GEMENGD NIEUWS. UITSLAG Herstemmingen, voor Leden van den ïiaad. Over hooien en hooibroei. het tweede couplet ook aan de voordracht j velhe ook bij j begaan- grondgebed' v. B. Kolkman, werd zeer L gezongen ook ,11e zorg besteed. 9 „Orpkens" v. üudcarspel. Di- >^'0r, de heer W. Dorsman De nos. „A- wjdliod" t. F. Abt en „Het lied van .^erland' v. Eich Holl, waren een tweetal ioo moeielijke nnromers; doch kon- j, door: „Orpheus' toch niet tol hun ^.Jit gebracht worden. pit koor verkeert In eene ongun- positie wat betreft de ,jenetelling; de partijverhouding is niet jed. Het is nu eenmaal niet anders, ptr als een zanger een zekeren leeftijd ^it bereikt, dan is, vooral bij dilettanten, 4 stemorgaan Diet meer zoo gesehikt tot ^eertzang. Bet slot van het 2de vers van Avond- *du bewees, dat deze vereeniging wel £t en ijver bezit om zoo goed mogelijk singeD. Kunnen er in Oudcarspel niet #ig® jongere krachten gevonden worden? jet zou deze vereeniging nieuw bloed in aderen storten en nieuw leven bij bar verwekken. De wil en het ernstig itreven bestaat bij dit koor wel. Wij gelooven dat de vereen, in den heer Dorsman een ijverig directeur heeft, die ittlne de vereen, op het pad der kunst joorwaarts wil voeren. Zij, die dit verslag lezen, zullen de op- „erkiog maken, dat er nog al wat „aan merkingen' gemaakt zijn. "Wij hebben gemeend, ook die niet ach terwege te moeten laten. Deze openbare wngersfeesten toch zijn niet voor de jool, maar,om van elkander te leeren. Doch dan moeten er ook geen doekjes om gewonden worden; dan moeten er ook jeene opgeschroefde toosten geslagen of illeen-vleiende recensiën gegeven worden; ofschoon wij gaarne, toegeven dat de oitiek niet „doodend* mag zijn. Wij ho- ptn, ons voor dit euvel gevrijwaard te hebben. Zeker, zingen is moeielijk, heel wat poeielijker dan de meesten denkenmaar daarom juist loont het de moeite, deze lenst met ernst en toewijding te beoefe- oen. Hoe hooger standpunt een zaDgver» eeniging weetin te nemen, des te meer lenstgenot verschaft zij ook zichzelve. De getrouwe beoefening der zangkunst draagt tegelijk de belooning met zich. «tad ontmoet, die wel duizend gulden zou willen geven, om je te zien.' „Wie was bet? woont hij hier?' vroeg rijne vrouw plotseling oplnikende. „Ik kan mij zijn naam niet heiinne- en.' „Ik wil wedden, dat het Frits Meijer was., Neen.' Dan moet het Jan Muller zijn." „Raad nog eens. Misschien zal zijn naam mij wel invallen.' ,0, ik wod dit ik htt wist,' zeide zij ne vrouw met gtoo.a levendigheid. „Was bet Karei Volks?" ,Rsad nog eens. Ik zal wel op zijn naam komen.' Was het Gerrit Pronk?' „Neen; nu weet ik het, hij heet Hen drik van Bergen.' „Ik ken niemand die zoo heet. Waarom zou hij duizend golden willen geven om mij te zien?" Omdat hij blind is. Begripsverwarring. Rechter. Ben je gehuwd Beklaagde: „Wst bedoelt n Rechter: „Of je een man hebt?" Beklaagde „Om u te dieneD.' Rechter„H-wlaug Beklaagde „Zoo ongeveer goed 1.5 M. Nog na twaalf jaren g e- straftIn 18b3 vonden de Berlqnsche arbeider Thöne en nog een persoon in een der Berlijneche vijvers het lijk van een man, Eimer genaamd. Nadat het vastge steld was, dat de man zich aan zelfmoord had schuldig gemaakt, werd het lijk be graven en over de geheele zaak niet meer gesproken. Dezer dagen werd echter Thö ne, die intusschtn verscheiden malen ver oordeeld was voor grootere en kleinere diefstallen, wegens een zware misdaad tot 16 