Gemengd Nieuws. GEKKE MIE. Artou is gearresteerd. Ludovicus. lijke zaak was. Toen kwam de oorlog van 1859. Het gebulder Tan de kanonnen ran Solferino smoorde de klachten ran de fa milie Mortara. Twee jaar later, in 1861, eischic het Itali&ansche gouvernement, op verzoek van den vader, een vervolging tegen Anna Morisi. Ook hierop werd het stilzwijgen bewaard. Na dien tijd werd de zaak duisterder. De pauselijke regeering gaf, nasr het schijnt, toen aau de familie verlof het kind te bezoeken, doch terug gegeven werd het nooit Zoo werd het 1870 en Rome viel in handen van den koning. De wereldlijke macht van denPaus had opgehouden.Nu trad de zaak in een phase, die wel eenigszins vooruit te zien geweest was. De jonge Edgar, die twaalf jaar lang in een streng katholieke omgeving was opgevoed, wilde deze thans niet meer verlaten. Christen geworden wil hg christen blijven. Na dien tijd beeft het groote publiek sich niet meer om hem bekommerd. De zer dagen kon men echter in de Duitscbe bladen lezen, dat aan den ernstig zieken bisschop van Metz, monseigneur Fleck,een coadjucteur zou worden toegevoegd, die hem weldra in zijn waardigheden zon op volgen. Deze hoogepriester was niemand anders dan de kleine Mortara van weleer thans de vertronweling van Pans Leo XIII Nog een laatste hoofdstak vsn een boet enden roman, dat iedereen reeds zoek waan de. Bijna was men hem vergeten. In zoo'n groote drie jaar heeft men ook wel wat anders te doen, dan al zijn aandacht op ééu oplichter te vestigen. De heilige Hermandad had zich echter voorgenomen eens kennis met hem te ma ken en is er Zaterdagmiddag te Londen in geslaagd. Volgens monsieur Lepine, den prefect van de Seine, waren de nasporingen, be gonnen in Juni 1892, nimmer gestaakt. Verscheidene keeren had men hem haast te pakken gehad, doch telkens kwam men te laat. Zco wist men in het begin van dit jaar, dat hij zich te Weenen of te Bucharest bevond. Onmiddellijk begaven diie poli- tie-agenten zich er heen, doch Je vogel was jnist gevlogen Dit uitstapje kostte weer een paar hon derd francsin 't geheel berekent men dat deze vervolgingen frcs. 25000 aan onze politie hebben gekost. Men had te Weenen dus het spoor van Arton verloren. Twee maanden geledeu kwamen er echter berichten bij de pre fectuur, die zijn verblijf te Amsterdam, Rotterdam of Den Haag meldden. Hiervan overtuigde men zich, doch het bleek dat bij deze plaatsen zeer spoedig verlaten had. Men veronderstelde toen dat hij de Noordzee was overgestoken en zich bf in Engeland of in Schotland bevond, waarop naar beide landen twee agenten vertrok ken. Weldra begrepen de detectives dat Arton nu in Engeland, dan in Schotland, dan in Ierland was, doch zeer dikwijls in Londen vertoefde. wend, toen zij onder de koe tat en wendde zich eindelijk met de zachte vraag tot hem: .Mijnbeer Clare, gij hebt de koeien in deze rij geplaatst F" zeide zij, kleu rende; maar by deze aanklacht speelde om haar bovenlip een vriendelijk lachje. .Nu, dat bindert niets!" antwoorde bij, „Gy zult altjjd bier blijven om ze te mel ken .Gelooft ge 't Ik hoop het, maar ik weet het niet." Zg was booa op zich zelf, daar zjj dacht, dat hij, aonder de ernstige oorsaken te ken nen, waarom baar dese plaats zoo goed be viel,hare meening misverstaan kon hebben. Zij had zoo ernstig tot hem gesproken, alsot zijne tegenwoordigheid op de boerderij een der grootste factoren was, dat het haar er zoo goed beviel. Hare ergernis was zoo groot, dat zy na den arbeid, alleen in den tnin ging, om er verder over na te deu ken. Het was een typische zomeravond in Juni; alles was even vrooly1' en