Mm uit de Maasstad Zondag 28 Juli 1895. 39ste Jaargang No. 3011. BIJVOEGSEL. F K 1 L L ET~ÖNr~ Nd sloeg sjj toch ia greoeoloose verwon- De Wereldtentoonstelling. worden gehouden. Zij hebben het terrein onderzocht en zij weten precies over hoe veel ster men zij te beschikken hebben, terwijl de liberalen ten dien opzichte in absolute onwetenheid verkeeren. Dat zij de meerderheid ditmaal niet be haald hebben, is o. i. alleen te danken aan de inderdaad weerzinwekkende wijze waarop het katholieke blad De hlaaibode zich in den verkiezingsstrijd geweerd heeft. Laffe, flauwe en ongemotiveerde verdacht makingen waren de eenige wapenen waar mee dit blad aankwam. Zoo heeft zij op den avond vóór den dag der stemming nog eens uitgepakt tegen het liberale bestuur. „De liberale partij,* zegt de Maasbode,„heeft ons voor een bankroet geplaatst en haar beboer is louter geldmakerij geweist. Het gerucht loopt dat zelfs liberalen op onze candidaten stemmen zullen, omdat zij de verkwisting moede zijn en niet veel zin hebben om nog meer te betalen, terwijl zoo velen de stad nitloopen. Gelukt het onze partij in den raad het stelsel van verkwisting omver te werpen, dan zullen er wellicht vele vluchtelingen terogkeeren m onzsn winkeliers de cliëntele terrogge- \en welke zij verloren hebben." Geel aardig en heel handig ook kwam torn de Nieuwe Botterdamscke Courant met een artikel waarin zij, bijna zonder coamentaar, die dan ook volstrekt niet noolig was, bewees dat de anti-liberale geueenteraadsleden heel troaw met de li- berden hadden weggestemd in de door de Maebode als verkwisting gekwalificeerde be- sluifen tot uitgaven! De anti-liberalen had den hunne stem gegeven aan het haven voostel, het politievoorstel en nog een heefe rist voorstellen die noodig waren en die geld kostten natuurlijkl Toen zweeg de Ifcasbode als eea mof en de nitkomst heeft bwezen dat hare verdachtmakingen ge- lrkkig niet de kiezers op een dwaal- reg hebben geleid. 't Is dan ook te dwaas. Wie Ier we reld heeft gehoord dat Botterdam voor didaten tot op 1700 stemmen to breDgen! leen bankroet staat. Het is waar, er wordt Dit zijn voor hem die Botterdam kent, veel geld uitgeven en de belastingen in de verschijnselen. De luiheid van de kiezers, Maasstad zijn zeer hoog; maar daar staat hun weinigs belangstelling is zoo goed als tegenover dat er door deze maatregelen veel overal gebleken, ook te Schagen nietwaarPgeld verdiend wordt en dat alleen een vast En dat doet ons slechts verlangeD, dat Jcies- en volkomen gemotiveerd vertrouwen in de plicht eeu der voorwaarden zsl zijn in de toekomst van Botterdam de raadsleden bij aan te nemen kieswet Van Houten, het nemen hunner besluiten geleid heeft. Rotterdam, 23 Juli 1895 LVI. Op gevaar af, vervelend te schijnen voor mijnen lezer en in het bijsonder voor mij ne lezeres, moet ik nog eens terugkonen op de gemeenteraadsverkiezingen van devo- rige week.Deze verkiezingen hebben tienal- len van dagen te voren alles in bewegng gebracht, de partijleiders hebben alles >p baren en snaren gezet om er hun candirk- ten door te helpen. Te oordeeien naar wit de bladen uit alle lichtingen van 't lad kwamen melden, is er over het algemeo hard gewerkt. Ik las, dat men ook h Schagen zijn best beeft gedaan. In Botterdam had de gemeenteraadsver kiezing ditmaal een bijzondere beteekenis. Het gold thans te kiezen tusschen de li beralen en de clericalen als bestuurders de zer gemeente, lang geen onverschillige zaak nataurlijk voor hen, die vóór of tegen het openbaar onderwijs zijn. Toch liet de op komst alles te wenschen over, want van 8137 kiezers kwamen