Briefen uit de Maasstad.
Zondae 22 December 1895.
39ste Jaargang No. 3056.
In en om Parijs.
BIJVOEGSEL.
Rotterdam, 19 December 1895.
LXXV.
Vandaag heb ik Hoogsteden gespro
ken, den vader van het vermoorde knaap
je. Hij is in de weinige weken, die se
dert het ontdekken van den misdaad
zijn heengegaan, wel tien jaren verou
derd. Bleek, met gebogen hoofd en stom,
gaat hij zijns weegs. Hij doet zijn werk,
het ophalen van contriebuties van fonds
klanten met al de kenteekenen van on
wil in gedwongen arbeidhij moet er
van etenEiken klant meent, na het
betalen van zijn dubbeltje contributie
recht te hebben, hem een gansche serie
vragen voor te leggen, waarop hij dan,
als bij deed naar hun zin, een uitge
breide beschouwing ten beste had te
geven. Maar dat doet hij niet en terecht.
Hij haalt zijn schouders op, strijkt zijn
geld in 't zakje en gaat heen. Zeker
zullen er wezen die hem dat kwalijk ne
men en die dat op hun manier toonen.
Het feit, dat Hoogsteden van den begin
ne af, een stilzwijgen tegenover vreem
den heeft weten te bewaren, is zeker
wel niet een van de minste oorzaken
geweest van de massa praatjes, die over
's mans persoon, 's mans leven en 's
mans moraliteit in omloop zijn gebracht.
Voor welke leelijke dingen Hoogste
de in deze zaak al niet is uitgemaakt
Men heeft hem verdacht gemaakt
van heling, van bekendheid met de zaak,
van vroegere wandaden, van onzedelij-
ken levenswandel, van ja, van wat
niet al. Het heeft er maar aan ont
broken, dat men hem beschuldigde, zelf
den moord te hebben begaan....
En van al deze praatjes is, voor zoo
ver ik uit mijn betrouwbare informatiën
opmaken kan, niet één gegrond, alle
zijn ze leugenachtig en beleedigend, alle
getuigen zij van niet groote humaniteit
dis betoond wordt tegenover een zeer
wreed beproefden vader, tegen wien
men dan toch zeker niet één overtui
gend bewijs van immoraliteit, of hoe de
term luiden moge, kon inbrengen.
Hij heeft zich al deze dingen hevig
aangetrokken. Gansch en al onschuldig
is hij gemengd in een geschiedenis van
misdaad en ellende. Geen stuk van zijn
moreel leven is onaangetast gebleven en
er past voorzeker een woord van deer
nis met dezen beklagenswaardigen
man.
Er zijn nu, zooals de lezer bekend is,
een serie onthullingen gedaan, die nog
wel niet volkomen de zaak in het licht
brengen, maar die toch veel, wat eerst
duister en onbegrijpelijk scheen, helder
en verklaarbaar hebben gemaakt.
Hier is een familiedrama afgespeeld,
zóó huiverigwekkend, als de anüalen
der menschheid er maar weinige kunnen
toonen. De oorsprong is, terwijl ik dit
schrijf, nog niet bekend. De geschiede
nis der twisten schijnt te zijn begonnen
toen Catharina Hoogsteden, die nu in
arrest is, bij haar zwager van Berkel, des
tijds kastelein te Amsterdam, is gaan
inwonen. Uit deze omgang
tusschen van Berkel en zijne schoon
zuster is veel ellende voortgesproten
en het is zeer verklaarbaar, dat er in
deze hoogst pijnlijke omstandigheden
twist ODtstond in de familie en wij kun
nen aannemen, uit de gebleken feiten,
dat Hoogsteden de bosbode, zich daar
bij het meest gelden liet. Hoe toen ech
ter de haat groeien is gegaan, zóó sterk
zóó hevig, dat er dit gebeuren kon, het
is voor den gewoon-denkenden mensch
onbegrijpelijk. Meer nog, het is onmo
gelijk er zich in te denken, dat men
zóó ontzettend haten kan, dat Hien tot
zóó onmetelijk een wraak zijn toevlucht
neemt: een weerloos kind te vermoor
den om den vader te grieven.