opgewekt, vol leven en heerlijkheid. Zachte, melodieuse harptoneu onderbraken de stilte lieikozend. Tess bad reeds vroeger in de melkery hooren spelen; maar nooit hadden de to nen zoo tot baar gesproken, als nu, nu zy, in de stille natuur eenzaam en ver laten rondwandelde. Van muzikaal standpunt, waren de ge luiden evenals het instrument zeer armoe dig, maar de omgeving werkt opalies en Tesz kon, zooala zy daar nu nederzat, haar plaats niet verlaten. In plaats van te gaan, wendde zy zich in de richting waar de speler was en verstopte zich achter de heg, opdat bij haar niet bemerkte» De tuin, waarin Tesz zich bevond, was al reeds vele jaren verwaarloosd en nu met hoog gras begroeidde roode, gele en violette bloemen deden bet een veelkleurig laken gelijkeD, dat, door den wind bewogen, - een menigte wilde pluisters deed opwaaien. Heimelijk als een kat, sloop Tesz door de ze wildernis heen, vlak in de nabijheid waar Clare zich bevond, zonder dat by haar bemerkte. Tesz vergat tyd en plaats. Hare bewe ring, dat baar geest haar lichaam zou heb ben verlaten by het aanschouwen der ster ren, werd nu wederom bij haar bewaarheid; by verliet haar lichaam zwevende op de zoete harptoneD baar harmonie doortintelde haar als een luchtstroom en volde hare oogen met tranen. Ofschoon bet niet ver meer van den nacht was, zoo schemerden de bloemen in haar kleurenpracht, alsof zy de Dsderende duisternis de heerschappij over haar niet wilden verleenen en de gloed der kleuren smolt ineen met het gefluister der harp. Angel eindigde zjjue klagende melodie Zoo wist men Donderdag j. 1., dat hij in deze laatste plaats bij een vriend ver borgen was. Aan den hoofdinspecteur O r i o n en den agent Debischoff werd bevel gegeven de indentiteit van den voortvluchtige te verzekeren en bem on middellijk gevangen te nemen. Yrijdsg ontmoette Orion en zijn collega Arton te Londen op straat, zij volgden bem den gebeelen dag tot aan zijn do micilie, waar hij den nacht moest doorbren gen. Zaterdagochtend brachten de politieman nen alle formaliteiten voor zijn arrestatie in orde en ten drie nur namen zij hem gevangen. Emile Arton is zes en-veertig jaar oud. In 1871 hnwde hij te Rio de Janairo met een juffroaw Darbilli. Toen hij eeni- ge jaren later echter naar Frankrijk ver huisde, liet hij zijn wettige vrouw stille tjes thuis en nam hij een beeldschoone Brasiliaansche mede, die hij een prachtige woning te Parijs gaf. De vrouwen hebben steeds een belang rijken rol in het leven van dezen avontu rier gespeeld. In de galante kringen van Parijs was hij een goede bekende. Zoo was hij ook een goede vriend van Mlle S N een charmante Parisieone, die hier zeer bekend is. Deze dsme verklaarde aan een van mijn confrères, dat zyne moeder het besterven zou, als zij de arrestatie van haar zoon vernam. „Men heeft haar steeds wijs kannen ma ken, hoe vreemd het ook klinken moge", zeide zij, „dat haar zoon op reis is." Hierbij stip ik nog even aan, dat nit de politierapporten tijdens de vervolging blijkt, dat Arton nu bier dau daar met eene vrouw gezien is, doch dat deze vrouw niet steeds dezelfde was. Voor mijn lezers die het misschien ver geten mochten zijn, herinner ik er aan, dat Arton tot vijf jaar gevangenisstraf, verlies van burger- en burgerschapsrechten en 400000 fraDcs boete veroordeeld is. Te Londen had hij den naam Vewman (nieuw meDsch) aangenomen, zeker als zin nebeeld dat de oude mensch dood was en hij een nieuw leven beginnen wilde. Dat zou echter wel wat al te gemak kelijk geweest zijn, vriendje geheime politieagenten. Welk een weerDe stormwind rukt de laatste gele bladen