fan Dood en Leven. Zondag 1 September 1895. 39ste Jaargang ïïo. 3021. BIJVOEGSEL. FEUILLETON. De Wereldtentoonstelling. Rotterdam, 29 Aug. 1895. LXI. Nu zijn we gelukkig door de kermis heen. Het rommeltje van buiten is op geruimd en er staan nu nog maar voor een paar dagen in de stad een aantal wafelen- en broedertjeskramen van stadgenooten, wier zindelijkheid niets te wenschen overlaten. Die kramen zijn nog de attractie van moeders en vaders, zoons en dochters, die zich nog sugge- reeren dat het kermis is en zich ten dien einde de buik volstoppen met on gare broedertjes en zanderige wafels. Maar de vuile boel is weg, op het plein waar spellebazen en spellewij- ven rondgescharreld hebben, staan nu weer de koetjes met droomerige oogen, heel onschuldig, te wachten op den sla ger, die ze voor de slachtbank koopt. Weer is een tiental dagen volkspret waarvan de faam, de beruchtheid lui de door de landen schalt, bij de honder den vorigen verzameld. Ik geloof wel dat de menschen die zich in zoo'n herrie amuseeren kunnen, zich geamuseerd hebben, tenminste, ik heb ditmaal niet van de gebruikelijke luidop uitgesproken ontevredenheden ge hoord. Kalm dat deze kermis geweest is. 't Is in haar soort een merkwaardig heid. Maar nu dit kalm over ons is heen gegaan, steekt er een storm op uit een hoek waarnaar we niet gekeken hebbener schijnt gedacht te worden aan werkstakingen, aan betuigingen van oproerige gezindheid. Een beweging is de constateeren van veehouders con tra slagers en van slagers contra vee houders; geen gekheiden plannen tot werkstaking onder de baardkrab- bers-haarknippers. Men zal toestem men dat voor Rotterdam een emotie volle tijd aanstaande is. De veehouders waren ontevreden. Zij hadden, van hun standpunt gezien, ge lijk. In Rotterdam is de keuring van rundvee heel streng en geschiedt door mannen, die bazen in het keuringsvak zijn. Zoo komt het, dat in het abattoir heel vaak afwijkingen in het rund wor den geconstateerd, waar een zelfs heel ervaren veekenner die niet zou gezien hebben. De aanhoudende angst bij de gedachten wat de keurmeesters nu weer in het koebeest vinden zullen, en of het beest, dat naar de stad gaat, daar gezond of ziek zal bevonden worden, heeft de veeboeren kregel gemaakt. Zij danken er voor, weet je, het daagje dat anders in de stad zoo gezellig wezen kan, te doen vergallen. En zij zullen in het vervolg weigeren hun aandeel te dragen in de schade, die de slager lijdt als het beest wordt afgekeurd. Zij zullen voetstoots verkoopen, zonder eenige risico, of tegen aanmerkelijk hoogeren prijs met risico en dan elkaar verzekeren. Dat hebben de veeboeren elkaar plechtig, misschien wel m geheime zitting onder eede beloofd, en vreeselijke straffen minstens honderd gulden boeten werden bepaald voor den veeboer, die een meineedige veeboer bleek. Maar nu liepen de slagers te koop. Die dankten er hartelijk voor de vee boeren te assureeren ot zooveel voor de koetjes te betalen dat het met den winst-hommeles zou wezen. Als het vee afgekeurd werd, was de veeboer voor hen altijd nog een achter deurtje, was de veeboer de man op wien zij nog eenig verhaal hadden. En zouden zij nu zoo maar, hulpeloos voor alle moeilijkheden alleen gezet worden. Nooit, nooit, nooit. Een verga dering van den Nedeilandschen Slagers- bond maakte uit, dat nooit voetstoots zou worden gekocht. Zelfs het plan, on derhandelingen met de veehouders te gaan voeren, werd eenvoudig aan den dijk gezet. Wij koopen niet voetstoots zeggen de slagers. Als jullie niet voetstoots koo pen willen, verkoopen wij niet, doodeen voudig zeggen de veeboeren. Lieve lezers, wat zegt u van zoo'n toestand Is dat niet om wanhopig te worden, als beide partijen op haar stuk blijven staan, en daar is alle kans toe. Niet koopen niet verkoopen. Is dan de tijd van vleeschloosheid aanstaande? Zal dan onze biefstuk aan een