Briefen uit de Maasstad. Zondae 22 December 1895. 39ste Jaargang No. 3056. In en om Parijs. BIJVOEGSEL. Rotterdam, 19 December 1895. LXXV. Vandaag heb ik Hoogsteden gespro ken, den vader van het vermoorde knaap je. Hij is in de weinige weken, die se dert het ontdekken van den misdaad zijn heengegaan, wel tien jaren verou derd. Bleek, met gebogen hoofd en stom, gaat hij zijns weegs. Hij doet zijn werk, het ophalen van contriebuties van fonds klanten met al de kenteekenen van on wil in gedwongen arbeidhij moet er van etenEiken klant meent, na het betalen van zijn dubbeltje contributie recht te hebben, hem een gansche serie vragen voor te leggen, waarop hij dan, als bij deed naar hun zin, een uitge breide beschouwing ten beste had te geven. Maar dat doet hij niet en terecht. Hij haalt zijn schouders op, strijkt zijn geld in 't zakje en gaat heen. Zeker zullen er wezen die hem dat kwalijk ne men en die dat op hun manier toonen. Het feit, dat Hoogsteden van den begin ne af, een stilzwijgen tegenover vreem den heeft weten te bewaren, is zeker wel niet een van de minste oorzaken geweest van de massa praatjes, die over 's mans persoon, 's mans leven en 's mans moraliteit in omloop zijn gebracht. Voor welke leelijke dingen Hoogste de in deze zaak al niet is uitgemaakt Men heeft hem verdacht gemaakt van heling, van bekendheid met de zaak, van vroegere wandaden, van onzedelij- ken levenswandel, van ja, van wat niet al. Het heeft er maar aan ont broken, dat men hem beschuldigde, zelf den moord te hebben begaan.... En van al deze praatjes is, voor zoo ver ik uit mijn betrouwbare informatiën opmaken kan, niet één gegrond, alle zijn ze leugenachtig en beleedigend, alle getuigen zij van niet groote humaniteit dis betoond wordt tegenover een zeer wreed beproefden vader, tegen wien men dan toch zeker niet één overtui gend bewijs van immoraliteit, of hoe de term luiden moge, kon inbrengen. Hij heeft zich al deze dingen hevig aangetrokken. Gansch en al onschuldig is hij gemengd in een geschiedenis van misdaad en ellende. Geen stuk van zijn moreel leven is onaangetast gebleven en er past voorzeker een woord van deer nis met dezen beklagenswaardigen man. Er zijn nu, zooals de lezer bekend is, een serie onthullingen gedaan, die nog wel niet volkomen de zaak in het licht brengen, maar die toch veel, wat eerst duister en onbegrijpelijk scheen, helder en verklaarbaar hebben gemaakt. Hier is een familiedrama afgespeeld, zóó huiverigwekkend, als de anüalen der menschheid er maar weinige kunnen toonen. De oorsprong is, terwijl ik dit schrijf, nog niet bekend. De geschiede nis der twisten schijnt te zijn begonnen toen Catharina Hoogsteden, die nu in arrest is, bij haar zwager van Berkel, des tijds kastelein te Amsterdam, is gaan inwonen. Uit deze omgang tusschen van Berkel en zijne schoon zuster is veel ellende voortgesproten en het is zeer verklaarbaar, dat er in deze hoogst pijnlijke omstandigheden twist ODtstond in de familie en wij kun nen aannemen, uit de gebleken feiten, dat Hoogsteden de bosbode, zich daar bij het meest gelden liet. Hoe toen ech ter de haat groeien is gegaan, zóó sterk zóó hevig, dat er dit gebeuren kon, het is voor den gewoon-denkenden mensch onbegrijpelijk. Meer nog, het is onmo gelijk er zich in te denken, dat men zóó ontzettend haten kan, dat Hien tot zóó onmetelijk een wraak zijn toevlucht neemt: een weerloos kind te vermoor den om den vader te grieven. Neen, dat was niet denkbaar. En de volksmeening, die voor alles een verkla ring zoekt en desnoods een verklaring maakt, is over dit, het haar onbegrij pelijke, aan het zoeken en maken ge gaan. En zij heeft iets voortgebracht, dat van haar vindingrijkheid behoorlijke ge tuigenis geeft. Ziehier„De