van de zwiepende takken en jaagt ze dwarlend omhoog, om ze eindelijk te laten vallen in het slijk van tuinen en wegen. Want de regen, zonder ophouden klet terend tegen de vensters, heeft den grond dras gemaakt, en onder den grauwen he mel blinkt alles van water, de daken en maren der huizen, de kale boomstam men, de dorpstraat, en niet het minst buiten de kom van het dorpje S. den een eenvoudig stok, dat geeoe groote vaardigheid vereischte, en Tesz wachtte in de hoop, dat bij een ander zon aan vangen. Maar vermoeid door het spel, was hg zoetjes opgestaan en om den hoek van de heg gestapt. Tesz snelde haastig heen, met hoogroode wangen. Angel had spoedig het witte zomerkleed ontdekt en riep haar toe en ofschoon zy al een heel eindje van hem weg was en hy zacht sprak, zoo verstond zy hem toch uit stekend. „Wat verjaagt u Tesz f" vroeg hy. „Zijt gij bang P" „O neen heer niet voor dingen hier baiten, juist na niet, nu de appelbloe sems vallen en alles herleeft." „Maar voor Iets binnen in u hebt ge toch vrees „Ja, heer!" „Voor wat dan f „Dat kan ik u niet zeggen." „Yoor het zuur worden der melk." „Neen 1* „Yoor het leven in het algemeen?" „Ja!" „Zoo is bet met mij ook zoo dikwijls gesteld. De vrees, van te opgewekt te leven, is veel ernstiger, meent gij niet „Zoo is het I" „Dat is juist zoo. Ik had echter niet verwacht, dat een jong meisje zooals gij, bet juist waarnemen zoudt. Hoe komt dat?" Zij bleef aarzelend staan. „Kom Tesz, zeg het mg in vertrouwen Schuchter antwoordde zij „De boomen hebben vragende oogen, niet waar Dat wil zeggen zij schijnen ze te hebben. En de vloed zegtwaarom verontrust gy mij door uwe blikken? en dan ziet men de reeks der komende dagen, allen in één rij achter elkander marcheeren, eerst de groote eo sterk gekleurde, dan de anderen, die al kleiner en kleiner worden, hoe verder zij verwijderd staaD; maar allen schijnen zeer trots en streng, alsof zij zeg gen willenIk kom, wee n, wee u Gij echter heer, kunt alle droomen en gezich ten door nw spel verdrijven en alles in den wind opjagen." Hij was getroffen, dat het meis je, dat maar een gewone melkmeid was, zulke donkere f&ntasiëo kon najagen. Zij drnkte in baar eigenaardige beeldm gevoe lens uit, die men baast in den tegenwoor* digen tijd zou kunnen noemen de smart der modernen. Maar dsar zjj nog in haar eerste jeugd was en door de omstandighe den nog niet met die heerschetde mode in eanrak'rg was gekomen, was bet voor i haar opvallend, inierrtseam, tragisch. laar hy do oorzaak niet keude, zoo herinnerde modderweg, die naar den zeedijk leidt. Geen meosch vertoont zich buiten. Ja, toch. Eene vrouwengestalte, den wollen boezelaar om het hoofd geslagen, gaat in gebogen bonding om des te beter het geweld van den wind te weerstaaD, de straat af en slaat den genoemden mod derweg in. Als in den herfst de stormwind heerscht, als hij de hooggaande golven der Noord zee den dijk doet beuken, alsof zij dien boei willen verbreken, als het schuim over de kruin van den dijk ver land waarts in vliegt, dan kunt ge zeker zijn „gekke Mie* op het pad te vinden, dat van S, naar de zee voert. Dan beklimt zij den dijk en staart met onafgewenden blik op het woelenden water, totdat de hand van den vriendelijken en zorgvuldigen armenvader de hare vat, en zij zich lijde lijk laat terugvoeren naar hnis. 