koeienbil op het land blijven rond waren Zal dan van onze schapenbout een lustig mè-mè-mè uitgaan inplaatsvan een lekker zzzzzt, als 'top den schotel komt? Zal dan kalfslever, zal dan kalfs gehakt, zal dan karbonade zelfs niet meer mogen wezen op onze dinerta fel? Zal dan de tijd van gedwongen vegetariaat voor het Rotterdamsche menschdom komen Het schijnt zoo, want de veeboeren verkoopen en de sla gers koopen niet meer. De stakende slagers zullen de stad doorloopen om eiken invoer van vleesch van buiten te beletten en zoo de publieke opinie in hun voordeel te leiden. Ach, de pu blieke opinie is al van hun. De slagers liggen ons nader aan het hart dan de veeboeren. De slagers brengen ons de malsche bief en de veehouders de sluik- barige beesten die onze straten met ge geten gras bezoedelen. Wij hopen daarom gekheid op een stokje,-dat het niet tot een treffen komt. Als beiden een beetje toegeven, zal het zoo wel beloopen. 't Is waar, de toestand is heel treurig en de koeien lijden maar al te druk aan mond- en klauwzeer, kwade droes en vooral aan tubercolose, wat uit den aard der zaak hunne eetbaarheid niet verhoogt. Maar als nu èn de slager èn de veeboer èn het publiek meedoet in eeu vergoeding van de kosten, dan kan de .smulgrage zijn middagboutjo behouden. Ernstiger nog dan deze veezaak blijkt mij de zaak van de kappers— en bar biersbedienden. Deze heeren zijn seri eus van plan voor het Zondagswerk te bedanken. Dat gaat naar miju beschei den meening te ver. Ik gun graag allemenscnen een aan tal vrije uren, waarin zij doen kunnen voor zich zelf wat zij willen. Maar als het algemeen belang er meê gebaat wordt, voegt ook van de meest wel willend gestemde zijde een krachtig pro test. De kappers werken, alleen des Zondagsmorgens vóór 12 uur. Dan komen heel veel menschen om zich te laten ontdoen van den onnoodigen haartooi. Niet ieder kan dat Zaterdagavond ko men doen of heeft den tijd daar in een kroeg vol menschen, die geholpen moe ten worden, zijn beurt af te wachten, en te kijken, doodop zijn gemak, naar de ingezeepte gezichten van de anderen en te luisteren naar den coiffeur die honderd maal op één avond beweert, dat het weer zoo slecht is en datFalb het zoo slecht geraden heeft. Zondagmorgen komen de lui die Zon dagmorgen schoon willen wezen en het is noodig dat de barbiers gereed zijn. Laten zij dan desnoods Maandag gaan houden. Dan mist niemand hen. Maar 's Zondags. Over het algemeen, vind ik, wordt de beweging ten gunste van de Zondag- rust wat overdreven. Het is er mee gegaan als het met een massa goede dingen gegaan is, met drankbestrijding, met bedelarijwering, met dierenbescher ming. Men ging zijne eischen te hoog stellen. Het is nu eenmaal noodzakelijk dat voor zekere bedrijven de Zondag niet uitsluitend rustdag is. Spoor-, post- telegraafbeambten moeten ook des Zon dags tot nut van 't algemeen gereed zijn. En we mogen dat voor een hal ven dag ook wel van de kappers ver langen. 0, het malle meedoen met anderen. Als Jan een cent krijgt, moet Piet ook een cent hebben en als de smeden Zondag vrij hebben, mag men van de kappers ook geen werk verlangen! r>. HAGER NOVELLE van G. van Stokman s. 2. Verdoofd, verpletterd, rol tegenstrijdige gevoelens en gewaarwordingen, bleef Erich Ebrenberg nog een tijdlang citten ver volgens gproDg hjj op, schreed in bevige opgewondenheid de kamer op en neder, greep nog eenmaal naar het portret, om bet nog eens nauwkeurig te bezien. Alzoo dit schoone schepseltje leefde niet meer, al deze schoonheid on heerlijkheid, was voor altijd verloren 1 De liefde die geweldige, geheimvolle en gruwelijke macht, welke bij nit eigene ervaring Dog nooit ge kend had, had deze lieftallige, aanlokkende bloem geknakt en haar de martelaarskroon op het blanke voorhoofd gedrukt, Met en voor den man, wien zij haar gansche hart had weggeschonken, was dat schoone en lieve