Brieven ui de Maasstad.
K8X,
Zondag 19 Januari 1896
40ste Jaargang No. 3054.
FEUILLETON.
BIJVOEGSEL.
Rotterdam, 17 Januari 1896.
LXXIX.
Men had ons blij gemaakt met de
belofte van een mogelijkheid op in
trekking van de zoo geweldig impo
pulaire inkomstenbelasting. Vier raads
leden zouden een voorstel doen om
deze belasting af te schaffen en te
vervangen door één op andere grond
slagen.
Ik heb u dat reeds in verrukking
medegedeeld. Neen maar, de inkom
stenbelasting weg en daarvoor een andere,
maar minder zwaar te dragen last,
Rotterdam zou een ideaalstad worden,
't zou een lust wezen haar te bewo
nen en op betere grondslagen bij te
dragen in de kosten van de stadsbe-
stieringHeerlijk
Eilacy, 't is er niet van gekomen. De
raad, die oordeelde dat de bevolking
bijwijze van proef best nog
eens een jaartje naar 't inkomen be
last kon worden en dat de inkomsten
van allen die belastbaar zijn, best nog
een jaartje publiek kunnen wezen, heeft
besloten, het voorstel van de vier leden
eenvoudig te negeeren en, thans ook
over de geannexeerde stukken, de in
voering der inkomstenbelasting weer
voor een jaar te leveren.
Nu komen de vier hervormers, na
tuurlijk niet geneigd hun voorstellen
aan een échec bloot te stellen, die een
voudig terugnemen.
Later zullen wij zien, ga nu je
gang maar met je inkomstenbelasting
zeiden zij, (in wat meer officieele taal)
en onze vreugde is te vroeg geweest.
Wij hebben de biljetten voor het ko
mend belastingjaar al thuis gekregen
en ingevuld. Onze hoop is met den
komst van den deurwaarder-belasting-
biljetrondbreDger in rook opgegaan.
Zoo heeft het groote-stadsleven. al
tijd een aantrekkelijkheid van wisse-
ende hoop en teleurstelling. Er zijn
enminste menschen voor wie dat een
aantrekkelijkheid is. Voor mij nietl
Ik heb thans melding te maken van
iets zeer eigenaardigs en iets verheu
gends tevens. Er wordt in Rotterdam
door lieden van geld en van invloed
heel veel gedaan om het lot van den
arme en ongelukkige te verbeteren. Ik
geloof dat dit in Rotterdam met meer
liefde en uit ruimer beurs wordt ge
daan dan elders, en dit is misschien
één van de redenen dat het socialisme
in deze stad maar niet floreeren wil.
Indertijd heb ik in een van mijn brie
ven den draak gestoken met de
filantropie van dames, die bij de armen
rond gaan om den vloer te dwijlen en
de bedden op te maken. Ik vond dat de
menschlievendheid wat ver gedreven,
maar toch erkende ik gaarne dat er
in zoo'n liefdadige gezindheid iets heel
moois was.
Tal van vereenigingen bestaan er om
het lot van den lijdende te verzachten
en voor zoover mogelijk, in zijn behoef
ten tegemoet te komen.
Er is in deze richting veel te doen,
want een groote massa ongelukkigen
bevolken onze achterbuurten. Vooral,
en hierop is nog niet genoeg de aan
dacht gevestigd, vooral het lot van de
werkmansvrouwen is treurig. O, gij die
woont in kleinere plaatsen, of buiten,
gij kunt u in het rampzalige leven dat
zoo'n vrouw heeft, niet indenken.
De man vaak een dronkaard, een on
verschillige voor haar en het gezin;
veel kinderen van wie elk zijn behoefte
heeft, die elk voor zich verzorgd moeten
worden, onder wie de orde te hand
haven is; geldelijke zorgen groot en
daaruit de noodzakelijkheid geboren
om te wasschen of uit werken te gaan.
Wat heeft zoo'n vrouw aan haar le
ven Niets, absoluut niets. Daar is
nooit voldaanheid, nooit een dag van
onafgebroken ware vreugde, daar is geen
hoop op een betere toekomst in. Dat
is gebrek lijden en verdriet hebben. Dat
leven is ellende.
Wat was er voor haar te doen?
Waarmede kon men haar opheffen uit
de somberheid, die heel haar zijn be
schaduwt? Men heeft lang gezocht, zon
der iets voldoende te vinden.
