Gemengd Nieuws.
GEKKE MIE.
Artou is gearresteerd.
Ludovicus.
lijke zaak was. Toen kwam de oorlog van
1859. Het gebulder Tan de kanonnen ran
Solferino smoorde de klachten ran de fa
milie Mortara. Twee jaar later, in 1861,
eischic het Itali&ansche gouvernement, op
verzoek van den vader, een vervolging
tegen Anna Morisi. Ook hierop werd het
stilzwijgen bewaard. Na dien tijd werd de
zaak duisterder. De pauselijke regeering
gaf, nasr het schijnt, toen aau de familie
verlof het kind te bezoeken, doch terug
gegeven werd het nooit
Zoo werd het 1870 en Rome viel in
handen van den koning. De wereldlijke
macht van denPaus had opgehouden.Nu trad
de zaak in een phase, die wel eenigszins
vooruit te zien geweest was. De jonge
Edgar, die twaalf jaar lang in een streng
katholieke omgeving was opgevoed, wilde
deze thans niet meer verlaten. Christen
geworden wil hg christen blijven.
Na dien tijd beeft het groote publiek
sich niet meer om hem bekommerd. De
zer dagen kon men echter in de Duitscbe
bladen lezen, dat aan den ernstig zieken
bisschop van Metz, monseigneur Fleck,een
coadjucteur zou worden toegevoegd, die
hem weldra in zijn waardigheden zon op
volgen. Deze hoogepriester was niemand
anders dan de kleine Mortara van weleer
thans de vertronweling van Pans Leo XIII
Nog een laatste hoofdstak vsn een boet
enden roman, dat iedereen reeds zoek waan
de.
Bijna was men hem vergeten. In zoo'n
groote drie jaar heeft men ook wel wat
anders te doen, dan al zijn aandacht op
ééu oplichter te vestigen.
De heilige Hermandad had zich echter
voorgenomen eens kennis met hem te ma
ken en is er Zaterdagmiddag te Londen in
geslaagd.
Volgens monsieur Lepine, den prefect
van de Seine, waren de nasporingen, be
gonnen in Juni 1892, nimmer gestaakt.
Verscheidene keeren had men hem haast
te pakken gehad, doch telkens kwam men
te laat.
Zco wist men in het begin van dit jaar,
dat hij zich te Weenen of te Bucharest
bevond. Onmiddellijk begaven diie poli-
tie-agenten zich er heen, doch Je vogel
was jnist gevlogen
Dit uitstapje kostte weer een paar hon
derd francsin 't geheel berekent men
dat deze vervolgingen frcs. 25000 aan onze
politie hebben gekost.
Men had te Weenen dus het spoor van
Arton verloren. Twee maanden geledeu
kwamen er echter berichten bij de pre
fectuur, die zijn verblijf te Amsterdam,
Rotterdam of Den Haag meldden. Hiervan
overtuigde men zich, doch het bleek dat
bij deze plaatsen zeer spoedig verlaten
had.
Men veronderstelde toen dat hij de
Noordzee was overgestoken en zich bf in
Engeland of in Schotland bevond, waarop
naar beide landen twee agenten vertrok
ken.
Weldra begrepen de detectives dat
Arton nu in Engeland, dan in Schotland,
dan in Ierland was, doch zeer dikwijls in
Londen vertoefde.
wend, toen zij onder de koe tat en wendde
zich eindelijk met de zachte vraag tot hem:
.Mijnbeer Clare, gij hebt de koeien in
deze rij geplaatst F" zeide zij, kleu
rende; maar by deze aanklacht speelde om
haar bovenlip een vriendelijk lachje.
.Nu, dat bindert niets!" antwoorde bij,
„Gy zult altjjd bier blijven om ze te mel
ken
.Gelooft ge 't Ik hoop het, maar ik
weet het niet."
Zg was booa op zich zelf, daar zjj dacht,
dat hij, aonder de ernstige oorsaken te ken
nen, waarom baar dese plaats zoo goed be
viel,hare meening misverstaan kon hebben. Zij
had zoo ernstig tot hem gesproken, alsot
zijne tegenwoordigheid op de boerderij
een der grootste factoren was, dat het haar
er zoo goed beviel. Hare ergernis was zoo
groot, dat zy na den arbeid, alleen in
den tnin ging, om er verder over na te deu
ken.
