Bnera uil fle Maasstad.
Zondag 25 Augustus 1895.
89ste Jaargang Ho. 3019.
BIJVOEGSEL.
r>.
GEMENGD NIEUWS.
Dr. Ternple.
r 11
Rotterdam, 22 Aug. 1895.
LX.
De Kermis-Zaterdag is heel tam voor
bijgegaan. Tam naar omstandigheden.
Want van den Zaterdagavond der Rotter-
damsche kermis ging de roep uit, dat zóó
iets zonder weerga was in de annalen
van de zwijnende menachheid. Men kwam
van buiten, serieus, om de beestentroep
aan te zien, zooals u en ik zouden gaan
kijken naar een verzameling woestdoende
dieren. Nu, er was reden toe. Zóó iets
als de Rotterdamsche kermis op Zaterdag
avond te kijken gaf was, zoover ik weet,
en ik ken heel wat kermissen van aan
zien, eenvoudig zonder weerga.
En ditmaal is er niet gemoord, niet
ernstig mishandeld, ditmaal zijn er geen
oproeren in 't klein en geen deliriums
geweest en dat wil, u kunt me op m'n
woord gelooveD, drommels veel zeggeD.
Wij zijn zoo gewoon elkander, des Zon
dagsmorgen te vragen „Hoeveel dooien
En dan was gewoonlijk het antwoord met
een doodgraversgezicht gegeven Zoo
veel Ën nn Geen, en geen wonder
ook. In de politiebnreanx zijn geen ar
restanten binnengebracht. Wij waren
overdonderd van zoo'n vredebood-
scbap.
Waar het 'm in zat, ik weet het niet.
Maar een feit is het, dat de groote hots-
avond een zeer vredelievend verloop heeft
gebad.
Er is weer heel veel geld uitgegeven.
Natuurlijk. Men pleegt eeD geheel jsar
lang elk te missen dubbeltje weg te stop
pen om van het totaal bedrag op dezen
avond eens „uit* te kunnen zijn. Ik ken
een jongen man, die 't heusch niet breed
heeft. Hij is schoenmaker en leeft van
de daalders hslve-zolen-en-achterlappen-
geld, en die jonge man heeft op dezen
avond v:er-en-vijftig gnlden met zijn
deerne versnoeptWie 't niet veel vindt,
mag het zeggen. Minder dan vijf-en—
twintig gulden heeft een behoorlijk ker
misklant niet bij zich gehad en hij is
toch platzak thuisgekomen.
Er is zeker voor minstens een ton gouds
„plezier" gemaakt, des Zaterdags in de
schouwburgen, in den Doele en op het
kermisterrein!
Volkomen betrouwbare berekeningen,
vertrouwbaar in zooverre, dat zij zeker niet
te hoog gesteld zijn, hebben die som tot
uitkomst gegeven, 't Kon schikken vind ik!
En nu is de kermis weer voorbij.
Over het algemeen hebben de kermisreizi
FEUILLETON.
Sociale Roman uit het Vrouwenleven.
Abthür Zapp.
25.
SLOT.
Eenige weken later kreeg Edith een
brief van Margot. Zij verheugde er zich
hartelijk over en scheurde haastig het cou
vert los, terwijl haar het harte bevig klop
te eu de wangen zich in blijde verwach
ting k'eurden. Zij bad in zoo'n langen
tijd geen bericht van haar zuster ge
had.
Maar nauwelijks had zij de weinige rege
len gelezen, of eeo hevig sidderen greep
haar aan, en verbleekend tonk zij op een
stoel en een klagend gesteun ontvlood
haar bevende lippen. De brief bevatte
het treurige, duistere einde van een lief
desdrama, dat eens zoo hartstochtelijk be
gonnen was.
