Donderdag IS September 1835.
P
b
39ste Jaargang No. 3029.
Dood en Leven.
L
en
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag-
Zat e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Uitgever J. WINKEL
Bureau: 8CHAOEN, Laan, D 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
GemeenteSc hagen.
Bekendmakingen.
Nationale Militie.
Burgemeester en Wethouders der
Gemeente SCHAGEN
Brengen, ter voldoening aan de der
de alinea van Art. 26 der Wet op de
Nationale Militie van den 19den Augus
tus 1861 (Staatsblad N°. 72), ter ken-
nisse van de belanghebbenden, dat het
overeenkomstig Art. 25 dier Wet af
gesloten Inschrijvings-Begister van
1895, voor de lichting 1896, met de
daaruit opgemaakt alphabetische naam
lijst, op heden ter Secretarie der Ge
meente voor een ieder ter lezing is
nedergelegd tot en met den 21en dezer
van des morgens 9 tot des namiddags
4 ure.
Schagen, den 13 September 1895.
Burgemeester en Wethouders voor
noemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van
SCHAGEN, brengen ter algemeene
kennis, dat de afgekondigde nieuwe
Politieverordening voor die gemeen
te, ingevolge het bepaalde bij art. 175
der gemeentewet, vanaf heden geduren
de drie maanden ter secretarie der
gemeente voor een ieder ter lezing
ligt en aldaar in druk verkrijgbaar is
tegen den prijs van f .25 per exem
plaar.
Schagen, 17 September l£9Eu
Burgemeester en Wethouders voorn.
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Binnenlandsch Nieuws.
Het Hoofd van het Plaatselijk Be
stuur der Gemeente SCHAGEN, brengt
bij deze ter kennis van de ingezete
nen dier gemeente, dat het kohier No.
2 van de Belasting op Bedrijfs- en
andere Inkomsten over het Belasting
jaar 1895/96 op den 14 dezer door den
Heer Directeur der Directe Belastingen
te Amsterdam, is executoir verklaard
en op heden aan den Heer Ontvanger
der directe belastingen binnen deze
gemeente ter invordering is overgege
ven.
Ieder ingezeten, welke daarbij be
lang heeft wordt alzoo vernaamd op de
voldoening van zijnen aanslag behoor
lijk acht te geven, teneinde alle ge
rechtelijke vervolgingen welke uit na
latigheid zouden voortvloeien, te ont
gaan.
Schagen, den 17 September 1895.
Het Hoofd van het Plaatselijk Be
stuur voornoemd,
S. BERMAN.
FEUILLETON.
icei Nieuws-,
Aimltitiï- Liitiimllal
Pliiisïfiiiiti!
NOVELLE
van
G. van Stokman s.
Door het Provinciaal
kerkbestuur van Noord Brabant met Lim
burg is de heer A. Stramrood te OUD
KARSPEL na afgelegd examen tot de
Evangelie- bediening in de Ned. Herv.
Kerk toegelaten.
Men meldt uit DEN HEL
DER:
Twee openbare onderwijzers, bekende
sociaal-JemocrateD, hebben van het gemeen
tebestuur eene aanschrijving ontvangen,
waarbij bon in overweging wordt gegeven
om vóór 15 October a. s. hun ontslag te
vragen, daar dit hun anders ongevraagd
zal worden verleend.
Tot het nemen van dezen maatregel
vond het gemeentebestuur aanleiding in
de houding der bedoelde onderwijzers bij
gelegenheid van het Koninginnefeest op
31 Augustus, toen zij zich in een ver
gadering der feestcommissie in afkeuren
den zich over de feestviering uitlieten.
P. Zweed, arbeider te WAR-
MENHUIJZEN, ontving van H. M. de
Koningin-Regentes de som van 20 ten
einde zijne negotie te kunnen voortzetten.
De jaarlijksche P aar d en-
markt te SCHAGERBRUG werd vooral
dit jaar goed bezocht. Ruim 50 paarden
werden ten verkoop aangeboden, waaronder
verscheidene zeer goede expl. waren. Ook
de handel was vrij vlog. Tegen zeer
goeden prijs werden eenige paarden van
de hand gedaan. De prijzen liepen van
f 50 tot ruim f 300.
