«iemnngH Nieuws.
EEN OPSTOOTJE.
Vergadering der leden
*an de atHe-ling BARSINGERHORN
d-r Holl. Maatschappij van Land
bouw gehouden op taterdag den 23
November 1895.
Tegenwoordig slechts zeven leden.
Na opening der vergadering, lezing en
goedkeuring der notulen wordt gelezen
een verioek van het Bestuur der vereeni-
ging tot het houden van jaarlijksche
Poaschtentoonstellingeii van ve? te Scha-
gen, om even als in vorige jaren eene
subsidie te willen uitloven oi wel als do
natrice te willen optreden.
Besloten wordt, eene subsidie te verlee-
nen van f 15.
De Voorzitter, de heer W. Kooijman
deelt mede, dU alle afdeelingen, die met
bet in de vorige vergadering ontworpen
plan omtrent het houden van keuringen
van zaaigraan in het noordelijk deel dezer
provincie, in kenDis waren grsteld, baricht
hebben ingezonden dat zij hiertoe gaarne
wil en cndrwerk-n, zoodat eene vergade
ring n afgevaardigden der verschillende
afd"-lliig-'n k n p aats hebbeo.
Ter besirijdiuK der kosten, welke hier
uit mogelijk zullen voortvloeien, wordteen
maximun van 1 10.— toegestaaD.
Tot afgevaardigde naar de a.s. vergade
ring van Holl. Noorderkwartier wordt be
noemd, de Heer W. Kooijman.
Sloi ing der ve-gadermg.
Zelfmoord uit verreling.
Dezer dagen reed op eea avond een
student te Weenen in een huurkoets langs
Wteien's straten meteen meisje, een kas
sierster uit een koffiehuis. Voor eeu uit-
ppinning-plaats liet hij stil houden en het
m isj« uitstijgen, hetwelk hij nog de
woorden toevoegde „mij, zie je niet weer I"
Daarop wendde hij zich tot den koetsier,
die naar hem omkeek en zeide tot dezen:
„Schrik niet, ik zal mij in uw wanen
doodschieten,en eer de koetsier oog be
komen was vaD zijn verbazing, knalde er
een schot, en de jonge man viel bebloed
achterover in het rijtuig. Hij had zich
uit een revolver een kogel in het hoofd
geschoten. Uit papieren, die men op het
lijk vond, ble«k, dat hij Charles Homy
heette. Bij hem werden verder twee brie
ven gevonden, een aan zijn verwanten en
een aan zijn studiemakker Bilinski, ea
een open schrijven aan den commissaris
vau politie, dal luidde als volgt:
Waarde heer president!
Ik dood mij, omdat ik mij v e r -
schrikkelijk verveell Ik verzoek
u, mijn zelfmoord geheim te houden en de
bijgaande brieven aaa hun adressen te
brzorgen."
De vijfentwintigjarige gezonde jonge
man had. vóór het plegen van zijn daad,
een c fé-chanlant bezocht in gezelschap
van bedoeld meisje en dat in schijnbaar
den besten luim verlaten.
Birminghsm wordt b e-
zocht door iets dat aan de zeven plagen
van Egypte herinnertde stad is letterlijk
door raiten overstroomd.
Sommige magazijnen, vooral van eel-
be'>r en zw'gen.
Na een poos ging de verteller voort.
„Na goet, hou de oude vrouw het te
weten kwam, weet ik niet; ik heb het nooit
kunnen raden; maar koriom, zij ontdekte
dat hij bionen in het botervat zat. Zonder
een woord te zeggen, greep zij den haspel,
(de karn werd loenmaalg nog door de band
g>-dreven), en draaide ermed-i in de rondte,
zoodai J.iok in de ton begon te rommelen.
„Houdt op, houdt op, laai mij er uit I" riep
hg, terwijl hy znn kop door de opening van
bo'en stak. „Je zult mij tot pap ma
ken Hij w is eeo laff vent, cooals
dergelijke k r«ls gewoonlijk zijn.
.Niet eerder, dan dat gij er goed voor go-
straft zi)t, dat gij van iemands vertrouwen
misbruik bebt g maakt," antwoordde het
oude wnf. „Houdt toch op, oude heks I
riep Jack „Gij scheldt mij uit voor oude
heks, jou lompard, bedrieger," antwoordde
zij, „ofschoon gij mij in den laatgten tijd moe-
dar had moa!en noemen.' En weder ging
het botervat in beweging en Jacks knoken
ramm"lden door elkander. Geen van ons
waagde bet tnsschenbeide te komen, zoodat
Jack ten laatste beloven moest, alles met
haar in bet reine te zullen brengen. En zoo
eindigde dien dag."
