Mm uit de Maasstad
Zondag 28 Juli 1895.
39ste Jaargang No. 3011.
BIJVOEGSEL.
F K 1 L L ET~ÖNr~
Nd sloeg sjj toch ia greoeoloose verwon-
De Wereldtentoonstelling.
worden gehouden. Zij hebben het terrein
onderzocht en zij weten precies over hoe
veel ster men zij te beschikken hebben,
terwijl de liberalen ten dien opzichte in
absolute onwetenheid verkeeren.
Dat zij de meerderheid ditmaal niet be
haald hebben, is o. i. alleen te danken
aan de inderdaad weerzinwekkende wijze
waarop het katholieke blad De hlaaibode
zich in den verkiezingsstrijd geweerd heeft.
Laffe, flauwe en ongemotiveerde verdacht
makingen waren de eenige wapenen waar
mee dit blad aankwam. Zoo heeft zij op
den avond vóór den dag der stemming nog
eens uitgepakt tegen het liberale bestuur.
„De liberale partij,* zegt de Maasbode,„heeft
ons voor een bankroet geplaatst en haar
beboer is louter geldmakerij geweist. Het
gerucht loopt dat zelfs liberalen op onze
candidaten stemmen zullen, omdat zij de
verkwisting moede zijn en niet veel zin
hebben om nog meer te betalen, terwijl
zoo velen de stad nitloopen. Gelukt het
onze partij in den raad het stelsel van
verkwisting omver te werpen, dan zullen
er wellicht vele vluchtelingen terogkeeren
m onzsn winkeliers de cliëntele terrogge-
\en welke zij verloren hebben."
Geel aardig en heel handig ook kwam
torn de Nieuwe Botterdamscke Courant
met een artikel waarin zij, bijna zonder
coamentaar, die dan ook volstrekt niet
noolig was, bewees dat de anti-liberale
geueenteraadsleden heel troaw met de li-
berden hadden weggestemd in de door de
Maebode als verkwisting gekwalificeerde be-
sluifen tot uitgaven! De anti-liberalen had
den hunne stem gegeven aan het haven
voostel, het politievoorstel en nog een
heefe rist voorstellen die noodig waren en
die geld kostten natuurlijkl Toen zweeg de
Ifcasbode als eea mof en de nitkomst heeft
bwezen dat hare verdachtmakingen ge-
lrkkig niet de kiezers op een dwaal-
reg hebben geleid.
't Is dan ook te dwaas. Wie Ier we
reld heeft gehoord dat Botterdam voor
didaten tot op 1700 stemmen to breDgen! leen bankroet staat. Het is waar, er wordt
Dit zijn voor hem die Botterdam kent, veel geld uitgeven en de belastingen in de
verschijnselen. De luiheid van de kiezers, Maasstad zijn zeer hoog; maar daar staat
hun weinigs belangstelling is zoo goed als tegenover dat er door deze maatregelen veel
overal gebleken, ook te Schagen nietwaarPgeld verdiend wordt en dat alleen een vast
En dat doet ons slechts verlangeD, dat Jcies- en volkomen gemotiveerd vertrouwen in de
plicht eeu der voorwaarden zsl zijn in de toekomst van Botterdam de raadsleden bij
aan te nemen kieswet Van Houten, het nemen hunner besluiten geleid heeft.
Rotterdam, 23 Juli 1895
LVI.
Op gevaar af, vervelend te schijnen voor
mijnen lezer en in het bijsonder voor mij
ne lezeres, moet ik nog eens terugkonen
op de gemeenteraadsverkiezingen van devo-
rige week.Deze verkiezingen hebben tienal-
len van dagen te voren alles in bewegng
gebracht, de partijleiders hebben alles >p
baren en snaren gezet om er hun candirk-
ten door te helpen. Te oordeeien naar wit
de bladen uit alle lichtingen van 't lad
kwamen melden, is er over het algemeo
hard gewerkt. Ik las, dat men ook h
Schagen zijn best beeft gedaan.
In Botterdam had de gemeenteraadsver
kiezing ditmaal een bijzondere beteekenis.
Het gold thans te kiezen tusschen de li
beralen en de clericalen als bestuurders de
zer gemeente, lang geen onverschillige zaak
nataurlijk voor hen, die vóór of tegen het
openbaar onderwijs zijn. Toch liet de op
komst alles te wenschen over, want van
8137 kiezers kwamen er slechts 3662 ter
stembus, een bedroevend klein deel dus.