Neen, dat was niet denkbaar. En de
volksmeening, die voor alles een verkla
ring zoekt en desnoods een verklaring
maakt, is over dit, het haar onbegrij
pelijke, aan het zoeken en maken ge
gaan.
En zij heeft iets voortgebracht, dat
van haar vindingrijkheid behoorlijke ge
tuigenis geeft. Ziehier„De kinderen van
Hoogsteden zijn feitelijkHoogstedens kin
deren niet.Zijn eerste vrouw die diende bij
een notaris te dezer stede,toen zij nog niet
getrouwd was, bracht van dien notaris
twee kinderen mêe ten huwelijk; voor
een goede som gelds aan Hoogstede en
een goede som op naam der kinderen
vastgezet, kocht de notaris van Hoog
steden de naasting. Om hem nu geld
gon hij een melkwinkel in de Aert van
Nesstraat alhier en zijn vrouw heeft
de echtelijke woning nooit verlaten.
Trouwens, zij heeft nooit bij den nota
ris gediend
Van den notaris werd verteld, dat
hij, toen de vrouw bij hem huishoud
ster was, jonggezel was. Welnu, deze
notaris is reeds tientallen jaren ge
huwd en hij heeft kinderen die meer
dan twintig jaren oud zijnHij is een
geacht ingezetene en in den tijd van
zijn notariaat heeft hij immer de alge-
meene achting gehad en verdiend.
Ook de naam van dezen heer is aan
houdend over den tong gegaan. En
gansch en al onverdiend. Waarschijn
lijk heeft hij, als notaris van Hoogste-
den's bemiddelden schoonvader, zich in
de zaak gemengd en namens zijn cliënt,
bedoelden schoonvader, den prijs voor
het ontdekken van den moordenaar de
politie aangeboden.
Dit simpele feit bewijst genoeg hoe
hoog hier de verlangens naar nieuws
gegaan zijn, hoe in de groote onbevre
digdheid, die op het geduldig zwijgen
van politie en justitie volgde, alle zin
tuigen werden in het werk gesteld, en
geruchten gecombineerd en tot nieuws
tijdingen vervormd werden.
Ik weet niet of dit in andere steden
zou kunnen gebeurenvoor mij heb ik
de vaste overtuiging, dat een dergelijke
schandaalbroeierij op grooten schaal,
alleen in het kleinsteedsche Rotterdam
kon ontstaan.
Voor 't oogenblik heb ik den lezer
niets ander kunnen mededeelen dan wat
I hier reeds medegedeeld werd, maar ik
achtte het mijn plicht hem voor te
lichten wat er van de stroom berich
ten, die vande Maasstad geregeld afvloeit,
waAr is. Ik acht het overigens beter
te zwijgen, totdat de instructie zal heb-
nijvere huismoeders hebben handenvol ken geïnspireerd moet hebben, dat heel
werk gehad om de door modder ver- wat lnidjes bij het behoud van alcoholische
teerde broekpijpen te verstellen. Het dranken belang moeten hebben, dat ieder-
af te persen, werd de kleine gestolen.
Brandbrieven werden geschreven aan
den notaris, die ze onbeantwoord liet en
toen volgde, misschien meer uit onze
kerheid wat met den knaap aan te van
gen, dan wel uit wraaklust, de moord.
„Er worden namen genoemd, bewijzen
gebracht
Maar de geheele zaak, zooals die nu
verteld wordt, is leugen, niets dan leu
gen. Ik weet dat zeker. Het ver
moorde knaapje was tien jarenoud,het
meisje negen. Hoogsteden is, nu twaalf
.laren geleden, met zijn eerste vrouw
gehuwd. Dadelijk bij zijn huwelijk be
klinkt als een overlevering uit de mid
deleeuwen, dat de stad Rotterdam door
een regenbui van énkele dagen niet
meer begaanbaar is. Een grintonder-
grond die gemakkelijk was aan te bren
gen, zou een wel duur- doch ook zeker
een afdoend middel daartegen wezen.
