WORDT VEBYOLGD. Ludovicus. aan dacht, tij verheugde zich echter als1 Eden geschapen worden en Eva's slimheid de jonge heeren zich den nek haast, om- had nog steeds alle verrassingen [onmoge- jonge heeren zich den nek haast draaiden om h*ar na te kijken als zij uit ging, of haar vriendinnen bezocht. Maar wat moest zij lachen op den dag, uitvloog, om terug te keeren, als 't nest dat haar vader haar mededeelde, dal Leopold in staat was, haar waardig te ontvangen GoldeDring bij hem om haar hand had j~ aangedrongen. Een kostelijk idee; het aardigste meis je uit de geheele staii en de bijna |veer- tig-jarige apotheker Leopold een paar. Maar haar vader verweet haar die uit barstingen van vrooljjkheid; hij toonde baar de weinig bemoedigende uitrichten in de toekomst. Hij was ziek, kon spoedig ko men te sterven en dau stond zijn kind alleen op de wereld zonder een ceat ver mogen, Goldenring daarentegen was een schatrijk man, die bovendien van zijn on- dere zuster ook nog eens erven moest. Dat bij Eva als een prinses zou behandelen, kon ze zelf wel iozien. Ondanks deze overtuigende vermaningen was Eva niet van haar gril te genezen. Zij verklaarde, dat alles bij het oude moest blijven. Zij wilde haar „oom Leopold" door die gekke geschiedenis niet verliezen; maar znlk een vogelverschrikke^tot man nemen, zon zij nooit doen en daarmee genoeg. Toen werd het pijnlijk pont niet meer aangeroerd. Eva bleef Dog maar steeds even lichtzinnig, terwijl de apotheker hoe lan ger hoe meer zijn best deed, in haar gonst te komen. Eva's vader had hem haar wei gering op de zachtste wijze medegedeeld en van haar jengd en weinige wereldken nis gesproken. Keulen en Aken lijn niet op één dag gabonwd, zei de oude heer Werner, zonder in te zien, hoe weinig het paste, jnist nn van dit spreekwoord gebrnik te maken. Wonder, boven wonder, het kwam uit, zooals de rader gezegd had. Toen Eva Werner twee jaar later in rouwkleederen gehuld, die zij wegens den dood van haar vader droeg, onder de vrucht- boomen in den tnin liep, was Goldering hare zijde. nalatenschap? van haar vader, van Leopold en Fannj hoorde zij niets meer; zelfs haar ring stuurde hij niet terug. Hu kon ze weer vrij ademhalen. Maar ze had slechts deze boeien verbroken, om -ML_C door andere des te hechter gekluisterd te Bovendien was Eva zijn bruid. Dengene, worden. Eva werd nog voor het einde lijk gemaakt. Daarom was 't ook beter dat de vogel die het gewaagd zon hebben van de geva ren te spreken, die het jonge meisje be dreigden, te midden dier menschenzee, zon Goldenring zeker als een giftige adder ver trapt hebben. Een aan een man, een woord een woord, was het geliefkoosde spreekwoord van den apotheker, van zijn jeugd af ge weest trouw aan een eens gegeven belof te te blijven, ook jegens den geringste, zat hem als 't ware in 't bloed. Dat het bij wispelturige menscben wel eens anders kon zijn, zag Goldering, die weinig wereldkennis bezat en de menschen gewoonlijk van de beste zijde beschouwde, niet in. Vurig bewonderde hij Eva's schoonheid, maar haar goed hait bezat nog meer waar de voor hem. En de ij delheid, die zelfs bij den meest bescheiden wereldling slui mert, kwam ook wel eens bij Leopold bo- ven. Op zijn minst, dacbt bij er nog niet zoo Kwaad nit te zientoen bij nog jong was, hield men hem voor een knappen jongen, en Ear.nv, bij wie de broeder nog boven de aanstaande schoon- van het jaar Kurt Hagen's gemalinde bij allen geziene en door veleD benijde dichter, ging met zijne jonge vrouw naar het vroolijke Weenen. Daar zwom het jonge paar weldra in een stroom