De regelen luidden
„Mgn lieve, dierbare zuster 1
Wanneer gij dezen brief ontvangt, ben ik
reeds lang onze arme Adda gevolgd, ik en
Konen en ons kind. Vergeefs was al ons
werken, al ons worstelen, wij leggen de
wapens neder, moede en afgemat Het is
moeilijk, het valt zwaar, zoo joDg te ster
ven en dan nog wel nadat men het geluk
voo ten volle heeft leeren kennen en waar-
deeren - ach, maar toch nog slechts zoo'n
korten lijd En wanneer ik er aan denk,
dat alles anders had kunnen zdd, sis men
ons van onze vroegste jeugd af niet ver
keerd bad opgevoed Toch wil ik nie
mand aanklagen, maar mijn laatste woord
zal een groet voor u zijn. Heb dank voor
ai nw liefdeIk heb u veel verdriet aan
gedaan. En dat de eenigste, die mij lief
had 1 Maar dat is nu voorbij. Ik eindig
nu. Könen is met zijne voorbereidingen
ten einde. De kamer is geheel afgesloten,
alle zijn gaten gestopt, de kolen glimmen reeds.
Ik aal mgn kind in de armen nemen, en
dan trachten in te slapen. Könen is kalm
en bedaard. Hij heeft veel geleden. Maar
ik er is nog te veel levenskracht in mij,
Mn te onstuimige drang om te leven
ec d«t gevoel, doet, zich krachtig gel-
gers, die men hier «spnllebazen" noemt niet
te klagen gehad over slechte zaken. Zij heb
ben veel geld verdiend. Van een hippodróme-
eigenaaar, die in een bui van vertrouwe
lijkheid was, vernam ik, dat hij 10.000
gulden znivere winst beeft. Een poffertjes
bakker vei me, dat hij Zaterdagavond alleen
minstens 4000 portiëc poffertjes gebakken
heeft en van een wafelbakker vernam ik
dat hij 6814 wafelen op Zaterdsg aan de
menechen had gebracht. Een mallemolen-
baas heeft 10.000 jonge dames en heeren
op den middag en den avond rondgetoerd.
Een lever-, zuur-, en paliogkraampje-eige-
naar sleet 200 pond paliog, 6 ton kroten
18 ton zuurtjes.
Dit zijn cijfers die zoowat een idéé van
onze kermisherrie kunnen geven.
De man, van wien ik het laatst spTak,
de lever, enz. man, was een typische kerel,
dien ik heel lang bekeken heb en met veel
plezier.
Hij zat met zijn vrouw en zijn
stamgenoot achter een langen kruiwagen,
onder een soort afdakje, aan beide zijden
met zeildoek afgesloten. Op den wagen
stonden tobbetjes met groote stuk
ken komkommers in den pekel, wijde fles-
schen met uitjes en stukjes kroten, scha
len met gerookte paling en schalen me t
stukken lever.
De man regelde den verkoop, waarnaar
de vrouw, die van tijd tot tijd het kind de
borst gaf, kalm zat te kijken.
Alleen sis hij er eentje ging „pakken»
in de naastbijzijnde gelegenheid" trad zij
als leidster op. 't Was hem echter beter
toevertrouwd dan haar. Zij sprak niet tot
de klanten en zij dankte rauwelijks. Hij
was een en al levendigheid, redeneerde
druk en was zeer voorkomend.
Zorgvuldig bediende hij zijn klantjes.
Als er een kwam om twee centen lever,
dan duwde hij een vork in een der hom
pen gesneden stnkken, duwde het stuk
eerst in het zont en dan in de wijdopen-
gesperde mond van des leverlnstige met
een kort „daar». De leverlnstige beet de
helft van het stuk af en dnwde de andere
helft, san de afgebeten zijde weer ic het
zout.
Vies is men hier niet.
„Van de lever mot ik het hebben,» zei
hij, „niet van de augurken. Van het le
vereten krijg ie een droge lever, wist u
dat P Nou, en droge lever heb je met de
kermis noodig."