kind gestorven en in plaats van gelnkkig te leven naast een braaf echtgenoot, rustte zij nu reeds in het kille graf. Verdiende Hendrik Holt zulk een liefde, had hij recht, zulk een «fier te eischen en aan te nemen Of was het voor haar wellicht geen of fer geweest, maar slechts het voldoen aan een inwendigen drang, - een vrije dood Hij vond geen antwoord op al deze vra gen en wilde geeD strenge rechter voor de arme vertwijfelden zijn; maar een diep medelijden met het arme, jeugdige wezen, vervulde zijn gansche ziel, en hij gevoelde het, hij zou dagen en weken noo- dig hebben, om den diepen indrnk eenigs- zios te overmeesteren,die dit tragisch lot der beide armen menschen op hem gemaakt had. Dat Hendrik Holt zijn verschrikkelijk nit voornemen werkelijk ten nitvoer gebracht vemsvtPd, daaraan twijfelde hij geen enkel oo- neer- iblik. Die wonderlijke droomer was steeds Daavé ^arheid en teruggetrokkenheid in per- *ijn s<5)Qdv.,ew6egt en was slechts derhalve zoo en scimeir sjjne meening uitgekomen, omdat »Li«e Erk 0p den rand van het graf stond, «atsteportret dit geval voor Ehrenbeig geen et beter liook geen grejntj0 j, over «aagtuw liefs' hei)lge gedachtenis bewaarde hij °P uw hart ueloote portret, dat van zulk eeu noodlottige gebeurtenis getuigenis af legde. HOOFDSTUK TWEE. Eeuwig nieuw als ebbe en vloed is de loop van den tjjd. Maanden en jaren komen en gaan, grif fen hunne teekens in de bladen der we reldgeschiedenis, evenals in het gelaat der menschen, veranderen bloesems tot schooDe vrachten en strooien nieuwe, kiemende za den nit. Ook aan Erich Ehrenberg ging hij niet spoorloos voorbij, maar zijne ervaringen wa ren voor het grootste deel, liefelijk en ge durende zijn ijverig werken en vroolijk ge nieten, bemerkten hi) den vliegenden loop van den tijd niet. Hij was na drie en dertig jaar ond, had in Berlijn een aangenamen werkkring, genoot een groot inkomen en maakte op last van de maatschappij, die bij diende, hoogst inte ressante reizen naar Zuid-Rusland, Turkije en Boven-Egypte. Ook zijn gezellig verkeer was van aange namen aard Zijn frissehe en pizante humor verwierven bem overal vrienden, zijne kun digheden werden geroemd en gewaardeerd, en zijn mnzikaal talent dat zijn enkele lief hebberij uitmaakte, bracht hem geregeld in aanraking met kunstenaars en kunstminnen- den, wier omgang aan zjjn leven een po ëtisch waas gaf. Hg was in de muzikale we reld van Berlijn een goede bekende en te vens geliefde persoonlijkheid en kwam daar door tevens in aanraking met personen, die rechtstreeks aan het theater verbonden waren. Sedert eenige weken was hij verloofd. De jonge dame, die hij aan zich verbonden bad heette Rosa Yerbehn, was de eenige dochter van een rijk geworden bouwkundige nit het westen van de stad en representeerde in per soon en manieren een echte, moderne Ber- ijjnsohe. Dit laatste was hem nn juist niet zeer naar den zin, en toen hij de joffronw leerde kennen, zag hij zijn vooroordeel eerst slechts bevestigd; haar echter imponeerde zijne te rughoudendheid; zijne koele rust lachtte haar toe, en hoe minder hij zich met baar be moeide, zooveel te meer vond het verwen de meisje welgevallen in hem. Zij kwam tot de overtuiging, dat Erich Ebrenberg de rech te man voor baar zon zijn, en daar zij on dernemingsgeest en energie bezat, besloot zij, bem voor zich te winnen. Zij dwong zich niet aan bem op, maar zij deed baar best om hem te krijgen, zij vleide zijne ijd.