Een drenkeling.
Op den Boerensteiger te AMSTER
DAM bleven gistermiddag vele menschen
staan. Er was een man komen aanstor
men met een rood-verhit gezicht, aan elk
van zijn baren één druppel zweet, in zij n
handen droeg hij een rol touw en een
ijzeren haak. Een dreg.
Daar moest iets akeligs gebeurd zijn.
De Hoofdsteeg stroomde leeg. Over de
brnglenning hingen de menschen, aan den
kant stonden de menschen en keken naar
beneden, heel verbenedea, waar 't zwart—
glimmende water zachtjes golfde tnsschen
de vnil-bruine bemoste kanten met ron
de rioolgaten er in,
Is ie al gezonken vroeg de hijgen
de dregman een heer, die blootshoofds,
doodsbleek, zielsbenauwd, moeielijk adem
halend, vóór in de rij stond,ook kijkend naar
beneden met woeste wanhoop. Hij moest
wel schrijnende hartepijn lijden, die man,
want dof stonden zijn oogen en hij kreunde
af en toe.
Is ie al gezonken
Nee' nog niet. Hij drijft nog. M.ar
't zal niet lang meer duren.
Ister wat mitte meheer informeer
de een kruideniersjongen.
Het informatiebureau, een oud vrouwtje,
keek heel droevig, toen het den kruide
niersjongen toeknikte. Ja, die meneer
z'n zoontje leit er in....
Al lang
Nou, 'k dink een minuut of wat.
Hij 's ter ingewaaid.
Waarom springe ze 'm dan] nie na?
Ze kenne nie' swemmen.
De vader kon der anders toch wel
bij springe.
Dat doet een vader niet, jonge. Daar
mot je 'n moederhart voor hebbe.
Dan hadde ze z'n moeder motte
7.
,Ik ben,' zoo begon Ann hare levensge
schiedenis, „in noordelijk Sleeswijk gebo
ren. Mijn vader was dokter en '/werd, zoo
als mijne moeder mij later vertelde, door
een ongeneeslijke ziekte aangetast en stierf,
toen ik nog nanweljjks zeven jaar telde.
Een verre bloedverwant in Hamborg, die
tegelijk mijn voogd was, nam mij bij zich
in bais. Hij had een ruw karakter, een
booze vrouw en zoovele kinderen, dat ik,
als toegift, hem zeer ongelegen kwam.
Zoodoende beb ik in zijn hnis slechts droe
vige dagen gekend, en ik dankte den hemel,
toen ik oud genoeg was om aan die ellen
dige verhouding eeD einde te maken en
myn eigen weg te kannen gaan. Ik wend
de mij tot een izformatie-barean en nam
op myn seventiende jaar reeds een betrek
king als duitsche bonne in Engeland aan.
Het was geen gemakkelijke dienst en ik
moest menige onaangename daad verdragen,
maar ik hield het er toch uit en een jaar
later, kwam uw vriend Hendrik Holt daar
in huis.
Van het eerste oogenblik af boezemde hij
mij belangstelling in en oefende een groote
aantrekkingskracht op mij dit. Zijn treurig,
somtijds somber wezen, schrikte mij niet
af; mijn hart vloog het zijne luid jube
lend tegemoet, en toen hij mij zijn liefde
verklaarde en mij tot zjjne levensgezellin
vroeg, stond ik op het toppnnt mijner za
ligheid.
Om de toekomst maakte ik mjj geen zorg.
Ik was jong en de gedachte aan een eigen
huishonden, lag nog ver vau mij daar wij
beiden in het zelfde huis woonde, kon on
ze verloving op den duur toch geen geheim
bljjven en de ontdekking daarvan bracht
een ware storm te voorschijn.