er slechts 3662 ter stembus, een bedroevend klein deel dus. Wij zijn daarbij in de gelegenheid ge weest, allerdwaaste dingen te zieD. Hel stemmen-aantal op de liberale candidaten varieerde van 183*4 tot 2029, zoodat dus een deel van de liberale kiezers zijn stem niet heeft uitgebracht op een der liberale candidaten! De werkman—candidaat, die door „Botterdam" gesteld werd, verwürf niet meer dan 550 stemmeDj de aristocratische Botterdammers verkiezen dus niet dat een smid zitting heeft tusschen hunne deftige bestuurders. De anti—liberalen die tot be den zoo goed als niemendal in de melk te brokken hadden, wisten nu hunne can De anti-liberale in Botterdam hebber zich verbondeu eD vormen met hun is derdaad ernstig willen «en macht in onj politieke wereld, waarmele rekening mot Db i Mn, Sociale Koman uit het rouwenleven. Arthub Zfiv. 17. Edith bevond zich ineen pljjke verhou ding. Moest juffrouw Draf haar niet voor ondankbaar en harteloos»! voor trots en ongenaakbaar boudeD, nuj niet vol mondig kon verklaren, dat zijiarel Drager lief had? Waarom had zij in frouweD, edelen mensch, die haar zoov goeds be wezen had, niet lief Was dan niet vatbaar voor lielde Had ha moeilijk le ven baar hart somtijds gedooc Wanneer een mensch waard was beminte worden, dan was het zeker wel Karei figer. Wel licht zette het gevoel van akbaarheid, eerbied en erkentelijkheid, hetweiij nu voor hem koesterde, in iets nr teeders om. Al deze denkbeelden eu geda.eD storm den baar door het kootd en de« haar sta melend zeggen„Ik geloof t» dat ik ooit een warmer gevoel voor eeeDkel an der man koesteren zal, dag ik voor uw broeder doe. En wanneer wij anker na jaren wederzien, en zijn zin nieteranderd is, dan „Dan zult ge bereid zijn," viijuffrouw Drager iu, „u uit dankbaarheid te offe ren. Keen mijn waarde, daarmede mijn arme broeder niet gediend. Nie is af schuwelijker, niets onzedeljjker, is weer zinwekkender, dan een huwelijk onder lietde." Edith kleurde bevig. Eens hadp zelf zoo totMargot gesproken. „Een, midien ik niet kan liefhebben," antwoordde niet zonder eenige gekrenktheid, „zal nooit men toebehooren. Maar het scit mij toch niet onmogeliik toe, dat ik avroeder zou kunnen leeren liefhebben." .Leeren De jonge dokteres thbdde driftig met het hoo d. „Lielhebb leert men niet, mijn beste. Gij hebt n <r lief de nog geen helder 'denkbeeld uncen vormen. Hebt ge er nooit ovneee- dacht?" „Keen," antwoordde Edith afwerei De wending welke bet gesprek genomeihad, deed baar vrouwelijk gevoel onaan|aam «au. Zelfs niet met baar zusters, h sjj De onjuistheden die de Maasbode debi teert, leggen geen schitterende getuigenis af van het oordeel dat het blad zijn kie zers toeschrijft,-heb ik hier en zeer terecht, hooren beweren. Onhebbelijkheden als deze hehben ook in het antirevolutionaire en katholieke kamp ontevredenheid gewekt en velen hebben geweigerd hnn stem te lee- nen aan dingen als deze. Ik heb zoolang bij deze stuitende kies- mationevres stilgestaan, omdat zij in late- ren tijd een les knnnen wezen voor ande ren. Wie weet, misschien ook wel te Schagen. Wie het onderste nit de kan wil hebben, krijgt al gauw het lid op den neus. Zaterdag is de oode Mie-bet gestorveD. Ik heb nergens nog een woord, aan haar nagedachtenis gewijd, gelezen en het is mij een behoefte hare assche den gebruike- lijken lof te brengen. Mie-bet was een goed oud-wijfje, die haar kostje verdien de met model te wezen op onze teeken academie. Indertijd heb ik ook nog een poosje schilderles gehad. Ik heb echter al heel gauw bemerkt dat ik geen Bnbens wor den zonmijn meeatets hebben mij ge