WORDT VEBYOLGD.
Ludovicus.
aan dacht, tij verheugde zich echter als1 Eden geschapen worden en Eva's slimheid
de jonge heeren zich den nek haast, om- had nog steeds alle verrassingen [onmoge-
jonge heeren zich den nek haast
draaiden om h*ar na te kijken als zij uit
ging, of haar vriendinnen bezocht.
Maar wat moest zij lachen op den dag, uitvloog, om terug te keeren, als 't nest
dat haar vader haar mededeelde, dal Leopold in staat was, haar waardig te ontvangen
GoldeDring bij hem om haar hand had j~
aangedrongen.
Een kostelijk idee; het aardigste meis
je uit de geheele staii en de bijna |veer-
tig-jarige apotheker Leopold een paar.
Maar haar vader verweet haar die uit
barstingen van vrooljjkheid; hij toonde baar
de weinig bemoedigende uitrichten in de
toekomst. Hij was ziek, kon spoedig ko
men te sterven en dau stond zijn kind
alleen op de wereld zonder een ceat ver
mogen, Goldenring daarentegen was een
schatrijk man, die bovendien van zijn on-
dere zuster ook nog eens erven moest. Dat
bij Eva als een prinses zou behandelen,
kon ze zelf wel iozien.
Ondanks deze overtuigende vermaningen
was Eva niet van haar gril te genezen.
Zij verklaarde, dat alles bij het oude moest
blijven. Zij wilde haar „oom Leopold" door
die gekke geschiedenis niet verliezen; maar
znlk een vogelverschrikke^tot man nemen,
zon zij nooit doen en daarmee genoeg.
Toen werd het pijnlijk pont niet meer
aangeroerd. Eva bleef Dog maar steeds even
lichtzinnig, terwijl de apotheker hoe lan
ger hoe meer zijn best deed, in haar gonst
te komen. Eva's vader had hem haar wei
gering op de zachtste wijze medegedeeld
en van haar jengd en weinige wereldken
nis gesproken.
Keulen en Aken lijn niet op één dag
gabonwd, zei de oude heer Werner, zonder
in te zien, hoe weinig het paste, jnist nn
van dit spreekwoord gebrnik te maken.
Wonder, boven wonder, het kwam uit,
zooals de rader gezegd had.
Toen Eva Werner twee jaar later in
rouwkleederen gehuld, die zij wegens den
dood van haar vader droeg, onder de vrucht-
boomen in den tnin liep, was Goldering
hare zijde.
nalatenschap? van haar vader, van Leopold
en Fannj hoorde zij niets meer; zelfs
haar ring stuurde hij niet terug.
Hu kon ze weer vrij ademhalen. Maar
ze had slechts deze boeien verbroken, om
-ML_C door andere des te hechter gekluisterd te
Bovendien was Eva zijn bruid. Dengene, worden. Eva werd nog voor het einde
lijk gemaakt.
Daarom was 't ook
beter dat de vogel
die het gewaagd zon hebben van de geva
ren te spreken, die het jonge meisje be
dreigden, te midden dier menschenzee, zon
Goldenring zeker als een giftige adder ver
trapt hebben.
Een aan een man, een woord een
woord, was het geliefkoosde spreekwoord
van den apotheker, van zijn jeugd af ge
weest trouw aan een eens gegeven belof
te te blijven, ook jegens den geringste,
zat hem als 't ware in 't bloed.
Dat het bij wispelturige menscben wel
eens anders kon zijn, zag Goldering, die
weinig wereldkennis bezat en de menschen
gewoonlijk van de beste zijde beschouwde,
niet in.
Vurig bewonderde hij Eva's schoonheid,
maar haar goed hait bezat nog meer waar
de voor hem. En de ij delheid, die zelfs
bij den meest bescheiden wereldling slui
mert, kwam ook wel eens bij Leopold bo-
ven. Op zijn minst, dacbt bij er
nog niet zoo Kwaad nit te zientoen bij
nog jong was, hield men hem voor een
knappen jongen, en Ear.nv, bij wie de
broeder nog boven de aanstaande schoon-
van het jaar Kurt Hagen's gemalinde
bij allen geziene en door veleD benijde
dichter, ging met zijne jonge vrouw naar
het vroolijke Weenen.
Daar zwom het jonge paar weldra in
een stroom van vermakelijkheden.