van vermakelijkheden. In die gezelschappen was Kurt in zijn eleai6Rt. Hij maakte zich vroolijk over de naïveteit van zijn jonge vrouw, die zoo vaak voor waarheid aaDnam, wat inderdaad slechts klatergoud was. Daar de meeste menschen zich beter wilde voordoeD, dan ze waren, duurde het vrij lang, eer Eva nit haar geluksdroom ontwaakte. De kleine "Wouter ging spoedig naarzoo veel leed gedaan heeft. Niet waar, school en leerde ijverig, onder toezicht zij ner moeder. Maar, in WeeDen zijn vroolijke carna val feesten, vooral als de ijsvorst grachten en rivieren in een glinsterenden vloer her schapen heeft. Daardoor gebeurde het, dat Kurt den knaap, wiens oogen van genot tintelden, als bij zich in de met bont om zette pels zsg, naar een groot ijsfeest mee nam. Eva moest thuis blijven, daar zij een weinig hoestte. III Maar wat schenen die uren langzaam voorbij te kruipenteen bang voorgevoel maakte zich van haar meester, zij wist niet of ze lachen of weenen moest. Eindelijk werd het avond. Ongednldig tuurde ze door het venster of de verwachten, die elk oogenbhk thuis konden komen, nog ni6t verschenen. Wat zou de kleine veel te vertellen hebben Hoe gezond en Drie jaar later mocht zij het geluk sma- levenlustig zou hij er niet uitzien na zulk ken, een knaapje ter wereld te brengen, Eva's gezondheid bleef nog lang daarna zeer zwak, waardoor zij Kurt zeer dikwijls missen moest, daar hij den trek naar mee; gekrniden omgang, zooals hij de vermaken der hoogere wereld noemde, niet bedwin gen kon. Maar zij had haar kiDd toch nog, die stille tijd voor haar zon wel eens eindigen, zij moest zich maar goed in acht nemen, zuster ging, vond, dat er op Leopold'» want Kurt vond zieke vrouwen niet bijzon- 1 11 I I 1 1 i 1— l l I I. 1 M 1 A i A M I A aan Zij liet toe, dat hij van zijn liefde sprak, dat hij haar knste en haar zijn bemind bruidje noemde. Ze was immers doodarm en te bang, alleen op eigen kracht steunende, den strijd om het bestaan, de strnggle for life te strijden. II Met kerstmi» zou Eva's huwelijk, zon der eenigen uiterlijken praal, ingezegend worden. Tot zoolang meende het jonge meisje Daar bloedverwanten barer moeder te moeteD gaan, die in dehoofdstad woonden, en Goldering verzette zich, hoezeer dit uit stel hem ook verdroot, hier niet tegen. Hij zelf, die als jongmensch verschei dene reizen gemaakt had en zich maanden lang in [groote steden had opgehoudeD, was zoozeer met het vriendelijke plekje grond, waarop het huis zijner vaderen stond, ingenomen, dat de vreemde, hoe schoon en betooverend ook, voor hem Diet de minste waaide bezat. Zoo zou 't ook Eva wel gaan, meende hij; de schuchtere jonkvrouw, die zich zeker bang te moede zou gevoeleD, te midden van het rnste- looze gewoel der wereldstad. De apotheker liet verschillende ver fraaiingen aan zijn hnis en tnin maken voor de jonge vrouw moest een tweede haar weg voortzette. Zij hoorde een vrien delijke stem in iederen zacht der lacht en nit bet gezang der vogels scheen haar vreug- de toe te jubelen. Haar gelaat had zich veranderd met de wisselende overwegingen van haar gemoed od had nu eens een sterk aantrekkelijk en dan werder een gewoon aantien gehad. Op één dag had eg er liet en Iriseh uitgezien en bleek en treurig. Wanneer zij er gezond uit zag, leed si) minder cielepijn, dan wan neer sjj er bleek uitzag; hare schoonheid wiea met de rast harer siele en verloor wan neer sjj sicb opwond. Het onweerstaanbaar, algemeene bijna au tomatische verlangen naar vreugde en ver genoegen, dat ieder schepsel vanaf de klein ste tot de grootste eigen is, was