kinderen van Hoogsteden zijn feitelijkHoogstedens kin deren niet.Zijn eerste vrouw die diende bij een notaris te dezer stede,toen zij nog niet getrouwd was, bracht van dien notaris twee kinderen mêe ten huwelijk; voor een goede som gelds aan Hoogstede en een goede som op naam der kinderen vastgezet, kocht de notaris van Hoog steden de naasting. Om hem nu geld gon hij een melkwinkel in de Aert van Nesstraat alhier en zijn vrouw heeft de echtelijke woning nooit verlaten. Trouwens, zij heeft nooit bij den nota ris gediend Van den notaris werd verteld, dat hij, toen de vrouw bij hem huishoud ster was, jonggezel was. Welnu, deze notaris is reeds tientallen jaren ge huwd en hij heeft kinderen die meer dan twintig jaren oud zijnHij is een geacht ingezetene en in den tijd van zijn notariaat heeft hij immer de alge- meene achting gehad en verdiend. Ook de naam van dezen heer is aan houdend over den tong gegaan. En gansch en al onverdiend. Waarschijn lijk heeft hij, als notaris van Hoogste- den's bemiddelden schoonvader, zich in de zaak gemengd en namens zijn cliënt, bedoelden schoonvader, den prijs voor het ontdekken van den moordenaar de politie aangeboden. Dit simpele feit bewijst genoeg hoe hoog hier de verlangens naar nieuws gegaan zijn, hoe in de groote onbevre digdheid, die op het geduldig zwijgen van politie en justitie volgde, alle zin tuigen werden in het werk gesteld, en geruchten gecombineerd en tot nieuws tijdingen vervormd werden. Ik weet niet of dit in andere steden zou kunnen gebeurenvoor mij heb ik de vaste overtuiging, dat een dergelijke schandaalbroeierij op grooten schaal, alleen in het kleinsteedsche Rotterdam kon ontstaan. Voor 't oogenblik heb ik den lezer niets ander kunnen mededeelen dan wat I hier reeds medegedeeld werd, maar ik achtte het mijn plicht hem voor te lichten wat er van de stroom berich ten, die vande Maasstad geregeld afvloeit, waAr is. Ik acht het overigens beter te zwijgen, totdat de instructie zal heb- nijvere huismoeders hebben handenvol ken geïnspireerd moet hebben, dat heel werk gehad om de door modder ver- wat lnidjes bij het behoud van alcoholische teerde broekpijpen te verstellen. Het dranken belang moeten hebben, dat ieder- af te persen, werd de kleine gestolen. Brandbrieven werden geschreven aan den notaris, die ze onbeantwoord liet en toen volgde, misschien meer uit onze kerheid wat met den knaap aan te van gen, dan wel uit wraaklust, de moord. „Er worden namen genoemd, bewijzen gebracht Maar de geheele zaak, zooals die nu verteld wordt, is leugen, niets dan leu gen. Ik weet dat zeker. Het ver moorde knaapje was tien jarenoud,het meisje negen. Hoogsteden is, nu twaalf .laren geleden, met zijn eerste vrouw gehuwd. Dadelijk bij zijn huwelijk be klinkt als een overlevering uit de mid deleeuwen, dat de stad Rotterdam door een regenbui van énkele dagen niet meer begaanbaar is. Een grintonder- grond die gemakkelijk was aan te bren gen, zou een wel duur- doch ook zeker een afdoend middel daartegen wezen. Men denkt er niet aan, men gaat zich nu in den raad bezighouden met een hervormd belastingvoorstel, dat, als het aangenomen wordt, van de kleine bur gerij en de winkeliers nog erger offers eischen zal dan de toch ook lang niet billijke inkomstenbelasting die thans bestaat en die zij verdringen wil. Ik kom daar nader op terug. Nog middeleeuwscber is het dat de geheele oude stad bij een vloed van eenige bijzondere beteekenis kan worden blankgezet. Uren te voren zijn de arme bewoners van de bedreigde stadswij ken doende hun vloedplanken voor de dorpels hunner deuren te zetten en de poriën met vette klei dicht te stop pen: verder met het inzetten van een stevige stok in de plaats waar de fa milieleden zich gregeld één voor één, een paar maal daags plegen af te zon deren. De stok staat schoor tusschen zolder en deksel om minder aangename uitvloeiingen te voorkomen Zoo is men zoo goed mogelijk gewa pend. En langzaam;komt het water op zetten. Het overspoeld de kade, golft langzaam maar zeker het trottoir na der, overstroomt ook dat en klimt dan eenige centimeters vóór de huizen. Daar blijft het staan, soms wel twee of drie uren. En twee of drie uren lang is dan in de oude stad alle verkeer gestremd Toch schrijven wij 1895. 