Men denkt er niet aan, men gaat zich
nu in den raad bezighouden met een
hervormd belastingvoorstel, dat, als het
aangenomen wordt, van de kleine bur
gerij en de winkeliers nog erger offers
eischen zal dan de toch ook lang niet
billijke inkomstenbelasting die thans
bestaat en die zij verdringen wil. Ik kom
daar nader op terug.
Nog middeleeuwscber is het dat de
geheele oude stad bij een vloed van
eenige bijzondere beteekenis kan worden
blankgezet. Uren te voren zijn de arme
bewoners van de bedreigde stadswij
ken doende hun vloedplanken voor de
dorpels hunner deuren te zetten en de
poriën met vette klei dicht te stop
pen: verder met het inzetten van een
stevige stok in de plaats waar de fa
milieleden zich gregeld één voor één,
een paar maal daags plegen af te zon
deren. De stok staat schoor tusschen
zolder en deksel om minder aangename
uitvloeiingen te voorkomen
Zoo is men zoo goed mogelijk gewa
pend. En langzaam;komt het water op
zetten. Het overspoeld de kade, golft
langzaam maar zeker het trottoir na
der, overstroomt ook dat en klimt dan
eenige centimeters vóór de huizen. Daar
blijft het staan, soms wel twee of drie
uren. En twee of drie uren lang is dan
in de oude stad alle verkeer gestremd
Toch schrijven wij 1895. 't Is een ironie.
ben uitgemaakt dat de afschuwelijke
bijzonderheden, die men nog voortdurend
ter algemeene kennisse brengt, op goe
de gronden berusten.
De zaak die heel Nederland bezig
houdt, heeft mijn laatste brieven uit
den aard der noodzakelijkheid, geheel in
beslag genomen. Ik heb voor een wijle
mijn geregelde Maasstadkroniek afge
broken.
Nu, ik heb niet veel verzuimd. Nieuws
van belang hebben de laatste weken
niet opgebracht.
Wel enkele onaangename dingen da-
genlangdurende regenbuien en hoogwa
ter. De regenbuien hebben, zooals zij
dat in de Maasstad gewoon zijn en wa
ren, de straten in modderpoelen ver
vormd. Hier en daar waren de straten
zelfs gewoonweg onbegaanbaar en de
Parijs en de Absinth.
I
ten er wat over zeggen kaD. dat het een
onderwerp is», hetwelk overal te pas bij
gebracht kan worden.
Alcohol—bestrijding is sociaal--democra-
tisch -christelijk-democratisch— antirevolu-
tionair-katholiek-conservatief.
Sluit Schiedam' is een leus uit de
gelederen der sociaal-democraten; de pas
toor ijvert tegen drankmisbruik en wijlen
Ds. Koch, in Noord-Holland welbekend,
was een ernstig drank-bestrijder.
De Nederlandsche Staat trekt millioe-
nen uit het drankgebruik, de kastelein
heeft niet het minst loonend beroep, de
volksdrama's die zoo iets van den drank
duivel in haar titels voeren (de Flesch,
de Zoon van den Dronkaard) bezorgen der
directie gewoonlijk de volste zalen.
FEUILLETON
29.
VAN
Thomas Hardy.
Yierde Boek.
Toen Tesz na het avondeten haar slaap-
kamer bereikte, waren hare vriendinnen
reeds allen aanwezig. Een licht brandde
alle juffrouwen zalen in witte hemden recht
op in haar bed, en wachtten op Tesz, als
waren zij een schare strafrechters.
Beeds met den eersten oogopslag bemerk
te Tese dai er geen wrevel in haar trek
ken lag opgesloten. Wat zij nooit hadden
geloo d te zullen bezitten, daarom konden ze
nu niet ireuren. Ze zagen er rustig en naden
kend uit.