ook weldra sjjn eiachen bij Tess doen gel den. Daar sij nog een jonge vrouw van twin tig jaar was en nog niet opgehouden had voorkomen bepaald niets aan te merken viel. Zoo ging Eva dan. Het beviel Eva opperbest in de hoofdstad en zij schreef geregelgd „naar huis,4 zooals zij de brief wisseling met Leopeld noemde- Oneindig veel dingen, waarvan ze vroe ger nooit gedroomd had, kwamen haar nn onder de oogen; zij gevoelde zich bIb een vogel die de wereld zou willen doorvlie gen, maar in een gouden kooi zat opge sloten. Toen maakte zij plotseling mei iemand kennis, die verafgtLgen werelddeelen ge zien, groote oceanen doorkliefd had. Hij sprak een taal, die het eenvoudige land meisje betooverdehij huldigde Eva, zoo als zo nog nooit gehuldigd was ten minste zoo meende zij. In vorige, gloedvolle verzeD, huldigde de geliefde dichter Kurt Hagen, zijn een voudig heidebloempje, dat geplant was in een tnin, waar de schoonste bloemen wie sen. Als men echter veel fijne gebakjes ge geten heeft, vraagt de maag wel eens naar krachtiger voedsel; als men lang de leere bloempjes aanschouwd heeft, die nauwelijks de kelk ontloken zijD, dan boeit ook de roos ons, wier doornen ons steken zulleD, wanneer wij ze zullen pluk ken. Zonden die doornen het roosje echter voldoende beschermen Eva streed. Zij streed een heldenstrijd, maar niet met de juiste wapenen. Kart Hagen toonde een welbespraaktheid, waar tegen zij niet opgewassen was. Zij wist haar geweten te doen insluimeren en brak haar belofte. Eva schreef haar verloofde in korte woorden af. Zij bekwam later door tusscbenkomst van eenige bekenden nit W., de kleine der aantrekkelijk. De kleine Wouter werd alzoo haar troost in de eenzaamheid. Weldra bloeiden er weer rozen op Eva's waDgen en kon zij weer, zonder zich te veel te vermoeieD, een nacht op een bal doorbrengen, wat Kurt zser scheen te verhengen. Maar de toch niet. haar man ware liefde, die vele zon- kent ze ook niet rechte vreugde was 't Zij dacht na en peinsde; kwam haar veranderd voor. Zij begon hem ernstig na te gaan, want men fluisterde en lachte zoo geheim zinnig ais men over Kart Hagen en de schoone gravin Kollan sprak, die Knrts verzen op muziek bracht en ze met haar wonderschoone altstem voorzong. En 't werd voor Eva zekerheid, dat Knrt op een bonten vlinder geleek, die van bloem tot bloem vliegt, ieder zoete woordjes toefluis tert, ieder hoonend aanraakt. Een heidenbloempje getrouw blijven? Zondt ge dat van de veelkleurige kapel verlangen? Kom, maak n niet belachelijk! Er bloeien immers zooveel bloemen, hij kan ze immers alle kusssn en was immers dwaas, als hij 't niet deed. Een dichter moet voor alles vaar in de aderen hebben, vonken, die uit van gloed tintelende oogen schitteren. Een dichter heeft een vrouw noodig, hij zoekt idealen. Het heidebloempje had eens het vogel tje der ontrouw in het hart laten sluipen, nn moest zij om zijne liefde bedelen, maar bleef tevreden, omdat zij hem vertroetelen verplegen, ja, één lucht met hem inade men mocht. Nog een troost had Eva, die haar met haar echtgenoot verbond, haar Wonter. De jonge vader vergoodde zijn aanvallig knaapje en voor de moeder bleef immers ook nog eenige genegenheid over; het haardvuurtje dat het gebonw van hnnnen echtelijken staat moest verwarmen. slechts reikte. Onzeker over de riohtting, welke zij wil de inslaaD, stond Tess weer stil op de haar van alle zijden omgevende groeoe vlakte. Plotseling verhief zich in alle deeleD van het groene land, een lang, steeds herhaald ge luid: „Waauh, waauh, waauhl" Vau bet eene einde tot het andere