Terwijl de toehoorders lachend hunne be
merkingen uitten, hoorden zij achter zich
plotseling e-ne beweging. Toen zij omkeken
sagen zij Tasz, welke met een bleek gelaat
n*ar buiten wilde slappen.
„Hoe warm is bet vandaag I" fluisterde
zij nauw hoorbaar.
Het was warm en geen der aanwezigen
bracht haar vlucht met de vertelling van
den melboer in verband. Deze volgde haar
en opende haar da deur, terwijl hij met
een zekeren vriendelijken spot zeide
„Neen, meisje, ik beb werkelnk het mooi-
s'e meisje op mijo hoeve. Gij moet du
niet reeds bij het eerste begin van het mooie
zomerweer zoo afvallen, of wij zuilen schie
lijk, wanneer de hondsdagen komen, van u
in 't geheel niets meer overhouden, niet
■waar, mijnheer Clare?"
„Ik werd een weinig ongesteld en
ik denk, dat het buiten wel weer spoedig
beter zal worden," zeide zij werktuigelijk
en verdween.
Tot haar geluk veranderde juist de melk
op dit oogeublik.
„Zij komt riep vrouw Erick en de
opmerkzaamheid werd van Tesz afgeleid.
De acbooue lodende was spoedig weder
in one; maar zq was Oen geheelen dag
b' drukt T'M.n het avondeten gedaan was,
d o- g <q er »o-g voor, da» zij alleen bleef
en ging be' v ld n om een wandeling te
maken; - zq wi»t zeli niet waarheen. Zij
g voe de tich elU ndig zoo diep ellendig
by Oe ontoekking, dat hare gezellen de
Tertelling van den melkboer alleen als iets
waren, zitten van den kelder tot bet dak
vol met deze lastige dierende schade is
enorm en men doet het onmogelijke om van
de plaag bevrijd te worden.
Hetzelfde gewenscht.
Een vrouw van een zeeman, schreef aan
dezen, die op zee zwalkte, en besloot
haar brief met de volgende woorden:
„Wij zijn allen zoo gezond als visschen
in het water. Kleine Jan kan al op han
den en voeten de kamer rondkruipen. We
hoopen het zelfde van jou, beste Dirk.
Je liefhebbende vrouw
Bkktha.
In een kleine provinciestad van ons land
woonde jaren geleden een eerzame weduwe.
Zij had twee zoons, waarvan de oudste,
Anton, in dienst was gegaan en als onder
officier naar Indië vertrokken. De andere,
Fnts, wilde machinist worden. Eerst had
hij op een ijzerfabriek te Amsterdam ge
werkt, daarna w.s hij naar Engeland ver
trokken. Vau tijd tot tijd ontving zijoe
moeder bericht van hem, tot zij plotseling
door den dood werd weggerukt, eu daar
door alle gemeenschap tusschen de beide
broeders ophield. Nadat Anton zijn tijd
had uitgediend, was hij als officier terug
gekeerd en leefde van zijn klein pensioen,
toen hij op zekeren dag door samenloop
van omstandigheden in een klein stadje
naar het burgemeestersambt mededong en
daarin slaagde.
Zoo zien wij hem thans als burgemees
ter te Beewijk. Hij had een tamelijk klei
ne woning gehaard, was tegenover ieder
een zeer beleefd en ging kalm zijn gang,
zonder opzien te bareü. Zijn persoonlijk
voorkom» n boezemde ontzag in; de oudste
veldwachter verklaarde, riat hij voor den
nieuwen burgemeester door het vuur zou
loopen, maar zoover kwam het niet, al
thans vooreerst. Toch broeide er iets te
B ewijk; wat, kou niemand zeggen, maar
zij die eenigszins met de plaatselijke toe
standen op de hoogte waren, wisten, dat
er stof genoeg toe was. Nu in de zomer
maanden was er werk, tegen den winter
echter zon dat anders worden. Sociaal
democratische leiders ijverden om propa
ganda te maken onder de fabriekarbeiders
en de fabrikanten wilden van niet de min
ste hervorming weten.