-lheid ea roerde zijn hart, won zijne eenige zuster tot bonigenoote ea bracht bet door vernuft en slimheid zoo ver dat zijn tegenstand smolt en hij aanving, de zaak ernstig in overweging te nemeD. Yelen hadden hem reeds bevallen, velen op zijn ontvankelijk bart een vlnchtigen in drnk gemaakt, maar nog geen eDkele was bet gelokt, hem dorend te binden. Trots zijn vurig, levendig temperament scheen hij voor een vorige lietde niet vatbaar te zijn en wanneer hij in stille aren voor zijn kla vier zat en zich over deze onvatbaarheid beklaagde, zoo moest bij met zijn prakti- schen zin toch later weer bekennen, dat hem daardoor menige bittere ervaring werd bespaard en men bij de kenze van een le vensgezellin uitstekend handelt, recht voor zichtig en noebter te werk te gaan. Jnffroaw Rosa Yerbehn werd door aijne vrienden een goede partij, door zijne eigene zuster een voorbeeld van huiselijkheid genoemdhij zelf zag, dat zij een amusant, vroolijk en kerngezond jong meisje was en toen zjjne zuster met baar echtgenoot nn plotseling Berlgn verlieten en zijn jong-ge- zellenhnishouden hem gelijktijdig menige onaangenaamheid op de sobonders schoof, scheen hem zijn tegenwoordig leven niet meer zoo dierbaar en bekeek hij Rosa ineen zachter licht. Dit oogenblik maakte het kloeke meisje zieh ten natte om baar doel te bevorderen, gemeenzame bekenden bielpen haar bij dit lofwaardig doel en toen Ericb zich eenmaal verleiden liet, een warmer toon aan te slaan, blies zij, nn juist niet altijd door edele m<ddelen, de glimmende vonken tot een helder vnar aan. Eer hij nog met zichzelf in 't reine gekomen was, had hij de beslis sende vraag reeds gedaan en weinige dagen later brachten de dagbladen het bericht van zijne verloving met juffrouw Rosa Yer behn. De eerste acht dagen kwam hij niet recht tot bezinning. Zjjn toestand was nieuw en bedwelmend, zijne verloofde zoo stralend en bare liefde zoo jubelend en groot, dat hij bijna geloofde gelnkkig te zijn, en een me- uigte warme, «oprechte* gelokwecschen wekten in hem de gedachte op, dat hij ver standig en wijs gehandeld had. Liefde te ontvangen is in 't algemeen veel aangena mer, dan zelf lief te bebben en dat Rosa's groote neiging voor bem niet gebeel en al los was van bet gouden kalf, kon in zijne oogen nn juist geen kwaad. Zoo leefde hij dan een korten tijd in een roes voort; maar toen kwam spoedig, zeer spoe dig de reactie. Die trad bem bet eerst tegemoet io de ge- stalte van zijne thuiskomende schoon moe XV. Een kijkje in den Wereldbaiar. Hadji-baba, nougat, lekker, lekker kijk's madame, kijken kost niets Deze en dergelijke uitroepen klinken u van alle kanten tegen bij het doorwan delen van het Oostersche hoekje van het tentoonstellingsterrein, der Werelbazar. Daar hebben een menigte Oostersche trek vogels, Grieken, Armeniërs, Egjptenaars zich neergelaten, om in kleine winkeltjes hunne snuisterijen en suikerwerken aan den man te brengen, 't Is daar altijd zeer woe lig en drukdie Oosterlingen toch zijn een heel ander slag menschen, dan wij, kalme, bezadigde Westerlingen. Men zegt, dat een Turk, een Armeniër, een type van kalmte en bedaardheid is, dat hij zich in alle omstandigheden, in vóór- en tegenstand steeds even gelaten houdt, maar dat is toch zeker alleen van toepassing op de hoogere standende vertegenwoordigers der Oos tersche landen, toch die wij tegenwoor dig in ons midden hebben, zijn steeds min of meer rnmoerig. Allen zijn ze direkt te herkennen aan den fez, het roode mutsje met zwart zijden kwast, waarmede Dr. Schoitzer, Emin Pacha, steeds afgebeeld wordt. Yerder dragen velen een lang, veelkleurig gewaad, terwijl sommigen zich ook op hunne om zwervingen door het Westersche wereld deel geheel geëuropeïseerd hebben, en zich in Westersche kleeding vertoonen. De meesten hunner flatteert deze echter niet. Oostersche vrouwen ziet men in den Bazar nietmisschien wel een gevolg van de afzondering waarin de bewoners van het Morgenland hunne dames houden, die zij niet aan de blikken van stamgenoo- ten en dus nog veel minder aan die van Westerlingen willen blootstellen. Eene uitzondering hierop maakt de Jood Jozef van Bethlehem, die zijne echtgenoote Maria meegebracht heeft. Deze troont in Oostersch gewaad, lang veelkleurig over kleed en witte, eenigszins groezelige