„Hij zal haar trouwen 1* fluisterde Retfy,
zonder de oogen van Tesz af te wendt n.
„Mm kan bet haar op baar gelaat lezen
,Gj) zult met bem trouwen vroeg Ma-
rian.
Ja 1", antwoordde Tesz.
„Wanneer
„Op een zekeren dag.'
Allen dac* ten, dat dit slecbfs eeD begin
was id dat er dus m»er zou volgen.
„Ja, zij zal met bem trouwen een
heer'* herhaalde Izz Huett-
En door een soort betoovering gedreven,
kropen de drie mtisjes, de eene na de an
dera, oi' bed er plaatsten zich barrevoets
rondom Tesz. Retty legde hare handen op
de schouders van Tesz, alsof zij zulk een
woDdermensch licbameliik moest betasten,
terwijl de beide ai dereD baarom het middel
vat'eD en v»ar in bei gelaat ragen.
„Boe is hei mogelijk 1* vroeg Izz Huett.
„Ik kan het mij nauwelijks voorstellen.
Marien kusie Tesz.
,Hebt gij bet nit liefde tot haar gedaan,
of omdat andere lippen de hare hebben
hebben aangeraakt wendde Izz zich tot
Mari»n.
Daaraan heb ik niet gedacht/antwoord
de Marien eenvoudig. „Bet geschiedde slechts
da,.ïom, omdat ik het zoo zonderling vond,
dat zij zijne vronw worden zal. Ik kan er
niets van zeggen, en geene van ons, daar
wij geen van drieën er ooit aan Gedacht
hebben, dat hij ona zon trouwen, doch hem
alleen maar hebben liefgehad. Niemard an-
ners in de wereld zal met hem gaan trou
wen geene enkele, ook niet zijne dame
geene in goud en juweeleu in zijde of flu
weel neen slechts zij, die leeft even
als wij."
.Zult hij er werkelijk niet boos om zijn?"
vroeg Tesz fluisterend.
De meisjes drongen zich in haar nachtge
waad om Tesz heen en kon zij, voor zij ant
woordden, het antwoord op haar ge
laat lezen.
„Ik weet niet ik weet niet 1" antwoord-
Retty Riddle. „Ik zou u willen haten, maar
ik kan niet."
„Dat is het ook, wat ik voel/ echoden
Izz en Marian. „Ik kon baar niet haten,
Ergens ie's vreemds verhindert mij dat
„Hij had een van u allen knnnen trouwen
fluisterde Tesz-
aarom P"
„Gij allen zijt beter dan ik!"
PARIJS, 19 December 1895.
Ik geloof niet dat ééa redelijk wezen
ook wel als „mensch" bekend, gebeel on
kundig kan zijn van het bestaan van een
alcohol-vraagstuk. Dit wil heel wat
zeggen in den tegenwoordigen lijd, waarin
een eenvoudig couranten-lezer dag in dag
uit wordt voorgeleuterd over een arbei
ders-vraagstuk, een kiesrecht-vraagstuk,
een dienstplicht-vraagstuk, een schoolwet-
vraagstuk, een belasting-vraagstuk, een bi-
metalisine-vrasgstuk, en nog heel wat stuk
ken vraag, pardon, vraagstukken meer.
Ik bedoel dat het alcohol-vraagstuk al
heGl wat menschen tot schrijven en spre-
De „drank" geeft moed. Ik bedoel
hiermee niet den welbekenden dronkemans-
tnoed, maar wel den moed om het weer
over dronke mannen te hebben.
Want als je nu weet dat men de men
schen al vijfhonderd-duizend maal heeft
voorgekauwd dat de drank de pest, de
kanker, de incarnatie van den duivel is,
dan behoort er moed toe om de vijf-hon-
derd-dnizend en eerste keer doodleuk te
gaan vertellen, dat het gebruik van be
dwelmende vochten werkelijk is te ontra
den.