In die gezelschappen was Kurt in zijn
eleai6Rt. Hij maakte zich vroolijk over de
naïveteit van zijn jonge vrouw, die zoo
vaak voor waarheid aaDnam, wat inderdaad
slechts klatergoud was.
Daar de meeste menschen zich beter
wilde voordoeD, dan ze waren, duurde het
vrij lang, eer Eva nit haar geluksdroom
ontwaakte.
De kleine "Wouter ging spoedig naarzoo veel leed gedaan heeft. Niet waar,
school en leerde ijverig, onder toezicht zij
ner moeder.
Maar, in WeeDen zijn vroolijke carna
val feesten, vooral als de ijsvorst grachten
en rivieren in een glinsterenden vloer her
schapen heeft. Daardoor gebeurde het, dat
Kurt den knaap, wiens oogen van genot
tintelden, als bij zich in de met bont om
zette pels zsg, naar een groot ijsfeest mee
nam. Eva moest thuis blijven, daar zij een
weinig hoestte.
III
Maar wat schenen die uren langzaam
voorbij te kruipenteen bang voorgevoel
maakte zich van haar meester, zij wist niet
of ze lachen of weenen moest.
Eindelijk werd het avond. Ongednldig
tuurde ze door het venster of de verwachten,
die elk oogenbhk thuis konden komen,
nog ni6t verschenen. Wat zou de kleine
veel te vertellen hebben Hoe gezond en
Drie jaar later mocht zij het geluk sma- levenlustig zou hij er niet uitzien na zulk
ken, een knaapje ter wereld te brengen,
Eva's gezondheid bleef nog lang daarna
zeer zwak, waardoor zij Kurt zeer dikwijls
missen moest, daar hij den trek naar mee;
gekrniden omgang, zooals hij de vermaken
der hoogere wereld noemde, niet bedwin
gen kon.
Maar zij had haar kiDd toch nog, die
stille tijd voor haar zon wel eens eindigen,
zij moest zich maar goed in acht nemen,
zuster ging, vond, dat er op Leopold'» want Kurt vond zieke vrouwen niet bijzon-
1 11 I I 1 1 i 1— l l I I. 1 M 1 A i A M I A
aan
Zij liet toe, dat hij van zijn liefde sprak,
dat hij haar knste en haar zijn bemind
bruidje noemde.
Ze was immers doodarm en te bang,
alleen op eigen kracht steunende, den strijd
om het bestaan, de strnggle for life te
strijden.
II
Met kerstmi» zou Eva's huwelijk, zon
der eenigen uiterlijken praal, ingezegend
worden. Tot zoolang meende het jonge
meisje Daar bloedverwanten barer moeder te
moeteD gaan, die in dehoofdstad woonden, en
Goldering verzette zich, hoezeer dit uit
stel hem ook verdroot, hier niet tegen.
Hij zelf, die als jongmensch verschei
dene reizen gemaakt had en zich maanden
lang in [groote steden had opgehoudeD,
was zoozeer met het vriendelijke plekje
grond, waarop het huis zijner vaderen
stond, ingenomen, dat de vreemde, hoe
schoon en betooverend ook, voor hem Diet
de minste waaide bezat. Zoo zou 't ook
Eva wel gaan, meende hij; de schuchtere
jonkvrouw, die zich zeker bang te moede
zou gevoeleD, te midden van het rnste-
looze gewoel der wereldstad.
De apotheker liet verschillende ver
fraaiingen aan zijn hnis en tnin maken
voor de jonge vrouw moest een tweede
haar weg voortzette. Zij hoorde een vrien
delijke stem in iederen zacht der lacht en
nit bet gezang der vogels scheen haar vreug-
de toe te jubelen.
Haar gelaat had zich veranderd met de
wisselende overwegingen van haar gemoed od
had nu eens een sterk aantrekkelijk en dan
werder een gewoon aantien gehad. Op één
dag had eg er liet en Iriseh uitgezien en
bleek en treurig. Wanneer zij er gezond uit
zag, leed si) minder cielepijn, dan wan
neer sjj er bleek uitzag; hare schoonheid
wiea met de rast harer siele en verloor wan
neer sjj sicb opwond.
Het onweerstaanbaar, algemeene bijna au
tomatische verlangen naar vreugde en ver
genoegen, dat ieder schepsel vanaf de klein
ste tot de grootste eigen is, was ook
weldra sjjn eiachen bij Tess doen gel
den.