Wij zijn daarbij in de gelegenheid ge
weest, allerdwaaste dingen te zieD. Hel
stemmen-aantal op de liberale candidaten
varieerde van 183*4 tot 2029, zoodat dus
een deel van de liberale kiezers zijn stem
niet heeft uitgebracht op een der liberale
candidaten! De werkman—candidaat, die door
„Botterdam" gesteld werd, verwürf niet
meer dan 550 stemmeDj de aristocratische
Botterdammers verkiezen dus niet dat een
smid zitting heeft tusschen hunne deftige
bestuurders. De anti—liberalen die tot be
den zoo goed als niemendal in de melk
te brokken hadden, wisten nu hunne can
De anti-liberale in Botterdam hebber
zich verbondeu eD vormen met hun is
derdaad ernstig willen «en macht in onj
politieke wereld, waarmele rekening mot
Db i Mn,
Sociale Koman uit het rouwenleven.
Arthub Zfiv.
17.
Edith bevond zich ineen pljjke verhou
ding. Moest juffrouw Draf haar niet
voor ondankbaar en harteloos»! voor trots
en ongenaakbaar boudeD, nuj niet vol
mondig kon verklaren, dat zijiarel Drager
lief had? Waarom had zij in frouweD,
edelen mensch, die haar zoov goeds be
wezen had, niet lief Was dan niet
vatbaar voor lielde Had ha moeilijk le
ven baar hart somtijds gedooc Wanneer
een mensch waard was beminte worden,
dan was het zeker wel Karei figer. Wel
licht zette het gevoel van akbaarheid,
eerbied en erkentelijkheid, hetweiij nu voor
hem koesterde, in iets nr teeders
om.
Al deze denkbeelden eu geda.eD storm
den baar door het kootd en de« haar sta
melend zeggen„Ik geloof t» dat ik
ooit een warmer gevoel voor eeeDkel an
der man koesteren zal, dag ik voor uw
broeder doe. En wanneer wij anker na
jaren wederzien, en zijn zin nieteranderd
is, dan
„Dan zult ge bereid zijn," viijuffrouw
Drager iu, „u uit dankbaarheid te offe
ren. Keen mijn waarde, daarmede mijn
arme broeder niet gediend. Nie is af
schuwelijker, niets onzedeljjker, is weer
zinwekkender, dan een huwelijk onder
lietde."
Edith kleurde bevig. Eens hadp zelf
zoo totMargot gesproken. „Een, midien ik
niet kan liefhebben," antwoordde niet
zonder eenige gekrenktheid, „zal nooit
men toebehooren. Maar het scit mij
toch niet onmogeliik toe, dat ik avroeder
zou kunnen leeren liefhebben."
.Leeren De jonge dokteres thbdde
driftig met het hoo d. „Lielhebb leert
men niet, mijn beste. Gij hebt n <r lief
de nog geen helder 'denkbeeld uncen
vormen. Hebt ge er nooit ovneee-
dacht?"
„Keen," antwoordde Edith afwerei De
wending welke bet gesprek genomeihad,
deed baar vrouwelijk gevoel onaan|aam
«au. Zelfs niet met baar zusters, h sjj
De onjuistheden die de Maasbode debi
teert, leggen geen schitterende getuigenis
af van het oordeel dat het blad zijn kie
zers toeschrijft,-heb ik hier en zeer terecht,
hooren beweren. Onhebbelijkheden als deze
hehben ook in het antirevolutionaire en
katholieke kamp ontevredenheid gewekt en
velen hebben geweigerd hnn stem te lee-
nen aan dingen als deze.
Ik heb zoolang bij deze stuitende kies-
mationevres stilgestaan, omdat zij in late-
ren tijd een les knnnen wezen voor ande
ren. Wie weet, misschien ook wel te
Schagen. Wie het onderste nit de kan
wil hebben, krijgt al gauw het lid op den
neus.
Zaterdag is de oode Mie-bet gestorveD.
Ik heb nergens nog een woord, aan haar
nagedachtenis gewijd, gelezen en het is
mij een behoefte hare assche den gebruike-
lijken lof te brengen. Mie-bet was een
goed oud-wijfje, die haar kostje verdien
de met model te wezen op onze teeken
academie.