Te meer is er moed toe noodig, tegen
het drankgebruik te ageeien, als men ze
ker weet nimmerernstige bestrij
ding te zullen ontmoeten, hoewel men er
van overtuigd is, dat heel wat luidjes wat
aan de dfank te danken hebben. Wat
zou de schrijver Justus van Maurik bijv.
zonder drank zijn geweest Stel u bijv.
die hoogstwaarschijnlijk z'n beste werken
Krates, Jan Smees of Mie de Porster ge
lezen hebben, eens één Makko Iz voor
die niet aan delirium tremens stierf, een
vader Smees, die niet toen-i dronken
op de groetenmarkl aan 't kloppen was,
dooi de smerissen werd ingerukt,een bra
ven krankenbezoeker die terwijl hij zijn
ambtsherderiijke taak wilde vervullen, niet
met recht aan „Mie* de karakteristieke
woorden kon ontlokken „ga maar ge
rust heen, man, bitter of klare heb ik
nooit in huis
Het typische van van Maurik's werken
ware dan toch verloren geweest
En toch vond ik dezer dagen in een
oude courant een bestrijding van de drank*
bestrijding, 't Was een nummer van „de
Hotelhouder," een vakblad dat toen onder
hoofdredactie stond van den heer G. van
Hulzen te Amsterdam, verschenen in het
begin van dit jaar.
Wat de brave redactie vertelde, kwam
Beter dan gij vroegen zij zacht en na
denkend. „Neen, neen, lieve Tesz 1*
.Gij zijt heil* antwoordde zij heftig. En
terwijl zij zich plotseling nit de baar om
strengelende armen losmaakte, brak zij in
een hartstochtelijk geween uit, wierp zich
over het linnenkastje en herhaalde onophou
delijk ,0 ja, ja, jal«
De stroom hater tranen scheen geen einde
te willen nemen.
„Hij had eene van n allen moeten kie
zen 1" riep zij, „wellicht kan ik hem daar nog
wel toe brengen 1 Gij zondt een betere
vronw voor bem zim dan ik maar ik
weet niet meer wat ik zeg
De meisjes liepen op haar toe en omarm
den baar, maar nog bleven hare zochten niet
weg.
„Haal wat water!' zeide Marian. „Zij is
door ons in de war geworden, dat arme
ding*.
Zij legde Tesz in haar bed en knste haar
hartelijk.
„Gij zjjt de beste voor hem/ zeide Ma
rian." „Gij gelijkt meer op eene dame en
hebt meer geleerd dan eene onzer, bijzonder
omdat hij zooveel met n heelt omgegaan
Maar gij zolt er trotsch op zijn. Gij zijt
trots, dat weet ik.'
„Ja, dat ben ik!* antwoordde zjj,en
ik schaam mij, dat ik zoo zwak ben ge
weest.'
Toen allen in bed lagen en bet licht uit
geblazen was, fluisterde MariaD tot Tesz
Gij znlt aan ons denken Tesz, wanneer
gij'eerst zijne vrouw zjjt, en daaraan, dat
wij u vertelden dat wij hem liefhebben, en
hoe wij beproefden u niet te haten, en n
ook icderdaed niet balen, cmdat gij zijne
keus waart en wjj tooit bedden kunnen ko
pen, door hem gekozen te worden".
Zij bemerkte niet, dat bij deze woorden
opnieuw heete tranen langs Tesz' wangen
biggelden en kon niet raden dut Tesz met
gebroken hart, vast besloot, ondanks het
gebod haror moeder, Angel Clare hare ge
schiedenis te vertellen en zich liever aan
bet gevaar over te geven, door hem, die
haar liefhad verlaten te worden, en door
haar moeder voor dwaas en dom uitgemaakt
te worden, dan dit zwjjgen vol te honden,
dat aan verraad gelijk was.
HOOFDSTUK VIII.