Paling is bijna even gezocht als lever,
hoewel paling heel dnnr is. Als de koop
man paling verkocht, was hij heerlijk. Hij
zocht een dik exemplaar uit, woog dat
op de hand en vroegNou, wat ver
klaar ie van zoo'n lekker beezie, hé
Daar laat je toch de mooiste keuke-
meid voor staan, niks heerlijker als een
goed palinkie en voor wat prijs Luis
den. En tocb, ik sie geen mogelijkheid
Vereenigd kunnen wij niet leven, dan wil ik
vereenigd met hem sterven. Leef gelnkkig
Groet Dietrieh.
Mibgoi.'
Een verdooving, ten gevolge van dit droe
vig schrijven, maakte zich van Edith
meester, vervolgens echter sprong zjj wild
op, greep het blad weder op, dat haar ont-
len was en kleedde zich met bevende han
den aan om oit te gaan. Zij mocht, zjj wilde
bet nog niet gelooven, dat vreeselijke, ont
zettende Hoe werd haar het harte vaneen
gereten, als zij zich Margot voorstelde, die
levenslustige, vroolijke, frissche Margot, nu
in doffe moedeloosheid neergezonken, den
dood zoekende Het was haar, als werd
haar de keel toegesnoerd eu dreigde haar
hoold te bersten zij had het willen uit
schreeuwen van smart en pijn. Neen, neen I
dat kon onmogelijk zoo zijn. Zeker, Mar
got zon er in bet laatste oogenblik voor
teroggedeinsd zijn, of een gelukkig toeval
zou de dood vau vertwijfeling wel hebben
verhinderd.
Zy snelde, zoo ving hare opgewondenheid
het toeliet, naar Dietrieh. De luitenant
stnurde dadelijk een telegram naar den dnit-
scheo geueraal-consul te New-Tork af en
verzocht dringend om spoedig draad bericht.
Vervolgens troostte hg Edith, wier tanden
klapperden en ried haar aan, rustig naar
huis te gaan en het verdere af te wachten.
Zoo spoedig er antwoord kwam, zon hg het
haar zenden.
Hij zelf was vry bedaard en scheen door
Margot's lot niet zoo ontsteld te zijn als
zgn znster. Tegen den avond verscheen
Dietrieh in de woning van Edith, met bet
antwoord vaD den generaal-eonsul in de
hand. Sprakeloos reikte hg haar bet tele
gram over, dat kort berichtte: een doit-
scber met name Robert Könen heeft zich
10 dagen geleden in zgne woning, Lewis
straat 16, met vronw en kind door middel
van kolendamp van bet leven beroofd, oo-
genschijnlgk uit gebrek aan onderhoudsmid
delen."
Elith begon luid te weenen en luisterde
slechts met een half oor, als kwamen de
woorden van uit de verte, naar dat wat
Dietrieh, in de kamer op en neder loopend,
haar troostend toeriep.
„Nu, kalmeer u wat kindlief t 't Was
vooruit te zien. Ik moet u zeggen, ik was
volstrekt niet verrast. Ik verzoek u, denk
eens na, welk een dwaasheid. Zij was zoo
goed en warm geborgen bg dien dinges
dien och ja, Tonaias. Da duivel halo ze,
ter, ik zal 'tje in het oor vertellen. Heel
duur scheen hij het niet te verknopen,
want in den regel werd er geen bezwaar
tegen de prijzen gemaakt. Hij lei de pa
ling en een steentje op een schaal
van zijn balans, op de ander zijn gewich
ten en vertelde dan de aitkomst aan zijn
vrouw, die nu op een leitje den prijs be
rekende.
Heb je een zakdoek bij je? Niet?
