Brieven uit de Maasstad.
Zondag 11 Augustus 1895.
39ste Jaargang Ho. 3015.
Politiet owzMt ier
BIJVOEGSEL.
Een vai onze beste schrijvers heeftjin
zijn onuitgegeven dagboek een aardig
verhaal gidaan, dat werd medegedeeld
door een vriend (Cd. Busken Huet in
zijn litter.rische lantasiën).
Eei heer te Batavia had een
nieuwen >antalon aan, giDg er mee uit
en zie, of liever, zie niet, de broek
scheurde waar men het 't minst
gaarne heft. Hij den volgenden dag
naar den kleermaker. Misschien dacht
de goeie aan dat hij in zijn recht was
en het dier ber....Fraa*chman eens goed
zou vertelen. Hij had net als ik bui
ten het goie van dien Franschman ge
rekend.
De eerst lurie sla ik over. Je kunt
j e wel verbelden, hoe men zoo'n broek
over de tonbank r gooit met het gat
naar vorenik kan het niet anders
zeggen. Be men dat gescheur
de gedeelte. wijd uitspreidt om het
nog grootete doen schijnen dan het is.
Hoe men hldert enz.
De Nap»eon hoorde hem bedaard
aan en vrog, toen hij aan het woord
kon komen heel paciriek (ik vertaal)
Maar mener, wat hebt ge met dezen
pantalon geaan? Wat ik er meê
gedaan heb Wel, ik heb hem aange
trokken 3oiten daarna
Let nu ens wel op hoe het genie
alles naar sn wil dwingt en hoe het
hier den khrmaker van 't bankje der
beschuldigd! in eens op den presidia-
len stoel hot. Hij vraagt; hij on
der vraagt wat mer is. Wat hebt
gij gedaan et den broek, dien ik voor
u gemaakt eb Er ligt majesteit in
die vraag. I ander voelde, dat hij voor
zijn rechteritond.
Gij he hem aangetrokken, best 1
En daarna?— Daarna ben ik gaan
wandelen. Best, en daarna? De
man begon e stamelen, hij trok den
broek naar ich
gevoelen da hij ongelijk had En
daarna, mijreermet iets in den toon
alsAntwod, ellendelingDaarna
ben ik (hij uwde den broek toe, het
gat keek ha akelig aan) ben ik ge
gaan naar Dat doet er niet
toe. En daarna? Daar ben ik bin
nen gekomen hij sidderde Best,
en daarna? Ik groette, hij
schoof naar de deur BestEn daar
na? Ik ben gaan zitten Ah
meneer, ziedaar de zaak. De broeken
meneer die mijn atelier verlaten, (de
man was de deur uit, maar hij riep
het hem na) dat zijn broeken om
rechtop te staan meneer, en niet om
te gaan zitten, meneer. Men gaat niet
zitten in een salon meneer. A Paris,
meneer
Ik heb van de week aanhou
dend aan deze vermakelijke pantalon -
historie gedacht. Handige kleermakers
en domme klanten die voor des kleer
makers handigheid op den loop gaan,
zijn er nog wel te vinden.
U moet weten, of liever u weet het
al, want ik maakte er vroeger reeds
herhaaldelijk melding van, onze bestra
ting is slecht. Wij gebruiken harde,
puntige keien, die in een dorpsstraat
zelfs niet behooren, en die hameren
wij in het zachte, weinig vocht meer
doorlatende mengsel van zand, veen en
klei, dat onze bodem is. Aanhouden
de regenbuien hebben een dik modder-
kleed over deze straten neergelegd.
Dat is natuurlijk voor den wandelaar
alles behalve aardig. Dames-voetjes
met dun-gezoolde laarsjes bekleed,
kwetsen en bemorsen zich daar vrij
ernstig.
En de eigenaressen dier voeten, of
voor haar de betere helften, treden ver
manend voor de directie der gemeente
werken met klachten en verzoeken om
verbeteringen.
Maar 't is aan een doovemans deur
geklopt. Er wordt wel opengedaan na
lang kloppen, maar wat er dan gere
deneerd en gemotiveerd wordt, helpt
geen zier. 't Is de broekenhistorie
Mijnheer, wat deed uw dame daar.