zegd, dat ik zeer juist dacht en omdat ik dat schilderen toch alleen voor mijn plei- zier deed, heb ik maar verder geen geld meer aan lessen uitgegeven. Mijn moeder vond dit zeer verstandig van me. Zij had nooit kunnen zien, zei zij altijd, of de beesten die ik in het groene weiland tee- kende, koeien of honden waren 1 Dit alles ontmoedigde mij natnnilijk zeer. Mie-bet alleen, zag wat in me. Als ik haar na de les uit pure goedhaitigheid een dubbeltje in de hand duwde, kwam ze even over mijn ezel kijken en dan knikte zij zoolang goedkeurend met het hoofd en zoolang bleef ze wel wel en 'sjon- gen jongen, roepen, tot mijn medeleerliu- gen ook eens kwamen kijken. En als ze daar allen waren zei ze Ja ja, hij (dat was ik) hij kan et wel. Kijk es, hoe duidelijk en hoe glim pend 1 Dat was haar lef, die mij het voorwerp van aller hilaritiet deed wezen. Yan het begin van de les tot het einde hoor de ik voortaan niets danHij ken et wel, zoo duidelijk en zoo glimpend met een sterken nadruk op de over bodige P. Maar toch ben ik Mie-bet heel dank baar voor haar kritiek, want zij heeft mij sterker dan iets of iemaud bewezen, dat ik geen schilderstalent had. Mie—bet is jarenlang model geweest. Zij over dit teore punt een intieme gedachten- wisseliog gehouden. „Mijn leven was zoo ernstig," zeide zjj, „zoo geheel in beslag genomen door nuch tere, ernstige dingen „Ernstig?" viel de andere levendig in. „Er is Diets ernstigers dan mijne vraag. Ik heb er veel over nagedacht, veel daarvan gadegeslagen. Mij hield dit vraagstuk als vrouw zoowel als dokter bozig. Ziet ge, liefde Iaat zich niet leeren, laat zich niet in bezit nemen; want het is een eigenaar dig gevoel, dat volstrekt niet ontstaat nit een jarenlange kennismaking. Zij vindt baar oorsprong in een gevoel van aantrekking,waar in twee menschen tot elkander bestaan. Is dat er niet, zoo zal zij zich door niets laten dwingen, noch door achting, noch door dank baarheid, noch door elke andere overeen stemming der ziel. De liefde is een geeste lijk en tooh tegelijk lichamelijk iets, verstaat ge wel, ook tevens lichamelijk. Gij weet toch wel, welk einddoel de liefde in het oog houdt?" Hevig blozend boog Edith het hoofd. In den korten tijd, dat zij te Zurich was, bad zij al hare kinderachtige preutschheid nog niet verloren. „Daarover beeft nog nooit iemand met mij gesproken," zeide zjj na een korte poos, niet zonder in toon eu manier te kennen te bebben gegeven, dat een verder doorgaan op dit thema haar zeer onaangenaam was. De doctores lachte evenwel flauwtjes en merk te gelaten op: „Dat is het gebrek onzer op voeding, dat men joist over de gewichtigste dingeB nooit met de jonge meisjes spreekt. Jaist daardoor dia vele ongelukkige huweljj- ken. Een huweljjk zonder liefde, is iets dat tegen de natuur indruischt. Er mag eeu schijn van geluk, een rustig naast elkander leven uit kunnen geboren worden, maar van dat heerlijke, stormachtige gevoel van gelnk, dat slechts de ware liefde ons schenken kan, dat is voor die menschen onbereikbaar!" Edith hief het hoofd op. „Waaraan herkent men echte liefde?" bracht ■ij ten berde, door een onwillekeurige be langstelling gedreven; maar in het volgende oogenblik ergerde zjj zich over de vraag, die zjj gedaan bad. „Waaraan men de echteliefde herkent? Schopenhauer zegt: zjj is het verlangen, dat een man of een vronw koestert om het voorwerp hnn liefde te bezitten, en waar aan zich voor hen een oneindige zaligheid vastknoopt. Er moet een innerlijke drang, een innerljjk verlangen bestaan. Gjj hebt een vol jaar met mjjn broeder omgegaan, dageljjks met hem verkeerd en