Brieven ui de Maasstad. K8X, Zondag 19 Januari 1896 40ste Jaargang No. 3054. FEUILLETON. BIJVOEGSEL. Rotterdam, 17 Januari 1896. LXXIX. Men had ons blij gemaakt met de belofte van een mogelijkheid op in trekking van de zoo geweldig impo pulaire inkomstenbelasting. Vier raads leden zouden een voorstel doen om deze belasting af te schaffen en te vervangen door één op andere grond slagen. Ik heb u dat reeds in verrukking medegedeeld. Neen maar, de inkom stenbelasting weg en daarvoor een andere, maar minder zwaar te dragen last, Rotterdam zou een ideaalstad worden, 't zou een lust wezen haar te bewo nen en op betere grondslagen bij te dragen in de kosten van de stadsbe- stieringHeerlijk Eilacy, 't is er niet van gekomen. De raad, die oordeelde dat de bevolking bijwijze van proef best nog eens een jaartje naar 't inkomen be last kon worden en dat de inkomsten van allen die belastbaar zijn, best nog een jaartje publiek kunnen wezen, heeft besloten, het voorstel van de vier leden eenvoudig te negeeren en, thans ook over de geannexeerde stukken, de in voering der inkomstenbelasting weer voor een jaar te leveren. Nu komen de vier hervormers, na tuurlijk niet geneigd hun voorstellen aan een échec bloot te stellen, die een voudig terugnemen. Later zullen wij zien, ga nu je gang maar met je inkomstenbelasting zeiden zij, (in wat meer officieele taal) en onze vreugde is te vroeg geweest. Wij hebben de biljetten voor het ko mend belastingjaar al thuis gekregen en ingevuld. Onze hoop is met den komst van den deurwaarder-belasting- biljetrondbreDger in rook opgegaan. Zoo heeft het groote-stadsleven. al tijd een aantrekkelijkheid van wisse- ende hoop en teleurstelling. Er zijn enminste menschen voor wie dat een aantrekkelijkheid is. Voor mij nietl Ik heb thans melding te maken van iets zeer eigenaardigs en iets verheu gends tevens. Er wordt in Rotterdam door lieden van geld en van invloed heel veel gedaan om het lot van den arme en ongelukkige te verbeteren. Ik geloof dat dit in Rotterdam met meer liefde en uit ruimer beurs wordt ge daan dan elders, en dit is misschien één van de redenen dat het socialisme in deze stad maar niet floreeren wil. Indertijd heb ik in een van mijn brie ven den draak gestoken met de filantropie van dames, die bij de armen rond gaan om den vloer te dwijlen en de bedden op te maken. Ik vond dat de menschlievendheid wat ver gedreven, maar toch erkende ik gaarne dat er in zoo'n liefdadige gezindheid iets heel moois was. Tal van vereenigingen bestaan er om het lot van den lijdende te verzachten en voor zoover mogelijk, in zijn behoef ten tegemoet te komen. Er is in deze richting veel te doen, want een groote massa ongelukkigen bevolken onze achterbuurten. Vooral, en hierop is nog niet genoeg de aan dacht gevestigd, vooral het lot van de werkmansvrouwen is treurig. O, gij die woont in kleinere plaatsen, of buiten, gij kunt u in het rampzalige leven dat zoo'n vrouw heeft, niet indenken. De man vaak een dronkaard, een on verschillige voor haar en het gezin; veel kinderen van wie elk zijn behoefte heeft, die elk voor zich verzorgd moeten worden, onder wie de orde te hand haven is; geldelijke zorgen groot en daaruit de noodzakelijkheid geboren om te wasschen of uit werken te gaan. Wat heeft zoo'n vrouw aan haar le ven Niets, absoluut niets. Daar is nooit voldaanheid, nooit een dag van onafgebroken ware vreugde, daar is geen hoop op een betere toekomst in. Dat is gebrek lijden en verdriet hebben. Dat leven is ellende. Wat was er voor haar te doen? Waarmede kon men haar opheffen uit de somberheid, die heel haar zijn be schaduwt? Men heeft lang gezocht, zon der iets voldoende te vinden. Thans echter is een zaak uitgedacht die, naar mij voorkomt, zeer prakti sche gevolgen zal hebben en, als zij goed voortleeft en omvatten kan, wat de voorstellers er zich bij gedacht hebben, voor de sociale verhoudingen énorme gevolgen ten goede zal hebben. Mijn lezers zullen het belangwekkend vinden om even naar de uiteenzet ting te luisteren. Het is een vinding die getuigt voor de intelligentie van den Engelschen dokter Stanton. Genoemde dokter, een Amerikaan heeft een instelling in het leven geroe pen „the Neighbourghoods" die onder de naam van buurtvereenlgingen thans ook in Rotterdam begonnei zijn en opeen aanvankelijk succes kunnen bo gen. Het ishumaniteit in den meest uitgebreiden zin. 37. Stel een huizenrij waarin een twin tigtal arme gezinnen wonen. Thans leven die gezinnen elk voor zich, heb ben hun verdriet voor zich en hun scbaarsche vreugd voor zich. De huis moeders kennen elkaar alleen van ge zien-hebben en van wat er alzoo rond verteld wordt, dus niet behoorlijk en zeker niet van de allerbeste zijde. Waarom, vraagt Dr. Stanton, de Ame rikaan, waarom zou dat niet kunnen veranderen Waarom zouden die vrou wen voor elkaar niets kunnen wezen En de vaders tezamen en de kinderen Zou tusschen die niet een bond kunnen gesloten worden om elkaar te steunen en te helpen en te trachten, elkaar op te hef fen? Het denkbeeld was stout, geïdeali seerd, maar er was toch iets mogelijk moois in. Zeker, als de lieden maar willen. De vrouwen (de proef is in Rotter dam alleen nog met vrouwen genomen) vereenigen zich. Er wordt een lokaal in de buurt gehuurd of de kamer van één der vrouwen wordt gehuurd en in gericht en daar komen de vrouwen geregeld één of meermalen per week een paar uur in den avond samen. Zij betalen twee of drie centen contributie, waarvan dan de kosten betaald worden en de rest gaat naar de spaarbank. Een dame, die belangstelling genoeg voor de armen heeft, leidt de bijeen komsten. Zij weet een g9sprek te be ginnen, waaraan allen deelnemen en waarin allen vrijelijk hun grieven en hun verlangen mededeelen. Er ont staat een prettigen toon, de wederzijd sche belangstelling wordt opgewekt. De dame leest wat voor en over het ge- lezene wordt gesproken, of wel zij ver telt iets, waarin de vrouwen belangstel len en waarin zij iets te leeren vin den. Een andere of dezelfde dame begint een cursus in knippen, glansstrijken enz., waaraan de vrouwen tegen beta ling van 5 ets per uur deel kunnen nemen. Niets wordt gratis gegeven, het is noodig dat de deelhebberessen waarde hechten aan wat haar verschaft wordt en daartoe moet dat niet gratis gebeuren. Het gesprek met de beschaafde dames en de discussien geven haar een begrip van wat voor haar in een toekomst mo gelijk is en wat haar op zal heffen, van de wijze waarop kinderen opgevoed be- hooren te worden. Zij leeren wat goeds, als: behoorlijk koken, een practi- sche regeling der uitgaven en meer din gen, waarvan zij tot heden geen ver stand hadden en die, als zij goed toe gepast worden, haar gezin gelukkig zullen maken. Er wordt gesproken over de kinderen en g09de raad gegeven voor wat te doen met die kinderen. De invloed van de leideres bezorgt het kind, zoodra het oud genoeg geworden is, op school. Maar er wordt meer gedaan. Als nu de moeder uit werken gaat, moet een der oudere kinderen van school blijven, om op de jongeren te passen. Dit zal niet meer noodig wezen. Men stelt een meisje aan, die, tegen betaling van 1 cent per uur met een maximum van 5 cent per dag voor elk kind, op de kinderen in het clublokaal past en ze bezig houdt. Om de kindeien van straat te houden, kunnen zij in het clublokaal samen ko men om te spelen. En ook dan treedt liefst een ontwikkelde als leidster of leider op. Mannen vormen een afzonderlijke club die in hetzelfde lokaal andere uren van samenkomst heeft. En de oudere meis jes vormen eveneens een club. Yoor elke club worden bezigheden en onder houd gezocht, die nuttig zullen wezen. Misschien dat de belangstelling in bet intiem gezellig samenzijn groot genoeg zal blijken om de kroeg en de straat te doen vergeten. Zooals ik zei, één club bestaat reeds en alles gaat daar heerlijk. Het is nu de bedoeling voor elke volkswijk een zoodanige club op te richten. Beschaafde, ontwikkelde lieden, die plezier hebben in het leiden van samenkomsten zullen er in Rotterdam voldoende gevonden worden. Zonder eenigen twijfel is de oprich ting van deze clubs een daad, die ver dient besproken te worden, een daad van groot sociaal belang. Hier is steun noodig, meer moreele dan finantieele steun. Binnenkort hoop ik, met inte ressante bijzonderheden op de zaak te rug te komen. I>. GEMENGD iNIEUWS. Stalen wil. SCHAGER COURANT. TAK Thomas Hardy. HOOFDSTUK VI. Bil het ontbijt den volgenden morgen, was Brazilië het hoofdpunt van het onder hond en all»-n deden hnn uiterste best, de kansen van Brazilië op zjjn voordeeligst te besobouwen. Na het ontbijt ging Angel naar het stadje om verscheidene kleine in- koopen te doen en loste bij den daar wo nenden notaris zijn ganrche vermogen in, waarover hij kon beschikken. Op zijn terugweg ontmoette hij juffrouw Mercy, die op hem den indruk maakte van eene ver schijning, die zich tusschen kloostermuren had begraven. Zij droeg onder haar arm een pak bijbels, welke zij voor het uitdeelen onder bare uitverkorenen bestemd bad. Zij had reeds vernomen, dat Angel Enge land verlaten wilde, en meende, dat het een voortreffelijk en oitrountend idéé was. „Ja wat het maatschappelijke betrelt is er zeker zeer veel voor te zeggen," antwoord de hij, «Maar mijn lieve Mercy wat het godsdienstige leven betreft, kon ik wellicht beter m een klooster gaan.' „Een klooster 1 Maar Angel Clare!* „Wat dan?" „Een klooster beteekent monnik worden en monnik worden, is katholiek worden.' „En katholiek worden, in nw oog na- tour lijk ronde. Och Mercy, boe klein geestig," wierp hij er spottend tusschen, „en sonde, er owige verdoemenis." .Gij b' Vndi u in een zeor bedenkelijk en toes'aod, Ang l Clare. Ik ben trotsch op mijn protestantsch geloof," zeide zg op strengen toon. Vervolgens ging Clare in een aanval van een duivelachtige inim, in welke men juist meestal het tegendeel zijner overtuiging doet, vlak naast Mercy loopen en fluisterde haar de zotste denkbeeld* n in bet oor, die bjj maar bedenken kon. Het gelaeb waarin bij eerst uitbarstte, toen bjj de uitdrukking van schrik op baar gelaat bemerkte, verstomde, toen deze «ich in een ernstige zorg omtrent hem veranderde. „Lieve Mercy," zeide hij, „gjj moet mij verg ffenis schenken. Ik geloof, dat ik gek boa." Zij geloofde het werkelijk en zoo eindigde hnn ooderhoud en Clare giDg naar de pas torij temg Bjj zijn bankier bad bij de fa- milie-juweelen belegd tot beter dagen. Evenzoo had bij een som op Tesz vastge zet, die baar naar baar verlangen zon wor den nitbetaald en hij gaf vervolgens Tesz' onde lni kennis van de genomen maatregelen. Met deze som, die met het baar reeds ter hand gestelde ongeveer 50 pond uitmaakte, zon zij voor eventneele zorgen behoed zijn en hij schreef er tevens bjj, dat zjj zich in een dringend geval van nood tot zjjn vader wenden kon. Hg hield het voor het beste, zijne onders niet door het opgeven van baar adres met Tesz in aanraking te brengen, en daar zij er niets van wisteD wat de verwijdering vergde, verlangde noob vader en moeder van bem, dat hij het doen zon. In den loop van den dag verliet bij de psstorjj, want hg wist, dat hetgeen hij nog te verrichten had, geen uitstel gedoogde. Als laatste pliebt voor zijn vertrek nit Engeland, wilde bij nogmaals de onde boer derij bezoekeD, waar hij met Tesz de drie dagen na hnn bruiloft bad doorgebracht. Bij moest nog de huur betalen, en den huis sleutel overhandigen. Onder dat dak was hem de gednehtste slag zijn levens toege bracht, dat was zijn leven in duisternis ge bold geworden. Toen bjj echter de denr opende, moest hjj toch eerst dadelijk denken aan hnnne aankomst, aan dat heerljjk tinte lende gevoel van een eigen bnis te bezit ten; de gedachte aan hnnnen eersten maaltjjd werd weder levendig in bem en bet was als hoorde bjj weder haar vertrouwelijk ge- 1 luister aan het haardvuur. De pachter en zijne vrouw waren op het oogenblik zijner aankomst op het veld en Angel bleef eenigen tijd in de kamers alleen. Innerljjk weder door gevoelens vervuld waarmede bij nog geene rekening had leeren hooden ging hjj naar de kamer van haar, die nooit de zjjne worden zon. Het bed stond daar nog zooals sjj het den morgen van haar vertrek had opgemaakt. Toen hjj daar stond en sich alles weder te binnen riep, steeg er voor de eerste maal twijfel bjj hem op, of bjj wel verstandig ge handeld had, ol hjj wel edelmoedig geweest was. Maar was bjj dan niet grnwzarm be drogen geworden Onder den invloed van sjjne tegen elkander indruisende gevoelens knielde hjj met tranen in de oegen bjj het bed neder: „O Teszl Had het mg vroeger gezegd, ik zon het n hebben vergeven i* klaagde hg. Beneden schreden hoorende, stond hjj op Een der redenen waarom wij vrouwen het eigenlijk zoo weinig ver in het leven brengen, ligt in de moeite, welke het ons kost, volhardend, rnstig bij dezelfde taak te blijven. Dat dit ons niet gemakkelijk valt, is verklaarbaar genoegwij zijn meestal prikkelbaar van zennwen, licht vat baar voor verschillende indrukken, en ia- ten onze gedachten meevoeren door den stroom der kleine gebeurtenissen, waaruit een dag, ja zelfs de meest onbeduidende der dagen bestaat. Men had zich voorgenomen, heden eens flink te stndeeren, wat volstrekt noodig is, willen wij later in ons onderhoud kunnen voorzienmaar men ontvangt een briefje van een uitverkoop, hier of daar, en men schenkt er zijn morgen aan weg, vast be sloten zijn schade dien middag in te ha len. Pas heett {men zich aan den arbeid gezet, of er komt bezoek. Gij hebt u wel laten verontschuldigen, maar men heeft zoo lang aangedrongen, tot de dienstbode door de mand viel, en de persoon binnenliet In dien gij thans den moed badt, haar te zeggen, hoeveel gij nog vóór den avond af moet werken, zon de indringster niet lang blijven; maar of wel u ontbreekt daartoe de noodige geestkraoht, of wel gij zijt innerlijk blij over die gedwongen verstrooiing. Gij hoort d« laatste nieuwtjes en het onderhond wordt gerekt, zóólang dat nw middag er mede verstrijkt, en des avonds wordt gij medegenomen naar een lezing «die nooit wêer voorkomen zal" of naar een bmten- gewoon concert. Op deze wijze gaat nw gansche dagverloren, en gevoelt gij bij het ter raste gaan, hoe nutteloos die kostbare nren zijn verspild, die zooveel vrachten voor nw toekomst hadden kunnen afwerpen. Alleen een stalen wil kan snik een tijdverkwisiing voorkomen, en de vrouw die zonder fortnin in de wieg werd gelegdr heeft hem duizendmaal meer noodig dan de man. Niet alleen valt het haar moei lijker een winstgevende loopbaan te volgen maar de wereld neemt haar arbeid na eenmaal niet ernstig op. Wie zon er ooit aan denken een jong officier van de kazer ne weg te houden, een handelsman van zijn kantoor weg te halen, of van een schrijver te eischen, dat hij dag aan dag visites zon afleggen of ontvangen Geen sterveling; de vrouw echter moet, in de oogen harer kennissen, steeds ten dienste van allen staan. Hoe ernstig ook haar taak zij, men wil dat zij vóór alle dingen vronw van de wereld zal blijven, men soeki haar telkens opmen haalt haar over om „uit te gaan' en met de beste bedoelingen van de wereld legt men haarde grootste strui kelblokken in den weg. Aan ons die hinderpalen te verbreken „neen* te zeggen op de wijze die De Gé- nestet van ons verlangt„neen' ook tot onszelf, als het verlangen naar wat aflei ding met brandenden gloed in ons oprijst want ook dat doet zich helaas I telkens voor. Wij zijn niet geschapen tot het levens lang gebogen zitten over droge boeken. De natuur heeft ons daartoe, evenmin als onze smaken, bestemd maar eoodra de omstandigheden ons daartoe nopen, laat ons dan ook moedig zijs, en het beneden ons achten, evenals Roodkapje aan den weg te blijven staan turen op dat gevaarlijke bloempje „Wat had kannen zijn Als zij zullen wij anders le laat aankomen, en door den wolf van zelfverwijt worden ver en trad Daar de trapleoning. Op de eerste treden rag hij een vrouwelijke gestalte staan en toen zjj het gelaat tot hem ophief, her kende hg, dat het de bleeke, zwartoogige Izz Hoe» was. „Mijnheer Clare," seide zij, „ik ben geko men om n en uwe vrouw eens op te zoeken en te zien, hoe het n beiden gaat. Ik dacht, dat gij wel reeds temg rondt zijn." Dat was een meisje, wiens geheim hij ge raden had, en die het zijne niet kende; een meisje dat hem lief bad en dat voor een landbouwer een even goede vrouw geweest zou zijn als Tesz. „Ik ben hier alleen," zeide hij, „wij wo nen nu hier niet meer." Nadat hij hsar uit elkander had gezet waarom zij hier niet meer terugkwamen, vroeg hij haar: „Welken weg wilt gij terug gaan Izz P" „Ik ben nn niet meer op Talbothsys", ant woordde zij. „Hoedat zoo?" Izz Haarde naar den grond. „Het was daar roo treurig, dat ik er niet meer blijven kon. Ik boor nn daar thuis." Eu nu wees zij in de richting waar Angel ook van plan was heen te gaan. „Zoo gaat je weg daarheen, dan kan ik n wel een stukje medenemen.' Hsar bleek gelaat kleurde sich f enigszins „Ik ben u zeer dankbaar, mijnheer Clare," zeide zjj. Hij ontmoette vervolgens den pachter en bracht met hem de rekening betreffende de hoor en nog een paar andere kleinigheden in orde. Toen hjj naar zijn voertuig terug keerde, klauterde Izz achter hem aan op den bok „Ik ga Engeland nit," zeide hij, toen zij een eindweegs gereden hadden, „naar Bra- zilié". „Yindt nwe vronw dat goed, dat zij znlk een verre reis moet ondernemen?" vroeg *y. „Zij blijft voorloopig hier en komt later ongeveer over een jaar. Ik ga heen, om voorloopig eens rond te zien - om eens te onderzoeken, hoe het leven daar is." Zij reden in oosleljtke richting ving ver der, en Izs zat maar zwijgend naast bem. „Hoe gaat het toch met de anderen?" vroeg hjj. „Hoe gaat het met Retty?" „Die ging bet laDg niet goed, toen ik baar de laatste keer zag; zij was zoo mager ge worden en zag er zoo vervallen nit, alsof het ergste te vreezen was. Zij krijgt nooit geen vrger meer." „En Marien Izz liet haar stem een weinig sakken. „Msrian drinkt." „Niet mogelijkj* „Toch, toch. De boer zegt, dat hij haar zal moeten wegzenden." »En gij?» „Ik drink niet en voel mg ook niet ziek. Maar met het zingen des morgens is het glad gedaan." „Hoe komt dat? Weet ge nog boe aardig o( ge zingen koodt„Het was in Amor's tuin tje" en „De korte broek van den snjjder", des morgens bij het melken „Aeh ja. Dat was echter een klein poosje, nadat gjj waart aangekomen; later niet meer, toen gij reeds eenigen tijd bjj ons waart." „Hoe kwam het dan, dat gjj toen op- hieldt In plaats van te antwoorden, wierp zij hem met haar donkere oogen een korten le ven digen blik toe. „Maar Izz, hoe knnt gij zoo een als ik ben," zeide bij en verzonk in diepe ge dachten. „Nn dan wanneer ik n gevraagd had, om mijn vronw te worden „Dan had ik ja gezegd, en gij hadt een vronw gekregeD, die n innig had lief gehad." „Werkelijk „Yan ganscher harie," (luisterde zij be- wogen. „O, mijn God! Hebt ge daar dan nooit iets van gemerkt?" Zg waren aan een krnisweg aangeland. „Hier moet ik er af. Ik woon daar," zei de Izz nn plotseling, nadat zjj een lan gen lijd in droef gepeins verzonken was geweest. Clare liet het paard langzamer gaan. Hg morde tegen zijn lot en de bestaande ge woonten en wetten, want bij was daardoor in een boek gedrongen, waaruit hij niet meer kon geraken. Waarom niet wraak genomen en de wereld met trots een eigen opvatting in het gelaat geslingerd, in plaats van nederig bare voetzolen te kus sen „Izz, ik ga alleen naar Brasilia," zeide hij. „Ik heb rag van mijne vrouw geschei den, om persoonlijke redenen; niet om de reis. Ik kan niet meer met haar leven. Of ik u lief hebben kan, weet ik nog niet maar wilt gg in plaats van haar met mg mede gaan „Is u dat ernst? Zal ik het werkelijk doen „Ja zeker. Men heeft mij genoeg bedro gen, zoodat ik wel een beloning daarvoor nemen mag. En gij hebt mij tenminste lief zonder neven bedoeling „Ja ik zal medegaan,* zeide Izs na kort beraad. „Gij wilt Weet gg ook, wat dat zeggen wil, Izz „Ja, dat ik zoolang bjj n bljjven mag, als gg droefgeestig sijt. Dat Is genoeg voor mij." „Bedenk, dat gij my, wat mijn moraal betreft, niet voor zeer sterk moet honden. Ook moet ik n daarop opmerkzaam maken, dat wat wij doen willen, in de oogen der wereld dat wil zeggen der lieden, welke om ons laven, onvereenigbaar ia met de zeden der bedendaagsche maatscbappjj." „Dat hindert rag niets; geen vronw vraagt daarnaar, wenneerzij tot het uiterst* gekomen is en geen anderen weg meer ziet." „Stijg dan niet af, maar bljjf bjj mg zitten.' Hij ging het krnispnni voorbjj, één mjjl, twee mijlen, zender teeben van bjjzondere gemoedsbeweging te geven. „Gij hebt mg dus oprecht lief, Izs vroeg bij plotseling. „Ja, dat heb ik ik heb het n reed* gezegd. Ik heb n van het eerste oogen blik lief gehad, toen gg op de boerderjj kwaamt." „Hebt gg mi) dan maer bemind das Tesz P" Zij schudde het hoofd. „Neen," zeide zjj zaoht, „niet meer dan zij. „Waarom niet?" „Omdat niemand n meer liefhebben kan dan Tesz. Zij zon haar leven voor u heb ben gegeven. Meer had ik niet kunnen doen." Als een profeet op den berg Teor, had Izz op dit oogenblik gaarne gedaobten, die sg niet bezat, geuitmaar den invloed, die Tesz' karakter op Iza uitoefende wee van dien aard, dat sg gedwongen werd de waarheid te getuigen. Clare zweeg zijn hart klopte hoorbaar, toen hjj de uitdrukking eener zoo oprechte overtuiging ven een plaats vernam, van waar hg baar niet bad verwacht te hooren. Zjjne ooren herhaalden„Zg zou haar leven voor n gegeven hebben. Meer had ik niet knnnen doen.* „Vergeet ons sot gebabbel, Izz," zeide hg, het paard fioks omdraaiend. „Ik weet niet wat ik voorheen heb gezegd. Ik zal n daarheen terugbrengen, waar gij atraka wildet afstappen." „O, dat ik bet n heb moeten zeggen? Hoe zal hoe kan Izz brak in een hevig weenen nit en sloeg zieh tegen het voorhoofd, toen zij ge waar werd, wat sg gedaan had. „Doet het n leed, dat gg een afwezige eens een weinig gerechtigheid doet weder varen O, dat moet niet, dat vraagt ge

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5