«iemnngH Nieuws. EEN OPSTOOTJE. Vergadering der leden *an de atHe-ling BARSINGERHORN d-r Holl. Maatschappij van Land bouw gehouden op taterdag den 23 November 1895. Tegenwoordig slechts zeven leden. Na opening der vergadering, lezing en goedkeuring der notulen wordt gelezen een verioek van het Bestuur der vereeni- ging tot het houden van jaarlijksche Poaschtentoonstellingeii van ve? te Scha- gen, om even als in vorige jaren eene subsidie te willen uitloven oi wel als do natrice te willen optreden. Besloten wordt, eene subsidie te verlee- nen van f 15. De Voorzitter, de heer W. Kooijman deelt mede, dU alle afdeelingen, die met bet in de vorige vergadering ontworpen plan omtrent het houden van keuringen van zaaigraan in het noordelijk deel dezer provincie, in kenDis waren grsteld, baricht hebben ingezonden dat zij hiertoe gaarne wil en cndrwerk-n, zoodat eene vergade ring n afgevaardigden der verschillende afd"-lliig-'n k n p aats hebbeo. Ter besirijdiuK der kosten, welke hier uit mogelijk zullen voortvloeien, wordteen maximun van 1 10.— toegestaaD. Tot afgevaardigde naar de a.s. vergade ring van Holl. Noorderkwartier wordt be noemd, de Heer W. Kooijman. Sloi ing der ve-gadermg. Zelfmoord uit verreling. Dezer dagen reed op eea avond een student te Weenen in een huurkoets langs Wteien's straten meteen meisje, een kas sierster uit een koffiehuis. Voor eeu uit- ppinning-plaats liet hij stil houden en het m isj« uitstijgen, hetwelk hij nog de woorden toevoegde „mij, zie je niet weer I" Daarop wendde hij zich tot den koetsier, die naar hem omkeek en zeide tot dezen: „Schrik niet, ik zal mij in uw wanen doodschieten,en eer de koetsier oog be komen was vaD zijn verbazing, knalde er een schot, en de jonge man viel bebloed achterover in het rijtuig. Hij had zich uit een revolver een kogel in het hoofd geschoten. Uit papieren, die men op het lijk vond, ble«k, dat hij Charles Homy heette. Bij hem werden verder twee brie ven gevonden, een aan zijn verwanten en een aan zijn studiemakker Bilinski, ea een open schrijven aan den commissaris vau politie, dal luidde als volgt: Waarde heer president! Ik dood mij, omdat ik mij v e r - schrikkelijk verveell Ik verzoek u, mijn zelfmoord geheim te houden en de bijgaande brieven aaa hun adressen te brzorgen." De vijfentwintigjarige gezonde jonge man had. vóór het plegen van zijn daad, een c fé-chanlant bezocht in gezelschap van bedoeld meisje en dat in schijnbaar den besten luim verlaten. Birminghsm wordt b e- zocht door iets dat aan de zeven plagen van Egypte herinnertde stad is letterlijk door raiten overstroomd. Sommige magazijnen, vooral van eel- be'>r en zw'gen. Na een poos ging de verteller voort. „Na goet, hou de oude vrouw het te weten kwam, weet ik niet; ik heb het nooit kunnen raden; maar koriom, zij ontdekte dat hij bionen in het botervat zat. Zonder een woord te zeggen, greep zij den haspel, (de karn werd loenmaalg nog door de band g>-dreven), en draaide ermed-i in de rondte, zoodai J.iok in de ton begon te rommelen. „Houdt op, houdt op, laai mij er uit I" riep hg, terwijl hy znn kop door de opening van bo'en stak. „Je zult mij tot pap ma ken Hij w is eeo laff vent, cooals dergelijke k r«ls gewoonlijk zijn. .Niet eerder, dan dat gij er goed voor go- straft zi)t, dat gij van iemands vertrouwen misbruik bebt g maakt," antwoordde het oude wnf. „Houdt toch op, oude heks I riep Jack „Gij scheldt mij uit voor oude heks, jou lompard, bedrieger," antwoordde zij, „ofschoon gij mij in den laatgten tijd moe- dar had moa!en noemen.' En weder ging het botervat in