Non, dan kè je een pampiertje van me
krijgen. Déar een stuk Nieuwsblad, nou
hei je nog liktnur ook bij je paling, en
wil je nog een znren mond ook hebben,
hier een stuk kroot, vreet op en ruk-
kemandeer me. Goeie avond
Nog een anderen man heb ik gadege
slagen. Hij maakte minder goede zaken
dan de anderen, maar hij stelde zijn ei-
schen lager en hij was dus tevreden. Hij
hield er een „hoofd van Jat* op na. Dat
is een kracht-machine, welks uitvinding
van de dagen van den moord op mevrouw
van der Kouwen dateert.
De uitvinder had een naam noodig en
hij koos dien van Jut, den allergrnwelijk-
sten moordenaar I
Er zijn op de kermis altijd lui, die in
't openbaar willen toonen dat zij in de
kermisjool hnn kracht niet verloren heb-
beD, en die zijn de beste klanten van den
hootdvan Jutbaas. Drie slagen voor
een stuiver, zes voor een dubbeltje.
De liefhebber zet zijn Trui even
spart, gaat naar het toestel, neemt uit
handen van den baas een houten hamer
en slaat, na alvorens stevig in zijn handen
te hebben gespuwd, met een geweldigen
slag op het houten hoofd. Dat zakt diep
in de schouders en houten kastje
en aan de andere zijde vliegt snel een
klein blokje langs een lange gzeren lat
naar boven. Langs de lat zijn cijfertjes
geschreven, die het krachtcijfer van den
hamerzwaaier aanwijzen.
Enkelen slaan het blokje tot heel iD
den top. Daar ontploft dan een pistonne
tje, een bewijs van kracht, waarvoor de
baas mooie gouden en zilveren medailles
van blik uitdeelt
Meer typische dingen zijn er op de
kermis geweest, maar die bewaar ik voor
een volgend jaar. Als de kermis er dan
nog is en als wij dan nog leven. Alles
is zoo wisselvallig.
Een heerlijke namiddag in November.
In het salon van mevrouw Mayfair zijn
verscheidene dames en heeren bijeen.
Gardner is tot over de ooren ver
liefd op gindsche jongedame.
dat ze met die Könen 't is in één woord
niet te snappen."
Na een korte poos ging hij voort, zgn
hand op den schouder der stil voor zich wee-
nende leggende „Ja, het doet mg leed om
die arme Margot. Zoo jong en bah
Zand eroverAl dat klagen en huilen
geett geen duivekater. Wij kunnen ons
nog gelukkig noemen, dat niets ernstigere
Nu ja, hoe zegt Schiller ook weer, of
was het Goethe? Het leven is het hoogste
goed niet. Denk daar eeDs aan in dit ge
val 1 Menschen worden door den dood be
hoed, in den diepsten afgrond te storten. Wg
kunnen nn in zekeren zin ja, om zoo te
zeggen, rustiger ademhalen
Ontsteld staarde Edith den spreker
aan. Vervolgens kwam zg tot het volle
bewustzijn wat de hartelooze egoïst be
doelde, en schndde heftig zgn hand van
baar schouder af. Dietrieh baalde de schou
ders op, begaf zich naar de deur eu teide
met onschokbare eigenwaarde„dom sen
timenteel vrouwvolk. Verder niets, boezemt
mij volstrekt geen belang in."
Edith wist niet, hoelang zjj zich aan hare
doffe smart had overgegeven, toen zg door
een luid schellen tot haar bewnstzgn werd
teroggeroepen. Hare eerste neiging was,
stil te blyven zitten; bet stond haar tegen,
in dit oogenblik vreemden te zien. Maar
vervolgens deed baar plichtgevoel sich gel
den en noopte haar op te staan en te gaan
zien, wie er was. Het kon iemand zgn, die
voor een zieke bare bnlp kwam inroepen.
Zjj opende en Hendrik Bachmann stond
voor baar. Aangenaam verrastdeed zjj een
stap achterwaarts, hem onwillekeurig ruim
te gevend. Zgn tegenwoordigheid aanblik
werkte op dit oogenblik vertroostend op haar.
