaan, veel bij
de Tonnies te verkeeren," antwoorde Edith
ernstig.
De luitenant wreef zich de oogen nit en
spraak tot het publiek, waarvan de moraal
is. dat de „Broghemeesteren van Oadt-
Hol landt," Diet „op wilden bol" het tappen
moeten verbieden, want f de Amsterdammers
honden van vrijhegt in alle deught en
eer.'
Laatstleden Zaterdag werd met de ge
bruikelijke plechtigheid de zeer beziens
waardige Belgische atdeeling geopend, de
volgende keer hoop ik n daar op een en
ander te wijzen; de Belgen schijnen de
FraDSchen in smaak en elegantie naar de
kroon te willen steken.
Een der groote Berl ij n-
sche timmerlieden, de heer Fritse, heeft
een goed zaakje gemaakt. Hij heeft een
stuk gronds, dat hij sedert lang bezat, voor
1,250.000 mark aan de stad Berlijn ver
kocht. Dit met zijn vrienden willende vie
ren, heeft hij bij den hofleverancier Bor-
chardt, die het famense diner te Kiel had
aangenomen, een „diner la Holtenan" be
steld. Daar zullen dezelfde spijzen en dran-
keD, in dezelfde volgorde, worden opge-
disckt, als de keizer te Holtenan aan zijn
gasten aanbood. De prijs van het couvert
is 100 mark.
Een Engelsch tooneelspe-
ler, Bland genaamd, had het nog niet ver
der gebracht dan tot overbrenger van Klei
ne berichten in nienwe stukken bleef bij
soms nog wel eens stekeD. Eens had bij de
woorden te zeggen „Mylord, graaf Bellini
is ontvlucht." Op het tooneel rennende,
liep hij„Mylord, graaf Bellini is gevan
gengenomen." „Neen, neen riep de souf
fleur. „Neen,'neen ging Bland voort, „hij
is onthoofd geworden „Ontvluchtont
vlucht I" riep de souffleur. „En zoo is hij
ontvluchtbesloot Bland zijne mededeeling.
Zij: Nietwaar, ik krijg op
mijn verjaardag een zijden japon
Hij Zeker, kindlief als mijn faillis
sement goed uitvalt
TeAltonaschooteen ar-
beider, een invalide met ééa arm, zijn
vrouw en een driejarig dochtertje dood,
waarna hij zelfmoord pleegde. Jaloezie was
de drijfveer.
Een restaurateur ging
failliet. Onder de onbetaalde rekeningen
van den man bevond zich een post van
f 2500 voor paardenvleesch.
Op de vraag wat hij daarmede had uit
gevoerd, antwoordde de brate man mtt
zelfvoldoeniugWat ik daarmee uitgevoerd
heb? O, dat hebben mijne gasten steeds
als wild gegeten.
Op geen plaats ter wereld
schijnt een zo> scherpe critiek te worden
uitgeoefend als te San Autonio in Texas.
Onlangs werd daar in eene voor klassieke
concerten bestemde Beethovenzaal een
zag haar verwonderd aan. „Verkeeren
Zeg ik begrijp u niet goed. Ik boud
bet nn voor natuurlijk, dat gij bij Margot
gaat inwonon. Dat is toch bet een
voudigste, wat men zich kan voorstel
len."
„Zeker het gemakkelijkst." Edith trok
de wenkbrauwen geringschattend op. ,Ik
zon het voor onteerend honden, als ik mij
door mijn zwsgor liet onderhonden. Ik ben
niet jong meer, dat is waar; maar toch nog
niet ond genoeg, om het genade-brood te
eten."
Dietrich toonde een beleedigd uiterlijk.
„Genadebrood bah? Wat hebt ge toch
toch onwelluidende uitdrukkingenGe
nadebroodBij zalk een naasten bloedver
want Ik dacht toch, det alleenstaan
de meisjes in goede lamiliën, altijd
bij hare bloedverwanten gingen inwo
nen."
„Ik geef er de voorkeur aan, op mij
zelf te blijven en mijn brood zelf te ver
dienen."
„Hoe?" Da luitenant sprong nit zijn ge
makkelijke houding op. „Na, hoor eens, dat
noem ik een bijzoaderen, nienw burgerlijken
smaak Dos, gij wilt uw levenlang machi
ne-naaister blijven 1"
Edith schudde het hoofd en antwoordde
steeds met dezelfde ernstige gelatenheid en
weemoedigen ernst; „Neen, mjjn eerzucht
gaat hooger. Ik hoop mijn medemenschen
van moer nat te kannen zijn, dan met
boorden en manchetten te naaien. Ik zal
gaan stndeeren
„Sta De beide andere lettergrepen
bleven den offioier in de keel steken. Ver
volgens greep bij, zooals hij altijd deed, als
iets hem sterk verwonderde of ergerde,
naar zijn monocle, klemde het in zijn oog
en keek zijn znster aan met grenzelooze
verbazing, als had hij juist aan haar een
nienwe eigenschap ontdekt. „Stndeeren
wilt ge voleindigde hij, eindelijk weder
woorden vindend. „Studeeren Wat
wat wilt ge dan worden
„Doctores."