Het was een typische zomeravond in Juni;
alles was even vrooly1' en opgewekt,
vol leven en heerlijkheid. Zachte, melodieuse
harptoneu onderbraken de stilte lieikozend.
Tess bad reeds vroeger in de melkery
hooren spelen; maar nooit hadden de to
nen zoo tot baar gesproken, als nu,
nu zy, in de stille natuur eenzaam en ver
laten rondwandelde.
Van muzikaal standpunt, waren de ge
luiden evenals het instrument zeer armoe
dig, maar de omgeving werkt opalies en Tesz
kon, zooala zy daar nu nederzat, haar
plaats niet verlaten. In plaats van te gaan,
wendde zy zich in de richting waar de
speler was en verstopte zich achter de heg,
opdat bij haar niet bemerkte»
De tuin, waarin Tesz zich bevond, was
al reeds vele jaren verwaarloosd en nu met
hoog gras begroeidde roode, gele en
violette bloemen deden bet een veelkleurig
laken gelijkeD, dat, door den wind bewogen,
- een menigte wilde pluisters deed opwaaien.
Heimelijk als een kat, sloop Tesz door de
ze wildernis heen, vlak in de nabijheid
waar Clare zich bevond, zonder dat by haar
bemerkte.
Tesz vergat tyd en plaats. Hare bewe
ring, dat baar geest haar lichaam zou heb
ben verlaten by het aanschouwen der ster
ren, werd nu wederom bij haar bewaarheid;
by verliet haar lichaam zwevende op de
zoete harptoneD baar harmonie doortintelde
haar als een luchtstroom en volde hare
oogen met tranen. Ofschoon bet niet ver
meer van den nacht was, zoo schemerden
de bloemen in haar kleurenpracht, alsof zy
de Dsderende duisternis de heerschappij over
haar niet wilden verleenen en de gloed der
kleuren smolt ineen met het gefluister der
harp.
Angel eindigde zjjue klagende melodie
Zoo wist men Donderdag j. 1., dat hij
in deze laatste plaats bij een vriend ver
borgen was. Aan den hoofdinspecteur
O r i o n en den agent Debischoff
werd bevel gegeven de indentiteit van den
voortvluchtige te verzekeren en bem on
middellijk gevangen te nemen.
Yrijdsg ontmoette Orion en zijn collega
Arton te Londen op straat, zij volgden
bem den gebeelen dag tot aan zijn do
micilie, waar hij den nacht moest doorbren
gen.
Zaterdagochtend brachten de politieman
nen alle formaliteiten voor zijn arrestatie
in orde en ten drie nur namen zij hem
gevangen.
Emile Arton is zes en-veertig jaar oud.
In 1871 hnwde hij te Rio de Janairo
met een juffroaw Darbilli. Toen hij eeni-
ge jaren later echter naar Frankrijk ver
huisde, liet hij zijn wettige vrouw stille
tjes thuis en nam hij een beeldschoone
Brasiliaansche mede, die hij een prachtige
woning te Parijs gaf.
De vrouwen hebben steeds een belang
rijken rol in het leven van dezen avontu
rier gespeeld. In de galante kringen van
Parijs was hij een goede bekende.
Zoo was hij ook een goede vriend van
Mlle S N een charmante
Parisieone, die hier zeer bekend is.
Deze dsme verklaarde aan een van mijn
confrères, dat zyne moeder het besterven
zou, als zij de arrestatie van haar zoon
vernam.
„Men heeft haar steeds wijs kannen ma
ken, hoe vreemd het ook klinken moge",
zeide zij, „dat haar zoon op reis is."
Hierbij stip ik nog even aan, dat nit
de politierapporten tijdens de vervolging
blijkt, dat Arton nu bier dau daar met
eene vrouw gezien is, doch dat deze vrouw
niet steeds dezelfde was.
Voor mijn lezers die het misschien ver
geten mochten zijn, herinner ik er aan, dat
Arton tot vijf jaar gevangenisstraf, verlies
van burger- en burgerschapsrechten en
400000 fraDcs boete veroordeeld is.
Te Londen had hij den naam Vewman
(nieuw meDsch) aangenomen, zeker als zin
nebeeld dat de oude mensch dood was en
hij een nieuw leven beginnen wilde.
Dat zou echter wel wat al te gemak
kelijk geweest zijn, vriendje
geheime politieagenten.