Had de patrones, de dame des huizes,
mij van te voren ook al reeds met geeo
vriendelijke oogen aangezien, zoo vervolgde
'ij mij na met baat en hoon, beleedigde en
Pijnigde mij en wees mij ten slotte onder
een gezocht voorwendsel de denr. Slechts
met groote moeite gelukte het mg een nieu.
we betrekking te vinden, maar ook daar
vervolgde haar giftige laster mij, zoodat de
zoon des huizes zich gerechtigd achtte mij
te behandelen op een manier, welke mij
dwong van daar uit mijzelf spoedig te ver
trekken.
In mijn nood en verlatenheid ging ik
□aar Londen. Daar hield ook sedert kort
Hendrik Holt verblijf en was ovenals ik, zon
der middelen. Om in zijne nabijheid te blij
ven, om bem te troosten en op te beuren,
werd ik lterares in een klein pensioDnaat,
moest daar van 's morgens zes tot 's avonds
tien als een slavin arbeiden en verloor
ook dit onderkomen weder spoedig, omdat
ik verloofd was en iederon zondag bezoek
van myn vriend ontving.
Onze toestand was verschrikkelijk, onze
ellende onbeschrijfelijk groot. Zonder vrien
den, zonder geld, zonder aanbevelingen,
stonden wij alleen en verlaten in bet
vreemde land; alles wat wij gemeenschap
pelijk, of ieder voor zich beproefden, mislukte
en mijne jeugd en mijne schoonheid,
zooals velen het noemden bracht mij
in zeer pijnlijke gevallen, ja, in het grootste
gevaar. Ik wanhoopte en twijfelde, evenals
hij, aan God en de menschen, en toen hij
na een gelukkige, maar geheel toeval
lige gebeurtenis een zekere som gelds, de zij
ne kon Doemeo,en mij den voorslag deed, door
de hand des priesters ons huwelijk te doen
inzegenen en dan een tijd gelukkig te zijn
en vervolgens samen te sterven, ging ik
met vrengde op zijn voorstel in.
Wat had ik toenmaals ook te verliezeD P
Myn kindsheid was een marteling geweest;
bloedverwanten bezat ik niet, bd de dood
aan zijne zyde scheen mij in mijn el.'endigen
toestand scbconer en begeerenswaardiger
dan een lang, zorgeloos leven zonder hem.
Dit gevoel werd Dog verhoogd, toen ik hem
voor het altaar trouw zwoer en na zyn eigen
dom was met lijf en ziel. Juist dat al zeer
nabij zijnde eiDde deed onze vereenigiDg
hooger en heiliger schijnen, gaf onze liefde
een by zonder cachet en maakte, dat wjj
onze armoede niet meer zoo bitter gevoel
den. Wij bevonden ons in een extase, een
zoet-smarteljjke verdooving, die oos over de
gewone maatstaf der dingen heenhief, en
wanneer ik aan ons verschrikkelyk voor
nemen dacht, geroeide ik noch gewetens
wroeging, noch angst.
Dat echter veranderde eensklaps. Toon
ons laatste geld op was, mijn echtgenoot
alle voorbereidingen trof en mij aankondigde
dat morgen onze sterfdag zou zjjn, overviel
mij heimelijk een stomme ontzetting. Ik dacht
er niet aan, mjjne belofte te breken en mjj
hale.
Die is dood.
Hoe weet je dat
D'r was hier medeen een man en
die zei et.
Wasr drijft de jongen. Ik zie niks.
Zie je die hoetdd4r
Js, die strooie-hoed, die zien ik.
Nou, daar leit de jonge natuurlijk
onder.
Heere, Heere, wat akelig. Dat er
nou niemand zwemmen kan Dóór
gooit ie de dreg.... 't Is mis. Nog es...
Astie 'm maar geen pijn doet, want et
komt leelijk ün, soon dreg, dat vat je.
Die hake... zjjn scherp.
Kijk es watte mensche. D'r komme
d'r maar al meer.
En zou daar nou geen zwemmees
ter bij weze
Ik mot je verklare da' ket nie be
grijp. Jij f
Ik ook niet. Déér. Hij hèt beet. De
hoet bank an de haak. Kijk soon malle
fent nou. Non haal ie heel netjes de
hoet op, en de jonge laat ie legge....