Hg trad achter haar binnen. Terwgl zjj
den gang doorliepen zeide hg „Duidt het
mg niet ten kwade juffrouw, dat ik u zoo
zonder meer overval. Maar wg waren al
len zoo bezorgd over n, daar gy anders
toch zoo nauwgezet zjjt."
Nu viel bet haar eerst in, dat zij het
uur waarbg zjj onderricht moest geven,geheel
vergeten had. Zg wilde juist een woord
van verklaring en verontschuldiging zeggen,
toen hg haar voorkwam. In de helder ver
lichte kamer, zag hg, wat het schemerlicht
van den den gang verborgen gehouden bad.
Het zien van haar bleek, smartelyk ver
wrongen gelaat, met 4e sporen van vele
vergoten tranen, deed hem zeer ontstel
len.
„Om hemelswil, juffrouw Edith," riep hg,
haar voor de eerste maal bg baar naam
noemend. „Wat deert u? Gg hebt ge
"Wat zegt ge? is het bijna onver
wacht antwoord en Gardner keert zich
om en ziet mij verwonderd aan. Hij volgt
de richting mijner oogen en begint te j
glimlachen.
Het voorwerp onzer beschouwing is
een lang blond meisje dat er allerliefst
uitziet.
Zie eens naar James, zegt hij kort
af, de oogen van Anny Temple afwen
dend. Nu zie ik mijn vriend voor het
eerst. Hij staat te midden van een groepje
dames te praten. Ieder noemt hem een
knappen man. Hij heeft een slank figuur
en schoon gelaat en wordt algemeen be
wonderd.
Het is niet zijn schuld, zeg ik
warm.
Ze heeft hem zelf weggezonden.
Ik hoop toch niet, dat ze breken
zullen, zegt Gardner, een vaasje viooltjes
opnemend.
Breken? wat?
Hun engagement.
Ze zijn niet verloofd, ik dacht toch,
dat iedereen dat wel wist.
Gardner is bleek geworden.
Waarom niet? vraagt hg met vreem
de trilling in zijn stem.
Ik weet bijna niet wat te zeggen.
Het is iets onbegrgpelijks, natuur
lijk! Ze zijn hun heele leven als broeder
en zuster geweest. Iedereen denkt vast,
dat ze zullen trouwen, doch er is nog
niets bepaald.
Een pijnlijke zucht ontsnapt hem. Ik
begin te begrijpen waarom Gardner zoo
lang weg geweest is. Hoe blind was
ik toch
Dus enkel een kwestie van tijd?
Ik schud van neen.
Ga voort, zegt hij.
Ik weet niets meerJames is arm
en dit maakt het hem moeielyk. Eén
woord van haar en alles zou in orde
zgn, zoo zegt men tenmiste.
En ik zie Gardner aan.
Zoo
Ik wend mij af, de trek op zgn ge
laat verontrust mij.
Juffrouw Temple, de bekende dokte-
res, maakt zich gereed om heen te gaan.
Ze heeft James een wenk gegeven, die
haastig afscheid neemt en haar volgt.
Als ze hem hoort, keert ze zich om.
Wilt ge meerijden, James, zegt ze.
Hij knikt van ja en volgt haar in het
rijtuig. Stilzwygend rijden ze voort. Ze
wacht tot hg zal spreken, doch zijn oo
gen blijven op het portier gevestigd. Plot
seling begint hij te rillen en zet zijnen
kraag op.
Je bent koud, zegt ze angstig, zich
vooroverbuigend en hare hand op zijn
arm leggend.
Neen, zegt hg kortaf en hg klap
weend
Zgne oogen hingen in angstige spanning
aan haar, zgne wangen hadden sioh rood
geklenrd, nijn borst ging hevig op en neder.
Zgn gansche optreden was dat van een
meu8ch, die in een hevige opgewondenheid
verkeerde en maar met moeite zgn kalmte
kon bewaren.