't Is tien jaar geleden, dat Mie bij den armenvader en zijne vrouw werd opgeno men. Yoor dien tijd woonde zij, een bloei ende, frissche meid, met hare ouders aan deD zeedijk, een kwartier buiten het dorp. Daar houden in een honderdtal woningen de visschers van S. hun verblijf. Mie's va der, een reeds bejaard z;eman, won het dagelijksch brood met de vischvangst op de Noordzee, daarbij geholpen door zijn eenigen zoon Dirk en twee jonge „matro zen.» Maar ook de moeder en Mie hadden deel aan het bedrijf. Als de praam de visch had aaogebracht van de ree, waar de aken blijven liggen, dan namen beiden dikwijls in 't holst van den nacht het juk op de schouders om met volle korven Daar de na burige stad te reizen en hare waar langs de deuren te ventan. Wel moeten zij meedoen in „den strijd om het bestaan", onze visscherslui. De vader van Mie was tevens bootsman op de te S gestationeerde reddingsboot. Tot de bemanning, tlinke, onvervaarde visschers, behoorden zijn zoon Dirk en een der ande re „Matrozen' van zijn aak, met name Freerk. Freerk, een hoog opgeschoten en breed geschouderde knaap vaa een en twin tig jaren, ontzien bij zijne kameraden, niet het minst om zijne buitengewone lichaams kracht, koesterde de hoop, dat hij weldra nauwer aau den „bootsman" zou verbon den worden. Het was in den herfst van 1879. Da gen aaneen had hel slechte weer de vis schers genoodzaakt binnen te blijven. Hoe noode zij de verdiensten konden missen, met hnnne kleine vaartnigen kon den zij zich niet buitengaats wagen in de onstuimige zee. Freerk was op een avond naar den „bootsman" gegaan; men had ge praat en geklaagd over het slechte weer en het donkere vooruitzicht; immers vele visschersgezinnen zouden den geheelen winter moeten teren van wat er in den herfst verdiend werd. Eindelijk stond de kloeke zeeman op, „goeden avond», en gaf Mie een te6ken om met hem te gaao. „Hoe staat het?" fluisterde zij, zoodra zij bij de voordenr stonden. „Ik heb het huisje gehuurd, Mie! Maar 't spande er geweldig, want voor minder dan zes>ig gulden wilde de oude Koen het niet verburen, en dan komeD er de lasten nog bij. En wij moeten alles met dehan- hem niets daaraan, dat de ervaring naar den indruk dien zy maakt, en niet naar den duur ervan, moet worden afgemeten. Het geen Tesz op haar pad ontmoet had, bad haar geestelijk spoedig gerijpt. Tesz kon evenwel van haar kant niet begrijpen, hoe een man uit godsdienstige familie, van een goede opvoeding en van alleD dageljjkscben nood beschot, het leven alB een ongeluk kon beschouwen. Zij on- gelnkskind, had er reden te over voor. Maar hoe kon deze bewonderde, door de pocsie zoo geliefden man io bet dal der droeven zijn afgedaald, en uitroepen met den man van Uz die het voor drie of vier jaren geleden gedaan bad Mijn ziel verkiest den strik en den dood liever dan het leven. Ik verafschuw het, ik wil niet leven, wat er hierna ook moge komen." Hy bevond zich nu wel niet in een po sitie, die met zijn stand overeenkwam; maar bet geschiedde, evenals met Peter de Groo te; hy deed bet, om bet later als patroonbet ge leerde in praktijk tekunnen brengen Hij melkte de koeien Diet, omdat hy er toe gedwongen werd, maar louter omdat hg het leereo wil de, wat meD als rjjk, aanzienlijk landeige naar gewoonlijk placht te doen. Hij zou wellicht een rijke AmerikaanBche ot Austra lische Abraham worden, die over zijne kud den en knechten en meiden heersebte als een monarch. Somwijlen scheen het haar dat een zoo groote liefhebber van boeken en muziek, een jongeling zoo geheel geschikt voor de studie, er nooit vrijwillig toe beslo ten was om boer te wordeo. Zoo braken zy zich beiden het hoofd over elkanders geheimen en beiden trachtten iets meer omtrent elkander te weten te ko men, zonder dat één van beiden er aan dacht, de ander zijn geheimen te ontfutse len. lederen dag, ieder nor leerde hij een klei ne trek van haar