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Door gewetenswroeging geplaagd, bekende hij bij dez6 gelegenheid de moordenaar van den arbeider Eimer geweest te zijn. De zaak had zich als volgt toegedragen, waaruit men ook alweer voor de zooveelste maal leeren kan, dat kleine oorzaken soms groo- te gevolgen kannen hebben. Eimer had Anna Paulowna, 231 kiezers. Uitgebracht 170 briefjes. Onwaarde 1 GEKOZEN de heer Gr. "Volder, met 107 stemmen. De heer L. Metzelaar verkreeg 63 st. Helder, 1033 briefjes. Geldig 1031. Onwaarde 2. HERKOZEN, de heer Lr. T. C. F. FroKtinmet 595 stemmen. GEKOZEN, de heereu Ik. lerra479 L. A. Hartsinck, 632 Verder werden uitgebracht, op de hee- ren: A. P. Staalman 367, H. van Win gerden 330 en Jb. Graaf, 461 stemmen. -Valse'he schaamte. Mevrouw Mina, wat zie ik Heb je mijn baljapon aangetrokken op het laatste haurkoetsiersbal P Zoo'n brutaliteit is mij oog niet voorgekomen. Scbaam je je niet Dienstmaagd Nn, of ik me geschaamd hebMijn Johan heelt gezogd, dat als ik mij nog ooit weer zoo onfatsoenlijk kleedde, 't uit zon zijn tnsschen ons. De toestand der lagere onderwijzers is nog altijd vreeselijk in Spanje. De Spaansche provinciën zijn niet minder dan 3,000,000 gulden schuldig lan de onderwijzers wegens achterstallige mlarissen. Aan de spits staat de provin cie Malaga met een schuldenlast voor de onderwijzers van rnim een half mil joen. Als er in die provincie dus 500 onderwijzers zijn, krijgt ieder nog meer dan 1000 gulden van de overheid. Het son te verschoonen zijn, indien het geld er niet was, doeh het wordt uitgetrokken «n verkwist voor andere dingen door de Kvinciale besturen of de gemeenten. Zoo het gebeuren, dat men, zooals on langs, tot den bedelstaf gebrachte onder ijzers door de straten ziet trekken en het openbaar medelijden inroepen. Op ve le plaatsen groeit de jengd op zonder ee nig onderricht, wijl de onderwijzers nit gebrek geen les kunnen geven, maar een handwerk leeren. Op andere plaatsan «u met alleen in dorpen maar ook in vrij groote steden, vindt men de scholen in fchuren, kelders, veestallen, enz. Om vronwliefopte fleuren. Mijnheer vond zijne vrouw in eene bij- tender weemoedige stemming, toen hij 8 &vonds thuis kwam. Zij sprak over het 'wieden met tranen in de oogen en over 'oekomst met een zucht. ja, wat ik je vertellen won," zeide terwijl hij op den rand van het ledi- ótteu om zijn laarzen uit te enj «ik heb vandaag een heer nit de Thöne op zekeren dag verweten, dat hij erg lui was en altijd zich in het zon netje koesterde, inplaats van te werken. Toen Eimer dit zeide, lag Thöne in het gr -s bij den vijver. Hierop ontstond een hevige woordenwisseling en had Thöne Eimer een stomp tegen de borst gegeven, waar door hij in den vijver viel en hem ver hinderd er uit te komen, zoodat de arme man ten slotte verdronk. Daarna had hij het lijk uit het water gehaald en het op den kant gelegd, zoodat het den voorbij gangers direct in het oog moest vallen. Later wist hij het zoo in te richten, om het te doen voorkomen dat hij het lijk gevonden had en men er niet aan dacht, dat hij wel de moordenaar zou kunneD zijn. Een f ij n vest. Op een der Baagsche poiitieburaux wordt op een goeden dag gebracht een sin jeur, die er niet bepaald „chic' uitzag. Alles aan 't gewaad van dit heer was e- vea vies, modderig, verkleurd, gerafeld en versleten. En het geheel werd naar den eisoh voltooid door een verdachten