Indertijd heb ik ook nog een poosje
schilderles gehad. Ik heb echter al heel
gauw bemerkt dat ik geen Bnbens wor
den zonmijn meeatets hebben mij ge
zegd, dat ik zeer juist dacht en omdat ik
dat schilderen toch alleen voor mijn plei-
zier deed, heb ik maar verder geen geld
meer aan lessen uitgegeven. Mijn moeder
vond dit zeer verstandig van me. Zij had
nooit kunnen zien, zei zij altijd, of de
beesten die ik in het groene weiland tee-
kende, koeien of honden waren 1 Dit
alles ontmoedigde mij natnnilijk
zeer.
Mie-bet alleen, zag wat in me. Als ik
haar na de les uit pure goedhaitigheid een
dubbeltje in de hand duwde, kwam ze
even over mijn ezel kijken en dan knikte
zij zoolang goedkeurend met het hoofd
en zoolang bleef ze wel wel en 'sjon-
gen jongen, roepen, tot mijn medeleerliu-
gen ook eens kwamen kijken.
En als ze daar allen waren zei ze Ja
ja, hij (dat was ik) hij kan et wel.
Kijk es, hoe duidelijk en hoe glim
pend 1
Dat was haar lef, die mij het voorwerp
van aller hilaritiet deed wezen. Yan
het begin van de les tot het einde hoor
de ik voortaan niets danHij ken et
wel, zoo duidelijk en zoo glimpend
met een sterken nadruk op de over
bodige P.
Maar toch ben ik Mie-bet heel dank
baar voor haar kritiek, want zij heeft mij
sterker dan iets of iemaud bewezen, dat
ik geen schilderstalent had.
Mie—bet is jarenlang model geweest. Zij
over dit teore punt een intieme gedachten-
wisseliog gehouden.
„Mijn leven was zoo ernstig," zeide zjj,
„zoo geheel in beslag genomen door nuch
tere, ernstige dingen
„Ernstig?" viel de andere levendig in.
„Er is Diets ernstigers dan mijne vraag. Ik
heb er veel over nagedacht, veel daarvan
gadegeslagen. Mij hield dit vraagstuk als
vrouw zoowel als dokter bozig. Ziet ge,
liefde Iaat zich niet leeren, laat zich niet
in bezit nemen; want het is een eigenaar
dig gevoel, dat volstrekt niet ontstaat nit
een jarenlange kennismaking. Zij vindt baar
oorsprong in een gevoel van aantrekking,waar
in twee menschen tot elkander bestaan. Is dat
er niet, zoo zal zij zich door niets laten
dwingen, noch door achting, noch door dank
baarheid, noch door elke andere overeen
stemming der ziel. De liefde is een geeste
lijk en tooh tegelijk lichamelijk iets, verstaat
ge wel, ook tevens lichamelijk. Gij weet toch
wel, welk einddoel de liefde in het oog
houdt?"
Hevig blozend boog Edith het hoofd. In
den korten tijd, dat zij te Zurich was, bad
zij al hare kinderachtige preutschheid nog
niet verloren.
„Daarover beeft nog nooit iemand met mij
gesproken," zeide zjj na een korte poos, niet
zonder in toon eu manier te kennen te bebben
gegeven, dat een verder doorgaan op dit
thema haar zeer onaangenaam was. De
doctores lachte evenwel flauwtjes en merk
te gelaten op: „Dat is het gebrek onzer op
voeding, dat men joist over de gewichtigste
dingeB nooit met de jonge meisjes spreekt.
Jaist daardoor dia vele ongelukkige huweljj-
ken. Een huweljjk zonder liefde, is iets dat
tegen de natuur indruischt. Er mag eeu schijn
van geluk, een rustig naast elkander leven
uit kunnen geboren worden, maar van dat
heerlijke, stormachtige gevoel van gelnk, dat
slechts de ware liefde ons schenken kan, dat
is voor die menschen onbereikbaar!"
Edith hief het hoofd op.
„Waaraan herkent men echte liefde?" bracht
■ij ten berde, door een onwillekeurige be
langstelling gedreven; maar in het volgende
oogenblik ergerde zjj zich over de vraag, die
zjj gedaan bad.
„Waaraan men de echteliefde herkent?