karakter beter kennen en zy bet zijne beter beoordeelen. Tesz pro beerde een teruggetrokken leven te leiden, maar zij had te veel op haar afkeer van de wereld gesteund. In het btgin scheen Tesz Angel Clare slechts als belangwekkend schepsel en niet als nam gade te slaan. Zy vergeleek hem met zichzelve en by iedere ontdekking, die zij over den rijkdom van zijn kennis, over het ondeischeid tnsschen baareigeD geringe kennis en de in htar oog onbegrijpelijke kundigheden van hem maakte,werd zg moede- loozer en twijfelde aan iedere poging harerzijds, om zich van uit haar nederige sfeer op te heffen. Hij bemerkte op een dag hare neerslach tigheid toeD hij ieis over het landelijke le ven in Erichenlatd verleid had. Zy verza melde bloemen, die men „heeren en dames" noemt, die naast baar op een bank lagen, terwijl hy naast haar siond te praten. den winnen, Mie!' „Dat is waar, Freerk! maar die zijn im mers goed. ge weet o, Freerk!" en het fluisteren van de visschersdochter ging over in een onderdrukt snikken. Langen tijd te vergeefs trachtte de stoe re zeeman, die daarvoor ook weinig bere kend was door troostende woorden Mie tot bedaren te brengen; eindelijk toch sche nen zijne herhaalde verzekeringen „dat al lee wel terecht zou komen, dat hst gauw 12 November was, en dat hij dan zijn wijfje in zijn huis zou halen", haar gerust te stellen, en zij scheidde vaa haren vriend met verlicht hart. In de visschershuisjes verdween het eene licht na het anderede bewoners begaven zich vroeg ter ruste. In deD la ten avond wakkerde de wind nog meer aan met den opkomenden vloed sloegen de golven met geweld tegen den dijk en het schuim vloog over de daken. Menige huismoeder dankte God, dat de haren niet op zee zwalkten. Maar ook menige zeeman lag slapeloos op zijn leger en dacht met zorg aan zijn aas, daar buiten op de ree. Groote God! Hoor! Wat was dat Een schot?!" Nog een, en nog een! Een schip in nood! In een oogenblik is de dijk vol menschen, die over de schuimende waterflakte turen. Lang behoe ven zij niet te staren; nogmaals dreunt een schot en het flikkerend licht laat hun toe voor een oogenblik het gestrande schip te onderscheiden. „De reddingsboot!" Weinige oogenblikken later trekken twee forsche paarden het vaartuig over den dijk de onverschrokken bemanning, de boots man aan 't hoofd, staat klaar om de aan gewezen plaats in te nemen geene tranen van vrouwen en kindeten of van ouders en zusters houden hen terug. De boot is in zee gebracht en klieft de golven om red ding ts brengen aan hen, die in stervens nood zijn. Helaasniet altijd triomfeeren men- schenliefde en plichtbesef in hun strijd tegen de elementen. Ademloos wachtte de menigte op den dijk de terugkomst der reddingsboot. Zij keerden niet, en 's anderen daags wierpen de golven de lijken der equipage van 't gestrande schip aan land, maar ook die van de koene visschers, die anderen wil den redden. Milde gaven vloeiden van alle kanten voor de nagelaten betrekkingen der ver ongelukte belden. Hoeveel goeds dat deed, en hoe dankbaar men het later ook erken de, toen men zich voor broodsgebrek ge vrijwaard zag, in den beginne was de smart te groot om gelenigd te kunnen worden. Treurig was het gesteld in de woning van de bootsmansweduwe. Yader, zoon en hij, die als zoon in 't gezin zou opgeno men worden, rustten zij aan zij, op het kerkhof te S. en op het ziekbed lag Mie in ijlende koorts en riep dat Freerk zijn wijfje moest halen in zijn huis, en vroeg met den doodsangst op het gelaat, of het nog geen 12 November was. De toestand van het ongelukkige meisje kon der arme moeder niet lang