beweging en Jacks knoken ramm"lden door elkander. Geen van ons waagde bet tnsschenbeide te komen, zoodat Jack ten laatste beloven moest, alles met haar in bet reine te zullen brengen. En zoo eindigde dien dag." Terwijl de toehoorders lachend hunne be merkingen uitten, hoorden zij achter zich plotseling e-ne beweging. Toen zij omkeken sagen zij Tasz, welke met een bleek gelaat n*ar buiten wilde slappen. „Hoe warm is bet vandaag I" fluisterde zij nauw hoorbaar. Het was warm en geen der aanwezigen bracht haar vlucht met de vertelling van den melboer in verband. Deze volgde haar en opende haar da deur, terwijl hij met een zekeren vriendelijken spot zeide „Neen, meisje, ik beb werkelnk het mooi- s'e meisje op mijo hoeve. Gij moet du niet reeds bij het eerste begin van het mooie zomerweer zoo afvallen, of wij zuilen schie lijk, wanneer de hondsdagen komen, van u in 't geheel niets meer overhouden, niet ■waar, mijnheer Clare?" „Ik werd een weinig ongesteld en ik denk, dat het buiten wel weer spoedig beter zal worden," zeide zij werktuigelijk en verdween. Tot haar geluk veranderde juist de melk op dit oogeublik. „Zij komt riep vrouw Erick en de opmerkzaamheid werd van Tesz afgeleid. De acbooue lodende was spoedig weder in one; maar zq was Oen geheelen dag b' drukt T'M.n het avondeten gedaan was, d o- g <q er »o-g voor, da» zij alleen bleef en ging be' v ld n om een wandeling te maken; - zq wi»t zeli niet waarheen. Zij g voe de tich elU ndig zoo diep ellendig by Oe ontoekking, dat hare gezellen de Tertelling van den melkboer alleen als iets waren, zitten van den kelder tot bet dak vol met deze lastige dierende schade is enorm en men doet het onmogelijke om van de plaag bevrijd te worden. Hetzelfde gewenscht. Een vrouw van een zeeman, schreef aan dezen, die op zee zwalkte, en besloot haar brief met de volgende woorden: „Wij zijn allen zoo gezond als visschen in het water. Kleine Jan kan al op han den en voeten de kamer rondkruipen. We hoopen het zelfde van jou, beste Dirk. Je liefhebbende vrouw Bkktha. In een kleine provinciestad van ons land woonde jaren geleden een eerzame weduwe. Zij had twee zoons, waarvan de oudste, Anton, in dienst was gegaan en als onder officier naar Indië vertrokken. De andere, Fnts, wilde machinist worden. Eerst had hij op een ijzerfabriek te Amsterdam ge werkt, daarna w.s hij naar Engeland ver trokken. Vau tijd tot tijd ontving zijoe moeder bericht van hem, tot zij plotseling door den dood werd weggerukt, eu daar door alle gemeenschap tusschen de beide broeders ophield. Nadat Anton zijn tijd had uitgediend, was hij als officier terug gekeerd en leefde van zijn klein pensioen, toen hij op zekeren dag door samenloop van omstandigheden in een klein stadje naar het burgemeestersambt mededong en daarin slaagde. Zoo zien wij hem thans als burgemees ter te Beewijk. Hij had een tamelijk klei ne woning gehaard, was tegenover ieder een zeer beleefd en ging kalm zijn gang, zonder opzien te bareü. Zijn persoonlijk voorkom» n boezemde ontzag in; de oudste veldwachter verklaarde, riat hij voor den nieuwen burgemeester door het vuur zou loopen, maar zoover kwam het niet, al thans vooreerst. Toch broeide er iets te B ewijk; wat, kou niemand zeggen, maar zij die eenigszins met de plaatselijke toe standen op de hoogte waren, wisten, dat er stof genoeg toe was. Nu in de zomer maanden was er werk, tegen den winter echter zon dat anders worden. Sociaal democratische leiders ijverden om propa ganda te maken onder de fabriekarbeiders en de fabrikanten wilden van niet de min ste hervorming