Schopenhauer zegt: zjj is het verlangen, dat
een man of een vronw koestert om het
voorwerp hnn liefde te bezitten, en waar
aan zich voor hen een oneindige zaligheid
vastknoopt. Er moet een innerlijke drang,
een innerljjk verlangen bestaan. Gjj hebt
een vol jaar met mjjn broeder omgegaan,
dageljjks met hem verkeerd en gjj wordt
niet tot kern getrokken door een zoet
verlangen; dus: gij hebt hem niet lief."
Zjj zeide dit laatste met een zncht en
hare lippen trilden smarteljjk en weder
deed Edith zich de hevigste verwijten.
Zwijgend boog zjj het hoofd.
Joffroaw Dr&ger stond ving op en stak
baar vriendeljjk de band toe.
„Leef gelukkig lieve collega," zeide zjj
weder op warmen toon. „Geef u niet over
aan mjjmeringen. Gij hebt u niets te ver
wijten. Het bangt niet van onzen wil af,
onze liefde weg te schenken aan wien wij
willen; het wordt ons somtyds afgedwongen.
Wanneer eenmaal nw tjjd komt, znlt gij de
waarheid mjjner woorden ondervinden. En
moge het u dan niet gaan, zooals nu mjjn
armen broeder."
Zij drukte Edith Dog eenmaal harteljjk de
band en verdween vervolgens.
Edith echter gevoelde zich diep geroerd.
Telkens weder riep zjj zich het gesprek
met juffrouw Drager voor den geest. En
hoe langer zjj over het gesprokene nadacht,
hoe meer zjj tot het resultaat kwam, dat zjj
Karei Drager niet lief had, en hem nooit
liefhebben zon.
HOOFDSTUK XVI.
Margot en haar echtgenoot zaten aan het
ontbjjt. Margot was oog schuoner
geworden. Hare trotsche schoonheid
bad zich ten volle ontwikkeld en daar de
middelen van haren echtgenoot baar veroorloof
de zich zorgvuldig te kleeden, kwam elk ha-
rer bekoorlijkheden dubbel nit. Daarbjj
kwam nog, dat een glans van tevredenheid
over haar gelaat verspreid lag. De schijn
harer oogen was helder, haar teint frisch
en in haar voorhoofd had de zorg nog geen
enkel rimpeltje achtergelaten.
Niet in dezelfde mate scheen haar echt
genoot het echteljjk leven te bekomen, ten
minste hjj zat daar nu met een naden
kend, bekommerd, ja zelfs mistroostig ge
laat, de oogen donker op den grond ge
richt.
Margot lette volstrekt niet op deze ont
stemming, waaraan haar echtgenoot bljjk-
baar ten prooi was. Al bare opmerkzaam
heid had zjj gewjjd san een modejournaal,
dat op tafel voor haar lag.
„Margot 1"
„Hm?" deed zjj verstrooid hooren.
Zjj hield het niet voor noodig, een oo
genblik met hare interressante bezigheid op
te honden.
„Ik heb mij gisteren over u ge
schaamd.
kende de trncs goed en zij was met een
guldeD per keer tevreden.
Zij had een aardig ond gezicht met
mooi grijs haar erom. Als zij daar neer
zat met de breikous in de hand, het
hoofd gebogen, tegen een achtergrondje,
dat een burgerkamer verbeeldde, zon zjj
zelfs voor Israels een model van belang
geweest zijn.
Mie-bet had een druk leven achter
zich. Zij was van deftige komaf, ten
minste dat beweerde zij altijd en dat zij
in haar jeugd ook teekenles gehad had,
mocht zij graag als bewijs daarvan aan
voeren.
Zij trouwde, toen zij pas achttien jaren
ond was, met een heer die een groothandel
had. De groothandel giDg evenwel zeer
spoedig den weg van al het aardsche, en
de groothandelaar werd handelsreiziger
voor een firma in Parijs. Mie-bet ging
met haar man naar de Eransche hoofd
stad en daar heeft zij vele jaren gewoond.
Wondere verhalen deed zij van de door
haar meegemaakte genietingen aldaar.
Op een keer giDg de handelsreiziger
als naar gewoonte op reis en hij vergat
terug te keeren. 't Was een goeie
fent, zei Mie-bet altijd, grimlachend, maar
hij was zoo vergeetachtig. Hij vergat
zelfa enkele reeds geïnkasseerde gelden bij
de rechtmatige eigenaars, zijn patroons,
terug te brengen en Datnnrlijk weigerden
toen de patroons iets te doen aan de on
bestorven weduwe.