Deze mistroostige stemming deed Tesz er
niet toe besluiten, den bruiloftsdag vast te
stellen. Het begin van December vond
zijnen datnm nog altijd onbepaald, ofschoon
ADgel bij iedere gelegenheid om bepaÜDg
van den dag aandrong. Tesz echter Bcheen
meer te wenschen, dat haar verlovingstijd eeu
wig dnnrde en alles bleef, zooals het na
was.
De weiden waren nn verlaten, maar in
den vroegen voormiddag na bet melken,
was het nog warm genoeg om zich een poos
je daar te verpoozen en de arbeiders op de
boerderjj veroorloofden zich dan altijd een
paar unr rnst.
Het was nn de tijd van het jaar, waar
in de koeien vannit den grooten stal naar de
bijgebouwen worden gebracht, om daar te
blijven, tot zij hare kalveren ter wereld
hadden gebracht. Nadat de nieuwe wereld
burgers ban intrede in de bjjgeboawen
hadden gedaan, werden kraamvrouwen en
kinderen, zoodra de gezondheidstoestand dit
toeliet, naar de melkerij teruggedreven. In
den tijd dat de kalveren nog niet verkocht
waren, was er in de melkerij niet veel te
doen, maar zocdra de jonge dieren verkocht
waren, begon de arbeid van de melkmeisjes
weder.
Vrouw Erick hielp Clare zooveel mogelijk
aan gelegenheden cm zich met zijne gehelde
te ouderb ouden Zij stuurde Tesz zeer dik
wijls om boodschappen nit en wist dit na
tuurlijk weldra aan Angel te doen weten.
Op den terngkeer van eene dezer vele
tochten, het was al eenigszins laat, bereikten
zjj beiden een groote zandheuvel onmiddellijk
boven een beek, waar zjj stilhielden en luister
den. Het water stond nn hoog en ruisch-
te en borrelde. Uit de gansche omgeving
vaa het dal deden geheimzinnige, eigenaar
dige geluiden zich hooien, als lag ondir
hen, een groote stad, met het gedruis
van een druk en woelig verkeersleven.
„Schjjnt bet niet,* vroeg Tesz, „alsof
duizenden van menschen, daaronder zich
verzameld hebben en strjjdtn, schreien, bid
den, zochten en weenen
Clare scheen er niet op te Ietten.
„Zeide baas Erick u niet, dat hij gedu
rende de wintermaanden, niet zooveel hulp
zon noodig hebben vroeg hij.
„Neen 1"
„De koeien worden snel droog/
„Ja, zes oi zeven zijn gister naar de
schuur gebracht en drie gaan er vandaag,
zoodat er na al reeds tegen de twintig o-
vergebraebt zijn. Heeft de boer mjjn hulp
niet meer noodig Men wil mij dns kwijt
zjjn I En toch heb ik alles gedaan
„Erick heeft niet uitdrukkelijk gezegd,
dat gjj niet langer bij hem blijven mocht.
Maar daar hjj onze bedoelingen tegenover
elkander kent, zoo zeide hij op de vriende-
tjjkste manier, dat hjj wel dacht, dat ik met
de kerstdagen zon heengaan en u zou
medenemen en op mjjn vraag, wat hij zon
der u beginnen zon, voerde hjj alleen het
motief aan, dat hij het van den winter wel met
eenige hulp minder zou knnnen redden. Ik
beken met schaamte, dat ik er blij om ge
weest ben, daar het wellicht in dit geval in
vloed op u zon uitoefenen."
„Ik geloof niet dat je daarom blij ge
weest zjjt, omdat het immers smartelijk is,
licht en gemakkeljjk ontbeerd te knnnen
worden, zelfs al biedt het den mensch gelijk
tijdig een voordeel aan. Het is niet om den
jjver van den mensch te verboogen, wan
neer men hem doet gevoelen, dat hjj ge
mak keljjk te missen is."
„Alzoo is er toch voordeel aan verbonden
gjj hebt dat toch toegegeven 1*
Hjj streelde haar de wangen.
„Ach!" riep hjj nit.