Ons plaveisel meneer, is niet gemaakt
om te wandelen meneer (de meneer is
dan de deur al uit, maar hij schreeuwt
het hem na) ons plaveisel is om bere
den te worden. Men wandelt niet op
een plaveisel. A,
Ia Paris kan hij niet zeggen, de ver-
uiioitaj, uii uuii. ucii i J
toe Bij begon te tegcnwoordiger der gemeentewerken en
- 1 ergens-andersheen ook niet. In geen
stad is de bestrating zoo miserabel als
in de groote handelstad aan de Maas
en men kan al klagende praten als Brug
man, het helpt niets.
In andere dingen is het precies de
zelfde kwestie. De grachten ruiken al
leronaangenaamst.
De grachten meneer, zijn niet om
beroken te worden, zij zijn er voor sche
pen die varen moeten meneer. A, k ,k...
hij weet het alweer niet.
De kermis is een zwijnenboel. Een
fatsoenlijk mensch schaamt er zich o-
ver.
De kermis meneer, is er niet voor
de fatsoenlijke menschen, zij is er voor
dienstmeiden en dienstmeiden-vrijers,
meneer... A, hij weet het ten
derde male niet....
Zoo zou ik meer voorbeelden kunnen
geven. In alle bedenkelijke kwestie's
is het antwoord op billijke klachtefi een
uitvlucht. Men weet dat immer han
dig te vinden en zóó dat het den kla
ger overbluft en hem slaat met ontzag
en sprakeloosheid.
Ja, we hebben wel handige mannen
in onze gemeente-administratie Zij be
waren de uitvoerende macht voor veel
moeielijkheden, maar daar doen zij de
terecht klachten inbrengende burgers
geen dienst meê.
Men behoeft de gesignaleerde wijze
van klachtenafwering niet zoo volko
men op te nemen. Op andere wijzen
dan de kleermakerswijze ook, wordt
de klager overwonnen.
Zie je, zei mij gisteren een een
voudig manneke. Zie je, als ik klagen
kom, hebben zullie zooveel praatjes, of
ze laten je zoolang voor hun bureau
staan, of ze zetten zóó'n gezicht van
man-wat-verbeel-je je wel, dat ik maar
gauw maak dat ik weg kom.
De klachten van dit soort zijn zeer
menigvuldig en ik ben zoo vrij deze
wijze van beantwoorden niet de meest
gewenschte te vinden. Eenige verande
ring zou wel gewenscht wezen.
openbaarden is te conclndeeren dat een
ommekeer ten goede nu wel te verwach
ten is.
Als havenstad daarentegen kan Rot
terdam in 1894 wijzen op schitteren
de resultaten. Het verkeer nam een
zeer hooge vlucht, veel hooger dan in
1893. Het aantal ingeklaarde schepen
steeg met 10 °/0, en hun gezamenlijke
netto tonnenmaat met ruim 16 De
invoer van goederen steeg met 16
De rivier- en binnenvaart geeft een ver
meerdering van 3 aaD> evenals het
Rijn vaart-verkeer.
Bij de beschouwing over den loop
der prijzen, wordt opgemerkt, dat in kof
fie een geringe daling over het jaar
merkbaar was.
Suiker verminderde in den nazomer
vrij sterk, ook de margarine was in
December belangrijk lager dan in het
begin des jaars. Ditzelfde is te zeggen
van graan, van indigo en van katoen.
van specerijen bleven laag
de peiroleumprijzen kwam
einde van 1894 geen ver-
FEULLETON.
Nu het jaarverslag van de Kamer
van Koophandel verschenen is, kan eerst
medegedeeld worden, hoe de toestand van
deze stad in het vorige jaar geweest
is.
De toestand, uit een algemeen ha.a-
delsoogpunt beschouwd, was verre van
voorspoedig. De prijzen der meeste groo
te artikelen bewogen zich in steeds da
lende richting en het gevolg daarvan
was dat er door onze handelaren nog
al groote verliezen geleden werden. In
verschijnselen, die zich in het begin
van dit jaar in Engeland en Amerika
De prijzen
en ook in
tot in het
betering.