Mie-bet heeft toen op velerlei wijzen
haar kost verdiend, maar zij is altijd een
eerlijke, brave viouw gebleven. Zij ver
richtte vertaalwerk, want zij sprak drie
talen als haar Hollandsch; later in het
oorlogsjaar '70 ging zij naar Holland te
rug en begon een winkeltje in garen en
band, dat tieD jaren een kwijnend bestaan
leidde en Mie-bet niet in staat stelde be
hoorlijk te leven. Later werd zij juf
frouw in een kiosk, toen hofmeesteres,
totdat tenslotte een schilder haar ontdek
te en het goede oude wijfje een uitste
kende bron van bestaan opende.
Yroolijk kwam zij 's morgens ter aca
demie, gekleed in het teekenachtige oude
vrouwtjes costnum, waarin wij haar zoo
gaaine voor ous zagen om met haar een
Hollandsch binnenkamertje te maken, goed
of, zooals ik, duidelijk en glimpenden
niet goed.
Tevreden leefde zij en tevreden is zij in
haar kamertje op den Yisschersdijk ge
storven. D.
dering de oogen op. „Geschaamd Vrien
delijke dank, u is zeer galant. En ik
verbeeldde mjj nog wel, alle andere dames
in de schaduw gesteld te hebben. Tenmin
ste dat verzekerde mij de handelsraad Gold-
bacb gij weet, die heeft er verstand van
dat de snit en de garneeriog mij
ner robe, de elegantste, de smaakvol
ste
Hij viel haar geërgerd in de rede, en een
geringschattende bitterheid lag er in den
toon van zijn stem. „Dat meen ik niet.
Daarin, dat weet ik reeds, zijt ge onover-
trelbaar. Uw naaister laat niets te wen-
schen over,"
Zij zette een gekrenkt gelaat.
„Mijne naaister antwoordde zjj. „Yer-
oorloof mij te doen opmerken, dat er meer
toebehoort, dan een goede naaister, daar
voor beeft men een goede smaak noodig.
Maai ik bemerk het reeds, gjj zchjjnt het
voor een misdaad te honden, om mij een
complimentje te maken."
Hjj trok ernstig aan zjjn onder
lip.
„Ik voor mjj dacbt, dat getrouwde lieden,
wel iets beters te doen hadden, dan elkaar
complimentjes toe te I luisteren en bewon
dering over bet een of ander te kennen te
geven. Ik vat den plicht van getrouwd man
ernstiger op en ik meende, dat voor alles
de een met de ander moest meeleven. De
plicht van de vrouw is in de eerste plaats,
belang te stellen in dat, waarmede de man
zijn brood verdient; aan zijne taken moet
ook zij haar verstandelijke krachten sehen-
ken,"
Zjj haalde geringschattend de schonders
op.
„Gij talt toch niet van mjj verlangen,
dat ik met u in nw laboritorinm ga? Neen
maar, dat mankeert er juist nog maar aan.
Brr
„Dat gjj net mjj znlt gaan werken, ver
lang ik niet van n," antwoordde hij ernstig,
geen acht slaande op baar streven, om door
haar leuke manieren, het gesprek in een
meer vrooljjke wending ta sturen. „Maar
ik eisch, dat ge belang stelt, in het beroeps
leven van uw man. Dat ge teominste moei
te doet, zjjn arbeid tebegrjjpen en te waar-
deeren; dat ge niet zooalB gisteren, lachend
de schouders ophaalt, wanneer er van mjjne
uitvinding, van bet hoofddoel mijns levens
sprake is, dat ge dan niet verklaart, zoo-
als gisteren tegen den geheimraad Böhm
daarvan begrijp ik niets, dat boezemt mij
geen belang in."
Zjj lachte hartelijk en nam zijn smartelijk
gevoel vroolijk op.
X.
De Belgitchi Afdeeling.
't Komt mij Toor, dat gene der afdee-
lingen op de tentoonstelling den juisten
blik doet slaan op de industrie van bet
land, als de Belgische. Bekend is het
toch, dat de hoofdelementen van de nij
verheid onzer zuidelijke broeders metaal
bewerking en de textiele industrie zijn en
beide zijn in de afdeeling uitstekend ver
tegenwoordigd. Zetelt de metaal-indus
trie voornamelijk in het Waalsche, hooge
gedeelte des lands, waar ijzer en steenkool
beide in voldoende hoeveelheid in den
grond aanwezig zijn; de textiele nijver
heid, linnen-, en lakenweverij moet men
meer in het lagere, Westelijke deel zoeken.