neus, door bol-bl»eke wangen en fletse oogen. Edoch één ding was onberispelijk keurig en netjes aan dezen man. Hij had een prachtig vonkelnieow rest aan! Overwegeude dat een zóodanig-partiëele zorg voor het toilet toch wel wat zonder ling lijkt, had de politie dadelijk achter docht opgevat. En die argwaan steunde op meer dan één grond. Den avond te voren waren er namelijk bij Van der Pijl een stuk of wat kelnersrokkeD, mitsgaders resten, uit de gang gestolen. Voorts had eene guitige, blozende maagd uit het restaurant, op den bewusten avond gezien vóór den groote horren van de res tauratie, om half twaalf, glurend naar binnen, een bol-bleek gezicht met „«piritu- eele* oogen en een jeneverneus, wel een kwartierlang daar geposteerd. Eq die physionomie kwam overeen met den man van het mooie vest voor de rechtbank present als twee droppelen waters. Kijk hem eens goed aan, vermaant de voorzitter. Beklaagde zet je pet eens op De glundere maagd gunt het publiek eenige oogenblikken 't schouwspel van haar vroolijk gezicht, en roept daarna, zich een tik op de knieën gevend, nit, vol geest drift Ja, hoorHij is 't meneerGerust 't is dezelfde vent, ik kan er dadelijk op sterven Dit alles geeft te denken. En er was nóg meer. Men had gevon den in den tuin, achter den muur van het Lnthersche Weeshuis, een groot pak, bevattend de gestolen rokken enz. van Van der Pijl. De brave grijsaard, die deze vondst deed, was niet weinig verbaasd ge weest te ontdekken, hoe van dit vreemde pakket uit, een touw of lintweer tot over den muur reikte1 De heeren van 't pak waren vaa plan geweest om 't daar rastig in den tnin te laten liggen, tot den avond, om het dan stillekens naar zich toe ts halen. Eindelijk o, wonderIn dit pak dan was, te midden der piekfijne pakken van de heeren schaffers, een doodoud, vies en vettig vest aangetroffen. En op het politiebureau bleek dit vest wonder baarlijk goed te passen aan den man van de havelooze plunje en het mooie vest 1 En toch toch hield ïhij met'zooveel hardnekkigheid vol, zijn mooi vest te heb ben gekocht bij een Amsterdamschen win kelier. Bij wien dan In welke straat Jan, kon ik d a t maar weten Maar als ge nn iemand meekrijgt om te zoeken in Amsterdam, zou 't dan g»an Neen, edelachtbare, ik vind t nooit. En je hebt dus alleen zoo'n net vest gekocht, en geen beter jasje of an dere pantalon Weineen, ieder z'n liefhebberij, niet waar I Het O. M. vond genoegzame aanleiding tegen den man van net fijne vest 4 maan den gevangenisstraf te eischen. Het slachtoffer eensvoe- k e r a a r s Uit het kleine Spaansche dorp Pinilla de Foro wordt de volgende geschiedenis ge meld: op de bezittingen van zekeren Gon do, zoo heat de ongelukkige, werd op last van den schatrijken Garinona wegens schuld beslag gelegd en gingen al zijn bezittin gen in diens banden over. Hierover ver bitterd besloot Gondo bloedige wraak te nemen. Toen hij den sleutel van zijn huis moest overgeven liet hij opzettolijk de huisdeur open om er 's nachts binnen te kannen sluipen. Toen Garinona bezit van het huis wilde nemen was Gondo er in geslopan en op een gegeven oogen blik sprong hij te voorschijn en schoot Garinona een paar ko gels in de borst. Hij overleed na eenige oogenblikken. Hierna zette Gondo zich het wapen zelf voor het hoofd en schoot af. De moordenaar zoowel als de zelfmoor denaar stonden beiden als vredelievende, doch hartstochtelijke mannen bekend. Frascatii n