weten. ■X- 't Was najaar. Nog was 't rustig in het plaatsje, maar de agitatoren werkten dag en nacht. Ook Anton bemerkte het. Hij hoorde het grommen van den vulkaan, dat gonzend ge mor, eerst zacht, maar langzaam aangroei end, om als een balderende orkaan het hoofd op te steken tegen alle macht en gezag. Schijnbaar kalm ging onze burgemeester zijn weg. Hij had gehoopt zich veel aan de zijnen te kunnen wijden, maar kwam er niet toezijoe ambtsplichten vroegen zooveel van hem. Hij hoorde den eisch vau een achtuar-werkdagvoor hem telde de dag vrij wat meer werkuren, al scheen zijn leven ook zoo rustig in de eentonig heid van het kleinsteedsche leven, met zij- vroolijas en niet als een treurig iets behan deld hadden; niemand begreep natuurlijk dat deze vertelling haar zoo gruwzaam was toegeschenen; de avundzon had alle schoon heid voor haar verloreo, zij leek haar toe, een groote vurige wonde, in het hemel gewelf. Slechts een eenzame, soberpflaitende vogel begroette haar van uit een haag, op moaden, mechanische manier, zooals iemand doet, wier toegenegenheid men heeft ver loren. In dezen tijd, in die lange Joni dagen, gingen de melkmeisjes, en bjjzonder diege nen die by boer Erick in huis sliepen, reeds tijdig naar bed, daar de arbeid reeds zoo vroegtijdig begon en de koeien zoo rij kelijk gaven. Tesz ging gewoonlijk gelijk met de anderen naar boven. Heden avond was zij de eerste, welke de gemeen schappelijke kamer opzocht,en zij bad reeds ge sluimerd, toen de anderen boven kwamen. Zij zag hen ongekleed staan in het oranje kleurig licht der ondergaande zon, welke bare vormen als met goud overstroomde tij sliep wederom in, maar ontwaakte nog maals dour baar gepraat en wendde rustig bet hoo d naar den kant om de anderen te kannen gade slaan. Geen barer was te bed gegaan. Zjj ston den in een groep, barrevoets, in hare nacbt- kleederen aan het venster, terwjjl de laatste zonnestralen warm op hare gezichten en schonders vielen. Allen sloegen met groote belangstelling iemand bedaard in den tuin gade, nauw tegen elkander aangedrongen de eene met een rond, prettig gelaat, de andere bleek, met zwart haar, de derde mooi, met kastanje bruinen lokken. „Stoot mij nietGij kunt even zoo goed als ik sieo 1" zeide Retty, de bruine en de jon- ste, zonder hare oogeu van het venster af te wenden. „Het is niet goed voor u, Retty Priddle, wanneer gij u meer in bem verlieft dan wij," zeide de vroolijke Marian. Zijne gedach ten gelden andere wangen dan de uwen. Retty Priddle ging evenwel niet van haar plaats en keek e venals de anderen naar beneden. „Daar is hy weer!" riep In Huett, het bleeke meisje met het zwarte, gladde haar en den fijn besneden mond. „Gij behoeft niets te zeggen, Izz," ant woordde Retty, „want ik zag u zelf zijn schadnw kussen." „Wat zaagt gij haar doen?" vroeg Ma rian „Nn, hij stond over het melkvat gebogen en de scbadaw van zijn gelaat toekende tich af op den muur, dicbt by waar Izz stond. Zy drukte daarop haar mond tegen den munr, en kuste de schadnw van zijn mond. Ja, het is waar, ik heb het hce! dui delijk gezien." „O, Ita Huett 1" zeide Marian. ne kleine en groote kibbelarijen en onee- nighedeu, zijn harrewarren op alle gebied. En nn naderde de winterhet werk behalve dat op de groo e fabrieken be gon te verminderen. Dag en nacht hie d Anton de wacht. "Wel was er geen be paalde oorzaak tot oproer, maar allerlei omstandigheden werkten het verzet in de hand. Plotseling brak er een werkstaking uit in een der grootste fabrieken, tenge volge van het ontslag van twee werklie den. De burgemeester deed