hoofd doek met een versiersel van koperen mun tjes, in een winkeltje, waar zij den voor bijgangers hare Oostersche snoeperijen tracht te verkoopen. Of zij goede zaken maakt, weet ik niet, maar wel, dat zij er moeite genoeg voor doet, en dat een klant eenmaal in hare handen, er niet gemak kelijk zonder iets te koopen weer uit komt. Haar echtgenoot Jozef behoort onder de geeuropeïseerde Oosterlingen. Aanvanke- kelijk vertoonde hij zich in een ook al niet al te helder lang gewaad, maar langzamerhand heeft hij eerst een jas, vervolgens de rest van 'tWesterschecostaum aangeschaft,zoodat hij nu, de fez uitgezonderd, voor een Am- sterdamschen Jood kon doorgaan. Ook in ODze taal maakt dit echtpaar, voorname lijk de vrouw, dagelijks vorderingen. Be paalde haar repertoire zich in de eerste dagen slechts tot eeu paar der meest nood zakelijke woorden, thaDs heeft zij het reeds tot'zingen gebracht, terwijl het Madam, waar schijnlijk nit Antwerpen afkomstig, voor een f juffrouw* zij het ook met eenigszins vreemd accent, heeft plaats gemaakt. Yeel bijzonders is er in de meeste win keltjes niet te zien de meeste bepalen zich tot het uitstallen van goedkoope bijou terieën, als armbandjes, broches en dergelij ke snuisterijen, waarnaast in de meeste ook nog reepen van eene kleverige zoet achtige massa, met amandelen vermengd, de Hadji-baba, te koop geboden wordt. In enkele echter zijn fraaie zaken te zien, b.v., in de tapijtwinkels van Bacri en Bassen, die ook voor den ingang der Belgische afdeeling in het hoofdgebouw eene etalage hebben. Fraaie zijden sluiers en doeken, schoongekleurde tapijten en eigenaardig, gedeeltelijk en-relief bewerkte, gedeeltelijk rood en blauw geschilderde koperen schotels, en dergelijke zaken vindt men daar. O. a. wordt daar ook te koop aangeboden zeep, die in den harem van den Tnrscben Sultan gebruikt wordt. Die zal wel zoo exquis zijn, als zeep maar bij mogelijkheid kan zijn. Een geheel ander slag lni en eene ge heel andere wijze van hunne zaken te koop aan te bieden, ziet men in den win kel van den Chinees China Quan Kee nit Kanton. De patroon, hoewel men hem aan kan zien, dat, zoo al niet zijn wieg, dan toch die zijner voorvaderen in het Hemelsche Rijk gestaan heeft, heeft op zijne omzwervingen door Euro pa zijn eigenaardige kleederdracht afge legd, zijn staart afgeknipt en heeft met den Chinees uiterlijk niets meer gemeen, dan zijne gele gelaatskleur en zijne ee nigszins scheef staande oogen. Zijn zoon en de bedienden, met uitzondering van eenen mannelijken en eene vrouwelijke Europeaan, dragen nog hun staart, het sieraad van den Chinees, waarvan slechts de zeer vrijzinnige afstand doet, en hun Chineesch kostuum, bestaande uit een los, kort overkleed, eeu soort van nauw- sluitenden broek, witte kousen en schoe- der, mevroaw Ida Yerbehn, geboren Aal- bereil, die tengevolge van een erfenis-aan gelegenheid maanden lang in het buitenland vertoefd had en slechts schriftelijk hare toe stemming en haar zegen voor het engage ment had overgezonden. Nu, na voltrokken verloving, verscheen zij weder in den huiselijken kring en reeds bij een eerste ontmoeting met haar dierbaren Ehrenberg, gevoelde deze zich door een le- vendigen tegenzin aangegrepen Moeder en dochter schenen hem toe als door één hand gemaakt, en juist deze ge lijkenis was het, die hem zoo zeer griefde en teleurstelde. Zoowel de niterljjke vormen, de kleur eo trekken, die oorspronkelijk dezelfde waren, maar bjj de moeder nu grof, ruw en hard j schenen en als een groote overdrijving af stootten en mishaagden, zoo waren ook alle goede en slechte eigenschappen, die hij in den aanvang bg zijne bruid ontdekte, bij haar tot volle ontwikkeling gekomeD en had den haar gemaakt tot datgene wat zij nn was: een krachtige, energieke, maar ruwe onnette, en dikwijls lompe vrouw, een soort van hoistyran en huisduivel, welke