de proviRcie Rome, bezit een vereeniging van vrijge zellen, die de belofte doen, niet te trou wen. Voor eenige dagen kwamen deze ce libatairs bijeen om de stem te verheffen tegen de weelde en de luimen der meisjes van Frascati, en men werd er versterkt in het besluit om ongehuwd te blijven. Dit besluit, werd gedrukt en openlijk aangeplakt aan het lokaal der Vereeni- ging. Dat was voor de heetbloedige meisjes van Frascati te erg. Zij trokken op tegen het Vereenigingslekaal, drongen de ver trekken binnen en leerden de aanwezige vrijgezellen met klappen en krabben wat hun plicht was tegenover de dames. De mannen moeten, toen de meisjes hen ver- lieteu, er zeer gehavend hebben uitgezien. Om een klap. Een jonge man te Toulouse bracht de vorige week den avond door, zooals veel vaker, bij de ouders van zijn verloofde, een zekere mej. Marie B. Zij zaten samen aan tafel, toen de joDge dame een woorden twist kreeg met haar vader, eerst niets dau een lichtte woordenwisseling. Ondanks de tnsschen komst van den jongen man, die zijn verloofde trachtte te kalmeeren, wond deze zich steeds meer op, tot zij ten slot te onbeschaamd begon te worden en haar vader beleedigde. Deze werd daarover zoo boos, dat hij haar in zijn toorn een klap gaf. Mej. Marie stond nu op van tafel zonder een woord te zeggen, liep vlug den weg op tot aan een brug en sprong boven van deze in het water der Garonne. Haar verloofde, die haar gevolgd was, maar haar niet kon inhalen, kon haar geen hulp ver- leenen, wijl hij niet kon zwemmen en moest het meisje voor zijn oogen zien verdrinken. De smart van den jongen man en ook van de ouders, is zeer groot. Snelheid van trein. Als men de Amerikaansche berichten gelooven mag, heeft onlangs in de Ver- eenigde Staten een spoortrein de bniten- gewoone snelheid bereikt van 141.2 K.M. per uur of ongeveer 40 M. per seconde, terwijl een gewone voetganger anderhalf meter in de second doet, een snelrijder op schaatsen ongeveer 10 meter in de se conde eu een wielrijder op de lange baan (winnaar in een wedstrijd) ongeveer 12 meter in de seconde. De trein, die op een lijn van de Pennsylvanie-spoorweg reed, bestond trouwens maar uit een locomo tief en een gemengde waggon, dat wil zeg gen een waggon voor personen en goede ren tegelijk. De locomotief, die deze vree- een spoor- selijke snelheid ontwikkelde, weegt slechts 27 tonnen. Deze bliksemtrein snelde door de streek van Camdle bij Phiadelphia naar Atlantik Bay, dus 93,4 K.M. in 45 seconden afleg gende, wat een gemiddelde snelheid geeft van 123 K. M. in het nar. De snelheid van dezen trein zou alleen overtroffen kan nen worden door een luchtballon bij ster ken wind. Een gevaarlijk kunstje werd dezer dagen verricht door een reizi ger 3e klasse, die in een sneltrein reed op de lijn van Nijvel naar Brussel. Hij vroeg aan zijn medereizigers om een luci fer, ten einde zijn sigaar aan te steken. Toen niemand er een bleek te hebben, deed hij het portierraampje omlaag, klom on danks de snelle vaart er nit en steeg bo ven op het dak van den waggon om zijn sigaar aan te steken bij de gasvlam, die de coapé verlichtte. Doodbedaard kwam de man daarop terug. Een b ij zonder insect schijnt zich vertoond te hebben in den om trek van Bloszberg in den Amerikaanschen Staat Panatfia. Voor eenigen tijd stierf daar eec zekere Rvmska en wel blijkbaar aan de gevolgen van een insectensteek. Zijn ge- heelen hoofd zwol vreeselijk