„Hoe?'
„Ik gevoel, hoe rood gjj wordt, nn ik
heb oargeraakt. Maar voort nn met alle
dwaashied 1 Wjj hebben geen tjjd fe ver
liezen, het leven is al te ernstig
„Dat is het. En wellicht heb ik dat eer
der ingezien dan gij.'
Ja, zjj zag bet meer in dan ieder ander.
Haar huweljjk verschuiven en de boerderjj
verlaleD, was evengoed, als verplicht zjjn een
andere plaats als melkmeisje te zoeken, terwjjl
er nn nergens navraag naar meisjes was, en
deze gedachte stuitte baar tegen de borst
evenals het denkbeeld, naar huis te moeten
gaan.
„In ernst Tesz/ ging Angel voort, „daar
gjj waarschijnlijk met Kerstmis weg moet
is het toch in ieder geval wenschenswaard
en voordeelig, wanneer ik n als mijn eigen
dom met mjj nemen ken. Tenminste, wan
neer gjj geen meisje zjjt, zonder eenige be
tekening, hadt gij mjj toch al reeds lang
moeten zeggen, dat het zoo niet verder
gaan kon, zooals het nu al reeds een tjjd
lang gaat.'
„Ik wilde, dat het altijd zoo door kon
gaan, al was het zomer of herfst, gij
maakt mjj altijd het hof en denkt altijd zoo
veel aan mj] als nu."
„Dat zal ik toch steeds doen.'
„Ja ik geloof, dat gjj het steeds doen znlt
riep zjj vol vertrouwen. „Gjj moogt nu zelf
den dag bestemmen, waarop ik voor altjjd
de uwe zal worden."
Zoo werd op de thuisreis en te midden
van het borrelen van de beek, alles tusschen
hen in orde gebracht.
Toen zjj de boerderij bereikt hadden, wer
den boer en boerin Erick, met het verzoek
het geheim te bewaren, dadelijk van alles
op de hoogte gesteld want beiden wenschten
bet huwelijk zoo geheim mogelijk plaats te
doen hebben. De boer maakte er groote
ophef van, dat hii Tesz zon moeten verlie
zen, ofschoon hjj haar anders zelf bad wil
len wegsturen. Wie zon nu het afroomen
bezorgen, wie de boter voor de dames van
Anglebnrryen Sandbonrne versieren? Vronw
Erick beweerde met een grooten woorden
vloed, dat zoodra zjj Tesz vcor de eerste
maal gezien had, zjj dadelijk tot zichzelf
had gezegd, dat Tesz de bruid van een
meer dan gewoon man worden zon; men
had het kaar van het eerste oogenblik knn
nen aanzien, dat zjj van zeer goede familie
Tesz had baar woord gegeven en de dag
van de bruiloft was vastgesteld geworden;
gewillig gaf zjj zich nn aan alles over.
Zij schreef nn intusschen opnieuw naar
haar moeder, om haar den dag van de brui
loft te melden, in werkeljjkheid, alleen om
nogmaals raad te vragen. Het was een
beer nit goede familie, die haar gekozen
bad, dat was wellicht door moeder niet ge
noeg in rekening genomen. Eene verkla
ring na de bruiloft zon wellicht door een
minder net opgevoed man niet zoo kwalijk
genomen worden; maar door Angel zekerljjk
wel. Zjj kreeg evenwel van Joan Durbey-
field op deze mededeeling geen antwoord.
„Gelooft ge niet, Angel, dat het verstan
diger geweest zon zijn, als wij nog een tijd
lang gewacht hadden?" vroeg Tesz op een
dag schuchter aan Angel.
,0m de waarheid te zeggen," antwoord
de Clare „kon ik het niet verdragen, «zon
der mjjue bescherming alleen achter ie la
ten."
De oorzaak was een goede, hoe verwijderd
zij ook lag. Zjjrc invloed was zoo sterk op
haar geweest dat zjj ai zjjne lielhebberjjen tot