Ofschoon in Indië een ruimen oogst
van den hoofdcultuur, indigo uitgezon
derd, verwachten ook werkelijk verkre
gen werd, was toch het finaoti-
eel resultaat over het algemeen niet be
vredigend. Alleen de koffieplanters maak
ten hooge prijzen en konden zich zoo
herstellen van de groote schade hun in
den vorigen oogst berokkend.De tabaks
planters zagen zich in de kwaliteit van
hun product teleurgesteld en leden min-
of meer verlies op de exploitatie. De
lage rijstprijzen leverden aan menigeu
planter groote misrekeningen op. De
gestadige daling der suikermarkt be
rokkende groote verliezen en op het
laatst van het jaar was de waarde
van dit stapelproduct zoo sterk vermin
derd, dat men ernstig voor het voortbe
staan begon te vreezen.
Aan het rijk bracht Rotterdam 16
ton meer op dan geraamd was. Onder
meer werd ontvangen aan directe be
lastingen t 34.053.619, aan invoerrech
ten f5,986.458, accijnsen f42.993.420,
aan posterijen f 7.789.795, aan telegra
fen f 1.373.753 enz,, totaal f 117.424.734.
D.
Buitenlandsch Nieuws.
Rotterdam, 8 Aug. 1895.
LVIII.
ling-missionarissen bij vele onbeschaifde en
meer of minder beschaafde volken gepre
dikt, weet zich bij de meeste dier stam
men geene blijvende plaats te veroveren.
Onzes inziens is dit voornamelijk aan twee
redenen te wijten. Iü de werkelijkheid
spiegelt de geest van den godsdienst,
zich niet altijd in de woorden en daden
dier verkondigers af en dan ook biedt de
moraal van vele zoogenaamde heidensche
godsdiensten, zooveel overeenkomst met de
Teer van Jezus, dat de innerlijke waarde
der christelijke leer tevergeefs aan hen
gepredikt wordt. Wij zeiden boven, dat de
daden der verkondigers, niet altijd den
geest hunner leer ademen.
Een der schoonste lessen, de broederlijke
liefde, de kern der religie, wordt maar al
te v.iak overtreden. Waar Katholieke en
Protestantsche evangelie-predikers in
CHINA of AFRIKA elkander ontmoeten,
ontaardt te vaak de schoone les in tegen
werking en haat. En dan nog predikt de
een dit, de ander dat en verklaren beiden
de ware leer te bezitten. Wat moet de
inboorling over deze tegenstrijdigheden
denken De leer van Confucins en Boedha,
die hare belijders bij honderden millioenen
telt, rust op een grondslag van Christelij
ke waarheid. Confncius, onderzoekt eerst
de zaken, dat geeft kennis. Kennis leidt tot
zuiverheid van gedachten, die weer de bron
zijn van een goed hart.
Een goed hart verbetert den mensch
zelf en daarmede de familie en den staat.
De staten zullen goed geregeerd worden,
waardoor vrede en geluk op aarde zullen
heerschen. De kern van Boedha's leer
herinnert ons terstond aan de tien gebeden.
Daar klinkt het
Gij zult niet dooden en stelen. Kuisch
en eerbaar zult gij leven. Gij zult zwe
ren, liegen noch verdoemen, doch onbaat
zuchtig en vergevens gezind zult ge zijn.
Gij zalt noch op wraak zinnen, noch
schandelijke gedachten koesteren.
Verwonderen kan het ons dus niet, dat de
Christelijke leer weinig voortgang maakt.Nu
zou men wederkeerig denken, dat waar het
volk deze zedoleer wordt gepredikt, men
de overtuiging van anderen zou dulden.
Juist bet tegendeel is echter waar. Het
vooral CHINA, waar de Engelsche en
Sociale Romi uit het Vrouwenleven.
A BH U R Z A PP.
21.
Het was eou jote verademing voor on
ze beide vluchtteen, dat er tijdens de
zeereis geen enkwoord over de toekomst
werd gesproken.io dikwijls zij alleen wa
ren, werd alleenver hun liefde en geluk
geredeneerd. 1 zij elkander gevocden
hadden, hoe hui liefde was ontstaan, hoe
trots al hun strin die liefde toch groo-
ter en machti geteworden was dat
werden zij nooit iede, elkander te vertel
len. En telkene kwamen zij tot de
bekentenis, dat eleven zonder elkander
iets geheel ondeaars, geheel onmogelijks
zou zijn.