verborgen blijven. Dagen, weken lang was zij op den „Waarom ziet gij er plotseling zoo mis troostig uil vroeg bij. „O, dat is slechts om mijzelf," antwoordde zij met een zacht, droevig lachje. Ik dacht er aan, boe het mijzelf gegaan is. Het soheen eerst, of mijn leven verwoest zou worden uit gebrek aan avontaren. Wanneer ik zie, wat gij weet, wat gó gezien en gelezen en gedacht heb, dan wordt mij duidelijk, wat een nnl ik ben. Ik lijk veel op die arme koning in Scheba, die in den Bijbel voorkomt. Ik ben moedeloos evenals zij." „Om hemelswil, daarom behoeft gij n niet te kwellen! Ik zoo zeer blijde zijn, zoo ik a iets zou mogen leeren, lieve Tesz," antwoordde Angel met een zekere warmte. „Het is weder een dame," viel zij hem in de rede, terwijl zij hem een bloem voor hield, die zij nit de hoop gezocht bad. „Heeren en dames, hier en overal; hebt gij geen last, u aan de stndie over te geven geschiedenis bij voorbeeld?" „Somwijlen gevoel ik behoefte er iets meer van te weten dan ik nu weet." „Waarom zullen wij dan niet?" „Ja, maar wat kan het mij natten, dat ik, die er een ben nit de lange rij, ga ontdek ker), in bet een of ander oude boek, dat er vroeger ook al reeds ééne geweest is zooals ik, en te weten, dat ik baar navolgster ben? Slechts om mij balt dwaas te doen wordeo. Het beste is, het oos niet te herinneren, dat onze natuur en onze gedane daden, dui zenden en nogmaals duizenden gelijken heb ben en dat ons toekomstig leven en onze toekomstige daden duizenden en nogmaals duizenden gelijken znllen hebben." „Hoe, werkelijk? Zoo hebt gij er dus geene behoefte aan, iets te leeren?" „Ik zou gaarne willen leeren, waarom nu ja, waarom-, de zon schijnt even goed voor rechtvaardigen als voor onrechtvaardigen," antwoordde Tesz met een zekere trilling in baar stem. „Maar wellicht zullen de boeken mij dat niet eens kunnen vertellen!" „Tesz, foei, gy moogt niet zoo bitter rijn*. Kortom, hjj sprak den gewonen zin, welken ons de plicht op de lippen legt; want deze ver wondering, door Tesz zooeven geuit, was hem uit vtoegere dagen niet vreemd. En toen hij naar haren onscholdigen mond en on schuldige lippen zag, dacht by, dat znlk een dochter der aarde, zolke gevoelens slechts door ervaring kon hebben leeren ken nen. Zij ging voort „dames en heeren* te rang schikken, tot dat Clare aarzelend heen ging, nadat hij nog een oogenblik het meisje had gadegeslagen. WORDT VERVOLGD. rand ran 't graf. Hoe jeugdige kracht ook zegevierde, helaas! hare verstandelijke ver mogens waren gekrenkt, het licht der re de keerde niet terug. Kort na Mie's herstel bezweek hare moe der, die zooveel had moeten uitstaar, en vond rust aan de zijde van haren echtge noot. Mie werd opgenomen in 'i gezin van den armenvader, waar zij eene liefderijke verpleging vindt. Stil gaat zij haren gang en doet gewillig, wat haar opgedragen wordt; alleen als de stormwind huilt, is niemand in staat haar terug te houden van de zee, in wier schoot al haar geluk ligt bedolven. Appels als middel ter bevordering der spijsvertering. Het herhaalde gebruik van appels, het zij vóór, hetzij na een maaltijd, oefent een zeer gunstigen invloed uit op de spijs vertering. Het schijnt zeker te wezen, dat het voor onze gezondheid veel voordeeli- ger is minder vleesch en meer vruchten te eten. Een beroemde Fransche arts schrijft het verminderen der ziekten, de spijsvertering betreffende en de gal, aan het vermeerderde gebruik van appels toe, die hij voor zeer gezond, maagverster kend en licht verteerbaar houdt. Het is bekend, dat de Franschen van appels en andere vruchten bijzondere liefhebbers zijn. Daarom