de schrik en spot van alle dienstboden was en bij iede re voorkomende gelegenheid op haren vollen geldzak klopte. Zelfs mijnheer Yerbehn, an ders een zeer aangenaam en joviaal mant scheen een sufferd aan de zijde van zijne strijdlustige vroow, en de manier waarop zij haren toekomenden schoonzoon behandelde, moest ieder verstandig mensch ten zeerste alkeoren. Gewaarschuwd door dit voorbeeld, mis haagde bem de dochter hoe langer hoe meer. Haar snel oordeelen over personen en za ken, hare slagvaardige zekerheid, hare pon- tige en scherpe gezegden, schenen hem wel dra onvrouwelijke eigenaardigheden toe, en hare bijtende, snijdende kritiek, waarmede zjj het huishouden of het persoonlijk leven van anderen beoordeelde, verwekte in hem een ge voel, dat reeds naar weerzin geleek. De toe komst aan de zijde van dit meisje, dat hem niet begreep en zijne heilige gevoelens da- geljjhs beleedigde, scheen bem hoe langer hoe meer een zware marteling toe en voor de eerste maal in zijn leven gevoelde hij zich ongelukkig en diep ontstemd. Vervolgens kwam er nog een nieawe, on draaglijke lastRosa's licht opgewekt wan trouwen, hare altijd wroetende, verdenken de en martelende jaloezie. Zij was niet tevreden met rijn bezit, want zij aisebte zijn ganscie ziel, zijn gansche kart en blijk baar meer uit eigenzinnigheid dan uit lief de haas bahaeraehsn ala haar slaaf, scheen baar einddoel te zijn. Eerst tevre den met het feit, de door velen begeerde, de haren te mogen noemen, verloor dit feit voor haar al weldra zijn bekoorlijkheid. Hare overwinning op hem moest eene vol- komene zijn. Zoo zocht zij dan te dwingen, wat zij van zelf niet vond en toen de kunstmatig aangeblazen vlam snel weder verdoofde en trots alle zelfbeheersching, Ehrenbergs te genzin in haar, steeds merkbaarder werd, maakte de gedachte zich van haar meester, dat zijn hart reeds ergens elders lief gehad had en de herinnering aan een andere, lichtschuwende verhouding. het be antwoorden harer neiging in den weg stond. Zij was als eohte Berlijnsche, met dete dingen uitstekend op de hoogte, zij was hare jaren ver vooruit en hare moeder placht zioh ten behoeve van hare jonge dochter volstrekt geen slet op den mond te leggen. Ook nn werd die mogelijkheid tnsschen de beide dames besproken en beiden verbon den zich, om de waarheid te ontdekken, door welk middel of het dan ook ware. Een directe vraag waagden zij niet; maar zij maakten meer dan eene duidelijke toe speling, welke voor den betrokken persoon zeer pijnlijk was aan te hooren, zij vorschten Ehrenberg's verleden na en sloegen zijne han delingen met ware Argus-oogen gade. Bij zonder zjjne bezoeken aan het theater, ver vulden haar meer en meer met achterdocht en levendige onrnst, en nit zijn treurige, dan weder vroolgke buien, trokken zij steeds nieuwe bewijsgronden. Niet alleen het verleden, maar ook het tegenwoordige werd in den kring harer boote gedachten getrok ken en het onverkwikkelijke samenzijn, dat deze veelbengde verloving aan Ehrenberg bood, deed bg hem den vnrigen wenseb ont staan, zoo spoedig mogelijk het hoofd weder nit den strik te trekken. Een willekeurig, schijnbaar ongemotiveerd afbreken zijnerzijds scheen hem nog onge oorloofd toe en alles wat hg voorloopig deed en doen kon, was, het huwelijk telkens voor onbepaalden tjjd verschuiven. Zoo stonden de zaken, toen hij op een zekeren avond zijn verloofde en aanstaande schoononders naar de opera vergezelde. Men bevond zich reeds aan het einde van het seizoen en op het programma stond de opera „de Vliegende Hollander van Riohard Wagner.'de bezetting was gewoontjes, maar de rol van Senta werd door eene gast, juf- trouw Niua Hartenstein, gegeven en van baar was reeds een goede roep als zange res voorafgegaan en hare verschijning werd ias in een zekere spanning tegemoet gezien.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5