Zichzelven lasti> vallen met gewetensbe
zwaren, kwam hizelfs niet iD de gedach
te. Zij waren voelkander geschapen en
behoordeD eikand toe. Dat zeide hun
iedere harteslag.edere zenuw hunner
zielen.
Hunne schoonstogenblikken waren het
wanneer zij in dencht op het stille dek
kwameD. Dicht it elkander leunden zij
over de verschans Gesproken werd er
weinig. Slechts epaar onbeduidende zin
netjes stamelden lippen, welke elkander
in de schaduwen vaen nacht telkens weder
en weder ontmoett De maan goot zijn
zilver licht over si en zee.Vol verrukking
hingen hnnne oogsan de wit schuimende
toppen der golven aan de pbosphorische
lichtjes voor aan (boeg. Hunne zielen
openden zich vol -ukking voor de poëzie
van het oojienblik Margot gevoelde zich
aangedaan door garwordiogen, die zij
vroeg, r niet endeitn nit de boeken had
gekend. Op de itwering lagen hunne
handen ineen gengeld en voorspelde
de veelzeggende d: Ik de uwe, gij de
mijne in leven in sterven
Eindelijk volgde landing in New-York.
Dat koortsachtige ,8ten en draven wierp
reeds een schril g>urd licht op de liefdes
bond en kondigde eenigszins ruwe wij
ze de proza van Amerikaansche leven
aan.
Könen en Margot vonden in eeD beschei
den logement in de Groote Straat, een der
hoofdstraten van New-York wat het dnit-
sche gedeelte betrelt, een goed onderkomen.
Zij wilden eerst het nieuwe schouwtooneel
van hun aanstaand leven wat nauwkeuriger
bezien, eer zij zich op hun zelf wilden in
richten.
Könen stelde al ras de vraagWat aan
te vangen P Waarmede Margot en mij on
derhouden
Bange zorgen vervolden weldra zijn brein
en verlamden bijna zijn veerkracht. De
roes, die hem, terwijl hjj zorgeloos den
oceaan overvoer, de werkelijkheid niet
onder de oogcn had doen zien, was nu
verdwenen en hij zou zich aan zijne
vroegere melancholie hebben overgegeven,
zoo Margot bem niet door aanmoedigende
toespraken opgericht gebonden had. Het
was bewonderenswaard, met welk een vroo-
lijkheid en vernuftige luchthartigheid zij zijn
zinkenden moed boven water hield.
„Ah bah!' zeide zij, „'t zon wat moois
worden. Ik ben volstrekt niet bevreesd.
Twee gezonde, krachtige menscheD, zouden
die niet in staat zijn, zich door de wereld
te slaan? 't Is slechts het begin, dat over
wonnen wil worden. Maar dat zullen wij
spoedig achter den rug hebben. Yoorloopig
hebben wij nog geen last van verhongeren.
Gij zult over eenigen tijd iets passends vin
den. En ook ik zal de banden niet in de
schoot leggen. Laat mij hier slechts maar
even op mijn gemak zijn."
En dat waren bij haar geen leege, holle
klanken. Dagelijks oefende zij zich in da en
gelsche spraakkunst, niet slechts theoretisch,
met behulp der meegenomen boeken, maar
ook practisch in het verkeer met de engelsch
sprekende medebewoners van het logement.
Zoo het heette, geschiedde zulks om opge
wassen te zijn tegen den strijd desleveDS,
die ook haar niet gespaard zon blijven.
Könen trachtte een betrekking te vinden,
die niet al te zeer met zijne vroegere ge
woonten in strijd was. Maar dat was een
zwaar, haast onbegonnen werk. Hij trachtte
een plaats als onderwijzer te krijgen in een
dnitscbe school. Andere sollicitanten, die
getuigschriften konden overleggen,genoten na
tuurlijk de voorkeur. Vervolgens solliciteer
de hij naar een plaats als stalmeester in
een der talrijke veeartsenijscholen. Maar
bier stond zijn geringe kennis met hei en
gelsch hem in den weg. Ook op andere
plaatsen, waar hij een betrekking trachtte te
verkrijgen, was de eerste vraag: „spreekt u
engelsch?"
En overal moest hjj de schouders opba-
üe christelijke godsdienst door
zende-
len en ontkennend antwoorden, dat hij hier
in niet zeer ver gevorderd was.