alle moeite om het tusschen patroons en werklieden tot een schikkiDg te brengeD, maar 't was vruchteloos. Juist keerde hij uit de fabriek terug, toen hem iemand voorbij liep. Hun ne blikken ontmoetten elkander. Eene ril ling doorliep Anton's ledematen. Was dat niet zijn broeder? Was dat Frits niet Maar neen, hoe zon die zoo plotse ling in het dorp zijn gakomen? Dan zou hij wel vooraf geschreven hebben. In ge dachten loopt hij voorwaarts, toeneen stem naast hem zegt „Van avond zal het beginnet), burge meester Hij was dns gewaarschuwd. De avond begon te vallen; de lantaarns werden ontstoken, en de patrouilles door kruisten de plaats. In de achterbuurten was het levendig; de mannen schoolden bijeen, de vrouwen zaten op hnnne hnrkeu tegeD de moren der woningen, druk pratende, opgewonden lachende en allerlei opmerkin gen wisselende met de baren en de groep jes aan den overkant. Daar nadert een patrouille. Een stroom vau verontwaardigde gezegden is het gevolg. «Daar heb je nou witte boonen, omdat je geen vreten hebt Doorloopen" klinkt het mstige komman- do van den bevelhebber. „Geen samen scholingen, alsjeblieft!" Hoewel langzaam wordt het bevel ech ter nog opgevolgd. Iie kroegen zijn stamp vol. L-tDgen tijd was het wachtwoord der leiders „Geen sterken drank gebruiken." Maar nn schijnt het verbeten. Er is een algemeene geest van verzet, een zucht tot uitspatting. Evenals bij een groot on verwacht nieuws, wil alles de straat op de buitenlucht in. Tegen zeven uur wordt het bevel gege ven, alle herbergen en koffiehuizen te slui ten; sterke patrouilles komen die de order kracht bijzetten. Morrend, schoorvoetend worden de drankhuizen verlaten. „Alsjeblieft doorloopen!" is bijna'teeni- ge wat men hoort. De straten om en bij de markt schijnen leeg en verlaten, de win kels worden achtereenvolgens gesloten; bij de bedreigde fabriek zijn de militairen op gesteld, de geweren staan aan rotten, de soldaten zitten op de banken, terwijl de schildwacht rustig heen en weer wandelt. Heel in de verte hcort men gezang; 't is een bende jongens, die zingend den kant van de markt oprukt. Kort daarop komt van de ander zijde eveneens een troep volk aanzetten. 't Is hetzelfde spelletje als gisteren en eergisteren. Een der patrouille—kommandanten meldt, dat in de buitenwijken samenscholingen plaats hebben, en de militairen er herhaal- Een paar rossige vlekjes vertoonden zicb op de bleeke wangen van Izz. „Nu, wat bindert dat nn," verklaardde zij met voorgewendde kalmte. „En wanneer ik verliefd op hem ben, is Retty het ook en gij Marian, zijt ook reeds goed op weg." Marians hoog gekleurd gelaat kon on mogelijk nog hooger van kleur worden. „Ik?" vroeg zy, „Wat ge zegt! Ah, daar is hij weder I O, uw heerlijke oogen, nw mooi gezicht, gelie'de heer Clarel* „Daar das gy bekent reeds!" „Zooals gij, zooals wy allen I" antwoord de Marian met vrijmoedigheid. „Het is dom, als wy onder ods zijn, anders voor te geven dan het is, ofschoon wy het andere lai niet aan den neus behoeve te hangen. Ik zon eiken dag met hem willen gaan trou wen." „Dat zon ik ook doen en nog meer 1" mompelde Izz Hoett. „En ik ook!" fluisterde Retty schuchter. De luisteraarster werd warm. „Wij allen zullen niet met hem trouwen," zeide Izz. „Geen van ons zal de uitverkorene zijn," antwoordde de oudste. „Daar is hy weer." Alle drie zonden hem kushandjes toe. „Waarom niet?" vroeg Retty snel. „Omdat Tesz Darbeyfield bem het beste bevalt," antwoordde Marian, terwyl zy haar stem deed dalen. „Ik heb hem iederen dag bespied Een diepzinnig zwijgen trad in. „Maar zy