Welk een weerDe stormwind rukt
de laatste gele bladen van de zwiepende
takken en jaagt ze dwarlend omhoog, om
ze eindelijk te laten vallen in het slijk van
tuinen en wegen.
Want de regen, zonder ophouden klet
terend tegen de vensters, heeft den grond
dras gemaakt, en onder den grauwen he
mel blinkt alles van water, de daken
en maren der huizen, de kale boomstam
men, de dorpstraat, en niet het minst
buiten de kom van het dorpje S. den
een eenvoudig stok, dat geeoe groote
vaardigheid vereischte, en Tesz wachtte
in de hoop, dat bij een ander zon aan
vangen.
Maar vermoeid door het spel, was hg
zoetjes opgestaan en om den hoek van de
heg gestapt. Tesz snelde haastig heen, met
hoogroode wangen.
Angel had spoedig het witte zomerkleed
ontdekt en riep haar toe en ofschoon zy
al een heel eindje van hem weg was en hy
zacht sprak, zoo verstond zy hem toch uit
stekend.
„Wat verjaagt u Tesz f" vroeg hy. „Zijt
gij bang P"
„O neen heer niet voor dingen
hier baiten, juist na niet, nu de appelbloe
sems vallen en alles herleeft."
„Maar voor Iets binnen in u hebt ge toch
vrees
„Ja, heer!"
„Voor wat dan f
„Dat kan ik u niet zeggen."
„Yoor het zuur worden der melk."
„Neen 1*
„Yoor het leven in het algemeen?"
„Ja!"
„Zoo is bet met mij ook zoo dikwijls
gesteld. De vrees, van te opgewekt te
leven, is veel ernstiger, meent gij niet
„Zoo is het I"
„Dat is juist zoo. Ik had echter niet
verwacht, dat een jong meisje zooals gij,
bet juist waarnemen zoudt. Hoe komt
dat?"
Zij bleef aarzelend staan.
„Kom Tesz, zeg het mg in vertrouwen
Schuchter antwoordde zij
„De boomen hebben vragende oogen, niet
waar Dat wil zeggen zij schijnen ze
te hebben. En de vloed zegtwaarom
verontrust gy mij door uwe blikken? en
dan ziet men de reeks der komende dagen,
allen in één rij achter elkander marcheeren,
eerst de groote eo sterk gekleurde, dan de
anderen, die al kleiner en kleiner worden,
hoe verder zij verwijderd staaD; maar allen
schijnen zeer trots en streng, alsof zij zeg
gen willenIk kom, wee n, wee u Gij
echter heer, kunt alle droomen en gezich
ten door nw spel verdrijven en alles in den
wind opjagen."
Hij was getroffen, dat het meis
je, dat maar een gewone melkmeid was,
zulke donkere f&ntasiëo kon najagen. Zij
drnkte in baar eigenaardige beeldm gevoe
lens uit, die men baast in den tegenwoor*
digen tijd zou kunnen noemen de smart
der modernen. Maar dsar zjj nog in haar
eerste jeugd was en door de omstandighe
den nog niet met die heerschetde mode
in eanrak'rg was gekomen, was bet voor
i haar opvallend, inierrtseam, tragisch. laar
hy do oorzaak niet keude, zoo herinnerde
modderweg, die naar den zeedijk leidt.
Geen meosch vertoont zich buiten.
Ja, toch. Eene vrouwengestalte, den
wollen boezelaar om het hoofd geslagen,
gaat in gebogen bonding om des te beter
het geweld van den wind te weerstaaD,
de straat af en slaat den genoemden mod
derweg in.
Als in den herfst de stormwind heerscht,
als hij de hooggaande golven der Noord
zee den dijk doet beuken, alsof zij dien
boei willen verbreken, als het schuim
over de kruin van den dijk ver land
waarts in vliegt, dan kunt ge zeker zijn
„gekke Mie* op het pad te vinden, dat
van S, naar de zee voert. Dan beklimt
zij den dijk en staart met onafgewenden
blik op het woelenden water, totdat de
hand van den vriendelijken en zorgvuldigen
armenvader de hare vat, en zij zich lijde
lijk laat terugvoeren naar hnis.
't Is tien jaar geleden, dat Mie bij den
armenvader en zijne vrouw werd opgeno
men. Yoor dien tijd woonde zij, een bloei
ende, frissche meid, met hare ouders aan
deD zeedijk, een kwartier buiten het dorp.