Ja, da's dom.
Kijk. Die meneer pakt de hoet.
Hoe denkt ie daar nou au. As je eenige zoon
verdrink, denk ie toch niet sn s'n hoet.
Nou slaat ie 'm uit ook.
Wel, wa seg ie daarvan. En de
stomme vent met s'n dreg blijf staan of
tie 't in Keule hoort blikseme. Gooi
nou toch uit, vent gooi nou toch uit.
Kijk, hij set de hoet op, de meneer.
Wat een fent hè. En nou... Seg ouwtje,
weet je wel zeker dal de zoon d'r in leit
Je zou zegge van ree, want, kijk es an,
ik geloof, dat je de klus kwijt beu. De
meneer geeft de dreggefent een duppie en
nou gaat ie. 't Is aileeu z'n hoet ge
weest Z'n zoon is ter nie' bij,
Nou ze hebben et me toch vertelt.
Eu een zoon hèt ie. Eu z'n vrouw is sloot.
Dat weet ik zoo zeker.... Wel wel, is et
alleen z'n hoet geweest 1 Waar blijve al
die mensche dan voor staan. Wat is te
wereld toch nieuwsgierig, hè joogen. En
liege kenne ze. Nou I R. flbld.
Op de lijn 's-HERTOGEN-
aan die kwelling te ontrukken; maar ik
gevoelde mij plotseling op geheel onver
klaarbare wijze aan bet leven gebonden,
iedere zenuw in mij weorstreefde tegen
deze spoedige vernietiging en in plaats van
het gevoel van levenszatheid, trad een stom
me, starre moedeloosheid.
In deze stemming volgde ik Hendrik Daar
Folkstone. Hij bemerkte niet, mocht niet
bemerken, wat or in mij omging en ik ver-
achtie mij zelve om mijne eigen, erbarmelijke
zwakte, maar ik leed ondragelijk en Dooit,
nooit, zal ik die bittere aDgst vergelen,
welke die laatste tocht, die laatste gang aan
zijne zyde mij bracht.
Het was op een achtermiddag in Novem
ber toen wy Londen verlieten, en een dik
ke, geelgranwe nevel lag als een leeljjke
wolk over de groote stad.
Deze nev»l had voor mij altijd iets onaan
genaams, ja ontzettends gehad. Ook heden
oefende hij een verderielijke invloed uit,
drukte de zeuuweu, verwarde de gedachten
en deed mijne ontstemming stijgen tot troos
teloosheid. De lantaarns brandden, maar zij
gaveu slechts een droef, onzeker licht; de
daisternis bleef telkens meester over het
liobt en in de drukke buurten, welke wy
doorgingen, behoefden wy groote voorzich
tigheid, om door de ons ontmoetenden niet
opgebonden of gescheiden te worden. Een
ving terugvinden was in die mist eene on
mogelijkheid en wij waagden eerst weder
gerost adem te halen, toea wij op bet groo
te station van C baring Cros gelukkig en ook
nog vroegtijdig genoeg aankwamen.
In een zeer dicht bezette conpée derde klasse,
platgedrukt bijna door onze medereizigers,
zaten wy bijna gedurende een unr tegenover
elkander, zagen stom en bewegingloos
en verrieden door geene beweging of
gelnid, dat een donker, grnwelyk
voornemen in onze zielen tot rijpheid geko
men was. Hendrik, op wiens doorzichtig,
bleek gelaat, het volle licht van de lamp
viel, zager niet alleen rnstig, maar bijna
vrooljjk uit, en in mij deed zich
nog maar slechts één wensch hooren:
och, was het maar voorbij
Telkens wendde mijn blik zich met hei
melijk ongednld naar het venster. Eerst
zag men van den ganachen omtrek niets,
maar hoe verder wij ons van Londen ver
wijderden, zooveel te meer verdween die
leelijke nevel, en ofschoon het al zeer spoe
dig schemerig werd, verhieven aich toch de
groote depots en kazernen van Chatham
als schaduwbeelden tegen den helderen
hemel af.