Maar wanneer hij dan moede od ontmoe
digd van zijn kruistocht terugkwam, terne
der sedrukt, verdoofd, dan gaf Margot niet
toe, dat hij moedeloos het hoofd hangen
liet en zich aan onnutte, vertwijfelde ver
zuchtingen en klachten overgaf. Zij wist
het hem zoo behagelijk te maken en hem
met zooveel liefde en opgewektheid te behan
delen, dat hij niet anders kon, dan aan hare
troostredenen gewillig het oor te leenen en
zich door haar moed en hoop liet opbeu
ren.
En wanneer hij dan gesterkt en uitgerust
was, zette zij zicb bij hem, en nu begon
een onderricht, waarbij zij als leerares en hij
als leerling fungeerde. Zij kraamde nit wat
zij overdag geleerd had en werd niet moe
de een en hetzelfde woord weder en weder
te herhalen, zoo dikwijls zijn oitspraak haar
niet bevredigde.
Intn8schen smolten hnnne geringe midde
len schrikbarend. Robert Konen'* stem
ming werd immer en immer vertwijfelder.
Hij hield zichzelf voor, dat bij maar moest
aangrijpen, ot het met zijne neigiDgen over
eenkwam of niet. Daar hij lichamelijke be
zigheid evenmin gewoon was als banden-
arbeid, was de keus niet groot. Hij deed
een krachtig besluit cn liet zich door een
levensverzekering als agent aannemen.
Een vast inkomen gaf het niet, maar slechts
provisie van de verzekeringen, die bij te
sluiten wist.
Daar juist bij deze bezigheid het praten
een vereischte was en hij het engelsch nog
lang niet vlot sprak, zoo bepaalde hij zicb
voorloopig tot het dnitsche gedeelte van
New-Tork. Maar ook hier werd bem geen
groot arbeidsveld geboden en wanneer hij
de eerste week trots al zijn bestdoen geen
enkelen post afsloot,zoo was dit nog een ge
brek aan handigheid, wat bij agenten van le
vensverzekeringen een eerste vereischte ge
noemd mag worden. Zijn pnbliek bestond
voor het grootste gedeelte nit handwerksge
zellen en arbeiders en hij moest eerst leeren,
zich met deze soort menschen vertrouwelijk
te maken en op hunne manier met hen om
te gaan.
Meer dan eenmaal stond hij op bet pnnt,
tochten te staken en ook dit weder op
hij de eerste verzekering tot stand. Zijn moed
en zijn zelfvertrouwen wonnen en op de eer
ste verzekering volgde de tweede en op de
tweede de derde.
Maar de winst, die hem [daarbjj gewerd,
was gering en bedroeg voor de gebeele
week niet 'meer dan drie dollars. In de
volgende en daarop volgende week bracht
hij bet tot vier en vijf dollars, maar het na-
deelig saldo, dat telken week nog de uit
komst hunner berekening was, was nog
verbazend boog. Twaalf dollar moest hij
voor zich en Margot in het logement
betalen, afgezien van de overige uitga
ven, die onmogelijk te vermijden wa
ren.
„Zoo kan het niet laoger gaan," ver
klaarde Margot op een zekeren dag ener
giek. „Wjj moeten onze uitgaven inkrim-
nep
welke
bloot
Fransche zendelingen aan allerlei vervol
gingen, ja zelfs aan moord en doodslag
blootstaan.
Treurige berichten kwamen op dat ge
bied weder tot ons.
Een opgezweepte menigte heeft in de
stad Ku-chung een afschuwelijken moord
zijn
hield niet op met
zei-
te geven, maar Margot
bidden en smeeken.
„Yandaag zal het je zeker gelukken
de zij iederen morgen tot bem, „en is je
eenmaal de eerBte verzekering gelakt, dan
hebt ge gewonnen spel."
En werkelijk, ia de tweede week bracht
I pen."
„Een gocdkooper kosthuis zoeken
hij ontzet nit. „Bedenk toch, aan
ontmoetingen en vernederingen gij
zult staan
„Bah! Dat zal m{j niet afschrikken.
Maar dat zon voor ons inkomen nog te
kostbaar zijn. En dan men wil
toch ook wel eens zijn eigan huishouden
opzetten."