breid de dit gelnid, als bij overeenkomst, nit, hier en daar begeleid door het luid blaffen van bonden. Dit alarm beduidde niet, dat het schoone dal de aankomst van Tesz gowaar werd; maar het was het gewooe teeken, dat het melktijd was; het was half vijf het uur waarop de melkmeisjes de kceien naar de hokken drijven. De diebtsbijstaande wit en rood gevlekte koeien, die flegmatiek op het geroep gewacht hadden, draafden nn naar de stallen op den achtergrond, hare groote met melk gevolde ziel en geest te veredelen, zoo had onmo- uiers bij haar draven heen en weer scbomme- lijk iets sulk een diepen indruk op haar kunnen maken, dan dat het in verloop van tijd, niet soa sijn verbleekt. En zoo ver hieven zich wederom haar moed, hare dank baarheid en haar hoop tich booger en hoo- ger. Zg zong weldra verscheidene liederen, maar sg kon de rechte stemming niet vin den, tot haar het gezang inviel, dien zg dien morgen gezoDgen had, voor sg van den boom der kennis had gegeten, en zg met luide stem song „Met uwe zomerzon stroomt leven In elke borst, in elke plant De vreugd gaat door de daleu zweven, Het rundvee dartelt op het land; Bezield door haren zachten gloed, Vermaakt de visch zich in den vloed. Wat leeft en ademt loov' den Heer, Zingt nn dees' aard reeds sulk een liod, Hoe jnichen sal zg Hemtereere, Zg hield plotseling op en mompelde „Maar wellicht ken ik tot nog toe God in 't geheel niet!' En waarschijnlijk was die uitiDg jnist. Tess had de haar voor gesegde zinnen nit de catechismus nagepreveld en dat was haar tot dusverre genoeg geweest. Het aangedaide onderscheid tasschen de beide aangehaalde dalen werd nn eerst goed merkbaar, terwijl Tess hoe laDger hoe meer haar doel naderde. De geheimenissen van Blackmoor kon men vanaf een heavel ontdek ken; om het dal, dat Tess nn tot woonplaats lend. Tess volgde de dieren en trad het melk- hok door de geopende denr binnen. De koei en die vrijwillig stil wilden staan, werden midden in het melkhok gemolken. De an deren werden aan houten palen gebondeD. Hare dik geaderde uiers hingen zwaar naar beneden, als zandzakken; en daar ieder dier syn bost deed, van zgn last bevrijd te wor den, begon de melk reeds te vloeien en spoot in fijne straaltjes op den grond. HOOFDSTUK II. De melkmeisjes en knechten snelden allen naderbij meisjes, allen in schoenklompen, niet met betrekking tot het weer, maar om hare schoenen voor het vnil van het melk hok te vrijwaren. Ieder melkmeisje zette zich op een drievoet, wendde het hoofd zij waarts en drnkte de rechterwang tegen de syde van de koe; allen zagen nieuwsgierig langs de flanken van de dieren naar Tesz, toen deze naderbij kwam. De knechten zagen van onder bannen breedgeranden hoed naar den grond en bemerkten baar niet. Een van dezen was een breedgeschouderd man van middelbaren leeftijd, wiens kiel een l weinig helderder was en oier het geheel een meer presentabelen indruk maakte dan de rest* deze was de baas van de melkery, dien zg zocht. Zoodra hij Tesz ontdekte, ging hij op haar toe. De meeste melkers zijn stag en ontoegsn- kelyk gednrende den melktijd; toevallig was echter heer Erick bigde, een nieuwe hulp te hebben, want er was jnist veel te doen zoa strekken, te leeren kennen, moest men en hg nam haar zeer vriendelijk od. Nadat hii nnnri wpnr?ia int ?n hum nMalow Tnoij11 noodwendig tot in hem afdalen. Toen Tesz dit kantswerk had verricht, bevond zg zich in een open veld, dat zich naar oost en west zoo ver uitstrekte, als het oog naar haar moeder en alle anderen had vraagd, viel hg zichzelf in de rede en de: „O ja, als domme joogen heb ik nwe l ge- zei- moeder zeer goed gekend; ik heb ook van haar huwelijk gehoord, maar sedert ook niets meer. Een oude vrouw van negentig jaren, maar die nn reeds lang dood is, vertelde mg eens, dat nwe familio eigenlijk van nit dit oord afstamt, van een oud ras, dat ten gronde gegaan is. Maar ik hechtte aan hot gezwets van datonde wijf niet veel waarde.