bekommert zich niets om hem," zochtte Retty ten laatste. „Nu ja, somwylen denk ik dat ook." „Dat is allemaal maar gebabbel", riep Izz Huett ongeduldig uit. „Hij zal met geeoe van ons trouwen, ook met Tesz Darbeyfield niet hij, de zoon van een heer, die een groot landeigenaar en grondbezitter in den vreemde worden wil I Waarschijnlijk is het, dat hg ons vrapgt of wij een geruimen tijd met hem mede willen gaan, ieder tegen zoo veel in de week." De eene zuchtte eu de andere zuchtte, eu het sterkste van allen zuchtte de dikke Ma rian. Iemand in bed zuchtte eveneens. Tra nen kwamen ia de oogen van Priddle, bet aardige roodharige meisje, de laatste knop van de Paridilles, welke in dat graa'schap zulk eene groote rol speelden. Zwygend wachtten de drie meisjes nog een poosje, hare drie gezichtjes, tegen elkander gedrukt. De niets vermoedende mijnheer Clare was heengegaan, geene enkele daarboven zag hem meer eu daarom kropen zij maar in bed. Weinige minsten later hoorden zy hem de ladder naar zyne kamer opklimmen. Ma rian snurkte reeds. Izz bad laDger noodig om in slaap te komen en zich vervolgens gelukkig te droomenRetty Priddly echter weende zich in slaap. WORDT VERVOLGD. delijk worden lastig gevallen. Een andere patrouille wordt op den voet gevolgd door een troep mannen, waaruit nu en dan een stpen wordt geworpen, zonder evenwel ie mand te taken. De burgemeester wil het volk toespre ken, maar hij kan zich nauwelijks ver staanbaar maken. Van alle kanten wordt hij omringd door schreeuwende, tierende manuen. De luitenant is Diet gerust. Hij laat de patrouille voorwaarts rukken en ontzet den burgemeester uit die woelende menigte. Reeds enkele avonden is het fabriek s- gebouw bedreigd geworden tot tweemalen toe is het den burgemeester gelokt ge welddadigheden te voorkomen, doch heden avond zal 't er op losieder weet het, ieder voelt het. Meer en meer wast die dreigende me nigte aanonheilspellend klinkt het ge loei uit die dicht opeengepakte massa de hoofden golven, er wotdt geschreeuwd en gelachen, 't is of allen nieuwsgierig zijn naar hetgeen er zal gebeuren. Op het terrein voor de fabriek, door militairen vrijgehouden, branden de lan taarns nogverderop zijn ze uitgedraaid. Een der fabrikanten verschijnt in de deur, en oogenbiikkelijk barst een joelend ge huil los. Op aanmaning van den luitenant gaat hij weder naar binnen. Nog slechts Anton met een der ge meente raadsleden is op het terrein, ach ter hen staan de soldaten geschaard. Nog eenmaal wil Anton beproeven door een persoonlijk optreden de menigte van ge weld terug te honden. Hij begeeft zich tot vlak voor het volk f Wat willen jelui eigenlijk Een belsch rumoer is het antwoord. Vloeken en verwenschingen doorkruisen elkaar. Met zachtheid schijnt dus niets gedaan te kunnen worden. Plotseling wordt een lantaarn ingesme ten, de glazen vallen knetterend op de steenen. Hoera gilt men van alle zijden. Een tweede steen vliegt over de hoofden der soldaten en verbrijzelt een ruit van het fabrieksgebouw. Van alle kanten vliegen steenen rond de ooren dei soldaten. Ootstuimig dringt het volk op, en een oogenblik dreigen de soldaten medegesleurd te worden. Burgemeester ?4 De luitenant vol tooit zijn volzin niet, toch wacht hij een antwoord. Anton huivert, één woord van hem en er vallen dooden, tien, twintig, misschien honderd. Maar hij moet bet bevel ge- veulanger aarzelen zou plichtverzuim worden. Hij heeft zich even van den troep ver wijderd, m^er naar achteren. //Mijn heer hij wenkt den officier. Het raads lid begrijpt, wat er gebeuren zal, en snelt op den