„Maar vanwaar de middelen, voor de op
richting benoodigd?" wierp hij angstig te
berde.
„Die hebben wjj," lachte zij.
„Met die honderd dollars, die wij alles en
alles Dog bezitten."
„Wat denk je wel, honderd1 Met twin
tig dollars richt ik ons een kleine wo
ning in."
„Met twintig dollars Wat znllen wij daar
voor kuunen verkrijgen
„Alles wat wij voorloopig noodig heb
ben tafel, bed, fornuis, een bank en een
paar stoelen. Natuurlijk alles nit de twee
de hand."
„Uit de tweede hand Op zijn eenig-
zins duister gelaat, werd geenszins vroolijke
verwachting afgespiegeld. Maar zij lachte I
„Laat mij maar zorgen. Ik zal het n recht
huiselijk bij ons maken. Of meent ge, dat
nw bielstuk u beter zal smakeD, als ze
klaar gemiakt is door die dikke keuken
meid dan door mijne poezelige bandjes."
Zij trok een ondeugend lachend gelaat,
terwijl een paar oolijke kuiltjes in hare wan
gen kwamen. Hij moest lachen en greep de
zooeven zoo verheerlijkte hand en drnkte
ze galant aan de lippen.
Op een Zondagavond verlieten zij het lo
gement en verhnisden naar de kleine ach
terwoning, die Margot in een achterstraat
voer zes dollar per week gobunrd had,
„Weet ge," verklaarde zij, terwijl eij hem
door een steeg voerde, New-York is zoo
luidruchtig, ik was recht blijde toen ik Da
laDg zoeken deze stille vriendelijke woning
ontdekte."
Könen knikte lachend en deed zijn uiter
ste best, zijn gewaarwordingen onder een te
vreden gelaat te bedekken, maar toen hjj de
stille, vriendelijke woning betrad, toen spie
gelde zijne verwondering en ontzetting zich
maar al te duidelijk op zijn gelaat af.
De woning bestond slechts nit ééo kamer
en een kleine slaapkamer. Deze laatste had
Margot echter ingericht voor kenken, daar
het slapen in znlk een bekrompen kamer
haar niet (aanstond, Zij schoof de dralende
over den drempel en hem op een paarden
haren, onderwetsche canapé, wier harde zit
plaats nu juist niet tot plaatsnemen qüdoo-
digdo. „Toe, maak het u gemakkelijk! Niet
waar, het ziet er recht gezellig bij ons nit?
Men moet het aangename met het nattige
trachten te vereenigen. Ten eerste sparen wij
haar nit en ten tweede, wanneer ik onze
slaapkamer heb opgeruimd, ben ik meteen
met onze woonkamer eo salon gereed. Na,
is dat niet praktisch? Gij weet, in dit land
is het spreekwoordelijktijd is geldl"
Zoo gaf Margot zich allerlei moeite hem
en zichzelf schertsend over de eerste onaan
genaamheden van deze lotsverwisseliog heen
te zetten. Zij, die voor een groot deel van
haar leven aan glans en weelde gewend ge
weest was, legde de grootste bescheidenheid
en tevredenheid aan den dag. Haar stre
ven, om den geliefden man het zware juk
eenigszins lichter te makeD, drong haar ei
gen egoïsme op den achtergrond. Hoe he
viger de nood drong, hoe heftiger haar te
genstand werd, hoe dapperder zjj streed om
het geluk, haar na deelachtig geworden, te
bewaren.
Op een zekeren namiddag, toen Könen
zooals gewoonlijk moede en afgemat naar
hnis kwam, trad Margot hem met een
bijzonder vroolijk gelaat te gemoet. Hare
gansche persoonlijkheid straalde van stil
geluk.
„Wat hebt ge toch?" vroeg hij, haar
verwonderd aanziende. „Soms goede berich
ten uit het vaderland
Zjj schudde het hoofd.
„Iets veel mooiers. Gjj zult u verwon
deren."
Zg rekte zich nit en ging hoog opge
richt voor hem staan. Yervolgens voegde
zjj hem met smeekeode stem toe„Maar
gy moet niet boos zyn, dat ik u er niets van
te voren heb gezegd. Ik wilde o gaarne