't Is een ironie. ben uitgemaakt dat de afschuwelijke bijzonderheden, die men nog voortdurend ter algemeene kennisse brengt, op goe de gronden berusten. De zaak die heel Nederland bezig houdt, heeft mijn laatste brieven uit den aard der noodzakelijkheid, geheel in beslag genomen. Ik heb voor een wijle mijn geregelde Maasstadkroniek afge broken. Nu, ik heb niet veel verzuimd. Nieuws van belang hebben de laatste weken niet opgebracht. Wel enkele onaangename dingen da- genlangdurende regenbuien en hoogwa ter. De regenbuien hebben, zooals zij dat in de Maasstad gewoon zijn en wa ren, de straten in modderpoelen ver vormd. Hier en daar waren de straten zelfs gewoonweg onbegaanbaar en de Parijs en de Absinth. I ten er wat over zeggen kaD. dat het een onderwerp is», hetwelk overal te pas bij gebracht kan worden. Alcohol—bestrijding is sociaal--democra- tisch -christelijk-democratisch— antirevolu- tionair-katholiek-conservatief. Sluit Schiedam' is een leus uit de gelederen der sociaal-democraten; de pas toor ijvert tegen drankmisbruik en wijlen Ds. Koch, in Noord-Holland welbekend, was een ernstig drank-bestrijder. De Nederlandsche Staat trekt millioe- nen uit het drankgebruik, de kastelein heeft niet het minst loonend beroep, de volksdrama's die zoo iets van den drank duivel in haar titels voeren (de Flesch, de Zoon van den Dronkaard) bezorgen der directie gewoonlijk de volste zalen. FEUILLETON 29. VAN Thomas Hardy. Yierde Boek. Toen Tesz na het avondeten haar slaap- kamer bereikte, waren hare vriendinnen reeds allen aanwezig. Een licht brandde alle juffrouwen zalen in witte hemden recht op in haar bed, en wachtten op Tesz, als waren zij een schare strafrechters. Beeds met den eersten oogopslag bemerk te Tese dai er geen wrevel in haar trek ken lag opgesloten. Wat zij nooit hadden geloo d te zullen bezitten, daarom konden ze nu niet ireuren. Ze zagen er rustig en naden kend uit. „Hij zal haar trouwen 1* fluisterde Retfy, zonder de oogen van Tesz af te wendt n. „Mm kan bet haar op baar gelaat lezen ,Gj) zult met bem trouwen vroeg Ma- rian. Ja 1", antwoordde Tesz. „Wanneer „Op een zekeren dag.' Allen dac* ten, dat dit slecbfs eeD begin was id dat er dus m»er zou volgen. „Ja, zij zal met bem trouwen een heer'* herhaalde Izz Huett- En door een soort betoovering gedreven, kropen de drie mtisjes, de eene na de an dera, oi' bed er plaatsten zich barrevoets rondom Tesz. Retty legde hare handen op de schouders van Tesz, alsof zij zulk een woDdermensch licbameliik moest betasten, terwijl de beide ai dereD baarom het middel vat'eD en v»ar in bei gelaat ragen. „Boe is hei mogelijk 1* vroeg Izz Huett. „Ik kan het mij nauwelijks voorstellen. Marien kusie Tesz. ,Hebt gij bet nit liefde tot haar gedaan, of omdat andere lippen de hare hebben hebben aangeraakt wendde Izz zich tot Mari»n. Daaraan heb ik niet gedacht/antwoord de Marien eenvoudig. „Bet geschiedde slechts da,.