gjj wordt niet tot kern getrokken door een zoet verlangen; dus: gij hebt hem niet lief." Zjj zeide dit laatste met een zncht en hare lippen trilden smarteljjk en weder deed Edith zich de hevigste verwijten. Zwijgend boog zjj het hoofd. Joffroaw Dr&ger stond ving op en stak baar vriendeljjk de band toe. „Leef gelukkig lieve collega," zeide zjj weder op warmen toon. „Geef u niet over aan mjjmeringen. Gij hebt u niets te ver wijten. Het bangt niet van onzen wil af, onze liefde weg te schenken aan wien wij willen; het wordt ons somtyds afgedwongen. Wanneer eenmaal nw tjjd komt, znlt gij de waarheid mjjner woorden ondervinden. En moge het u dan niet gaan, zooals nu mjjn armen broeder." Zij drukte Edith Dog eenmaal harteljjk de band en verdween vervolgens. Edith echter gevoelde zich diep geroerd. Telkens weder riep zjj zich het gesprek met juffrouw Drager voor den geest. En hoe langer zjj over het gesprokene nadacht, hoe meer zjj tot het resultaat kwam, dat zjj Karei Drager niet lief had, en hem nooit liefhebben zon. HOOFDSTUK XVI. Margot en haar echtgenoot zaten aan het ontbjjt. Margot was oog schuoner geworden. Hare trotsche schoonheid bad zich ten volle ontwikkeld en daar de middelen van haren echtgenoot baar veroorloof de zich zorgvuldig te kleeden, kwam elk ha- rer bekoorlijkheden dubbel nit. Daarbjj kwam nog, dat een glans van tevredenheid over haar gelaat verspreid lag. De schijn harer oogen was helder, haar teint frisch en in haar voorhoofd had de zorg nog geen enkel rimpeltje achtergelaten. Niet in dezelfde mate scheen haar echt genoot het echteljjk leven te bekomen, ten minste hjj zat daar nu met een naden kend, bekommerd, ja zelfs mistroostig ge laat, de oogen donker op den grond ge richt. Margot lette volstrekt niet op deze ont stemming, waaraan haar echtgenoot bljjk- baar ten prooi was. Al bare opmerkzaam heid had zjj gewjjd san een modejournaal, dat op tafel voor haar lag. „Margot 1" „Hm?" deed zjj verstrooid hooren. Zjj hield het niet voor noodig, een oo genblik met hare interressante bezigheid op te honden. „Ik heb mij gisteren over u ge schaamd. kende de trncs goed en zij was met een guldeD per keer tevreden. Zij had een aardig ond gezicht met mooi grijs haar erom. Als zij daar neer zat met de breikous in de hand, het hoofd gebogen, tegen een achtergrondje, dat een burgerkamer verbeeldde, zon zjj zelfs voor Israels een model van belang geweest zijn. Mie-bet had een druk leven achter zich. Zij was van deftige komaf, ten minste dat beweerde zij altijd en dat zij in haar jeugd ook teekenles gehad had, mocht zij graag als bewijs daarvan aan voeren. Zij trouwde, toen zij pas achttien jaren ond was, met een heer die een groothandel had. De groothandel giDg evenwel zeer spoedig den weg van al het aardsche, en de groothandelaar werd handelsreiziger voor een firma in Parijs. Mie-bet ging met haar man naar de Eransche hoofd stad en daar heeft zij vele jaren gewoond. Wondere verhalen deed zij van de door haar meegemaakte genietingen aldaar. Op een keer giDg de handelsreiziger als naar gewoonte op reis en hij vergat terug te keeren. 