* „O neen,* antwoordde Tesz, „dat heeft ook geen waarde.* Het gesprek liep daarna weer over za ken. „Je kant das soboon nitmelken, kind Ik weet niet, maar myne koeien nemen in dit jaargetgde zoo toe I* Zg stelde hem over dit pnnt gerust, ter wijl hg opmerkzaam haar gadesloeg. Zg had zich het meest in huis bezigge houden en zag er dus teer en tgn nit. „Zeg? Kunt gij het wel uithouden vroeg hij. „Het is zeer goed werk voor sterk volk; wg leven hier niet in een pa radijs." Zg verklaarde, dat zij het wel zon kan nen aithoaden; haar gver en goede wil schenen hem te overtnigen. „Goed, gij znlt nn wel iets te eten en te drinken willen hebbenNog niet? Na, zooals ge wilt. Wanneer ik zoo'n lange reis achter den rag had, zou ik een honger hebben als een wolf.* „Ik wil liever dadelgk beginnen met melken, om myn kunst te toonen,* ant woordde Tesz. Tot groote verrassing, men zon haast zeggen verachting van baas Erick, nam Tesz als verversching slechts een weinig melk, wat hem nog nooit als een genietba ren drank was voorgekomen. „Na, zooals je wilt,* zeide hg onverschil lig terwyl hg haarden emmer voorhield, „wanneer gg het last, moogt ge zooveel hebben als ge wilt. Ik heb sedert jaren geen melk geproefd; 't wordt me dan zoo flauw in de maag. Begin nn maar eens met deze koe,* ging hij voort, op bet naastbgzynde beest wgzend. „Niet omdat sg de melk zoo zwaar geeftWg hebbeB, evenals iedereen, gemakkelgk en moeilgk te melken koeien. Gg zult reeds spoedig ondervinden, hoe de zaakjes hier staan.* Toen Tesz haar hoed met een grooten zakdoek bedekt bad en werkelijk op een drievoet onder de koe zat, en de melk on der hare handen in den emmer spoot, scheen zg te gevoelen, dat zg voor hare toekomst eeD nieuwe broodwinning gevonden had. Deze overtuiging verhoogde baar goede luim; hare polsen sloegen levendiger en j opgewekt zag zg om zich heen een genotvollen dsg Helaas, nauwelijk een uur later, bracht men de arme moeder een bleek kinderlijkje tehuis. Er was een ongeluk gebeurd. Acht menschen hadden hunnen dood in de ijzige golven gevonden. En Kart? Hij, die den knaap met eigen levensgevaar had willen redden, had eene ernstige ziek te opgeloopen. Bewusteloos, in ijlende koortsen, bleef Kurt Hagen weken laDg aan zijne leger stede gekluisterd. Wat kon Eva de deelneming der menschen schelen. Hoe droevig was het voor haar, toen hef met bloemen overdek te lijk in de sombere groeve nedergelaten werd? Nu begreep ze, waarom baar troost baar ontnomen moest worden. Hij had het beste, het edelste hart op aarde gebroken welke straf was daar voor te zwaar? Leopold Goldenring was gewroken. M»ar ach, hij zelf begeerde allerminst zulke wraak. Hij had reeds lang vergeven en vergeten en bad God ook om vre de voor haar. Kurt moest nu, om volkomen te herstel len, naar Nizza gaan. Het huis te Weenen werd verkocht en men huurde kort daar op een kleine woning. Hagen kon niet werkeD, terwijl zijn reeds zeer bescheiden vermogen tamelijk weg gesmolten was. Daarom wilde Kurt een drama schrijven, dat de geheele wereld in verrukking zon brengen en bovenal zijne geschokte financiën moest herstellen. Dit alles vond de dichter wel in Nizza, maar daarom werkte hij toch