staat ook de boomvruchtencultuur op een zoo hoogen trap. Dat vruchten, met mate genoten, een gezond voedsel vormen, is niet te betwijfelen. Een appel, een uur vóór het middageten gebruikt, wekt den eetlust op en het schijnt vast te staan, dat de appelzuren ter bevorde ring der vertering bijdragen. Wie daarop zich minder prettig gevoelt, moet het eteD er van geheel laten. WanDeer alleen rauws appels zwaar in de maag liggen, kieze men gebradene, die in deD regel zelfs door de zwakste magen verdragen worden. Iets omtrent den t ij d van het naar bed gaan en het opstaan. Wanneer men beweert, zooals onlangs het Engelsche tijdschrift Spectator, dat al- letn zij die vroeg opstaan een hoogen ou derdom kunnen bereiken, is dit geheel on juist. Genoemd tijdschrift wederspreekt trou wens zich zelf, door Gladstone aan te ha- len, die te middernacht naar bed gaat en te 8 uren opstaat. De hoofdzaak is, dat de duur van den slaap voldoende zij, in verband met den leeftijd, den gezondheidstoestand en het temperament. Gabriël zegt, dat het van veel belang voor de gezondheid is, om op een vast nur te gaan slapen, omdat onze lichaams-func- tiën beter werken bij regelmatige gewoon ten. Maar of men te 10, te 11 uur of zelfs te middernacht naar bed gaat, doet niets ter zake, mits men het lichaam de Dormale hoeveelheid slaap gunt; men kan daarbij zeer oud worden. Men zoa hoog stens het naar bed gaan, op een zeer laat uur, kunnen atkeuren, niet zoozeer om den tijd, dien men wakende doorbrengt, maar wel wegens de vt ijze waarop men dien dik wijls besteedt. De tijd van opstaan hangt af van dien waarop men naar bed gaat. Een gezond persoon, die dit te 10 uur doet, kan te 6 uur opstaanmaar dezelfde man, door omstandigheden genoodzaakt, eerst om 1 uur te kunnen gaan slapen, zal tot 9 uur kunnen blijven liggen. Uit een gezond- heidsoogpunt bestaat daarin geen onder scheid. De uren aan den slaap gewijd, zijn te te vergelijken met den tijd waarop men zijn maaltijden gebruikt; ook te dien op zichte houde men regelmatigheid in het oogmen kan dan daarvoor een tijd be palen, die het best met de levenswijze strookt. Iudien men een slaap van ongeveer 8 uren als van gemiddelden duur beschouwt, is het duidelijk dat een rusttijd van min der dan 6 uur onvoldoende is, en hoeveel beroepen zijn er niet, die door gebrek aan slaap langzame zelfmoorden zijn, hetzij de slaap van te korten duur is of te dikwijls afgebroken wordt Op zekeren wachtpost stond een soldaat bij het hospitaal op schildwacht. De chirurgijn zou juist naar bed gaan, toen hij de schildwacht zwaar hoorde hoesten, wat hem hinderde en on gerust matkte. Zijn geoefend ooi zeide hem, dat de man een hevigen aanval van bron chitis ha^ en een sterk geneesmiddel moest hebben. Hij overlegde bij zichzelven en maakt* een krachtige mixtaar klaar, welke hij den schildwacht bracht, hem zeggende, dat hij die dadelijk moest slikken. De man weiger de. De chirargijn drong er op aan en b e- v a 1 den soldaat eindelijk de medicijn te slikken, wat hij al tegenpruttelend deed. Toen ging de brave chirurgijn naar bed en was tevreden dat hij niet meer hoorde hoesten. Den volgenden ochtend werd hij, tot zijne verbazing, bij den kommandant ont boden, die hem zeide, dat de schildwacht eene klacht tegen hem had ingediend, ver klarende, dat de chirurgijn hem gedwon gen had iets te slikken, dat hij voor vergflt hield. Een onderzoek volgde, en nu bleek het, dat de de hoestende soldaat algelosf was en de medicijn dus aan den verkeeide was gegeven. Snelpersdruk van J. "Winkel te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 6