't Was een goeie fent, zei Mie-bet altijd, grimlachend, maar hij was zoo vergeetachtig. Hij vergat zelfa enkele reeds geïnkasseerde gelden bij de rechtmatige eigenaars, zijn patroons, terug te brengen en Datnnrlijk weigerden toen de patroons iets te doen aan de on bestorven weduwe. Mie-bet heeft toen op velerlei wijzen haar kost verdiend, maar zij is altijd een eerlijke, brave viouw gebleven. Zij ver richtte vertaalwerk, want zij sprak drie talen als haar Hollandsch; later in het oorlogsjaar '70 ging zij naar Holland te rug en begon een winkeltje in garen en band, dat tieD jaren een kwijnend bestaan leidde en Mie-bet niet in staat stelde be hoorlijk te leven. Later werd zij juf frouw in een kiosk, toen hofmeesteres, totdat tenslotte een schilder haar ontdek te en het goede oude wijfje een uitste kende bron van bestaan opende. Yroolijk kwam zij 's morgens ter aca demie, gekleed in het teekenachtige oude vrouwtjes costnum, waarin wij haar zoo gaaine voor ous zagen om met haar een Hollandsch binnenkamertje te maken, goed of, zooals ik, duidelijk en glimpenden niet goed. Tevreden leefde zij en tevreden is zij in haar kamertje op den Yisschersdijk ge storven. D. dering de oogen op. „Geschaamd Vrien delijke dank, u is zeer galant. En ik verbeeldde mjj nog wel, alle andere dames in de schaduw gesteld te hebben. Tenmin ste dat verzekerde mij de handelsraad Gold- bacb gij weet, die heeft er verstand van dat de snit en de garneeriog mij ner robe, de elegantste, de smaakvol ste Hij viel haar geërgerd in de rede, en een geringschattende bitterheid lag er in den toon van zijn stem. „Dat meen ik niet. Daarin, dat weet ik reeds, zijt ge onover- trelbaar. Uw naaister laat niets te wen- schen over," Zij zette een gekrenkt gelaat. „Mijne naaister antwoordde zjj. „Yer- oorloof mij te doen opmerken, dat er meer toebehoort, dan een goede naaister, daar voor beeft men een goede smaak noodig. Maai ik bemerk het reeds, gjj zchjjnt het voor een misdaad te honden, om mij een complimentje te maken." Hjj trok ernstig aan zjjn onder lip. „Ik voor mjj dacbt, dat getrouwde lieden, wel iets beters te doen hadden, dan elkaar complimentjes toe te I luisteren en bewon dering over bet een of ander te kennen te geven. Ik vat den plicht van getrouwd man ernstiger op en ik meende, dat voor alles de een met de ander moest meeleven. De plicht van de vrouw is in de eerste plaats, belang te stellen in dat, waarmede de man zijn brood verdient; aan zijne taken moet ook zij haar verstandelijke krachten sehen- ken," Zjj haalde geringschattend de schonders op. „Gij talt toch niet van mjj verlangen, dat ik met u in nw laboritorinm ga? Neen maar, dat mankeert er juist nog maar aan. Brr „Dat gjj net mjj znlt gaan werken, ver lang ik niet van n," antwoordde hij ernstig, geen acht slaande op baar streven, om door haar leuke manieren, het gesprek in een meer vrooljjke wending ta sturen. „Maar ik eisch, dat ge belang stelt, in het beroeps leven van uw man. Dat ge teominste moei te doet, zjjn arbeid tebegrjjpen en te waar- deeren; dat ge niet zooalB gisteren, lachend de schouders ophaalt, wanneer er van mjjne uitvinding, van bet hoofddoel mijns levens sprake is, dat ge dan niet verklaart, zoo- als gisteren tegen den geheimraad Böhm daarvan begrijp ik niets, dat boezemt mij geen belang in." Zjj lachte hartelijk en nam zijn smartelijk gevoel vroolijk op. X. De Belgitchi Afdeeling. 't Komt mij Toor, dat gene der afdee- lingen op de tentoonstelling den juisten blik doet slaan op de industrie van bet land, als de Belgische. Bekend is het toch, dat de hoofdelementen van de nij verheid onzer zuidelijke broeders metaal bewerking en de textiele industrie zijn en beide zijn in de afdeeling uitstekend ver tegenwoordigd. Zetelt de metaal-indus trie voornamelijk in het Waalsche, hooge gedeelte des lands, waar ijzer en steenkool beide in voldoende hoeveelheid in den grond aanwezig zijn; de textiele nijver heid, linnen-, en lakenweverij moet men meer in het lagere, Westelijke deel zoeken. Daar had reeds in de Middeleeuwen die nijverheid zulk een vlucht genomen, dat de gilden