Vervolgens naderden wij de kost, de
lucht werd telkens frisscher; haar koelte
deed mij levendiger worden, de eene lange
tannel volgde op den ander en eindelijk atoom
den wij het station van Folkstone binnen,
die heerlijke, aan het strand gelegene
Villa-stad die van alle zijden door mach
tige, stijl afhollende krijtrotsen is omge
ven.
Hendrik had mij zooveel van Folkstone
verteld, maar toen wij hot station verlieten
en het landschap in maneschijn voor ons lag,
was ik geheel onder den indruk vau de
eigenaardige schoonheid en vergat voor een
oogenblik ons doel. Wel werd de trouwe
begeleidster van de aarde door wilde wolken
bedekt, maar haar vriendelijk, mild stralend
gelaat, gaf aan alles toch een eigenaardig
aantrekkelijk waas eu maakte het schoorie
nog schoon er, deed het zeldzame nog zeld
zamer en verhevener schijnen.
Na een half uur wandelen, bereikten wij
het pad, dat naar de hoogte voerde en vlak
langs de kust liep, zoodat de scherpe zee
wind ons onverminderd bestookte. Langzaam
slechts liet hij ons voortkomen en hiei den
grooten mantelkraag van mijn man somtijds
zoo hoog en grillig op, dat het scheen,
alsof hij een paar donkergekleurde vleugels
aan zijne smalle schouders bad.
Hoe verder wij ons van de stad verwij
derden, hoe stiller en eenzamer werd bet.
Boven waren wij geheel alleen. Slechts onze
eigen hartslag hoorden wij, het gekrjjsch der
meeuwen en het doöe bruisen en rnischen
der zee.
„Hoe past dat alles toch bij ons plan,"
zeide Hendrik, en hjj bleef een oogenblik diep-
ademend staan, „dit is het rechte uur en de
reehte plaats. Niemand keut ons hier
niemand zal ons storen. Een schoon besluit,
juist zooals ik het mij gehoopt en gewenscht
bad. Maar gij beeft lieve, zijt ge koud?"
Ik schudde het hoofd en klemde mij nog
vaster aan zijn arm.
„Neen, neen," zeide ik heftig, steeds
vreezende, dat hij mijne gedachten zou
raden, de doodsangst op myn gelaat zou
lezen, „ik beu slechts een weinig zenuwachtig
hedenavond, en wanneer men eens deukt
aan alles, boe het na den dood zal zijn
Hij lachte weemoedig. „Rust. Vrede.
Vergetelheid. Een uitrusten van ai ons
verlangen, alle sorgen en alle kwellingen.
Zie, ouze liefde die wij met smart en pijn
voedden en opkweekten,zal nu haar hoogste
en groo'ste wijding ontvangen door deze
I verhevenste vereeoigtog, die deze wereld
geven kan, namelijk de vereeniging in den
dood. Wy kunnen niet met elkander leven
op aarde, mjjn zoet wijlje hoe schoon
BOSCH-HELMOND bad heden (Maan
dag-) middag bij Gemert een botsing
plaats tnsschen twee trams, waarbij 1 pas
sagier gedood en 14 gewond werden. Van
de gewonden was er een reeds stervende.
Ook het materieel is ernstig beschadigd.
Zeven wagens werden meer of minder
gehavend.
Een Engelsehe luchtrei-
zigster, miss Beautmont, heeft dezer da
gen een merkwaardig bewijs van tegen
woordigheid ran geest gegeven bij een
opstijging te Westburj met een montgol-
fière, een met warme lucht gevuldeD bal
lon. Deze luchtschepen" rijzen altijd met
zooveel snelheid omhoog, dat niet zelden
toeschouwers, die het gevaarte helpen in
bedwang houden, worden meegevoerd. Dat
gebeurde ook nu met een jonkman van
bet helpend personeel. Zoodra miss Beau-
mont zag, dat zij een reisgenoot had, haast
te zij zich hem naast haar te doen plaats
nemen op de trapéze welke aan de pa
rachute hing, waarvaD zij voornemens was
geweest zich voor de daling te bedienen.