Daar had reeds in de Middeleeuwen die
nijverheid zulk een vlucht genomen, dat
de gilden in Brugge, onder aanvoering van
den deken der lakenwevers Pieter de
CoDinck zich met goed gevolg tegen de
onderdrukking van Frankrijk konden ver
zetten, en terwijl nog geen halve eeuw
later zelfs de Ylaamsche burgerij ook weer
voornamelijk bestaande nit leden van hat
wolle- en linnenweversgilde onder aan
voering van den GentenaarJakob vanArlevel-
de met den koniDg van Engeland een
verbond sloot.
Mogen op dezes bloeitijd der Ylaamsche
gewesten, voor geheel België ook lange
jaren van malaise onder het Spaansche be
stuur gevolgd zijn, in onze eeuw heeft het
zich eerst onder kosing Willem I en
later onder zijne eigen koningen opgericht
en geeft ten bewijze daarvan op eene
schitterende wijze acte de prdsence op de
tegenwoordige tentoonstelling.
Beide takken der textiele nijverheid, de
katoen- en linnenbewerking en de wol-
industrie, zijn flink vertegenwoordigd.
Wat de wol betreft, ziet men eeoige vi
trines, waarin stalen van verschillende
wolsoorten op de achtereenvolgende trap
pen van bewerking, van de hnid van het
schaap af, tot de draden, waarvan het la
ken geweven wordt toe, uitgestald zijn. In
eene andere vitrine vindt men vlokken wol,
bestemd om bedden te vullen, ter vervan
ging van de kapok, dat, volgens eene cir-
„Alzoo gekrenkte jjdelheid. Gij ergert n>
omdat ik niet vol bewondering, verstomd
zta over uwo wetenschappelijke werken.
Na mijnentwege." Zjj leacde in haar stoel
achterover met een zeer onverschillig ge
zicht.
„Wanneer het n genoegen doet. Wat
is dat dan met uwe beroemde uitvin
ding
Hare manier van handelen krenkte hem
diep. Hij stond driftig op en verliet met een
korten groet de kamer.
Dergelijke onaangename voorvallen von
den in bet hois van den directeur dikwijls
plaats, en de tegenstelling tnsschen de bei
de echtelieden, die geen enkele sympathie
gemeen badden, werd boe langer boe groo-
ter. Margot's denken en leven, was alleen
daarop ingericht, om baar schoonheid zoo
veel mogelijk te doen schitterende mode
magazijnen waren hare liefste verbljjfplaat-
sen Toen het ronwjaar voorbij whb, gaf
zjj zich over aan een stroom van genot, be
zocht theaters, concerten, gezelschappen en
behoorde onder de hartstochtelijkste danse
ressen. Weigerde mjjnheer Tonnies met
haar mede te gaan want hem was dit
oppervlakkige leven een doorn in het oog,
een stil, gelukkig leven was veel meer iets
naar zjjn smaak dan vielen er heftige
soènes voor, bij welke Margot hare tranen
rijkelijk deed vlieten en allerlei verwijtingen
deed hooren.
Zjj was jong en bad aanspraak op de ge
nietingen des levens. Zjj bad hem niet ge
trouwd, om stil met hem in hois te hok
ken. Dan bad zjj wel in het klooster knn
nen gaan. Wanneer hjj zichzelf te ond
vond voor bals en dergeljjken, dan had
hjj niet znlk een mooie jonge vronw aan
sieh moeten verbinden.
En de tegenstelling in beider neigingen
oitte zich in een voortdurende reeks van
twisten en plagerjjeD, die hen tegen elkan
der verbitterde. Met telkens grooter wor
den beschaming en ergernis, ontdekte de
beer Tonnies, hoezeer hjj zich in Margot's
karakter vergist had. Waar was die be
scheidenheid, die bekoorlijke ernst, die hem
zoozeer in het jonge meisje bevallen bad
den En dan die belangstelling, die zj) voor
zijn beroep scheen te koesteren en die hem
in den waan had gebracht, dat zij an
ders was dan andere joDge meisjes, en die
hem in haar zijn ideaal bad doen geloo-
ven
Duidelijker werd het telkens in hem, dat
dit alles slechts kloeke berekening was ge
weest en dat hjj toch het offer was gewor
den van een sluwe, valsche Eva's-dochter, dia