Daar sij nog een jonge vrouw van twin
tig jaar was en nog niet opgehouden had
voorkomen bepaald niets aan te merken
viel.
Zoo ging Eva dan. Het beviel Eva
opperbest in de hoofdstad en zij schreef
geregelgd „naar huis,4 zooals zij de brief
wisseling met Leopeld noemde-
Oneindig veel dingen, waarvan ze vroe
ger nooit gedroomd had, kwamen haar nn
onder de oogen; zij gevoelde zich bIb een
vogel die de wereld zou willen doorvlie
gen, maar in een gouden kooi zat opge
sloten.
Toen maakte zij plotseling mei iemand
kennis, die verafgtLgen werelddeelen ge
zien, groote oceanen doorkliefd had. Hij
sprak een taal, die het eenvoudige land
meisje betooverdehij huldigde Eva, zoo
als zo nog nooit gehuldigd was ten
minste zoo meende zij.
In vorige, gloedvolle verzeD, huldigde
de geliefde dichter Kurt Hagen, zijn een
voudig heidebloempje, dat geplant was in
een tnin, waar de schoonste bloemen wie
sen.
Als men echter veel fijne gebakjes ge
geten heeft, vraagt de maag wel eens
naar krachtiger voedsel; als men lang
de leere bloempjes aanschouwd heeft, die
nauwelijks de kelk ontloken zijD, dan
boeit ook de roos ons, wier doornen ons
steken zulleD, wanneer wij ze zullen pluk
ken.
Zonden die doornen het roosje echter
voldoende beschermen
Eva streed. Zij streed een heldenstrijd,
maar niet met de juiste wapenen. Kart
Hagen toonde een welbespraaktheid, waar
tegen zij niet opgewassen was. Zij wist
haar geweten te doen insluimeren en
brak haar belofte.
Eva schreef haar verloofde in korte
woorden af.
Zij bekwam later door tusscbenkomst
van eenige bekenden nit W., de kleine
der aantrekkelijk. De kleine Wouter werd
alzoo haar troost in de eenzaamheid.
Weldra bloeiden er weer rozen op Eva's
waDgen en kon zij weer, zonder zich te
veel te vermoeieD, een nacht op een bal
doorbrengen, wat Kurt zser scheen te
verhengen.
Maar de
toch niet.
haar
man
ware liefde, die vele zon-
kent ze ook niet
rechte vreugde was 't
Zij dacht na en peinsde;
kwam haar veranderd
voor. Zij begon hem ernstig na te gaan,
want men fluisterde en lachte zoo geheim
zinnig ais men over Kart Hagen en de
schoone gravin Kollan sprak, die Knrts
verzen op muziek bracht en ze met haar
wonderschoone altstem voorzong. En 't
werd voor Eva zekerheid, dat Knrt op een
bonten vlinder geleek, die van bloem tot
bloem vliegt, ieder zoete woordjes toefluis
tert, ieder hoonend aanraakt.
Een heidenbloempje getrouw blijven?
Zondt ge dat van de veelkleurige kapel
verlangen? Kom, maak n niet belachelijk!
Er bloeien immers zooveel bloemen, hij
kan ze immers alle kusssn en was immers
dwaas, als hij 't niet deed. Een dichter
moet voor alles vaar in de aderen hebben,
vonken, die uit van gloed tintelende oogen
schitteren.
Een dichter heeft een vrouw noodig, hij
zoekt idealen.
Het heidebloempje had eens het vogel
tje der ontrouw in het hart laten sluipen,
nn moest zij om zijne liefde bedelen, maar
bleef tevreden, omdat zij hem vertroetelen
verplegen, ja, één lucht met hem inade
men mocht.
Nog een troost had Eva, die haar met
haar echtgenoot verbond, haar Wonter.
De jonge vader vergoodde zijn aanvallig
knaapje en voor de moeder bleef immers
ook nog eenige genegenheid over;
het haardvuurtje dat het gebonw van
hnnnen echtelijken staat moest verwarmen.
slechts reikte.
Onzeker over de riohtting, welke zij wil
de inslaaD, stond Tess weer stil op de haar
van alle zijden omgevende groeoe vlakte.
Plotseling verhief zich in alle deeleD van
het groene land, een lang, steeds herhaald ge
luid:
„Waauh, waauh, waauhl"
Vau bet eene einde tot het andere breid
de dit gelnid, als bij overeenkomst, nit, hier
en daar begeleid door het luid blaffen van
bonden.