op en de dood volgde reeds twee dagen na de eerste ver schijnselen. Een heer Dyke, kreeg een steek op zijn kaal hoofd. Hij werd ook naar het hospitaal gevoerd, W3ar het hoofd zoo op zwol, dat weldra de oogen niet meer zicht baar waren. Hij betert echter. Ook verschei den andere personen werden nog gestoken en bij ailen deden zich dezelfde verschijn selen voor, ontzaglijke opzwelling van het hoofd, dat een vreeselijken vorm aannam. De lijken kregen een donkere klenr. Ook veel vee stierf onder dezelfde verschijnse len. Behendige postambtena ren. Een handelsreiziger kwam eenige dagen geleden aan het postkantoor te Londen en vroeg: „Mijnheer, ik moet een brief staren aan iemand, wiens naam ik niet weet, evenmin als zijn adres. Ik weet alleen dat hij kleer maker is ergens in het graafschap Kent en dat hij woont op de hoek van een straat dicht bij een klein pleintje. Hoe zal ik dien brief bezorgd krijgen!" Na eenig nadenken gaf de commies den lastigen vrager ten antwoord, dat hij het kon probeeren met op de enveloppe de ligging van het huis van een kleerma ker in Kent zoo nauwkeurig mogelijk te teekenen. Zoo geschiedde en werkelijk, na drie dagen had de geadresseerde den brief in zijn bezit. De hooi bereiding is voor den veehou der een belangrijk deel zijner werkzaam heden; hooi toch is de hoofdschotel, dien hij zijn vee in den winter aanbiedt en waarvan dus ook grootendeels het wel en wee zijner veehouderij in dien tijd des jaais afhangt, 't Is dus onnoodig te zeggen, dat aan het hooiland en de bereiding van het hooi de meest mogelijke zorg moet besteed worden en dat de bewaarplaats van dit voeder een alleszins goede moet zijn. Nu kan men een doel weieens lsogs twee ver schillende wegen bereiken, maar in hoofd zaak zullen deze dan toch de hoofdrich ting gemeen moeten hebben. Bij het stre ven ter verkrijging van goed hooi ziet men niet zelden, dat de handelwijzen der vee houders aanmerkelijk verschillen, ja, niet zelden tegengesteld zijn. Zoo laat b. v. de een vroeg, de ander laat maaien; de een spreidt onmiddellijk het gras nit, de ander niet dan nadat het een paar dagen in de zwad gelegen heeft; da een keert het be hoedzaam om, de ander slaat bet met een hooischudder zooveel mogelijk uiteende een hooit als het gras indroog is, de an der wanneer het nog een groene tint vet- toont, de een haalt het hooi onmiddel lijk in huis, de ander kan het soms da gen en dagen op het veld laten staan, de een vlijt het met zorg in de bergplaats, de ander werpt het onverschillig neer. Wat is na goed Laat ons hooren, wat prof. Völcker daaromtrent heeft gezegdIn hoofdzaak komt dit op het volgende neer Als men hooi kon maken, zonder dat er een verandering in zijn samenstelling plaats had, dan zou het natuurlijk dezelf de waarde bezitten als het groene voeder, waarvan het gemaakt was. Door de wer king der heete zonnestralen verliest het gras veel vocht, maar overigens onder gaan zijn bestanddeelen geen verandering, indien de groene planten tenminste niet zeer verscheurd worden en het drogen snel plaats heeft. Het is dus niet noodzake lijk, dat hooien gepaard moet gaan met eenig beteekenend verlies aan voedende bestanddeelen van het gras en kon men dit kunstmatig drogen, dan behoefde er heel geen stofverlies plaats te hebben. Water zou dan hst eenige zijn wat ver loren ging. Ten tijde dat het gras gemaaid kan worden, bevat het veel suiker en ei witstoffen, die door