■X-
't Was najaar. Nog was 't rustig in het
plaatsje, maar de agitatoren werkten dag en
nacht.
Ook Anton bemerkte het. Hij hoorde het
grommen van den vulkaan, dat gonzend ge
mor, eerst zacht, maar langzaam aangroei
end, om als een balderende orkaan het
hoofd op te steken tegen alle macht en
gezag.
Schijnbaar kalm ging onze burgemeester
zijn weg. Hij had gehoopt zich veel aan
de zijnen te kunnen wijden, maar kwam
er niet toezijoe ambtsplichten vroegen
zooveel van hem. Hij hoorde den eisch
vau een achtuar-werkdagvoor hem telde
de dag vrij wat meer werkuren, al scheen
zijn leven ook zoo rustig in de eentonig
heid van het kleinsteedsche leven, met zij-
vroolijas en niet als een treurig iets behan
deld hadden; niemand begreep natuurlijk
dat deze vertelling haar zoo gruwzaam was
toegeschenen; de avundzon had alle schoon
heid voor haar verloreo, zij leek haar toe,
een groote vurige wonde, in het hemel
gewelf. Slechts een eenzame, soberpflaitende
vogel begroette haar van uit een haag, op
moaden, mechanische manier, zooals iemand
doet, wier toegenegenheid men heeft ver
loren.
In dezen tijd, in die lange Joni dagen,
gingen de melkmeisjes, en bjjzonder diege
nen die by boer Erick in huis sliepen, reeds
tijdig naar bed, daar de arbeid reeds
zoo vroegtijdig begon en de koeien zoo rij
kelijk gaven. Tesz ging gewoonlijk gelijk
met de anderen naar boven. Heden
avond was zij de eerste, welke de gemeen
schappelijke kamer opzocht,en zij bad reeds ge
sluimerd, toen de anderen boven kwamen. Zij
zag hen ongekleed staan in het oranje
kleurig licht der ondergaande zon, welke
bare vormen als met goud overstroomde
tij sliep wederom in, maar ontwaakte nog
maals dour baar gepraat en wendde rustig
bet hoo d naar den kant om de anderen te
kannen gade slaan.
Geen barer was te bed gegaan. Zjj ston
den in een groep, barrevoets, in hare nacbt-
kleederen aan het venster, terwjjl de laatste
zonnestralen warm op hare gezichten en
schonders vielen. Allen sloegen met groote
belangstelling iemand bedaard in den tuin
gade, nauw tegen elkander aangedrongen
de eene met een rond, prettig gelaat, de
andere bleek, met zwart haar, de derde
mooi, met kastanje bruinen lokken.
„Stoot mij nietGij kunt even zoo goed
als ik sieo 1" zeide Retty, de bruine en de jon-
ste, zonder hare oogeu van het venster af
te wenden.
„Het is niet goed voor u, Retty Priddle,
wanneer gij u meer in bem verlieft dan
wij," zeide de vroolijke Marian. Zijne gedach
ten gelden andere wangen dan de uwen.
Retty Priddle ging evenwel niet van
haar plaats en keek e venals de anderen naar
beneden.
„Daar is hy weer!" riep In Huett, het
bleeke meisje met het zwarte, gladde haar
en den fijn besneden mond.
„Gij behoeft niets te zeggen, Izz," ant
woordde Retty, „want ik zag u zelf zijn
schadnw kussen."
„Wat zaagt gij haar doen?" vroeg Ma
rian
„Nn, hij stond over het melkvat gebogen
en de scbadaw van zijn gelaat toekende
tich af op den muur, dicbt by waar Izz
stond. Zy drukte daarop haar mond tegen
den munr, en kuste de schadnw van zijn
mond. Ja, het is waar, ik heb het hce! dui
delijk gezien."
„O, Ita Huett 1" zeide Marian.
ne kleine en groote kibbelarijen en onee-
nighedeu, zijn harrewarren op alle gebied.
En nn naderde de winterhet werk
behalve dat op de groo e fabrieken be
gon te verminderen. Dag en nacht hie d
Anton de wacht. "Wel was er geen be
paalde oorzaak tot oproer, maar allerlei
omstandigheden werkten het verzet in de
hand. Plotseling brak er een werkstaking
uit in een der grootste fabrieken, tenge
volge van het ontslag van twee werklie
den. De burgemeester deed alle moeite
om het tusschen patroons en werklieden
tot een schikkiDg te brengeD, maar 't was
vruchteloos. Juist keerde hij uit de fabriek
terug, toen hem iemand voorbij liep. Hun
ne blikken ontmoetten elkander. Eene ril
ling doorliep Anton's ledematen.