burgemeester toe: „Oir godswil, bedenk ,4 „Wat wilt u dan „Er zullen... ze worden misleid...4 Een oogenblik weifelt Anton, dan zegt hij vastHet moet Hij had reeds zijn bevelen gegeven wanneer er geschoten moest worden, dan niet over de hoofden, want dan treft gij des te eerder onschuldigen. Laat de eerste maal slechts de beste schutters met scherp laden, de overige met losse patronen is een tweede salvo noodig, dan geen par don. Thans echter schrikt het denkbeeld hem af, het bevel tot schieten te geven. Afgemeten, koud weerklinkt het „ge velde bajonet, voorwaarts marsch!4 Uit de dicht opgepakte menigte gaat e«n oorver- doovend gejuich op. Twee, drie steenen vliegen tegen de bajonettende officier waarschuwt nog eenmaal, naar huis te gaan; eenige verwenschingen worden uitgebraakt. Daar knalt een pistoolschot. Met een sprong is de luitenant op zij de. „Aan!4 kommandeert hij, als stond hij op het excercitieveld. „Vuur !4 Eens klaps is het licht, dan knetteren de ge weren. Uit de menigte gaat een woest gehuil op. „Voorwaarts I" waarschuwt de de officier, en als op een kommando slait de menigte op de vlucht. Vrf zwaar gekwetsten liggen op het terrein voor de fabriekeen paar soldaten en de oude magazijnmeester worden aan gewezen, om ze een voor een voorzichtig op te nemen en over te brengen naar het groote gebouw, dat daar in de duisternis als een zwarte massa oprijst. IJlings wor den hier eenige lantaarns ontstoken en glinstert een vaag licht uit enkele ramen der fabriek. De luitenant deelt een sterke patrouille in, die aanvankelijk in de nabijheid zal optreden. In den omtrek is het stil. Eveo klin ken de tien slagen van de torenklok weg galm end in den nacht is het donker, heel in de verte klinkt een geruisch als van eene verwijderde branding, en op het voorplein liggen de gewonden te kermen. De beide fabrikanten staan bij den bur- meester en zijn stijf van schrik. Vragend zien zij hem aan, als na den ontzettenden slag van een onweer. „Zoudt u denken „Wat ?4 Zoudt u denten, dat hetge daan...?" „Voor hedeD avond God weet, wat ie dag va» morgen brengt.4 „Burgemeester, of u even in de pak- zaal zou willen komen ?4 kwam een knecht vragen. Een angstig gevoel overviel hem. Slechts met loome schreden volgde hij den maga zijnmeester, die hem in de pakzaal leid de. Daar iagen op zakken stroo, de vijf ge wonden. Bij den derden bleven zij staan. „Deze wenscht n te spreken, burge meester!" Als door den donder getroffen stond Anton datr. Alle klenr ontweek zijn ge laat. Krampachtig trokken zijne lippen sa men. Hij was niet bij machte een woord te spreken. De gewonde opende zijne oogen en zan den burgemeester aan. Een pijnlijke schreeuw ontsnapte hem. Met ontzaglijke moeite richtte hij zich op, terwijl het bloed met vernieuwde kracht nit zijn borst gutste. „Anton, vergeef mij!" 't was alles wat hij kon uitbrengen. „Frits, hoe kom je hier? Hebben ze je geraakt! O, had ik maar niet bet bevel gegeven om te schieten!" „Jij hebt je plicht gedaan, Anton, en ik had het verdiend. Ik had je burgers te gen ja opgehitst, ik val als slachtoffer mij ner eigen daden! Vergiffenis, Anton, voor ik sterf! Nog eer Anton iets kon zeggen, slaakte de gewonde een gil en zonk achterover. Een laatste straal bloed ontsnapte nog aan zijne wonde, en met dit bloed ontvlood ook de klenr nit zijn gelaat en handen, om plaats te maken voor eene doodelijke tint. Omstreeks een jaar later vinden wij te Beewijk niet meer denzelfden burgemees ter. 