zware regens uitge spoeld kunnen worden. Is het gras nog versch, dan hindert de regen het niet, want zijn opperhuid is met een was - of vetachtige stof bedekt, welke als een re genmantel de geheele plant beschut. Is echter het gewas door herhaald keeren sterk gekneusd en veranderd in half gereed hooi, dan doet het regenwater het bepaald veel kwaad. Want niet alleen dat de voe dende bestanddeelen dan voor een greot deel uitgespoeld worden, maar tengevolge van het verscheurd zijn der cellen, ver- eerjigen deze zich met elkaar en geven daardoor aanleiding tot gisting, die bij voortgang, groote verliezen kan veroorza ken. De eiwitstoffen en het sniker toch, worden door die gisting vernietigd. Is der halve het weer regenachtig, dan mag er niet meer, dan bepaald noodig is, gekeerd worden en nog wel zoo behoedzaam mo gelijk. Hetzelfde geldt bij bewolkte dagen. De gisting begint niet, voor de suikerop lossing een bepaalde sterkte heeft en de le venswerking in de plant vernietigd is. Die toestand treedt natnnrlijk eenmaal te voor- sehijn, maar heeft het drogen zeer schie lijk plaats, dan vermindert het vochtge halte zoo snel, dat er geen gisting plaats kan hebben. Daarentegen, valt er veel regen op het half droge hooi, of ook, houdt een voch tig, luchtsgestel het drogen tegen, dan be gint de ontbinding der organische stoffen al op het veld en verliest het hooi veel van zijn waarde. Met deze beschouwing komt vrij wel overeen die van een bekend practicus. Deze zegtspreid het gras niet uit en schud het evenmin. Niet alleen, omdat de sapbeweging dan niet gestoord wordt en de scheikundige omzettingen niet naar behooren kunnen plaats hebben, maar ook, omdat door die kunstbewerkingen veel van het beste hooi verloren gaat. Onder aan den grond nl. zitten veel fijne grassen, die door het uitspreiden wegraken. Ze worden door de zon sterk uitgedroogd, krollen om en verliezen zich in de grasstoppels. Deze practicus moet dus noodwendig te gen het gebruik van den hooischndder zijn anderen daarentegen dwepen met dit werk tuig en zouden het niet gaarne missen maar dat gaat met meer dingen zoo. Hij wil het gras na één of twee dagen voor zichtig gekeerd hebben en het zaad onge rept latenzoo spoedig mogelijk moet het dan aan boopen gezet worden, tenzij regen of een vochtige lacht nog eens tot keeren noodzaken. Daar, aan de hoopen, kan het hooi dan verder uitzweeten. Tijdens het vervoer kan het dan uitdampen en daarna mag men het gevaar voor broeien als ge weken beschouwen. Toch blijft er nog vocht in het hooiwant hoe droog het ook mo ge zijn, het bevat toch altijd nog een 14 perc. water. In verbind hiermede is 't niet onverschillig waar het hooi geborgen wordt en de beste bewaarplaats acht men de barg of de schelf. In sommige boerderijen van kleinen om vang wordt het niet zelden op den zolder geborgen boven de stallen. Niets is na tuurlijk schadelijker voor het hooi dan dit Immers in plaats van nit te dampen, dient het als bewaarplaats voor de uitwasemin gen der zich op de stallen bevindende dieren en der gassen, die zich nit hunne uitwerpselen ontwikkelen, tenzij de zol ders met eene of andere stof ondoordring baar zijn gemaakt, wat in 80 van de 100 gevallen zeker wel niet het geval zal zijn. Zou zulk hooi wel den naam van hooi verdienen Zon het niet nanffig en smakeloos zijn en bezwangerd met schimmelplantjes? Zou het in den nawinter niet verbazend stoffig wezen en