Was dat niet zijn broeder? Was dat Frits
niet Maar neen, hoe zon die zoo plotse
ling in het dorp zijn gakomen? Dan zou
hij wel vooraf geschreven hebben. In ge
dachten loopt hij voorwaarts, toeneen stem
naast hem zegt
„Van avond zal het beginnet), burge
meester
Hij was dns gewaarschuwd.
De avond begon te vallen; de lantaarns
werden ontstoken, en de patrouilles door
kruisten de plaats. In de achterbuurten was
het levendig; de mannen schoolden bijeen,
de vrouwen zaten op hnnne hnrkeu tegeD
de moren der woningen, druk pratende,
opgewonden lachende en allerlei opmerkin
gen wisselende met de baren en de groep
jes aan den overkant. Daar nadert een
patrouille. Een stroom vau verontwaardigde
gezegden is het gevolg.
«Daar heb je nou witte boonen, omdat
je geen vreten hebt
Doorloopen" klinkt het mstige komman-
do van den bevelhebber. „Geen samen
scholingen, alsjeblieft!"
Hoewel langzaam wordt het bevel ech
ter nog opgevolgd. Iie kroegen zijn stamp
vol. L-tDgen tijd was het wachtwoord der
leiders
„Geen sterken drank gebruiken."
Maar nn schijnt het verbeten. Er is een
algemeene geest van verzet, een zucht
tot uitspatting. Evenals bij een groot on
verwacht nieuws, wil alles de straat op
de buitenlucht in.
Tegen zeven uur wordt het bevel gege
ven, alle herbergen en koffiehuizen te slui
ten; sterke patrouilles komen die de order
kracht bijzetten. Morrend, schoorvoetend
worden de drankhuizen verlaten.
„Alsjeblieft doorloopen!" is bijna'teeni-
ge wat men hoort. De straten om en bij
de markt schijnen leeg en verlaten, de win
kels worden achtereenvolgens gesloten; bij
de bedreigde fabriek zijn de militairen op
gesteld, de geweren staan aan rotten, de
soldaten zitten op de banken, terwijl de
schildwacht rustig heen en weer wandelt.
Heel in de verte hcort men gezang; 't
is een bende jongens, die zingend den kant
van de markt oprukt. Kort daarop komt
van de ander zijde eveneens een troep volk
aanzetten.
't Is hetzelfde spelletje als gisteren en
eergisteren.
Een der patrouille—kommandanten meldt,
dat in de buitenwijken samenscholingen
plaats hebben, en de militairen er herhaal-
Een paar rossige vlekjes vertoonden zicb
op de bleeke wangen van Izz.
„Nu, wat bindert dat nn," verklaardde zij
met voorgewendde kalmte. „En wanneer ik
verliefd op hem ben, is Retty het ook
en gij Marian, zijt ook reeds goed op weg."
Marians hoog gekleurd gelaat kon on
mogelijk nog hooger van kleur worden.
„Ik?" vroeg zy, „Wat ge zegt! Ah, daar
is hij weder I O, uw heerlijke oogen, nw mooi
gezicht, gelie'de heer Clarel*
„Daar das gy bekent reeds!"
„Zooals gij, zooals wy allen I" antwoord
de Marian met vrijmoedigheid. „Het is
dom, als wy onder ods zijn, anders voor te
geven dan het is, ofschoon wy het andere
lai niet aan den neus behoeve te hangen.
Ik zon eiken dag met hem willen gaan trou
wen."
„Dat zon ik ook doen en nog meer 1"
mompelde Izz Hoett.
„En ik ook!" fluisterde Retty schuchter.
De luisteraarster werd warm.
„Wij allen zullen niet met hem trouwen,"
zeide Izz.
„Geen van ons zal de uitverkorene zijn,"
antwoordde de oudste. „Daar is hy weer."
Alle drie zonden hem kushandjes toe.
„Waarom niet?" vroeg Retty snel.
„Omdat Tesz Darbeyfield bem het beste
bevalt," antwoordde Marian, terwyl zy haar
stem deed dalen. „Ik heb hem iederen dag
bespied
Een diepzinnig zwijgen trad in.