Daar houden in een honderdtal woningen
de visschers van S. hun verblijf. Mie's va
der, een reeds bejaard z;eman, won het
dagelijksch brood met de vischvangst op
de Noordzee, daarbij geholpen door zijn
eenigen zoon Dirk en twee jonge „matro
zen.» Maar ook de moeder en Mie hadden
deel aan het bedrijf. Als de praam de visch
had aaogebracht van de ree, waar de aken
blijven liggen, dan namen beiden dikwijls
in 't holst van den nacht het juk op de
schouders om met volle korven Daar de na
burige stad te reizen en hare waar langs
de deuren te ventan.
Wel moeten zij meedoen in „den strijd
om het bestaan", onze visscherslui.
De vader van Mie was tevens bootsman
op de te S gestationeerde reddingsboot. Tot
de bemanning, tlinke, onvervaarde visschers,
behoorden zijn zoon Dirk en een der ande
re „Matrozen' van zijn aak, met name
Freerk. Freerk, een hoog opgeschoten en
breed geschouderde knaap vaa een en twin
tig jaren, ontzien bij zijne kameraden, niet
het minst om zijne buitengewone lichaams
kracht, koesterde de hoop, dat hij weldra
nauwer aau den „bootsman" zou verbon
den worden.
Het was in den herfst van 1879. Da
gen aaneen had hel slechte weer de vis
schers genoodzaakt binnen te blijven.
Hoe noode zij de verdiensten konden
missen, met hnnne kleine vaartnigen kon
den zij zich niet buitengaats wagen in de
onstuimige zee. Freerk was op een avond
naar den „bootsman" gegaan; men had ge
praat en geklaagd over het slechte weer
en het donkere vooruitzicht; immers vele
visschersgezinnen zouden den geheelen
winter moeten teren van wat er in den
herfst verdiend werd. Eindelijk stond de
kloeke zeeman op, „goeden avond», en
gaf Mie een te6ken om met hem te gaao.
„Hoe staat het?" fluisterde zij, zoodra
zij bij de voordenr stonden.
„Ik heb het huisje gehuurd, Mie! Maar
't spande er geweldig, want voor minder
dan zes>ig gulden wilde de oude Koen het
niet verburen, en dan komeD er de lasten
nog bij. En wij moeten alles met dehan-
hem niets daaraan, dat de ervaring naar
den indruk dien zy maakt, en niet naar den
duur ervan, moet worden afgemeten. Het
geen Tesz op haar pad ontmoet had, bad
haar geestelijk spoedig gerijpt.
Tesz kon evenwel van haar kant niet
begrijpen, hoe een man uit godsdienstige
familie, van een goede opvoeding en van
alleD dageljjkscben nood beschot, het leven
alB een ongeluk kon beschouwen. Zij on-
gelnkskind, had er reden te over voor. Maar
hoe kon deze bewonderde, door de pocsie
zoo geliefden man io bet dal der droeven
zijn afgedaald, en uitroepen met den man
van Uz die het voor drie of vier jaren
geleden gedaan bad Mijn ziel verkiest
den strik en den dood liever dan het leven.
Ik verafschuw het, ik wil niet leven, wat
er hierna ook moge komen."
Hy bevond zich nu wel niet in een po
sitie, die met zijn stand overeenkwam; maar
bet geschiedde, evenals met Peter de Groo
te; hy deed bet, om bet later als patroonbet ge
leerde in praktijk tekunnen brengen Hij melkte
de koeien Diet, omdat hy er toe gedwongen
werd, maar louter omdat hg het leereo wil
de, wat meD als rjjk, aanzienlijk landeige
naar gewoonlijk placht te doen. Hij zou
wellicht een rijke AmerikaanBche ot Austra
lische Abraham worden, die over zijne kud
den en knechten en meiden heersebte als
een monarch. Somwijlen scheen het haar
dat een zoo groote liefhebber van boeken
en muziek, een jongeling zoo geheel geschikt
voor de studie, er nooit vrijwillig toe beslo
ten was om boer te wordeo.