zijn waarde als voeder niet bijna hebben verloren De bewaarplaats voor hooi, het voeder waarvan in den winter bijna alles moet komen, moet te allen tijde een goede zijn en het bergen zelf nooit aan onverschilli ge handen wordeD toevertrouwd, 't Is niet alleen voldoend dat het hooi in de schuur of in de barg ligt, maar het komt er ook wel degelijk op aan, hoe het daar ligt, met het oog op het broeien. Het moet in de bergplaats regelmatig worden uitgespreid, elk laagje moet terdege worden vastge- trapt, opdat zooveel mogelijk de lucht uit het hooi verdreven wordt; vooral ook zet te men de kanten goed op. Liggen de lagen aan de eene zijde vast op elkaar en op de andere plaatsen meer los, dan zul len er broeigangen ontstaan, waarin zich de warmte kan ophoopen. Eindigt nn zoo'n gang hier of daar aan de oppervlakte, zoodat zij de lucht gelegenheid geeft om binnen te komen, dan is het gevaar voor brand groot. Om de lacht te verwijderen zou het dan ook aanbeveling verdieneD, het hooi zoo hoog mogelijk op te tassen teneinde daardoor de persing te vermeerderen. Nu staat tegenover dezen leer, zeldzaam ge noeg, een andere, niet wat betreft de wijze van hooi bergen, maar wat de luchtkwes- tie aangaat. Immers, er zijn practische mannen, die er sterk voor zijn om midden in het hooi een verticalen luchtkoker te plaatssn, waarop ze dan liefst nog hori zontale leidingen willen doen uitkomen, op dat de broei, dat is de zich vormende wa terdampen en de vrij geworden warmte, door die kanalen een uitweg kunuen vin den. De voorstanders van dit systeem heb ben echter felle bestrijders, die niets min der zeggen dau „op deze wijze verkrijgt ge schimmelig hooi." Wat is in deze nu waar en wat niet waar Het onstaan van warmte in het hooi wordt veroorzaakt door de ontbinding van eenige zijner be standdeelen. Het gras van vruchtbare gron den is malscher en sappiger dan dat van schraal land en staat dan ook het meest aan gevaar bloot, wanneer het als hooi is geborgen. Tijdens het hooien moet daar aan al gedacht worden, want zulk gras eischt meer zonnewarmte en zorgvuldiger behandeling om in hooi te veranderen dan het gewas van arm of ook wel van hoog gelegen land. Een matige broei bevordert de verteer- baarheid van het hooi en verhoogt zijne voedingswaarde. Beleediging van een amb tenaar. Eene zeldzame rechtsquaestie werd on langs voor eene Duitsche rechtbank be handeld. De kastelein Janneke uit den omtrek van BerüjD, leefde in vijandschap met den gendarme zijner woonplaats. Hij besloot op zekeren dag zijn hond den naam van den gendarme te geven. Als deza nu in de nabijheid van Janneke's lapje grond kwam, dan begon hij luid op zijn hand Krattusch te schimpen en voegde het dier uitdrukkingen toe, die men niet in een handboek der wellevendheid zou zoe ken. De gendarme was door de handelwij ze van Janneke zeer verbitterd, achtte zich beleedigd en maakte proces-verbaal op. Een vervolging werd ingesteld en de rechtbank deelde den man wagens beleediging van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefe ning zijner bediening, toi een maand ge vangenisstraf. Janneke kwam van dit von nis in hooger beroep en beweerde, dat hij den gendarme Dimmer had beleedigd, waar om hij tot nietig verklaring der dagvaar ding concludeerde. De beslissing der recht bank werd echter bevestigd en het hooger beroep onontvankelijk verklaard.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 3