„Maar zy bekommert zich niets om hem,"
zochtte Retty ten laatste.
„Nu ja, somwylen denk ik dat ook."
„Dat is allemaal maar gebabbel", riep Izz
Huett ongeduldig uit. „Hij zal met geeoe
van ons trouwen, ook met Tesz Darbeyfield
niet hij, de zoon van een heer, die een
groot landeigenaar en grondbezitter in den
vreemde worden wil I Waarschijnlijk is het,
dat hg ons vrapgt of wij een geruimen tijd
met hem mede willen gaan, ieder tegen zoo
veel in de week."
De eene zuchtte eu de andere zuchtte, eu
het sterkste van allen zuchtte de dikke Ma
rian. Iemand in bed zuchtte eveneens. Tra
nen kwamen ia de oogen van Priddle, bet
aardige roodharige meisje, de laatste knop
van de Paridilles, welke in dat graa'schap
zulk eene groote rol speelden. Zwygend
wachtten de drie meisjes nog een poosje,
hare drie gezichtjes, tegen elkander gedrukt.
De niets vermoedende mijnheer Clare was
heengegaan, geene enkele daarboven zag
hem meer eu daarom kropen zij maar in
bed. Weinige minsten later hoorden zy hem
de ladder naar zyne kamer opklimmen. Ma
rian snurkte reeds. Izz bad laDger noodig
om in slaap te komen en zich vervolgens
gelukkig te droomenRetty Priddly echter
weende zich in slaap.
WORDT VERVOLGD.
delijk worden lastig gevallen. Een andere
patrouille wordt op den voet gevolgd door
een troep mannen, waaruit nu en dan een
stpen wordt geworpen, zonder evenwel ie
mand te taken.
De burgemeester wil het volk toespre
ken, maar hij kan zich nauwelijks ver
staanbaar maken. Van alle kanten wordt
hij omringd door schreeuwende, tierende
manuen. De luitenant is Diet gerust. Hij
laat de patrouille voorwaarts rukken en
ontzet den burgemeester uit die woelende
menigte.
Reeds enkele avonden is het fabriek s-
gebouw bedreigd geworden tot tweemalen
toe is het den burgemeester gelokt ge
welddadigheden te voorkomen, doch heden
avond zal 't er op losieder weet het,
ieder voelt het.
Meer en meer wast die dreigende me
nigte aanonheilspellend klinkt het ge
loei uit die dicht opeengepakte massa de
hoofden golven, er wotdt geschreeuwd en
gelachen, 't is of allen nieuwsgierig zijn
naar hetgeen er zal gebeuren.
Op het terrein voor de fabriek, door
militairen vrijgehouden, branden de lan
taarns nogverderop zijn ze uitgedraaid.
Een der fabrikanten verschijnt in de deur,
en oogenbiikkelijk barst een joelend ge
huil los. Op aanmaning van den luitenant
gaat hij weder naar binnen.
Nog slechts Anton met een der ge
meente raadsleden is op het terrein, ach
ter hen staan de soldaten geschaard. Nog
eenmaal wil Anton beproeven door een
persoonlijk optreden de menigte van ge
weld terug te honden.
Hij begeeft zich tot vlak voor het
volk f Wat willen jelui eigenlijk Een
belsch rumoer is het antwoord. Vloeken
en verwenschingen doorkruisen elkaar. Met
zachtheid schijnt dus niets gedaan te
kunnen worden.
Plotseling wordt een lantaarn ingesme
ten, de glazen vallen knetterend op de
steenen. Hoera gilt men van alle zijden.
Een tweede steen vliegt over de hoofden
der soldaten en verbrijzelt een ruit van het
fabrieksgebouw.
Van alle kanten vliegen steenen rond
de ooren dei soldaten. Ootstuimig dringt
het volk op, en een oogenblik dreigen de
soldaten medegesleurd te worden.
Burgemeester ?4 De luitenant vol
tooit zijn volzin niet, toch wacht hij een
antwoord.
Anton huivert, één woord van hem en
er vallen dooden, tien, twintig, misschien
honderd. Maar hij moet bet bevel ge-
veulanger aarzelen zou plichtverzuim
worden.