In plaats van een antwoord te geven, nam
zg den brief van Margot van tafel en reik
te hem het blad over. Hg nam het haastig
aan en doorvloog de weinige regelen. Ver
volgens liet hg den brief vallen; zgne ar
men verhieven zich en strekten zich tot
haar oit. Van zgne trillende bevende lippen
kwamen zachte liefkoozende woorden. „Edithl
Arme Editü?"
En zg, door den klank zgner stem als
geëltctrieeerd, ook door al het in de laatste
aren ondervondene verlangende naar troost,
deelname en liefde, zg kon zich niet inhou
den. En toen zijne armen zich nn vast en
innig om baar heen sloten, lennde zij haar
hoofd tegen zgn borst en een kostelijk ge
voel van zekerheid en rust kwam over haar
en loste alle andere gewaarwordingen in haar
op.
HOOFDSTUK DERTIEN.
Een paar dagen later had Edith'met haar
broeder een langdurig onderhoud, dat door de
mededeeling, dat zg met Hendrik Bachmann
verloofd was, ontstaan was. Hg zag haar een
wgle sprakeloos san en trok een gezicht als
iemaDd, die iets geheel onbegrgpelgks ver
nomen heeft, waar hg baDg voor is, om het
te gelooven. „No, hoor dat 6008," riep hg
eindelgk uit, „met dieD? Gij? Dwaasheid! Ic
moet u zeggen: dat is ja een zeer mis
plaatste scherts van n
„Ik ben geen liefhebster van schertsen en
vooral niet met zulke zeer ernstige dingen."
„Maar hg woelde als een vertwgfel-
de in zgn net geborsteld haar „Maar dan
ben je krankzinnig, stapel gek!" Hg liep,
als een leeuw in zgn hok de kamer op en
neder en maakte gebaren als een gek.
Edith beet zich op de lippen, haar voor
hoofd fronste zich. Zg begaf zich naar de
denr.
„Ik zie," reide zg daarby. „Gg zgt in
geene stemming, mijne mededeeling met de
noodige rust—"
Hij was in één sprong aan hare zyde en
hield haar bg beide schouders terug.
„In allou ernst !Gy gg wilt u met de
zen och, dezen mgnheer Bachmann ver-
Iovcd, werkelijk en waarachtig verloven?"
„De verloving is reeds voltrokken."
Weder was de luitenant ten prooi aan
pertandt.
Wat scheelt er aan, James?
Niets, klinkt het kort, alleen dit,
als ge weer eens er op aandringt,
eat ik komen zal, dan kunt ge wel een
woordje voor mg overhebben.
Ik had liever niet gewild, dat je
gekomen waart; je schijnt het als een
gunst te beschouwen
Dan spijt het mij dat ik gekomen
ben.
Mij ook
Weer zwijgen zg. Zg zgn te be
schaamd om te spreken. Na een poos
breekt Anny het ijs.
James
Wat is er
Je bent zoo veranderd. Wat scheelt
je toch de laatste weken
Niets.
Er is iets dat je hindert, houdt ze
vol. Waarom wilde je vanmiddag niet
komen
Omdat mijne zuster stervende is,
als ge het dan weten wilt, zegt hg met
nadruk. We kunnen geen pleegzuster
bekostigen en zij kan niet verdragen,
dat ik slecht éen minuut de kamer ver
laat.
Waarom heb je mij dat niet eer ge
zegd OJames, het spyt mij zoo vcor
je, murmelt ze.
Terwijl zij spreekt, heeft hij dank
baar bare hand gegrepen en glimlacht.
Hare oogen staan vol tranen. Mis
schien heeft ze nooit vermoed hoe arm
haar vriend was.
James wanneei je maar wilt,kan ik
bg je komen 1
Het is onmogelyk te beschrijven wat
die woorden haar kostten. Op dat oogen
blik offert ze alles op voor datgene wat
de hartstocht haars levens is geworden.