ïom, omdat ik het zoo zonderling vond, dat zij zijne vronw worden zal. Ik kan er niets van zeggen, en geene van ons, daar wij geen van drieën er ooit aan Gedacht hebben, dat hij ona zon trouwen, doch hem alleen maar hebben liefgehad. Niemard an- ners in de wereld zal met hem gaan trou wen geene enkele, ook niet zijne dame geene in goud en juweeleu in zijde of flu weel neen slechts zij, die leeft even als wij." .Zult hij er werkelijk niet boos om zijn?" vroeg Tesz fluisterend. De meisjes drongen zich in haar nachtge waad om Tesz heen en kon zij, voor zij ant woordden, het antwoord op haar ge laat lezen. „Ik weet niet ik weet niet 1" antwoord- Retty Riddle. „Ik zou u willen haten, maar ik kan niet." „Dat is het ook, wat ik voel/ echoden Izz en Marian. „Ik kon baar niet haten, Ergens ie's vreemds verhindert mij dat „Hij had een van u allen knnnen trouwen fluisterde Tesz- aarom P" „Gij allen zijt beter dan ik!" PARIJS, 19 December 1895. Ik geloof niet dat ééa redelijk wezen ook wel als „mensch" bekend, gebeel on kundig kan zijn van het bestaan van een alcohol-vraagstuk. Dit wil heel wat zeggen in den tegenwoordigen lijd, waarin een eenvoudig couranten-lezer dag in dag uit wordt voorgeleuterd over een arbei ders-vraagstuk, een kiesrecht-vraagstuk, een dienstplicht-vraagstuk, een schoolwet- vraagstuk, een belasting-vraagstuk, een bi- metalisine-vrasgstuk, en nog heel wat stuk ken vraag, pardon, vraagstukken meer. Ik bedoel dat het alcohol-vraagstuk al heGl wat menschen tot schrijven en spre- De „drank" geeft moed. Ik bedoel hiermee niet den welbekenden dronkemans- tnoed, maar wel den moed om het weer over dronke mannen te hebben. Want als je nu weet dat men de men schen al vijfhonderd-duizend maal heeft voorgekauwd dat de drank de pest, de kanker, de incarnatie van den duivel is, dan behoort er moed toe om de vijf-hon- derd-dnizend en eerste keer doodleuk te gaan vertellen, dat het gebruik van be dwelmende vochten werkelijk is te ontra den. Te meer is er moed toe noodig, tegen het drankgebruik te ageeien, als men ze ker weet nimmerernstige bestrij ding te zullen ontmoeten, hoewel men er van overtuigd is, dat heel wat luidjes wat aan de dfank te danken hebben. Wat zou de schrijver Justus van Maurik bijv. zonder drank zijn geweest Stel u bijv. die hoogstwaarschijnlijk z'n beste werken Krates, Jan Smees of Mie de Porster ge lezen hebben, eens één Makko Iz voor die niet aan delirium tremens stierf, een vader Smees, die niet toen-i dronken op de groetenmarkl aan 't kloppen was, dooi de smerissen werd ingerukt,een bra ven krankenbezoeker die terwijl hij zijn ambtsherderiijke taak wilde vervullen, niet met recht aan „Mie* de karakteristieke woorden kon ontlokken „ga maar ge rust heen, man, bitter of klare heb ik nooit in huis Het typische van van Maurik's werken ware dan toch verloren geweest En toch vond ik dezer dagen in een oude courant een bestrijding van de drank* bestrijding, 't Was een nummer van „de Hotelhouder," een vakblad dat toen onder hoofdredactie stond van den heer G. van Hulzen te Amsterdam, verschenen in het begin van dit jaar. Wat de brave redactie vertelde, kwam Beter dan gij vroegen zij zacht en na denkend. „Neen, neen, lieve Tesz 1* .Gij zijt heil* antwoordde zij heftig. En terwijl zij zich plotseling nit de baar om strengelende armen losmaakte, brak zij in een hartstochtelijk geween uit, wierp zich over het linnenkastje en herhaalde onophou delijk ,0 ja, ja, jal« De stroom hater tranen scheen geen einde te willen nemen. „Hij had eene van n allen moeten kie zen 1" riep zij, „wellicht kan ik hem daar nog wel toe brengen 1 Gij zondt een betere vronw voor bem zim dan ik maar ik weet niet meer wat ik zeg De meisjes liepen op haar toe en omarm den baar, maar nog bleven hare zochten niet weg. „Haal wat water!' zeide Marian. „Zij is door ons in de war geworden, dat arme ding*. Zij legde Tesz in haar bed en knste haar hartelijk. „Gij zjjt de beste voor hem/ zeide Ma rian." „Gij gelijkt meer op eene dame en hebt meer geleerd dan eene onzer, bijzonder omdat hij zooveel met n heelt omgegaan Maar gij zolt er trotsch op zijn. Gij zijt trots, dat weet ik.' „Ja, dat ben ik!