Hij heeft zich even van den troep ver
wijderd, m^er naar achteren. //Mijn
heer hij wenkt den officier. Het raads
lid begrijpt, wat er gebeuren zal, en snelt
op den burgemeester toe: „Oir godswil,
bedenk ,4
„Wat wilt u dan
„Er zullen... ze worden misleid...4
Een oogenblik weifelt Anton, dan zegt
hij vastHet moet
Hij had reeds zijn bevelen gegeven
wanneer er geschoten moest worden, dan
niet over de hoofden, want dan treft gij
des te eerder onschuldigen. Laat de eerste
maal slechts de beste schutters met scherp
laden, de overige met losse patronen is
een tweede salvo noodig, dan geen par
don.
Thans echter schrikt het denkbeeld hem
af, het bevel tot schieten te geven.
Afgemeten, koud weerklinkt het „ge
velde bajonet, voorwaarts marsch!4 Uit de
dicht opgepakte menigte gaat e«n oorver-
doovend gejuich op. Twee, drie steenen
vliegen tegen de bajonettende officier
waarschuwt nog eenmaal, naar huis te gaan;
eenige verwenschingen worden uitgebraakt.
Daar knalt een pistoolschot.
Met een sprong is de luitenant op zij
de.
„Aan!4 kommandeert hij, als stond
hij op het excercitieveld. „Vuur !4 Eens
klaps is het licht, dan knetteren de ge
weren. Uit de menigte gaat een woest
gehuil op. „Voorwaarts I" waarschuwt de
de officier, en als op een kommando slait
de menigte op de vlucht.
Vrf zwaar gekwetsten liggen op het
terrein voor de fabriekeen paar soldaten
en de oude magazijnmeester worden aan
gewezen, om ze een voor een voorzichtig
op te nemen en over te brengen naar het
groote gebouw, dat daar in de duisternis
als een zwarte massa oprijst. IJlings wor
den hier eenige lantaarns ontstoken en
glinstert een vaag licht uit enkele ramen der
fabriek.
De luitenant deelt een sterke patrouille
in, die aanvankelijk in de nabijheid zal
optreden.
In den omtrek is het stil. Eveo klin
ken de tien slagen van de torenklok weg
galm end in den nacht is het donker,
heel in de verte klinkt een geruisch als
van eene verwijderde branding, en op het
voorplein liggen de gewonden te kermen.
De beide fabrikanten staan bij den bur-
meester en zijn stijf van schrik. Vragend
zien zij hem aan, als na den ontzettenden
slag van een onweer.
„Zoudt u denken
„Wat ?4
Zoudt u denten, dat hetge
daan...?"
„Voor hedeD avond God weet, wat
ie dag va» morgen brengt.4
„Burgemeester, of u even in de pak-
zaal zou willen komen ?4 kwam een knecht
vragen.
Een angstig gevoel overviel hem. Slechts
met loome schreden volgde hij den maga
zijnmeester, die hem in de pakzaal leid
de. Daar iagen op zakken stroo, de vijf ge
wonden. Bij den derden bleven zij staan.
„Deze wenscht n te spreken, burge
meester!"
Als door den donder getroffen stond
Anton datr. Alle klenr ontweek zijn ge
laat. Krampachtig trokken zijne lippen sa
men. Hij was niet bij machte een woord
te spreken.
De gewonde opende zijne oogen en zan
den burgemeester aan. Een pijnlijke
schreeuw ontsnapte hem. Met ontzaglijke
moeite richtte hij zich op, terwijl het
bloed met vernieuwde kracht nit zijn borst
gutste.
„Anton, vergeef mij!" 't was alles wat
hij kon uitbrengen.
„Frits, hoe kom je hier? Hebben ze je
geraakt! O, had ik maar niet bet bevel
gegeven om te schieten!"
„Jij hebt je plicht gedaan, Anton, en ik
had het verdiend. Ik had je burgers te
gen ja opgehitst, ik val als slachtoffer mij
ner eigen daden! Vergiffenis, Anton, voor
ik sterf!
Nog eer Anton iets kon zeggen, slaakte
de gewonde een gil en zonk achterover.
Een laatste straal bloed ontsnapte nog aan
zijne wonde, en met dit bloed ontvlood
ook de klenr nit zijn gelaat en handen,
om plaats te maken voor eene doodelijke
tint.