Dit alarm beduidde niet, dat het schoone
dal de aankomst van Tesz gowaar werd;
maar het was het gewooe teeken, dat het
melktijd was; het was half vijf het uur
waarop de melkmeisjes de kceien naar de
hokken drijven.
De diebtsbijstaande wit en rood gevlekte
koeien, die flegmatiek op het geroep gewacht
hadden, draafden nn naar de stallen op den
achtergrond, hare groote met melk gevolde
ziel en geest te veredelen, zoo had onmo- uiers bij haar draven heen en weer scbomme-
lijk iets sulk een diepen indruk op haar
kunnen maken, dan dat het in verloop van
tijd, niet soa sijn verbleekt. En zoo ver
hieven zich wederom haar moed, hare dank
baarheid en haar hoop tich booger en hoo-
ger. Zg zong weldra verscheidene liederen,
maar sg kon de rechte stemming niet vin
den, tot haar het gezang inviel, dien zg
dien morgen gezoDgen had, voor sg van
den boom der kennis had gegeten, en zg met
luide stem song
„Met uwe zomerzon stroomt leven
In elke borst, in elke plant
De vreugd gaat door de daleu zweven,
Het rundvee dartelt op het land;
Bezield door haren zachten gloed,
Vermaakt de visch zich in den vloed.
Wat leeft en ademt loov' den Heer,
Zingt nn dees' aard reeds sulk een liod,
Hoe jnichen sal zg Hemtereere,
Zg hield plotseling op en mompelde
„Maar wellicht ken ik tot nog toe God in
't geheel niet!'
En waarschijnlijk was die uitiDg jnist.
Tess had de haar voor gesegde zinnen nit
de catechismus nagepreveld en dat was haar
tot dusverre genoeg geweest.
Het aangedaide onderscheid tasschen de
beide aangehaalde dalen werd nn eerst goed
merkbaar, terwijl Tess hoe laDger hoe meer
haar doel naderde. De geheimenissen van
Blackmoor kon men vanaf een heavel ontdek
ken; om het dal, dat Tess nn tot woonplaats
lend. Tess volgde de dieren en trad het melk-
hok door de geopende denr binnen. De koei
en die vrijwillig stil wilden staan, werden
midden in het melkhok gemolken. De an
deren werden aan houten palen gebondeD.
Hare dik geaderde uiers hingen zwaar naar
beneden, als zandzakken; en daar ieder dier
syn bost deed, van zgn last bevrijd te wor
den, begon de melk reeds te vloeien en spoot
in fijne straaltjes op den grond.
HOOFDSTUK II.
De melkmeisjes en knechten snelden allen
naderbij meisjes, allen in schoenklompen,
niet met betrekking tot het weer, maar om
hare schoenen voor het vnil van het melk
hok te vrijwaren. Ieder melkmeisje zette
zich op een drievoet, wendde het hoofd zij
waarts en drnkte de rechterwang tegen de
syde van de koe; allen zagen nieuwsgierig
langs de flanken van de dieren naar Tesz,
toen deze naderbij kwam. De knechten zagen
van onder bannen breedgeranden hoed naar den
grond en bemerkten baar niet.
Een van dezen was een breedgeschouderd
man van middelbaren leeftijd, wiens kiel een
l weinig helderder was en oier het geheel
een meer presentabelen indruk maakte dan de
rest* deze was de baas van de melkery, dien
zg zocht. Zoodra hij Tesz ontdekte, ging hij
op haar toe.
De meeste melkers zijn stag en ontoegsn-
kelyk gednrende den melktijd; toevallig was
echter heer Erick bigde, een nieuwe hulp
te hebben, want er was jnist veel te doen
zoa strekken, te leeren kennen, moest men en hg nam haar zeer vriendelijk od. Nadat hii
nnnri wpnr?ia int ?n hum nMalow Tnoij11
noodwendig tot in hem afdalen. Toen Tesz
dit kantswerk had verricht, bevond zg zich
in een open veld, dat zich naar oost en
west zoo ver uitstrekte, als het oog
naar haar moeder en alle anderen had
vraagd, viel hg zichzelf in de rede en
de:
„O ja, als domme joogen heb ik nwe l
ge-
zei-
moeder zeer goed gekend; ik heb ook van
haar huwelijk gehoord, maar sedert ook
niets meer. Een oude vrouw van negentig
jaren, maar die nn reeds lang dood is,
vertelde mg eens, dat nwe familio eigenlijk
van nit dit oord afstamt, van een oud ras,
dat ten gronde gegaan is. Maar ik hechtte
aan hot gezwets van datonde wijf niet veel
waarde.*
„O neen,* antwoordde Tesz, „dat heeft
ook geen waarde.*
Het gesprek liep daarna weer over za
ken.