Zoo braken zy zich beiden het hoofd over
elkanders geheimen en beiden trachtten
iets meer omtrent elkander te weten te ko
men, zonder dat één van beiden er aan
dacht, de ander zijn geheimen te ontfutse
len.
lederen dag, ieder nor leerde hij een klei
ne trek van haar karakter beter kennen en
zy bet zijne beter beoordeelen. Tesz pro
beerde een teruggetrokken leven te leiden,
maar zij had te veel op haar afkeer van de
wereld gesteund.
In het btgin scheen Tesz Angel Clare
slechts als belangwekkend schepsel en niet als
nam gade te slaan. Zy vergeleek hem
met zichzelve en by iedere ontdekking, die
zij over den rijkdom van zijn kennis, over
het ondeischeid tnsschen baareigeD geringe
kennis en de in htar oog onbegrijpelijke
kundigheden van hem maakte,werd zg moede-
loozer en twijfelde aan iedere poging harerzijds,
om zich van uit haar nederige sfeer op te heffen.
Hij bemerkte op een dag hare neerslach
tigheid toeD hij ieis over het landelijke le
ven in Erichenlatd verleid had. Zy verza
melde bloemen, die men „heeren en dames"
noemt, die naast baar op een bank lagen,
terwijl hy naast haar siond te praten.
den winnen, Mie!'
„Dat is waar, Freerk! maar die zijn im
mers goed. ge weet o, Freerk!" en
het fluisteren van de visschersdochter ging
over in een onderdrukt snikken.
Langen tijd te vergeefs trachtte de stoe
re zeeman, die daarvoor ook weinig bere
kend was door troostende woorden Mie tot
bedaren te brengen; eindelijk toch sche
nen zijne herhaalde verzekeringen „dat al
lee wel terecht zou komen, dat hst gauw
12 November was, en dat hij dan zijn
wijfje in zijn huis zou halen", haar gerust
te stellen, en zij scheidde vaa haren
vriend met verlicht hart.
In de visschershuisjes verdween het
eene licht na het anderede bewoners
begaven zich vroeg ter ruste. In deD la
ten avond wakkerde de wind nog meer
aan met den opkomenden vloed sloegen
de golven met geweld tegen den dijk en
het schuim vloog over de daken. Menige
huismoeder dankte God, dat de haren
niet op zee zwalkten. Maar ook menige
zeeman lag slapeloos op zijn leger en
dacht met zorg aan zijn aas, daar buiten
op de ree. Groote God! Hoor! Wat was
dat Een schot?!" Nog een, en nog een!
Een schip in nood! In een oogenblik
is de dijk vol menschen, die over de
schuimende waterflakte turen. Lang behoe
ven zij niet te staren; nogmaals dreunt een
schot en het flikkerend licht laat hun toe
voor een oogenblik het gestrande schip te
onderscheiden.
„De reddingsboot!"
Weinige oogenblikken later trekken twee
forsche paarden het vaartuig over den dijk
de onverschrokken bemanning, de boots
man aan 't hoofd, staat klaar om de aan
gewezen plaats in te nemen geene tranen
van vrouwen en kindeten of van ouders en
zusters houden hen terug. De boot is in
zee gebracht en klieft de golven om red
ding ts brengen aan hen, die in stervens
nood zijn.
Helaasniet altijd triomfeeren men-
schenliefde en plichtbesef in hun strijd
tegen de elementen.
Ademloos wachtte de menigte op den
dijk de terugkomst der reddingsboot. Zij
keerden niet, en 's anderen daags wierpen
de golven de lijken der equipage van 't
gestrande schip aan land, maar ook die
van de koene visschers, die anderen wil
den redden.
Milde gaven vloeiden van alle kanten
voor de nagelaten betrekkingen der ver
ongelukte belden. Hoeveel goeds dat deed,
en hoe dankbaar men het later ook erken
de, toen men zich voor broodsgebrek ge
vrijwaard zag, in den beginne was de
smart te groot om gelenigd te kunnen
worden.
Treurig was het gesteld in de woning
van de bootsmansweduwe. Yader, zoon en
hij, die als zoon in 't gezin zou opgeno
men worden, rustten zij aan zij, op het
kerkhof te S. en op het ziekbed lag Mie
in ijlende koorts en riep dat Freerk zijn
wijfje moest halen in zijn huis, en vroeg
met den doodsangst op het gelaat, of het
nog geen 12 November was.
De toestand van het ongelukkige meisje
kon der arme moeder niet lang verborgen
blijven. Dagen, weken lang was zij op den
„Waarom ziet gij er plotseling zoo mis
troostig uil vroeg bij.