niet. Sinds den dood van zijn kind, had eene onweerstaanbare on rust zicb van bem meester gemaakt, die hem steeds meer en meer van zijne vrouw verwijderde. Hoe kwam het toch, dat Eva nooit meer lachte, sinds dat ongeluk gebeurd was? Kart bad vroolijke gezichten, samen spraken, met bloemen getooide vrouwen en parelenden wijn noodig. De stilte voor het arbeiden telde hij niet. Beter zou het meesterwerk, dat bij zich voorgeuomen had te scheppen, slagen, als hij zich in den stroom van 't volle leven wierp. Op een zekeren dag ging hij met een Russische vorstin naar de Krim, terwijl hij zijn vrouw, zonder middelen in het vreemde land achterliet. Zoo een Italiaansch gezin haar niet als gezelschapsdame had aange nomen, zon zij van honger zijn omgeko- men. Ongeveer vier maanden geleden, was Eva Hagen naar Weenen gegaan om nog eens het graf van kleinen Wonter te bezoe ken. De betrekking bleek helaas spoedig te zwaar voor baar te zijn; een vreeselijke loomheid kwelde haar gedurig. Van 't geen zij nog bezat, huurde zij een zolderkamer tje en werkte zoolang zij kon, voor een mntsenwinkel. Maar ook dit was van kor ten duur; een gevaarlijke hoest liet haar geen rust. Nn ligt ze reeds een gernimen tijd ziek te bed en de dokter trekt een I bedenkelijk gezicht. Waarvoor zon ze nu ook nog blijven leven Sinds ze begreep, hoe 't met haar stond, was er weer iets van het oude vuur bij haar opgekomen. Drie dagen geleden, toen ze weer een slechten nacht gehad had, vroeg ze om papier en inkt en liet zich door zuster Tonie het kussen zoo hoog opleggen, dat ze schrijven kon. Telkens door vermoeie nis uitgeput, schreef zij de volgende woor den „Oude Vriend 1 Dicht bij mijn venster staat een linde, die bijna zoo hoog is, als die, welke voor het kamertje stond, waar ik als meisje ver toefde. Telkens als de wind een verdord blad op mijn legerstede zendt, moet ik aan u aan uw tnin, aan uw bloemen denken. Mijn man is sinds jaren weg. Waar hij zich nu ophoudt, weet ik niet. En mijn eenigste vreugde mijn kind, verliet mij nog veel vroeger, om naar den achoonen hemel te ga»n. Schrik niet, Leopold. De dokter zegt, dat ik spoedig sterven zal en daarom smeek ik u, mij te schrijven, dat ik ver zekerd kan zijd, naast mijn vader te W te znllen rasten. Twaalf jaar ia den vreemde Ach, 't is mij hier zoo kil, zoo leeg; ge knnt me be grijpen, niet waar Ik weet ook, dat ge de bede van een stervende vervollen zult. Ge hebt me meer lief gehad dan nw le ven, gun me nu een vergeten plekje in nwe nabijheid. Ik had u nooit moeten verlaten. Mijn trouwbreuk jegens u is mijn ongeluk ge weest, en toch kan ik niet nalaten tel kens aan dien man te denken, die mij toch dat is toch de den bedekt. Gij waar Mijn hand wii niet meer gehoorzamen en ik heb u toch nog zoo oneindig veel te vertellen. God zegen u. Groet Fanny. Spoedig is mijn lijden gedaan, gun die rust aan Uwe Eva.4 Vanaf het oogenblik, dat die brief weg gegaan was, toefden de gedachten Jer jonge vrouw bij haar vaderland, bij haar kinder tijd. Zij kan zich onmogelijk aan de her inneringen onttrekken, maar een rustige slaap doet alle smart vergetenvoor een oogenblik ten minste. Het antwoord uit W., moest heden nog komen, hoogstens morgen. Eerst dan zon ze kunnen sterven. Welk een pracht 1 Welk een heerlijke zonsondergangAch, wat is het leven schoon De koperkleurige hemel zwemt in het vlammend zonnegoud. Vurige wolken vliegen, als schepen met volle zeilen, door die zee van stralen. Een oogenblik sluit Eva, door het licht ver blind, de oogen. Maar snel opent zij ze weder. Hoort ze daar beneden