„Je kant das soboon nitmelken, kind
Ik weet niet, maar myne koeien nemen in
dit jaargetgde zoo toe I*
Zg stelde hem over dit pnnt gerust, ter
wijl hg opmerkzaam haar gadesloeg.
Zg had zich het meest in huis bezigge
houden en zag er dus teer en tgn nit.
„Zeg? Kunt gij het wel uithouden
vroeg hij. „Het is zeer goed werk voor
sterk volk; wg leven hier niet in een pa
radijs."
Zg verklaarde, dat zij het wel zon kan
nen aithoaden; haar gver en goede wil
schenen hem te overtnigen.
„Goed, gij znlt nn wel iets te eten en
te drinken willen hebbenNog niet? Na,
zooals ge wilt. Wanneer ik zoo'n lange
reis achter den rag had, zou ik een honger
hebben als een wolf.*
„Ik wil liever dadelgk beginnen met
melken, om myn kunst te toonen,* ant
woordde Tesz.
Tot groote verrassing, men zon haast
zeggen verachting van baas Erick, nam
Tesz als verversching slechts een weinig
melk, wat hem nog nooit als een genietba
ren drank was voorgekomen.
„Na, zooals je wilt,* zeide hg onverschil
lig terwyl hg haarden emmer voorhield,
„wanneer gg het last, moogt ge zooveel
hebben als ge wilt. Ik heb sedert jaren
geen melk geproefd; 't wordt me dan zoo
flauw in de maag. Begin nn maar eens
met deze koe,* ging hij voort, op bet
naastbgzynde beest wgzend. „Niet omdat
sg de melk zoo zwaar geeftWg hebbeB,
evenals iedereen, gemakkelgk en moeilgk
te melken koeien. Gg zult reeds spoedig
ondervinden, hoe de zaakjes hier staan.*
Toen Tesz haar hoed met een grooten
zakdoek bedekt bad en werkelijk op een
drievoet onder de koe zat, en de melk on
der hare handen in den emmer spoot, scheen
zg te gevoelen, dat zg voor hare toekomst
eeD nieuwe broodwinning gevonden had.
Deze overtuiging verhoogde baar goede
luim; hare polsen sloegen levendiger en
j opgewekt zag zg om zich heen
een genotvollen dsg
Helaas, nauwelijk een uur later, bracht
men de arme moeder een bleek kinderlijkje
tehuis. Er was een ongeluk gebeurd.
Acht menschen hadden hunnen dood
in de ijzige golven gevonden. En Kart?
Hij, die den knaap met eigen levensgevaar
had willen redden, had eene ernstige ziek
te opgeloopen.
Bewusteloos, in ijlende koortsen, bleef
Kurt Hagen weken laDg aan zijne leger
stede gekluisterd.
Wat kon Eva de deelneming der
menschen schelen. Hoe droevig was het
voor haar, toen hef met bloemen overdek
te lijk in de sombere groeve nedergelaten
werd?
Nu begreep ze, waarom baar troost
baar ontnomen moest worden.
Hij had het beste, het edelste hart op
aarde gebroken welke straf was daar
voor te zwaar? Leopold Goldenring was
gewroken.
M»ar ach, hij zelf begeerde allerminst
zulke wraak. Hij had reeds lang vergeven
en vergeten en bad God ook om vre
de voor haar.
Kurt moest nu, om volkomen te herstel
len, naar Nizza gaan. Het huis te Weenen
werd verkocht en men huurde kort daar
op een kleine woning. Hagen kon niet
werkeD, terwijl zijn reeds zeer bescheiden
vermogen tamelijk weg gesmolten was.
Daarom wilde Kurt een drama schrijven,
dat de geheele wereld in verrukking zon
brengen en bovenal zijne geschokte
financiën moest herstellen. Dit alles vond
de dichter wel in Nizza, maar daarom
werkte hij toch niet. Sinds den dood van
zijn kind, had eene onweerstaanbare on
rust zicb van bem meester gemaakt, die
hem steeds meer en meer van zijne vrouw
verwijderde.