„O, dat is slechts om mijzelf," antwoordde
zij met een zacht, droevig lachje. Ik dacht er
aan, boe het mijzelf gegaan is. Het soheen
eerst, of mijn leven verwoest zou worden
uit gebrek aan avontaren. Wanneer ik zie,
wat gij weet, wat gó gezien en gelezen en
gedacht heb, dan wordt mij duidelijk, wat een
nnl ik ben. Ik lijk veel op die arme koning
in Scheba, die in den Bijbel voorkomt. Ik
ben moedeloos evenals zij."
„Om hemelswil, daarom behoeft gij n niet
te kwellen! Ik zoo zeer blijde zijn, zoo ik a
iets zou mogen leeren, lieve Tesz," antwoordde
Angel met een zekere warmte.
„Het is weder een dame," viel zij hem
in de rede, terwijl zij hem een bloem voor
hield, die zij nit de hoop gezocht bad.
„Heeren en dames, hier en overal; hebt
gij geen last, u aan de stndie over te geven
geschiedenis bij voorbeeld?"
„Somwijlen gevoel ik behoefte er iets
meer van te weten dan ik nu weet."
„Waarom zullen wij dan niet?"
„Ja, maar wat kan het mij natten, dat
ik, die er een ben nit de lange rij, ga ontdek
ker), in bet een of ander oude boek, dat er
vroeger ook al reeds ééne geweest is zooals
ik, en te weten, dat ik baar navolgster ben?
Slechts om mij balt dwaas te doen wordeo.
Het beste is, het oos niet te herinneren,
dat onze natuur en onze gedane daden, dui
zenden en nogmaals duizenden gelijken heb
ben en dat ons toekomstig leven en onze
toekomstige daden duizenden en nogmaals
duizenden gelijken znllen hebben."
„Hoe, werkelijk? Zoo hebt gij er dus geene
behoefte aan, iets te leeren?"
„Ik zou gaarne willen leeren, waarom
nu ja, waarom-, de zon schijnt even goed voor
rechtvaardigen als voor onrechtvaardigen,"
antwoordde Tesz met een zekere trilling in
baar stem. „Maar wellicht zullen de boeken
mij dat niet eens kunnen vertellen!"
„Tesz, foei, gy moogt niet zoo bitter
rijn*.
Kortom, hjj sprak den gewonen zin, welken
ons de plicht op de lippen legt; want deze ver
wondering, door Tesz zooeven geuit, was
hem uit vtoegere dagen niet vreemd. En
toen hij naar haren onscholdigen mond en on
schuldige lippen zag, dacht by, dat znlk
een dochter der aarde, zolke gevoelens
slechts door ervaring kon hebben leeren ken
nen.
Zij ging voort „dames en heeren* te rang
schikken, tot dat Clare aarzelend heen ging,
nadat hij nog een oogenblik het meisje had
gadegeslagen.
WORDT VERVOLGD.
rand ran 't graf. Hoe jeugdige kracht ook
zegevierde, helaas! hare verstandelijke ver
mogens waren gekrenkt, het licht der re
de keerde niet terug.
Kort na Mie's herstel bezweek hare moe
der, die zooveel had moeten uitstaar, en
vond rust aan de zijde van haren echtge
noot. Mie werd opgenomen in 'i gezin van
den armenvader, waar zij eene liefderijke
verpleging vindt. Stil gaat zij haren gang
en doet gewillig, wat haar opgedragen
wordt; alleen als de stormwind huilt, is
niemand in staat haar terug te houden van
de zee, in wier schoot al haar geluk ligt
bedolven.
Appels als middel ter
bevordering der spijsvertering.
Het herhaalde gebruik van appels, het
zij vóór, hetzij na een maaltijd, oefent
een zeer gunstigen invloed uit op de spijs
vertering. Het schijnt zeker te wezen, dat
het voor onze gezondheid veel voordeeli-
ger is minder vleesch en meer vruchten
te eten. Een beroemde Fransche arts
schrijft het verminderen der ziekten, de
spijsvertering betreffende en de gal, aan
het vermeerderde gebruik van appels toe,
die hij voor zeer gezond, maagverster
kend en licht verteerbaar houdt. Het is
bekend, dat de Franschen van appels en
andere vruchten bijzondere liefhebbers zijn.