't Was Anton hard gevallen, op de plaats te blijven wonen waar zijn plicht hem tot znlk een daad had genoodzaakt. Hij leefde weder in het dorp, waar zijne moeder eertijds had gewoond. Anton was stil en afgetrokken geworden. Hij leefde slechts voor zich en zijne om geving. Maar toch was hij niet gelukkig. Nog steeds zweefde hem het beeld voor oogen van dien avond in de fabriek. De oproerstoker had het leven van zijn eigen broeder vergiftigd. Een tweede Mortarage- schiedenis is te Szaratow, Rusland, voorge vallen. Een Joodsch kind van zekeren Aronowitscb, door den spoorwegwachter Morrsow gevonden, werd in het Grieksch- Kaïholiok geloof opgenomen. De rechtbank heeft de eisch van den vader, om zijn kind nit de hand van den vinder terug te er langen, atgewezen Dood gewaand. Zooals wij indertijd ook hebben meegedeeld, zeide meD, dat onder de bemanning van de verongelukte stoomboot E 1 b e ook de gebroeders Guttmann uit Budapest behoorden, die onder meer we gens vervalsching van wissels aangeklaagd en er daarna van door gegaan waren. Met een zuster, werd algemeen aangeno men, hadden ze zich op de stoomboot E 1 b e ingescheept. Onder de verdronke nen zouden ook de beide Guttmann's en hun zuster behoorea. Thans echter blijkt, dat het drietal goed en wel leeft en in Amerika is aangekomen met een andere stoomboot Wittekind. Men doet thans moeite de broeders uitgeleverd te krijgen. Ze zijn thans in Britsch-Columbia. Weer eeu luchtschip. De mislukkingen op verschillende ten toonstellingen hebben nog den onderne mingsgeest van sommige personen op het punt van reusachtige luchtballons voor ve le personen tegelijk niet uitgedoofd. Voor de Berlijnsche tentoonstelling in het vol gend jaar zal een luchtschip vervaardigd worden vau 26 meter doorsnede met een draagkracht van 100 centenaars. Het ge vaarte zal, als het wil, ongeveer 40 perso nen mede kunnen nemen tot een hoogte vaD 500 meter. Inde staatsgevangenis te New-York zoo meldt de Kampioen maakt de kapitein van de wacht zijn rond gang door de gangeD, die ongeveer een hal ve mijl lang zijn, op een rijwiel. Daar hij zich nu vlug en geruischloos kan verplaat sen, kan hij de wachten beter controleeren en hun plichtverzuim constateeren. De acht-urige werkdag. Volgens de Vosiiiche Zeitung heeft het be- stnur van de keizerlijke scheepstimmerwerf te Dantzig bevel ontvangen om, te begin nen op 1 April van het volgende jaar, den 8-nrigen werkdag in te voeren, vau 7 uur 's morgens tot 3 uur des middags. Na zes maauden zal het bestuur der wer ven zijn bevindingen in dat opzicht mee- deelen en indien deze gunstig zijn, zal de 8-urige werkdag voor altijd worden inge voerd, Een bloedig geveoht heeft te Wirges, in de Rijnprovincie plaats ge had. De werklieden van een nieuwe labriek, waar 150C Bohemers, Polen en Italianen en andere vreemde arbeiders in dienst zijn, wilden deelnemen aan eeu feest. De dorps jeugd wilde daarvan echter niets hooren en bij haar sloten zich ook de oudere bewo ners aaD. Men besloot de vreemde werk lieden te verdrijven nit een herberg, waar dezen bijeenwaren. In het dak werd een gat geslagen, waardoor in den hoop werd geschoten. Met lampen, knoeten en meubelen werd de strijd voorgezet. De drie gendarmen waren tegenover de verwoede tegenstanders machteloosde toegangen tot het dorp waren met wagens versperd. In den strijd werden zeer velen gewond, waaronder een groot aantal ernstig. In Normandië wordt ie- mand van zijn kiesrecht vervallen verklaard, wanneer hij voor de derde maal wegens openbare dronkenschap is veroordeeld. Als men een graat in de keel krijgt en deze niet zakken wil, klop-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 2