„Doctores. En niet bloot nit aardigheid,
maar om later daarvan nw beroep te ma
ken
„Natuurlijk."
„Na,hoor eens!" brak de luitenant los.
„Dat gaat nn toch buiten alles heeD. Dat
moet ik zeggen, zooiets dat had ik je toch
niet toegedacht. Nn ja dan is het ook
geen wonder, dat Adda onder zalk toezicht
zich zoo ver kon vergeten.'
Ook Edith's kalmte verdeen bij deze har
de aanklacht. Zij richtte zich in de hoogte
en haar bleeke watt gen kleurden zich. „Ad-
groot concert gegeven. Op het orkest prijk
te in letteren die doorde geheele zaal zicht
baar waren, het opschrift„Men wordt
verzocht niet op den pianist te schieten.
Deze doet werkelijk zijn best, zoo goed
mogelijk zijne taak te vervullenVoor
dit verzoek bestaat maar al te zeer reden.
Het moet namelijk bij herhaling in San
Antonio zijn voorgekomen, dat bijzonder
„fijngevoelige" musici aan hunne critiscbe
ergernis over gebrekkige muziekuitvoerin
gen met de revolver uitdrukking gaven.
Een zonderlinge begrafe
nis heeft plaats gehad te Mondeville, nabij
Caen. De overledene, een slager, woog
n. 1. niet minder dan 251 kilogram. De
kist was 2 meter lang, 1 meter 5 centi
meter hoog eu 85 centimeter breedhet
lijk woog met de kist 300 Kilogram.
Het was moeilijk de kist zonder onge
lukken op het kerkhof te krijgen en een
stevig stel katrollen was er noodig om haar
neer te laten in het graf.
De heer X, een der notabe
len van het dorp D ging deze
week den schoolmeester eens spreken over
zijn jongen.
Wel hoe gaat het met Fritsje
Hij is een mijner beste scholieren,
antwoordde meester. Ik heb op zijne kun
de geen enkele aanmerking.
Zoo ging het ook met mij toen ik
school ging, waarde heer. Het doet me ge
noegen, dat hij is als zijn vader.
Maar hij vecht als een kat en is
lni als een marmot.
Nu licht dat hij ook wat van het
karakter van zijn moeder heeft, antwoordde
de dorpsnotabele gemoedelijk.
da heelt zich niet vergeten,' antwoordde
zij' scherp, „hoort ge. Zij is het schulde-
looze offer geworden van een gemcenen
schurkenstreek. Haar ziel was rein en kin
derlijk, tot aan bet laatste oogenblik. Zij
kende geen gemeenheden, zij ging als 't
ware met gesloten oogen, en ontwaakte,
toen bet te laat was. Ook ik heb geen
schuld, al zijt gij zoo wreed, mij die toe te
wijseD. Ik zal n zeggen, wie de schold is.
Die klasse van de wereld, die ons vrouwen
sulk een ellendige opvoeding geeft, die ons
ontwetend laat omtrent de gewichtigste
dingen en die toch van ons eischt en ver
langt, dat wij als een wereld-wijs mensch
allo gevaren, die ons vroowen bedrjjgen,
zullen weten te ontgaan. En wanneer dan.
zoo'n arm onschuldig wicht, als onze lieve
Adda, in baar kinderlijk vertrouwen het of
fer wordt van znlk een misdadigen egoïst,
dan durft gij znlk een arm wezen te ver
vloeken, dat eerder diep medelijden ver
dient en dan baalt ge uw schouders spot
tend op over den schurk, die met zijn volle
bewustzijn en alleen nit berekening en wel
lust handelde. En gij, mijn waarde Die
trich, zondt met den assessor wollicht heb
ben gelachen over dat zotte ding, dat ge
looide dat mijnheer de rechter Meiling haar,
de eenvondige winkeljuffer, zon trouwen,
wanneer het nn niet per ongeluk nw eigen
zuster ware geweest, die nw eigen naam
droeg. Nn zijt ge ten hoogste vertoernd
en beleedigd, maar hebt gij ook niet eeris
als nw leer verkondigd de eene heeft men liet,
maar de andere trouwt men; is 't niet zoo
Op deze bijtende ironie wist Dietrich niets
te zeggen en hij sloeg zijn oogen neder voor
den vnrigen blik zijner zuster. Bet gesprek
dat hij op deu avond voor deD dood zijns
vaders met Edith gevoerd had, kwam bem
in de gedachten.
„Beminnen zon bij die lieve Toni Schrüder,
trouwen natnarlyk een ander.'
Edith zonk in de kossens van het rij-
tuig achterover en gaf zich aan hare som
bere en bittere gedachten over. Het was
niet alleen het smartelijk gevoel, dat zij
haar zuster verloren had, -dat in haar bart
woelde, het was ook de verbittering over
het beleedigen der vroaw, het niet gelijk
gerechtigd zjjn als de man, wat baar de lip
pen deed samenpersen en de wenkbrauwen
deed fronsen. Niet als kameraden in den
kamp des levens beschouwde de mannen
haar, neen slechts als werktm'gen om aller
lei dueleinden te bereiken en alleen naar
hare lichamelijke bekoorlijkheden werden
zjj door hen beoordeeld.
WORDT VERVOLGD.
Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen,