Dinsdag 24 December 1895. 39ste Jaargang No. 3057. Ook een Kerstfeest! BIJVOEGSEL. GEMENGD NIEUWS. FBI I L L fe T O V Ludovicus. Verpleegsters. 4'' Ze had met bloempjes geloopen den geheelen zomer. Waar ik haar het eerst gezien heb schiet, mij niet meer te bin nen ik, geloof al den eersten avond dat ik een Parijsch Café bezocht, 't Was een zonderling wezentje, een meisje van twaalf of dertien jaar, immer even rein, immer even vroolijk. Zij vermaakte de boulevardiers door haar luimige zetten, haar brutaalheid, die nimmers in iets vulgairs ontaardde. Van den vroegen avond tot éen, twéé uur in den nacht promeneerde zij van de Ma- deleine tot de Place de la République weinig koffiehuizen sloeg zij over, want in de meesten vond of maakte zij klan ten. Zij was in die gelegenheden even goed thuis als de eigenaar of zijn bezoekers, alleen permitteerde zij zich misschien meer vrijheden, dan beiden te zamen. Zelden bemoeilijkte men haar dan ook Wee den kellner,die in overmatigen dienst ijver haar verdrijven wilde. Hartelijk lachte zij met haar helder stemmetje en vroeg ietwat vleiend „Mag ik niet blijven met mijn roosjes! Moet u nog geen roosje, heeren Ook een resedatje, gargon Ruiken Lekker, hé Och wat ben je toch een mooie jon gen En als de brave kellner, die zijn pres tige zag ondermijnen, groote stappen nam naar het kind, vloog het ook wat ach teruit en ginnegapte „Wacht, ik zal een mooi reseda-tje voor u uitzoeken, die krijg je van me cadeau, omdat je zoo'n aardige jongen bent." Doch meestal kocht men wat van haar of behandelde ze tenminste vriendelijk. Velen, die nimmer de dwaasheid begin gen met roosjes van twee of drie sous te pronken, konden het vaak niet van zich krijgen haar niet te bedenken, wierpen ze oogenblikkelijk weer weg. Denk niet, dat zij die geringschatting van haar koopwaar kwalijk opnam. Geenszins, ze lachtte er nog wel eens zoo hartelijk om en begon haar gewone praatje aan een volgend tafeltje of er niets gebeurd was. Bloempjes gooit men toch in de mod der als men ze gekocht en betaald heeft Toen zij mij eens weder vermaak te met haar luchtig gesnap, vroeg ik haar iets naders omtrent haar familie leven. Ik zat toen vóór het café de la Paix, vlak bij de opera. „Neemt u er nog maar eentje van me, meheer," zeide ze, Zij bedankte mij en presenteerde lachend haar koopwaar aan een volgend tafeltje. is „de avond geen roosjes Het mooie weer verleden. Het was slecht geweest, ze willen Voor één sou." „Voor jou de avond slecht geweest," vroeg ik verbaasd, „je verkoopt toch altijd." „Ja, mijnheer, maar er moeten ook heel wat weg zijn voor ik één frank verdiend heb; 't wordt nu al wat koud, buiten zitten d'r niet veel meer „En wat doe je dan wel met je ver dienste" ging ik voort, ,,die is zeker voor je, moeder „Ja mijnheer, daar kan u wel eens gelijk in hebben; moeder werkt voor een cartonnage-fabriek, ik verkoop roosjes en zoo komen wij er met ons drieën, wij en mijn broertje van vijf jaar." In haar helaas te vroeg geëindigde jeugd, gevoelde zij zich al verre boven dat kind staan, zij met haar zorg die schijnbaar van niets dan vroolijkheid en grapjes leefde. „Je vader is zeker dood, hé „VaderEn alsof ik iets heel be spottelijks gezegd had, barstte zij in een hartelijken lach uit. „VaderMaar, me neer, nu neemt u toch een loopje met me. Vaders hebben alleen toch maar rijkelui's kinderen. In onzen stand doet men daar niet aan. Moeder heeft wel een tijdlang omgang gehad met een man, een jaar of vijf geleden, ik was toen nog heel jong. „Moeder zei, dat hij te lui was om te werken, dat hij ons afroste. Nu daar van kan ik ook mee-spreken," zeide ze en trok daarbij haar gezicht in die kod- dig-ernstige-nadenkende plooi, die nim mer naliet de hilariteit van de café-be zoekers op te wekken. „En waar woon je wel" vroeg ik verder. „In de Rue Léon, als men den bou levard Magenta afkomt ter rechterzijde van den boulevard Barbes." Ik zweeg een oogenblik bij de gedachte aan de wandeling van meer dan een uur die het kind, dat altijd op de groote boulevards dwarrelde, 's nachts te ma ken had, dat het nooit voor drie uur op het bedje liggen kon en er toch nog zóó frisch uitzag. „Wil m'neer nu niet een mooie roos van me koopen, moeder sukkelt in de laatste dagen erg, en...." „Hier, ga nu maar gouw door," viel ik haar in de rede, terwijl ik haar een stuk van tien sous gaf. 30. TAN behoorde tot het doordringend koud, een eeuwige regen scheen de schoone stad als één der zeven plagen getroffen te hebben. De traditioneele ijsvloeren en sneeuwmassa's, die zoo eigenaardig passen bij een ouderwetschen Kerstavond, waren alleen te zien op de Engelsche felicitatie-kaarten, met het gebruikelijke J wish jou a happy Christmas. 't Was al bijzonder leeg op den boulevard Poisonnnière, die ik van uit de Rue Montmartre opging, hoewel het nog geen éen uur in den avond geslagen had. Ou dergewoonte wüde ik op den boulevard de la bonne nouvelle gekomen, mij iets verwarmends aan schaffen in den daar welbekende bar a l'habitude,toen een zacht stemmetje mij om een kleinigheid vroeg. Tot mijn verbazing herkende ik de „brutale rozenmeid" van vroeger. Zij zag er in tegenstelling van voorheen nu haveloos en smerig uit. Daar het kind mij onwillekeurig interresseer- de, bood ik een kop koffie aan, die zij dankbaar aannam. „De Rozen-tijd is nu gedaan," he!" zeide ik tot haar, om een gesprek te beginnen. „Ja, meneer, de Rozentijd is gedaan, alles is gedaan, ik zwerf nu." „Zwerf je, leeft je moeder dan niet meer „Dood, die „vent" waar ik u vroeger wel eens van verteld heb, is terugge komen. Hij heeft moeder, die al zieke lijk was, geld willen afhalen en toen het bleek dat zij niets bezat, heeft hij haar geslagen. Zij heeft het niet lang overleefd." „En je broertje dan „Die is twee dagen voor moeder's dood gestorven. De buren zeggen dat hij zijn maag heeit overladen. Ha, ha, ha!" Dat ha, ha, ha, klonk vreeselijk snij dend. Niet meer de gulle, aanstekelijke lach van vroeger, maar een wraakkreet, een schelle dissonnant in de Yrede-hym- ne Ik wilde mijn stemming niet bedor ven zien en gaf haar iets om van haar af te komen. mijn gewone gelegenheids-artikelen, over Yrede op aarde, verheffing des geestes, menschwording van het groote en ede le en de poelen van jammer en ellende waren niet gedempt. Mijn beroep noodzaakte mij overal heen te gaan. Yerleden jaar 25 De cember hadden in den Moulin-Rouge verschillende premières plaats. Zooals de lezers van dit blad misschien weten, is dit lokaal tot ongeveer elf uur caté-con- tert en heeft er na dien tijd een groot bal plaats. Ik had geen lust aan het dansen deel te nemen en slenterde daarom wat op en neer. Hoewel men heel wat doen moet om in dit lokaal de aandacht te trekken, keek menigeen toch naar een hoopje dames van de demi-monde, die door haar uitgelaten taal en handelingen de op merkzaamheid van de meer nuchteren opwekken. Werkelijk, zij waren beschonken. De champagne droop van hun tafeltje. Eensklaps stond een van haar op, als wilde zij een toost afsteken. De holle lodderige, oogen staken dof tegen de vuurroode verf waarmee zij zich een bedriegelijk blosje geteekend had. Ik schrikte. Twee oude herinneringen welden bij mij op: een avond in „Caféla Paix met het vroolijke, heldere kind; een avond in yVüabitudé' ,toen mijn stemming niet bedorven mocht worden, 't Was de brutale bloemenmeid. „Op mijn, mijn sch schoone rid der! Yive le champy daar Het glas uit haar handen, zij gleed op den grond; men kan ook te veel drin ken! Dergelijke tooneeltjes zijn daar niets ongewoons. Twee kellners droegen haar naar een hoek der zaal en legden haar op een paar stoelen neer. „Sale vache", zeide een der kellners. ZIJD, en niet Langen tijd zeg of hoorde ik niets van haar. 't Werd weer zomer en win ter; de menschen zongen met Kerstmis weer dat de wereld toch zoo intens-ge- lukkig was, in het brave dagblad, waar aan ik werkzaam was, schreef ik weer Thomas Hardy. Yierde Boek. Nadat sij een poosje waren voortgereden vroeg Tesz met drooge, matte stem „Konden wij onze bruiloft niet nog een weinig mistellen F Ik bedoel, als wij dat wilden." .Neen liefje! Stel je gerost. Meent ge dat dat manneke er nog over denkt mij aan te klagen 1* „Neen ik meende slechts-". "Wat zjj meende, w^d niet recht doide- liik gemaakthij zeide haar derhalve, aan dergtlike invallen niet toe te geven en zij geboiriaamde zooveel tij vermccbt Maar zij bleef ernstig gedurende de thubreis, zeer ernstig, totdat zij dacht: „Wij zullen toch van hier gaan, zeer ver bonderde milten van bier; zoo iets als zooever kan mij nooit m<er overkomen, tn geen enkele toon uit het verleden zal mij ooit meer bereiken Na hunne aankomst op Talbotbsys na men zi) afscheid en Angel steeg vroolpk de trap op naar zijn kamer. Tesz bleet nog op, om nog eenige kleinigheden te bezor gen, voor de mogeljjkheid, dat zij er de volgende degen geen tijd genoeg voor zon hebben. In de stilte van den nacht hoor den zn plO'Seling een gedruis in de ka mer hoven haar. Iedereen in huis sliep; in baar vrees, dat Clare ziek geworden was, sreloe ze near boven, klopte aan zijne deur en vroeg hem wat er scheelde. „O niets, Teesy i" antwoordde bij vsn bin nen ,'t Spijt me, dat ik je beb doen ont stellen. De oorzaak is van nul en geener waarde. Ik sliep iD en droomde, dat die kerel je beleedigde en dien stoot, die ge ge boord hebt, was niets minder dan de stoot dien ik bet schot toebracht; in slaap over komen mij meer dergelijke aanvallen. G« te bed en denk er niet meer aan Dat was de laatsie kwelling, welke Tesz kon verdragen en over hare besluiteloosheid zegevierde Tot hem over het virledin te spr. ken, daartoe kon zij niet besluiten, maar er waren nog andere wegen, waardoor het doel kon w ore en bereikt. Zg zette zich ne der tn sobreei vier vijdjes van een velletje jpost vol met een geschiedenis gelijk arn die, welke er drie jaren geleden met baar was voorgevallen, stak dit briefje in een cou vert en adresseerde het aan Angel Clare. Vervolgens snelde zij, opdat zij niet weer door vrees teruggehouden zou worden, de trap op naar Angels kamer en schoof den brief onder de deur door. De n«cht ging voorbij en angstig luis terde Tesz naar het geruisch boven baar. Bet liet zich hooren zooals gewoonljjk en gelijk gewoonlijk ging Angel naar benelen. Tesz volgde hembei den ontmoetten elkander aan den voet van de trap en evenals altijd kuste hij haar niet minder hartelijk en warm dan te voren. Bij zag er een weinig moede en verreisd uit, maar hij liet geen enkel woord over baar brief los, zelfs niet toen zij alleen waren en zij kon onmogelijk er over beginnen als hij niet het eerst er den mond over opende Zoo verstretk de dag; oogenechijnlijk geloofde bij zjme gedachten voor zich te moeun houder, wat cr cok in zijn hart me ebt omgaan. Hij bleet even cnbewogen en hartelijk als altijd. Zonden hare beden kingen kinderachtig geweest zijn F Ver gaf bij haar F Had bij baar trots al dat andere even lief en lachte hij over baar onri st en gewetenswroeging, als over een leeljjken droom in den nacbt 1 Zij zag in zijn kami-r, maar zag hem nergens. Hij vergaf baar alzoo werkelijk. Maar zelfs, wanneer hij bare bekentenis niet ontvangen bad, was zij er nu vast van overtuigd, dat bij baar vergeven bad. Zoo kwam de 31 December de brui- lotsidag, zonder dat er in Angels optreden eenige verandering merkbaar was. Toen de beiden verloofden op den dag be neden kwamen, waren zij erover verrast, zulk een groote verandering als de keuken bad ondergaan; de boer bed die ter hun ner eere doen opsiereD. „Ik vas vast besloten, u Ier eere het hoogste te ondernemen I* zeide de boer. „En daar gj) n mijn gaveD, in den vorm van een vroolijk conctrt, door vioolen en clarinetten, zooals bet vrotger mode was, niet hebt wil len laten welgevallen, is dit het eenigste, 't Sloeg middernacht. Dat was hafir Kerstfeest. Men heeft in onze dageu heel wat zie kenverpleegsters. De Zusters van Liefda digheid eu de Diaconnessen hebben se dert lang hare riddersporen verdiend. Naast de verpleegsters van het Witte Kruis scha ren zich nu ook die van het Heilsleger, die zich vol zelfverloochening van bare task kwijten, en arm en rijk vol liefde gaan verzoigen maar behalve die allen wier toewijding ons niet anders dan van den diepsteu eerbied kan vervullen, heeft men de ongenoemdeD, de vrouwen, die in het verborgene werkzeam minder voor de menschheid verrichten. Gij kent ze allen, al hebt gij ook misschien nooit bij hare roeping stil gestaan, omdat zij deze zoo eenvoudig, zoo ongemerkt volbrengen, dat het is als had den zij niets bijzonders gedaan. Maar ook haar hart dorst naar een weinigje erken telijkheid, en dasrom willen wij u haar schetsen, opdat gij ze in elke familie her kennen zondt, en wat liefd zoudt geven. In elke familie, niet in elk gezin, want dan zou deze aarde een paradijs zijn, heeft men de eene of andere vrouwelijke figuur, die men gewoonlijk onder de „mis- deelden" rangschiktwant wij menschen zijn zoo kortzichtig.Zij is niet mooi, dikwijls zelfs leelijk, of wel zij ondervond in haar jeugd eene teleurstelling, die haar zoeten liefde droom vernietigde. De roman baars levens eindigde bij het eerste hoofdstuk, en zij had te veel aan hem gehecht, om daarna een ander boek op te willen nemen. En kelen ook zijn getrouwd, maar vroegtijdig ah weduwe en kinderloos, achtergebleven. Zij bezitten dus geen eigen gezin, maar haar hart bergt daarom zijn goud niet in een schatkist weg. Zij worden de ver pleegsters der familie. Niemand geeft er zich duidelijk rekenschap van toch be grijpt men hare opoffering in zooverre, dat men haar aanstonds reept, als de vrouw des huizes zich zwak gevoelt en hare plichten niet kan waarnemen. De eenzame komt de nieuwe dienstbode africhten, de zieke kinderen helpen oppassen. Gaai eene jonge moeder veel in de wereld, dan neemt zij des avonds hare plaats in om voor de kleinen te waken. Doet zich eene omstaudigheid voor, waarin men radeloos wordt, zij wordt ontbo den en men overlegt met haar en zendt haar uit om alles te schikken. Ontstaat er een hevige twist, zij bedaart de ge moederen en brengt eene blijvende ver zoening tot stand. Overal en altijd is zij bereid op te treden, en zij doet dat zoo eenvoudig, zij cijfert zich daarbij zoozeer weg, dat niemand er eene herinnering aan bewaart. Twintig, dertig, somtijds vijftig jaar lang, is zij aldus bezig, daarna komt de ouderdom. De kinderen, die zij verpleegd heeft, zijn volwassen en hebben haar ver geten degenen, wier wonden zij heelde, weten het niet meer, en thans gedwon gen van haar arbeid uit te rusten, ein digt zij haar leven aan een eenzamen haard, overgelaten aan de goedheid van vreemden. Zij denkt er echter niet over zich te verwonderen of te beklagen. Heeft zij ooit voor zichzelven geleefd En op een nacht sterft zij alleen, verlaten maar gelukkig, en God dankende voor een bestsan, dat zij zoo schoon heeft gevonden Zie, dat zijn de stille verpleegsters, die, wat ik geruischloos voorn beiden in gereed beid heb kunnen brengen". Tesz' familie woonde te ver verwijderd, zcodat geen enkele vsn hm bij de trouw plechtigheid tt gen voordig kon zijn, zelfs wan neer men hen nitgenoodigd had niemand uit Marlotl was evenwel genoodigd gewor den. Aan zijne familie had Angel gescbreveD, dat het hem zeer verbeogen zou, als een van hen bij zijn huwelijk zou tegenwoordig zhn. Zijne broeders hadden hem niet eens geantwoord, terwijl zijne ouders hem een misnoegden brief schreven, in welken zij zijne overijling ten zeerste betreurden tevens dat het hun nog onmogeijjk was, een boe' renmeid als schoondochter welkom kon te hee- ten zij maakten evenwel van de nood een deugd en lieten er op volgen, dat hij even wel moest weten, wat voor zjjn eigen ge luk het beste zou zijn. Angel was wel eeuigszins bierdoor be droefd, maar besloot geduld te bebben en als zjjn vrouw door een tijdlange goede op voeding meer dame geworden was, haar zijne ouders te presenfeeren. Hare waarneming, dat Angel ten opzichte van baar niets veranderd was, verwekte in Tesz den kwellenden twijlel, of haar brief wel terecht gekomen was. Zij stond vau het ont bijt op, nog voor hij klaar was en snelde naar boven. Het was baar plotseling inge vallen, dat zij nogmaals een blik in Clare's kamer kon werpen. Weinige minuten later stond zij spiedend en zoekend in de opene deor van zijn kamer. Op den drempel, waar tij een paar dagen geleden de blief bad neergelegd, was al baar aandacht gevestigd. Het kleedje dat voor de deur lag, was stijf tegen den drtmpel aangeschoven en daaronder ontdekte zij weldra de witte punt van bet couvert. Met een aanval van onmacht raapte zij den brief op; hij was onopengebroken, in dezelf den toestand, in welken bij haren band ver- laten had. De berg stoud alzoo nog op de zelfde plaats. In dit oogeoblik in welke he' bnis oteral blijken gaf van de groote ge beurtenis, kon zij Angel den brief t ie' over geven, derhalve ging zij naar baar eigen kamer en vernietigde daar den brief. Haar gelaat deed Angel ontstellen, toen zij weder beneden kwam. ,.Ik ben er bang voor, met n te spreken," antwoordde zij op zijn bange vragen met een poging tot schertsen, „ik zoo u al mijoe schulden engebrtken wel willen biechten." „Geen woord meer over schulden en ge breken riep bjj. „Heden moet gij vol komen een engel gelijk zijn, gij, mijn hoog ste, mijn heerlijkste scbat. Wij iuilen later tijd genoeg bebben, daarover te praten, wat er beter aan ons zjjn moest." „Maar het zon wellicht tcch verstandig' r zijn, het nu te doen, opdat gij later niet zeggen zoudt „Goed, goed, je biecht zal jo niet ont gaan, spreek dadelijk als wij tnsschen onze eigene wanden zi,n; maar nu niet. Ik heb u ook nog veel te vertellen, maar op dezen dag willen wij ons daaimede niet bezighouden. Dat komt vroeg genoeg, waoneer bet eenmaal slecht weder is t" „Gij wilt dus volstrekt uiet, dat ik spreek F" „Waarachtig niet, mijn engel." Het aankleeden en zich klaarmaken voor bet vertrek, sneed elke verdere uitlegging af Haar eigen, zoo lang gekoesterde wensch, zich aan bem over te geven, hem haar beer, haar eigendom te noemen ea dan wan neer het noodig was, te sterven, hief haar boven alle duistere gevoelens op. Geduren de bet aankleeden, verzonk zij in bonte droomen en de drukkende last der folte rende angst wentelde zich van haar ziel. Da kerk, waarin zij zonden worden ge trouwd, Dg zeer ver verwijderd men was evenwel g-dwongen, daarheen te gaan, om dat bet winter was. Een gesloten rijtuig, dat de kastelein aan den straatweg toebe hoorde, wa3 besteld geworden; een wagen, die in ouden tijd voor postwagen dienst bad gedaan. Tesz bemerkte van alles wat rondom haar geschiedde, niets zij zag niets van bet versleten laken der onde koets, boorde niet haar rate'ende wielen. Zij wist alleen dat Angel na^st haar zat; al het overige hulde zich in een nevel. Daar aan de brniloft geene aflezing was voora'gegaan, zoo bevoodeo zich ook nau welijks een twaalftal menschen in de kerk waren er echter duizend aanwezig ge weest, het had geen grooter indruk op Tesz kunnen maken. Angel wist, dat Tesz hem lief had ie dere trek van haar gelaat bewees het maar de volle diepte barer neiging, baar gar sche hart, baren deemoed kende hij toeD ter tijde nog niet en evenzoo weinig, welk lijden, welk een eerlijkheid, welk eene hardnekkigheid en welk vertronwen die liefde bem waarborgden. Toen zij nit de kerk traden, trokken de kerkdienaars de klokken in beweging, en een bescheiden geluid van drie klokkeD doorsidderde de luebt voor de vreugde vau zulk een kleine gemeente alarm genoeg. Toen Tesz met baar echtgenoot door de gang in den toren naar de deur stapte, hoorde zij de sidderende lucht om sich been brommenzij verbond zich met de hoog- sijigence atmosfeer barer ziele tot een schoon haimonisch veredelend accoord. Deze gemoedsstemming, waarin zij zich verheven gevoelde, als de heilige Johannes, toen hij engelen in de zon zag, hield aan, zoolang de klokken luiden en de onrnstder txcuwfecslelijkheid was weggestorven. Zij zag de dingen rondom haar nn helderder in en daar Erick en zjjn vrouw gezegd hadden, dat men hem de cabriolet zou zenden, opdat het jonge paar alleen in den wagen zou kunnen terugrijden, zoo vielen haar nu eerst de ellendige gebreken van het voer tuig op. „Gij schijnt erg terneergedrnkt, Tesz," zeide hjj. „Ja," antwoordde zjj; de hand tegen het hoofd drukkend, „ik word door veel veront rust. Het is alles zoo ernstig. Onder ande ren geloof ik ook reeds dezen wagen vroe ger gekend te hebben. Het is zonderling ik moet hem wellicht in den droom ge zien hebban." .JJ. «ij zult u alleen de legende van de D'Ubervillsche koets herinneren en dit onde gebrekkige ding zal je daaraan hebben her innerd." „Zoover ik weet, heb ik nog nooit daar van gehoord,antwoordde Tesz. „En hoe is bet daarmee dan gegaan; mag ik dat niet weten Ja wel, waarom niet F Maar heden kan ik bet je niet uitvoerig vertellen. Een ze kere D' Urberville bedreef in de zestiende of zeventiende eenw een verschrikkeljjke misdaad in zjjn familierjjtnig eo sedert dat oogenblik zien de leden der familie al- tjjd die koets, wanneer maar neen, ik ver tel het je niet, het is te droevig, Joist is u bjj het zien van dit oude voertnig daar van iets in de gedachte gekomen* „Ik herinner mij niet, er ooit eens van gehoord te hebben,* mompelde zjj. „Ziet men haar, wanneer leden mjjner familie sterven moeten, Angel, ot wanneer zij een misdaad willen begaan F* „Later, Tesz Hjj stelde haar gerust met een hartelij ke kas. Toen zij weder thais waren, gevoelde zij zich zeer moedeloos en vol berouw. Zij was de werkelijke vronw van Angel Clare; maar had zij wel eeD zuiver reebt op de zen naam F Was zij in waarheid niet eer der de vrouw van Alexander D'ürberville P Kon de kracht harer lie'de, hetgeen gebeurd was, wel rechtvaardigen wat rechtschapen zielen als een groote misdaad en beschim ping der zedelijkheid verachten en verfoei en F Zjj wist niet, wat men van vrouwen in zulke gevallen verlangde en een raadge ver ontbrak haar. loen lesz in haar kamer eenige minuten alleen was wellicht voor de laatste maal van baar leven - knielde ».ij neder en bad. De afgodische liefde, waarmede zij haar man liei had, scheen baar zelve een slecht

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 5