Omstreeks een jaar later vinden wij te
Beewijk niet meer denzelfden burgemees
ter. 't Was Anton hard gevallen, op de
plaats te blijven wonen waar zijn plicht
hem tot znlk een daad had genoodzaakt.
Hij leefde weder in het dorp, waar zijne
moeder eertijds had gewoond.
Anton was stil en afgetrokken geworden.
Hij leefde slechts voor zich en zijne om
geving. Maar toch was hij niet gelukkig.
Nog steeds zweefde hem het beeld voor
oogen van dien avond in de fabriek.
De oproerstoker had het leven van zijn
eigen broeder vergiftigd.
Een tweede Mortarage-
schiedenis is te Szaratow, Rusland, voorge
vallen. Een Joodsch kind van zekeren
Aronowitscb, door den spoorwegwachter
Morrsow gevonden, werd in het Grieksch-
Kaïholiok geloof opgenomen. De rechtbank
heeft de eisch van den vader, om zijn kind
nit de hand van den vinder terug te er
langen, atgewezen
Dood gewaand.
Zooals wij indertijd ook hebben
meegedeeld, zeide meD, dat onder de
bemanning van de verongelukte stoomboot
E 1 b e ook de gebroeders Guttmann uit
Budapest behoorden, die onder meer we
gens vervalsching van wissels aangeklaagd
en er daarna van door gegaan waren.
Met een zuster, werd algemeen aangeno
men, hadden ze zich op de stoomboot
E 1 b e ingescheept. Onder de verdronke
nen zouden ook de beide Guttmann's en
hun zuster behoorea. Thans echter blijkt,
dat het drietal goed en wel leeft en in
Amerika is aangekomen met een andere
stoomboot Wittekind. Men doet thans
moeite de broeders uitgeleverd te krijgen.
Ze zijn thans in Britsch-Columbia.
Weer eeu luchtschip.
De mislukkingen op verschillende ten
toonstellingen hebben nog den onderne
mingsgeest van sommige personen op het
punt van reusachtige luchtballons voor ve
le personen tegelijk niet uitgedoofd. Voor
de Berlijnsche tentoonstelling in het vol
gend jaar zal een luchtschip vervaardigd
worden vau 26 meter doorsnede met een
draagkracht van 100 centenaars. Het ge
vaarte zal, als het wil, ongeveer 40 perso
nen mede kunnen nemen tot een hoogte
vaD 500 meter.
Inde staatsgevangenis te
New-York zoo meldt de Kampioen
maakt de kapitein van de wacht zijn rond
gang door de gangeD, die ongeveer een hal
ve mijl lang zijn, op een rijwiel. Daar hij
zich nu vlug en geruischloos kan verplaat
sen, kan hij de wachten beter controleeren
en hun plichtverzuim constateeren.
De acht-urige werkdag.
Volgens de Vosiiiche Zeitung heeft het be-
stnur van de keizerlijke scheepstimmerwerf
te Dantzig bevel ontvangen om, te begin
nen op 1 April van het volgende jaar,
den 8-nrigen werkdag in te voeren, vau
7 uur 's morgens tot 3 uur des middags.
Na zes maauden zal het bestuur der wer
ven zijn bevindingen in dat opzicht mee-
deelen en indien deze gunstig zijn, zal de
8-urige werkdag voor altijd worden inge
voerd,
Een bloedig geveoht heeft
te Wirges, in de Rijnprovincie plaats ge
had. De werklieden van een nieuwe labriek,
waar 150C Bohemers, Polen en Italianen
en andere vreemde arbeiders in dienst zijn,
wilden deelnemen aan eeu feest. De dorps
jeugd wilde daarvan echter niets hooren en
bij haar sloten zich ook de oudere bewo
ners aaD. Men besloot de vreemde werk
lieden te verdrijven nit een herberg, waar
dezen bijeenwaren.
In het dak werd een gat geslagen,
waardoor in den hoop werd geschoten.
Met lampen, knoeten en meubelen werd
de strijd voorgezet. De drie gendarmen
waren tegenover de verwoede tegenstanders
machteloosde toegangen tot het dorp
waren met wagens versperd. In den strijd
werden zeer velen gewond, waaronder een
groot aantal ernstig.
In Normandië wordt ie-
mand van zijn kiesrecht vervallen verklaard,
wanneer hij voor de derde maal wegens
openbare dronkenschap is veroordeeld.
Als men een graat in de
keel krijgt en deze niet zakken wil, klop-