Daarom staat ook de boomvruchtencultuur
op een zoo hoogen trap. Dat vruchten,
met mate genoten, een gezond voedsel
vormen, is niet te betwijfelen. Een appel,
een uur vóór het middageten gebruikt,
wekt den eetlust op en het schijnt vast
te staan, dat de appelzuren ter bevorde
ring der vertering bijdragen. Wie daarop
zich minder prettig gevoelt, moet het
eteD er van geheel laten. WanDeer alleen
rauws appels zwaar in de maag liggen,
kieze men gebradene, die in deD regel
zelfs door de zwakste magen verdragen
worden.
Iets omtrent den t ij d van
het naar bed gaan en het opstaan.
Wanneer men beweert, zooals onlangs
het Engelsche tijdschrift Spectator, dat al-
letn zij die vroeg opstaan een hoogen ou
derdom kunnen bereiken, is dit geheel on
juist.
Genoemd tijdschrift wederspreekt trou
wens zich zelf, door Gladstone aan te ha-
len, die te middernacht naar bed gaat en
te 8 uren opstaat.
De hoofdzaak is, dat de duur van den
slaap voldoende zij, in verband met den
leeftijd, den gezondheidstoestand en het
temperament.
Gabriël zegt, dat het van veel belang
voor de gezondheid is, om op een vast nur
te gaan slapen, omdat onze lichaams-func-
tiën beter werken bij regelmatige gewoon
ten. Maar of men te 10, te 11 uur of
zelfs te middernacht naar bed gaat, doet
niets ter zake, mits men het lichaam de
Dormale hoeveelheid slaap gunt; men kan
daarbij zeer oud worden. Men zoa hoog
stens het naar bed gaan, op een zeer laat
uur, kunnen atkeuren, niet zoozeer om den
tijd, dien men wakende doorbrengt, maar
wel wegens de vt ijze waarop men dien dik
wijls besteedt.
De tijd van opstaan hangt af van dien
waarop men naar bed gaat. Een gezond
persoon, die dit te 10 uur doet, kan te
6 uur opstaanmaar dezelfde man, door
omstandigheden genoodzaakt, eerst om 1
uur te kunnen gaan slapen, zal tot 9 uur
kunnen blijven liggen. Uit een gezond-
heidsoogpunt bestaat daarin geen onder
scheid.
De uren aan den slaap gewijd, zijn te
te vergelijken met den tijd waarop men
zijn maaltijden gebruikt; ook te dien op
zichte houde men regelmatigheid in het
oogmen kan dan daarvoor een tijd be
palen, die het best met de levenswijze
strookt.
Iudien men een slaap van ongeveer 8
uren als van gemiddelden duur beschouwt,
is het duidelijk dat een rusttijd van min
der dan 6 uur onvoldoende is, en hoeveel
beroepen zijn er niet, die door gebrek
aan slaap langzame zelfmoorden zijn, hetzij
de slaap van te korten duur is of te
dikwijls afgebroken wordt
Op zekeren wachtpost
stond een soldaat bij het hospitaal op
schildwacht. De chirurgijn zou juist naar
bed gaan, toen hij de schildwacht zwaar
hoorde hoesten, wat hem hinderde en on
gerust matkte. Zijn geoefend ooi zeide hem,
dat de man een hevigen aanval van bron
chitis ha^ en een sterk geneesmiddel moest
hebben.
Hij overlegde bij zichzelven en maakt*
een krachtige mixtaar klaar, welke hij den
schildwacht bracht, hem zeggende, dat hij
die dadelijk moest slikken. De man weiger
de. De chirargijn drong er op aan en b e-
v a 1 den soldaat eindelijk de medicijn te
slikken, wat hij al tegenpruttelend deed.
Toen ging de brave chirurgijn naar bed
en was tevreden dat hij niet meer hoorde
hoesten.
Den volgenden ochtend werd hij, tot
zijne verbazing, bij den kommandant ont
boden, die hem zeide, dat de schildwacht
eene klacht tegen hem had ingediend, ver
klarende, dat de chirurgijn hem gedwon
gen had iets te slikken, dat hij voor vergflt
hield. Een onderzoek volgde, en nu bleek
het, dat de de hoestende soldaat algelosf
was en de medicijn dus aan den verkeeide
was gegeven.
Snelpersdruk van J. "Winkel te Schagen.