* antwoordde zjj,en ik schaam mij, dat ik zoo zwak ben ge weest.' Toen allen in bed lagen en bet licht uit geblazen was, fluisterde MariaD tot Tesz Gij znlt aan ons denken Tesz, wanneer gij'eerst zijne vrouw zjjt, en daaraan, dat wij u vertelden dat wij hem liefhebben, en hoe wij beproefden u niet te haten, en n ook icderdaed niet balen, cmdat gij zijne keus waart en wjj tooit bedden kunnen ko pen, door hem gekozen te worden". Zij bemerkte niet, dat bij deze woorden opnieuw heete tranen langs Tesz' wangen biggelden en kon niet raden dut Tesz met gebroken hart, vast besloot, ondanks het gebod haror moeder, Angel Clare hare ge schiedenis te vertellen en zich liever aan bet gevaar over te geven, door hem, die haar liefhad verlaten te worden, en door haar moeder voor dwaas en dom uitgemaakt te worden, dan dit zwjjgen vol te honden, dat aan verraad gelijk was. HOOFDSTUK VIII. Deze mistroostige stemming deed Tesz er niet toe besluiten, den bruiloftsdag vast te stellen. Het begin van December vond zijnen datnm nog altijd onbepaald, ofschoon ADgel bij iedere gelegenheid om bepaÜDg van den dag aandrong. Tesz echter Bcheen meer te wenschen, dat haar verlovingstijd eeu wig dnnrde en alles bleef, zooals het na was. De weiden waren nn verlaten, maar in den vroegen voormiddag na bet melken, was het nog warm genoeg om zich een poos je daar te verpoozen en de arbeiders op de boerderjj veroorloofden zich dan altijd een paar unr rnst. Het was nn de tijd van het jaar, waar in de koeien vannit den grooten stal naar de bijgebouwen worden gebracht, om daar te blijven, tot zij hare kalveren ter wereld hadden gebracht. Nadat de nieuwe wereld burgers ban intrede in de bjjgeboawen hadden gedaan, werden kraamvrouwen en kinderen, zoodra de gezondheidstoestand dit toeliet, naar de melkerij teruggedreven. In den tijd dat de kalveren nog niet verkocht waren, was er in de melkerij niet veel te doen, maar zocdra de jonge dieren verkocht waren, begon de arbeid van de melkmeisjes weder. Vrouw Erick hielp Clare zooveel mogelijk aan gelegenheden cm zich met zijne gehelde te ouderb ouden Zij stuurde Tesz zeer dik wijls om boodschappen nit en wist dit na tuurlijk weldra aan Angel te doen weten. Op den terngkeer van eene dezer vele tochten, het was al eenigszins laat, bereikten zjj beiden een groote zandheuvel onmiddellijk boven een beek, waar zjj stilhielden en luister den. Het water stond nn hoog en ruisch- te en borrelde. Uit de gansche omgeving vaa het dal deden geheimzinnige, eigenaar dige geluiden zich hooien, als lag ondir hen, een groote stad, met het gedruis van een druk en woelig verkeersleven. „Schjjnt bet niet,* vroeg Tesz, „alsof duizenden van menschen, daaronder zich verzameld hebben en strjjdtn, schreien, bid den, zochten en weenen Clare scheen er niet op te Ietten. „Zeide baas Erick u niet, dat hij gedu rende de wintermaanden, niet zooveel hulp zon noodig hebben vroeg hij. „Neen 1" „De koeien worden snel droog/ „Ja, zes oi zeven zijn gister naar de schuur gebracht en drie gaan er vandaag, zoodat er na al reeds tegen de twintig o- vergebraebt zijn. Heeft de boer mjjn hulp niet meer noodig Men wil mij dns kwijt zjjn I En toch heb ik alles gedaan „Erick heeft niet uitdrukkelijk gezegd, dat gjj niet langer bij hem blijven mocht. Maar daar hjj onze bedoelingen tegenover elkander kent, zoo zeide hij op de vriende- tjjkste manier, dat hjj wel dacht, dat ik met de kerstdagen zon heengaan en u zou medenemen en op mjjn vraag, wat hij zon der u beginnen zon, voerde hjj alleen het motief aan, dat hij het van den winter wel met eenige hulp minder zou knnnen redden. Ik