in Brugge, onder aanvoering van den deken der lakenwevers Pieter de CoDinck zich met goed gevolg tegen de onderdrukking van Frankrijk konden ver zetten, en terwijl nog geen halve eeuw later zelfs de Ylaamsche burgerij ook weer voornamelijk bestaande nit leden van hat wolle- en linnenweversgilde onder aan voering van den GentenaarJakob vanArlevel- de met den koniDg van Engeland een verbond sloot. Mogen op dezes bloeitijd der Ylaamsche gewesten, voor geheel België ook lange jaren van malaise onder het Spaansche be stuur gevolgd zijn, in onze eeuw heeft het zich eerst onder kosing Willem I en later onder zijne eigen koningen opgericht en geeft ten bewijze daarvan op eene schitterende wijze acte de prdsence op de tegenwoordige tentoonstelling. Beide takken der textiele nijverheid, de katoen- en linnenbewerking en de wol- industrie, zijn flink vertegenwoordigd. Wat de wol betreft, ziet men eeoige vi trines, waarin stalen van verschillende wolsoorten op de achtereenvolgende trap pen van bewerking, van de hnid van het schaap af, tot de draden, waarvan het la ken geweven wordt toe, uitgestald zijn. In eene andere vitrine vindt men vlokken wol, bestemd om bedden te vullen, ter vervan ging van de kapok, dat, volgens eene cir- „Alzoo gekrenkte jjdelheid. Gij ergert n> omdat ik niet vol bewondering, verstomd zta over uwo wetenschappelijke werken. Na mijnentwege." Zjj leacde in haar stoel achterover met een zeer onverschillig ge zicht. „Wanneer het n genoegen doet. Wat is dat dan met uwe beroemde uitvin ding Hare manier van handelen krenkte hem diep. Hij stond driftig op en verliet met een korten groet de kamer. Dergelijke onaangename voorvallen von den in bet hois van den directeur dikwijls plaats, en de tegenstelling tnsschen de bei de echtelieden, die geen enkele sympathie gemeen badden, werd boe langer boe groo- ter. Margot's denken en leven, was alleen daarop ingericht, om baar schoonheid zoo veel mogelijk te doen schitterende mode magazijnen waren hare liefste verbljjfplaat- sen Toen het ronwjaar voorbij whb, gaf zjj zich over aan een stroom van genot, be zocht theaters, concerten, gezelschappen en behoorde onder de hartstochtelijkste danse ressen. Weigerde mjjnheer Tonnies met haar mede te gaan want hem was dit oppervlakkige leven een doorn in het oog, een stil, gelukkig leven was veel meer iets naar zjjn smaak dan vielen er heftige soènes voor, bij welke Margot hare tranen rijkelijk deed vlieten en allerlei verwijtingen deed hooren. Zjj was jong en bad aanspraak op de ge nietingen des levens. Zjj bad hem niet ge trouwd, om stil met hem in hois te hok ken. Dan bad zjj wel in het klooster knn nen gaan. Wanneer hjj zichzelf te ond vond voor bals en dergeljjken, dan had hjj niet znlk een mooie jonge vronw aan sieh moeten verbinden. En de tegenstelling in beider neigingen oitte zich in een voortdurende reeks van twisten en plagerjjeD, die hen tegen elkan der verbitterde. Met telkens grooter wor den beschaming en ergernis, ontdekte de beer Tonnies, hoezeer hjj zich in Margot's karakter vergist had. Waar was die be scheidenheid, die bekoorlijke ernst, die hem zoozeer in het jonge meisje bevallen bad den En dan die belangstelling, die zj) voor zijn beroep scheen te koesteren en die hem in den waan had gebracht, dat zij an ders was dan andere joDge meisjes, en die hem in haar zijn ideaal bad doen geloo- ven Duidelijker werd het telkens in hem, dat dit alles slechts kloeke berekening was ge weest en dat hjj toch het offer was gewor den van een sluwe, valsche Eva's-dochter, dia

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5