Vervolgens wist zij handig een scheur in
het benedengedeelte der mont-golfière te
maken, zoo dat eene groote hoeveelheid
warme lucht ontsnapte, de stijging weldra
ophield en de twee reizigers zonder on
gelukken den aardbodem weder bereik
ten.
Een zonderlinge historie.
Te ROTTERDAM had een persoon, zich
voordoende als Engelsch geneeskundige,
bij een weduwe kamers gehuurd en betrok
ken. Spoedig werd hij smoorlijk verliefd
op de zaster der weduwe, vond weder
liefde en tot een huwelijk werd besloten.
In Engeland gaat dat veel gemakkelij
ker dan in Holland, en daar zou dus de
voltrekking plaats hebben.
Huishoudelijke zaken waren echter in
Holland goedkooper, de bruid zou alles
aanschaffen en de bruidegom zon voor de
verzending zorgen.
De gelukkige dag van vertrek was aan
gebroken, de familie vertrok met de bruid
per Harwichboot van Rotterdam, de brui
degom met een neef der bruid tegelijk per
spoor naar Hoek van Holland, om daar
aan boord te gaan.
is het dan, te zamen onder te gaan in de2en
diepen vloed, die wonderschoone vergetelheid,
onze liefde onbesmet te houden en te red
den uit het gewirwar en den storm van het
leven op deze arme wereld, en te komen,
samen, in een beter ver land. Gij zijt de
mijne en ik ben de uwe, nu en in alle
eeuwigheidniemand anders zijn wij reke
ning en verantwoording schuldig, en als we-
zenlooie schaduwen, onbeweend en onbe-
klaagd, verdwijnen wij in het donker van
den nacht."
Gij kant n niet voorstellen mjjn vriend,
met welk een vervoering hij deze woor
den sprak, welk een glans iag er op zijn
bleek gelaat en als een hemelsch wezen
scheen hij mij toe, niet als een arm, ellen
dig mensch; maar ik kon mjj niet tot de
hoogte van zyn ziel opheffen. Vrees en
liefde voerden opnienw in mjjn binnenste
een geweldigen stryd en ik kon niets anders
doen, dan hem hartstochtelijk omvatten
en mijn hoofd tegen zijn zijde
vleien; maar mijne lippen bleven stom.
Vervolgens liepen wij verder, wet een uur
lang en myn man moest mij steunen en hel
pen, want het pad was stijl en glibberig en
de wind werd telkens scherper en snij
dender. Op de hoogte hielden wij balt.
„Zijt ge niet koud?" vroeg hij daar nog
eenmaal met bezorgdheid, „mij schijnt het
toe, dat ge heden buitengewoon licht ge
kleed zijt, Ann."
De droevige ironie dezer vraag deed mij on
gemeen aan.
„Gij vergist u," zeide ik met een aanval
van bitterheid, „waarheen wij gaan, wat
schaadt daar een beetje koude, wanneer wy
daar" en weder kromp ik bevend ineen»
Na een poos hoorden wij het sterke brni-
sen van de branding. Eokele vlokken van
het witte schuim vlogen tot ons op en een
hooge klip deed zien aan ons oog voor, hoog
en scherp in zee uitstekend; dat was ons
doel.
Toen wij daar waren aangeland, stonden
wij ontroerd en dicht tegen elkander aan
gedrongen, stil, en zagen voor ons uit in de
eindelooze zee, die door zilverlicht was over
goten en wij gaven ons over aan de geheim
zinnige beiooveriog der eenzaamheid, die
een macht is, waaraan men zich niet ont
trekken kan.
Vervolgens drukte Hendrik mjj nog een
maal vast in zjjne armen, zag mjj diep in
de moede oogen en legde zijne lippen op
de mijnen, tot een laatste, lange, zaligs
kus!
Dat was het einde.