beken met schaamte, dat ik er blij om ge weest ben, daar het wellicht in dit geval in vloed op u zon uitoefenen." „Ik geloof niet dat je daarom blij ge weest zjjt, omdat het immers smartelijk is, licht en gemakkeljjk ontbeerd te knnnen worden, zelfs al biedt het den mensch gelijk tijdig een voordeel aan. Het is niet om den jjver van den mensch te verboogen, wan neer men hem doet gevoelen, dat hjj ge mak keljjk te missen is." „Alzoo is er toch voordeel aan verbonden gjj hebt dat toch toegegeven 1* Hjj streelde haar de wangen. „Ach!" riep hjj nit. „Hoe?' „Ik gevoel, hoe rood gjj wordt, nn ik heb oargeraakt. Maar voort nn met alle dwaashied 1 Wjj hebben geen tjjd fe ver liezen, het leven is al te ernstig „Dat is het. En wellicht heb ik dat eer der ingezien dan gij.' Ja, zjj zag bet meer in dan ieder ander. Haar huweljjk verschuiven en de boerderjj verlaleD, was evengoed, als verplicht zjjn een andere plaats als melkmeisje te zoeken, terwjjl er nn nergens navraag naar meisjes was, en deze gedachte stuitte baar tegen de borst evenals het denkbeeld, naar huis te moeten gaan. „In ernst Tesz/ ging Angel voort, „daar gjj waarschijnlijk met Kerstmis weg moet is het toch in ieder geval wenschenswaard en voordeelig, wanneer ik n als mijn eigen dom met mjj nemen ken. Tenminste, wan neer gjj geen meisje zjjt, zonder eenige be tekening, hadt gij mjj toch al reeds lang moeten zeggen, dat het zoo niet verder gaan kon, zooals het nu al reeds een tjjd lang gaat.' „Ik wilde, dat het altijd zoo door kon gaan, al was het zomer of herfst, gij maakt mjj altijd het hof en denkt altijd zoo veel aan mj] als nu." „Dat zal ik toch steeds doen.' „Ja ik geloof, dat gjj het steeds doen znlt riep zjj vol vertrouwen. „Gjj moogt nu zelf den dag bestemmen, waarop ik voor altjjd de uwe zal worden." Zoo werd op de thuisreis en te midden van het borrelen van de beek, alles tusschen hen in orde gebracht. Toen zjj de boerderij bereikt hadden, wer den boer en boerin Erick, met het verzoek het geheim te bewaren, dadelijk van alles op de hoogte gesteld want beiden wenschten bet huwelijk zoo geheim mogelijk plaats te doen hebben. De boer maakte er groote ophef van, dat hii Tesz zon moeten verlie zen, ofschoon hjj haar anders zelf bad wil len wegsturen. Wie zon nu het afroomen bezorgen, wie de boter voor de dames van Anglebnrryen Sandbonrne versieren? Vronw Erick beweerde met een grooten woorden vloed, dat zoodra zjj Tesz vcor de eerste maal gezien had, zjj dadelijk tot zichzelf had gezegd, dat Tesz de bruid van een meer dan gewoon man worden zon; men had het kaar van het eerste oogenblik knn nen aanzien, dat zjj van zeer goede familie Tesz had baar woord gegeven en de dag van de bruiloft was vastgesteld geworden; gewillig gaf zjj zich nn aan alles over. Zij schreef nn intusschen opnieuw naar haar moeder, om haar den dag van de brui loft te melden, in werkeljjkheid, alleen om nogmaals raad te vragen. Het was een beer nit goede familie, die haar gekozen bad, dat was wellicht door moeder niet ge noeg in rekening genomen. Eene verkla ring na de bruiloft zon wellicht door een minder net opgevoed man niet zoo kwalijk genomen worden; maar door Angel zekerljjk wel. Zjj kreeg evenwel van Joan Durbey- field op deze mededeeling geen antwoord. „Gelooft ge niet, Angel, dat het verstan diger geweest zon zijn, als wij nog een tijd lang gewacht hadden?" vroeg Tesz op een dag schuchter aan Angel. ,0m de waarheid te zeggen," antwoord de Clare „kon ik het niet verdragen, «zon der mjjue bescherming alleen achter ie la ten." De oorzaak was een goede, hoe verwijderd zij ook lag. Zjjrc invloed was zoo sterk op haar geweest dat zjj ai zjjne lielhebberjjen tot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5