James snakt naar adem en leunt achter
over in de kussens.
Wat bedoelt ge, Anny
Ze glimlacht en ziet hem aan.
James, ik zou niet weten waar
om je zuster sterven zou. Ik geloof dat
ik haar zal kunnen redden. Doch er zul
len jaren voor noodig zijn. Waarom kun
nen we nu niet in eens trouwen en dan...
Plotseling houdt ze op, want James heeft
met mismoedig gebaar de handen voor
uitgestoken.
Nog kan hg geen woorden vinden.
Nooit heeft hij aan een huwelijk met
Anny gedacht. Hij had genegenheid,
geen liefde voor haar. En dan.
Ge hebt het koudben je ziek,
lieve, vraagt ze.
Neen, neen, zegt hij op zachten
toon, haar met een vreemden blik aan
ziend. Dat is het niet, alleen alleen,
ik heb er nooit aan gedacht je te hu
wen.
een nieuwen aanval van woede. Hij hygde
een oogenblik naar adem, als iemand, die het
stikken nabg is.
„Ja, weet ge dan," stiet hij eindelgk uit,
„weet ge dan, wie deze mynheer Bachmann
is?"
„Hoe meent ge dat?"
„Weet ge dan uiet, dat hg een van die
ja, een van die sociaal-democraten is, die
voor ons eenvoudig niet bestaan?"
„Ik zie niet in, waarom de politieke belijde
nis van dokter Bachmann mij zon verhinde
ren myne liefde aan hem te schenken."
„Lieldel Larifaril Kom mg toch niet met
dergelgken onzin aan boord. Heer in den
bemel, ziet gg dan niet, dat gij bet onmogelyke
wilt? Men kan toeh niet te gelgker tijd de sna
ter van een luitenant en de vrouw van een
sooiaal-demoeratischen oproerkraaier zgn. Dat
is ten eenmale ondenkbaar."
Zgn opgewonden gelaat weerspiegelde zeer
duidelyk de koortsachtige oorast, waaraan
hg ten prooi was. Edith's gelaat was doods
bleek geworden, zg haalde diep adem. Ha
re stem klonk beesch, haast ruw.
„Wilt gjj daarmede zeggen, dat
gg mij als nwe zuster niet meer zult ken
nen?"
„Ik wil daarmede zeggen, dat gij deze on
mogelgke verloving weder verbreken moet,
Weet ge wel wat het te beduiden heeft: een
sociaal demokraat!"
In sgn gelaat maalde sich de diepste af
schuw en onnitsprekelgke verachting af. Zg
echter kou trots den emstigen toestand
een vluchtig lachje niet van de lippen hon
den, terwgl zij zgne retorische vraag beant
woordde: „Weet gg het dan?"
„Ik? Nu jatHg zag haar een poos met
open mond aan. „Nu dat weet toch ieder
klein kind. Zoo'n sociaal-democraat wil - dood
eenvoudig, ja, ja, die wil doodeenvoudig
alles in de Incht laten vliegen!"
De lachlust van Edith maakte weder zeer
spoedig voor bittere ernst plaats. „Of nw
veelzeggend oordeel rechtvaardig is, weet ik
niet; want daarvoor heb ik het program der
sociaal-democraten nog niet genoeg bestu
deerd. Wel echter weet ik, dat het persoon-
lyke karakter van den menseh in geenendeele
afhangt van zijn politieke overtuiging. Ik weet,
dat dokter Bachmann de edelste onoprecht
ste man van de wereld is en ik acht en be
min hem van harte en op syn liefde ben ik
trots."
„Gek", riep hg krijsohend, „stapel gek
Ziet ge dan niet, dat die ellendige verlo
ving mgn verblyt hier in de stad onmoge
lgk maakt?"
„Wanneer mgne verloving met mgnheer