niet eenig gernisch Zou de brief aangekomen zijn De koortsachtige opgewondenheid toovert bedriegelijke rozen op Eva's wangen en doet haar oogen met zeldzaam vuur glin steren. Fanny en Leopold Goldenring treden ge armd binnen. Het schijnt of een wondervol licht de kranke beschijntZe ziet er bijna zoo schoon uit als in de dagen, toen ze nog jong, nog gelukkig was. Leopold, stamelt ze, en drukt bevend de hand van hem, die eens haar beminde was. Leopold, gij zelf? Ach zooveel geluk Ze zijgt weer in 't kussen neer, een glimlach omstraalt hare lippen. Ten innigste getrofien staren broeder en zuster haar aan, en durven nauwelijks adem halen. De doodslaap eischt een heilig zwijgen. Een laatste polslag, een zacht en Eva behoort niet meer tot deze wereld. De wraak van een echtge- noot. Uit Groszwardein (in Hongarije) komt een bericht van het volgende op zielkundig gebied zeker merkwaardig voor val. Daar leefde tot voor eenige dagen een kantonrechter Révai, een zeer gezien ambtenaar, die al zijn geluk in zijn ge zin zocht, maar juist geen huiselijk ge luk deelachtig kon worden. Hij was voor vier jaar met een mooi meisje uit Nazy- Szalonia getrouwd, maar zijn huwelijk was zeer ongelukkig en de jonge vrouw ver liet voor twee maanden haar echtgenoot, die haar aanbad, nadat zij hem aan de rechtbank een heftige scène had gemaakt. Révai bad nl. voor nog geen drie jaar zich verzekerd bij een maatschappij voor 5000 fl., en de vrouw eischte van hem, voor zij vertrok, de polis. Révai wilde de polis alleen dan geven als zij bleef. Er volgde daarop een heftige woordenwis seling en de vrouw ging zelfs over tot handtastelijkheid tegenover den zieken echtgenoot, zoodat een politieagent tus— schenbeide moest komen. Daarop wierp Révai zijn vrouw vloekend de polis voor de voeten. Den dag daarna verliet Révai zijn huis en den volgenden morgen werd zijn lijk opgehaald uit de rivier de Körös. Eenige dagen te voren had hij tot een bekende gezegd, dat hij zich zelf van kant zou maken, opdat zijn vrouw het bedrag, waarvoor hij zich had verzekerd, niet zon ontvangen. Want volgens de bepalingen der verzekering werd de verzekerde som in geval van zelfmoord alleen uitgekeerd, als deze zelfmoord gepleegd werd drie jaren na het sluiten der verzekering. Aan deze drie jaren ontbraken nu maar twee h drie wekenRevai pleegde dus zelfmoord uit wraak. Hij liet geen enkele letter schrift achter; alleen vond men op den vloer van zijn bibliotheek een verscheurde fotografie van zijB vrouw. Een der twee Fransche n— de andere geelt op onderweg zijn been gebro ken te hebben en moest te Laasanna achter- blij ven en deFransche dame, die een wedden schap hebben aangegaan, binnen twee jaren tijds een reis om de wereld te maken, waren den ln Nov. te Montreux aangekomen en vol moed. De fijne witte bloemkroon van het lelietje van dalen heeft, zooals men weet, den vorm van een hollen hal ven bol, met ondiep gedeelden rand. Men kan haar op bedriegelijke wijze nabootsen met behulp van een brandende waskaars en een glas water. Laat men van d:e kaars voorzichtig kleine drnppels gesmolten stearine in het konde water vallen, dan verkrijgt men, ten gevolge van de plotselinge afkoeling der gesmolten drnppels, kleine holle halve bolletjes van stearine, waarvan alleen de rand een beetje behoeft te worden laijge- werkt. Een ijzerdraadje, waarvan de punt even wordt verwarmd en dan in het be nedendeel van het kunstmatige bloemdek wordt gestoken, vormt den bloemsteel. Snelpersdruk van J. "Wihkel te Schagen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 6