Hoe kwam het toch, dat Eva nooit
meer lachte, sinds dat ongeluk gebeurd
was? Kart bad vroolijke gezichten, samen
spraken, met bloemen getooide vrouwen en
parelenden wijn noodig. De stilte voor het
arbeiden telde hij niet. Beter zou het
meesterwerk, dat bij zich voorgeuomen had
te scheppen, slagen, als hij zich in den
stroom van 't volle leven wierp.
Op een zekeren dag ging hij met een
Russische vorstin naar de Krim, terwijl hij
zijn vrouw, zonder middelen in het vreemde
land achterliet. Zoo een Italiaansch gezin
haar niet als gezelschapsdame had aange
nomen, zon zij van honger zijn omgeko-
men.
Ongeveer vier maanden geleden, was
Eva Hagen naar Weenen gegaan om nog
eens het graf van kleinen Wonter te bezoe
ken.
De betrekking bleek helaas spoedig te
zwaar voor baar te zijn; een vreeselijke
loomheid kwelde haar gedurig. Van 't geen
zij nog bezat, huurde zij een zolderkamer
tje en werkte zoolang zij kon, voor een
mntsenwinkel. Maar ook dit was van kor
ten duur; een gevaarlijke hoest liet haar
geen rust. Nn ligt ze reeds een gernimen
tijd ziek te bed en de dokter trekt een
I bedenkelijk gezicht.
Waarvoor zon ze nu ook nog blijven
leven Sinds ze begreep, hoe 't met haar
stond, was er weer iets van het oude vuur
bij haar opgekomen.
Drie dagen geleden, toen ze weer een
slechten nacht gehad had, vroeg ze om
papier en inkt en liet zich door zuster
Tonie het kussen zoo hoog opleggen, dat
ze schrijven kon. Telkens door vermoeie
nis uitgeput, schreef zij de volgende woor
den
„Oude Vriend 1
Dicht bij mijn venster staat een linde, die
bijna zoo hoog is, als die, welke voor het
kamertje stond, waar ik als meisje ver
toefde.
Telkens als de wind een verdord blad
op mijn legerstede zendt, moet ik aan u
aan uw tnin, aan uw bloemen denken.
Mijn man is sinds jaren weg. Waar
hij zich nu ophoudt, weet ik niet. En
mijn eenigste vreugde mijn kind, verliet mij
nog veel vroeger, om naar den achoonen
hemel te ga»n.
Schrik niet, Leopold. De dokter zegt,
dat ik spoedig sterven zal en daarom
smeek ik u, mij te schrijven, dat ik ver
zekerd kan zijd, naast mijn vader te W
te znllen rasten.
Twaalf jaar ia den vreemde Ach, 't is
mij hier zoo kil, zoo leeg; ge knnt me be
grijpen, niet waar Ik weet ook, dat ge
de bede van een stervende vervollen zult.
Ge hebt me meer lief gehad dan nw le
ven, gun me nu een vergeten plekje in
nwe nabijheid.
Ik had u nooit moeten verlaten. Mijn
trouwbreuk jegens u is mijn ongeluk ge
weest, en toch kan ik niet nalaten tel
kens aan dien man te denken, die mij toch
dat is toch de
den bedekt. Gij
waar
Mijn hand wii niet meer gehoorzamen
en ik heb u toch nog zoo oneindig
veel te vertellen. God zegen u. Groet
Fanny.
Spoedig is mijn lijden gedaan, gun
die rust aan
Uwe Eva.4
Vanaf het oogenblik, dat die brief weg
gegaan was, toefden de gedachten Jer jonge
vrouw bij haar vaderland, bij haar kinder
tijd. Zij kan zich onmogelijk aan de her
inneringen onttrekken, maar een rustige
slaap doet alle smart vergetenvoor een
oogenblik ten minste.
Het antwoord uit W., moest heden nog
komen, hoogstens morgen.
Eerst dan zon ze kunnen sterven.
Welk een pracht 1 Welk een heerlijke
zonsondergangAch, wat is het leven
schoon
De koperkleurige hemel zwemt in het
vlammend zonnegoud.
Vurige wolken vliegen, als schepen met
volle zeilen, door die zee van stralen. Een
oogenblik sluit Eva, door het licht ver
blind, de oogen. Maar snel opent zij ze
weder. Hoort ze daar beneden niet eenig
gernisch Zou de brief aangekomen zijn
De koortsachtige opgewondenheid toovert
bedriegelijke rozen op Eva's wangen en
doet haar oogen met zeldzaam vuur glin
steren.
Fanny en Leopold Goldenring treden ge
armd binnen.
Het schijnt of een wondervol licht de
kranke beschijntZe ziet er bijna zoo
schoon uit als in de dagen, toen ze nog
jong, nog gelukkig was.
Leopold, stamelt ze, en drukt bevend
de hand van hem, die eens haar beminde
was.
Leopold, gij zelf? Ach zooveel
geluk
Ze zijgt weer in 't kussen neer, een
glimlach omstraalt hare lippen. Ten innigste
getrofien staren broeder en zuster haar
aan, en durven nauwelijks adem halen.
De doodslaap eischt een heilig zwijgen.
Een laatste polslag, een zacht en
Eva behoort niet meer tot deze wereld.
De wraak van een echtge-
noot. Uit Groszwardein (in Hongarije)
komt een bericht van het volgende op
zielkundig gebied zeker merkwaardig voor
val. Daar leefde tot voor eenige dagen een
kantonrechter Révai, een zeer gezien
ambtenaar, die al zijn geluk in zijn ge
zin zocht, maar juist geen huiselijk ge
luk deelachtig kon worden. Hij was voor
vier jaar met een mooi meisje uit Nazy-
Szalonia getrouwd, maar zijn huwelijk was
zeer ongelukkig en de jonge vrouw ver
liet voor twee maanden haar echtgenoot,
die haar aanbad, nadat zij hem aan de
rechtbank een heftige scène had gemaakt.
Révai bad nl. voor nog geen drie jaar zich
verzekerd bij een maatschappij voor 5000
fl., en de vrouw eischte van hem, voor
zij vertrok, de polis. Révai wilde de
polis alleen dan geven als zij bleef. Er
volgde daarop een heftige woordenwis
seling en de vrouw ging zelfs over
tot handtastelijkheid tegenover den zieken
echtgenoot, zoodat een politieagent tus—
schenbeide moest komen. Daarop wierp
Révai zijn vrouw vloekend de polis voor
de voeten.
Den dag daarna verliet Révai zijn huis
en den volgenden morgen werd zijn lijk
opgehaald uit de rivier de Körös.
Eenige dagen te voren had hij tot een
bekende gezegd, dat hij zich zelf van kant
zou maken, opdat zijn vrouw het bedrag,
waarvoor hij zich had verzekerd, niet zon
ontvangen. Want volgens de bepalingen
der verzekering werd de verzekerde som
in geval van zelfmoord alleen uitgekeerd,
als deze zelfmoord gepleegd werd drie jaren
na het sluiten der verzekering.
Aan deze drie jaren ontbraken
nu maar twee h drie wekenRevai
pleegde dus zelfmoord uit wraak.
Hij liet geen enkele letter schrift achter;
alleen vond men op den vloer van zijn
bibliotheek een verscheurde fotografie van
zijB vrouw.
Een der twee Fransche n—
de andere geelt op onderweg zijn been gebro
ken te hebben en moest te Laasanna achter-
blij ven en deFransche dame, die een wedden
schap hebben aangegaan, binnen twee jaren
tijds een reis om de wereld te maken, waren
den ln Nov. te Montreux aangekomen en
vol moed.
De fijne witte bloemkroon
van het lelietje van dalen heeft, zooals
men weet, den vorm van een hollen hal
ven bol, met ondiep gedeelden rand. Men
kan haar op bedriegelijke wijze nabootsen
met behulp van een brandende waskaars
en een glas water.
Laat men van d:e kaars voorzichtig
kleine drnppels gesmolten stearine in het
konde water vallen, dan verkrijgt men, ten
gevolge van de plotselinge afkoeling der
gesmolten drnppels, kleine holle halve
bolletjes van stearine, waarvan alleen de
rand een beetje behoeft te worden laijge-
werkt. Een ijzerdraadje, waarvan de punt
even wordt verwarmd en dan in het be
nedendeel van het kunstmatige bloemdek
wordt gestoken, vormt den bloemsteel.
Snelpersdruk van J. "Wihkel te Schagen,