Thans echter is een zaak uitgedacht
die, naar mij voorkomt, zeer prakti
sche gevolgen zal hebben en, als zij goed
voortleeft en omvatten kan, wat de
voorstellers er zich bij gedacht hebben,
voor de sociale verhoudingen énorme
gevolgen ten goede zal hebben.
Mijn lezers zullen het belangwekkend
vinden om even naar de uiteenzet
ting te luisteren. Het is een vinding
die getuigt voor de intelligentie van den
Engelschen dokter Stanton.
Genoemde dokter, een Amerikaan
heeft een instelling in het leven geroe
pen „the Neighbourghoods" die onder
de naam van buurtvereenlgingen
thans ook in Rotterdam begonnei zijn en
opeen aanvankelijk succes kunnen bo
gen.
Het ishumaniteit in den
meest uitgebreiden zin.
37.
Stel een huizenrij waarin een twin
tigtal arme gezinnen wonen. Thans
leven die gezinnen elk voor zich, heb
ben hun verdriet voor zich en hun
scbaarsche vreugd voor zich. De huis
moeders kennen elkaar alleen van ge
zien-hebben en van wat er alzoo rond
verteld wordt, dus niet behoorlijk en
zeker niet van de allerbeste zijde.
Waarom, vraagt Dr. Stanton, de Ame
rikaan, waarom zou dat niet kunnen
veranderen Waarom zouden die vrou
wen voor elkaar niets kunnen wezen
En de vaders tezamen en de kinderen
Zou tusschen die niet een bond kunnen
gesloten worden om elkaar te steunen en
te helpen en te trachten, elkaar op te hef
fen?
Het denkbeeld was stout, geïdeali
seerd, maar er was toch iets mogelijk
moois in. Zeker, als de lieden maar
willen.
De vrouwen (de proef is in Rotter
dam alleen nog met vrouwen genomen)
vereenigen zich. Er wordt een lokaal
in de buurt gehuurd of de kamer van
één der vrouwen wordt gehuurd en in
gericht en daar komen de vrouwen
geregeld één of meermalen per week
een paar uur in den avond samen. Zij
betalen twee of drie centen contributie,
waarvan dan de kosten betaald worden
en de rest gaat naar de spaarbank.
Een dame, die belangstelling genoeg
voor de armen heeft, leidt de bijeen
komsten. Zij weet een g9sprek te be
ginnen, waaraan allen deelnemen en
waarin allen vrijelijk hun grieven en
hun verlangen mededeelen. Er ont
staat een prettigen toon, de wederzijd
sche belangstelling wordt opgewekt. De
dame leest wat voor en over het ge-
lezene wordt gesproken, of wel zij ver
telt iets, waarin de vrouwen belangstel
len en waarin zij iets te leeren vin
den.
Een andere of dezelfde dame begint
een cursus in knippen, glansstrijken
enz., waaraan de vrouwen tegen beta
ling van 5 ets per uur deel kunnen
nemen. Niets wordt gratis gegeven,
het is noodig dat de deelhebberessen
waarde hechten aan wat haar verschaft
wordt en daartoe moet dat niet gratis
gebeuren.
Het gesprek met de beschaafde dames
en de discussien geven haar een begrip
van wat voor haar in een toekomst mo
gelijk is en wat haar op zal heffen, van
de wijze waarop kinderen opgevoed be-
hooren te worden. Zij leeren wat
goeds, als: behoorlijk koken, een practi-
sche regeling der uitgaven en meer din
gen, waarvan zij tot heden geen ver
stand hadden en die, als zij goed toe
gepast worden, haar gezin gelukkig
zullen maken.
Er wordt gesproken over de kinderen
en g09de raad gegeven voor wat te
doen met die kinderen. De invloed van
de leideres bezorgt het kind, zoodra het
oud genoeg geworden is, op school.
Maar er wordt meer gedaan.
Als nu de moeder uit werken gaat,
moet een der oudere kinderen van school
blijven, om op de jongeren te passen.
Dit zal niet meer noodig wezen. Men
stelt een meisje aan, die, tegen betaling
van 1 cent per uur met een maximum
van 5 cent per dag voor elk kind, op
de kinderen in het clublokaal past en
ze bezig houdt.
Om de kindeien van straat te houden,
kunnen zij in het clublokaal samen ko
men om te spelen. En ook dan treedt
liefst een ontwikkelde als leidster of
leider op.
Mannen vormen een afzonderlijke club
die in hetzelfde lokaal andere uren van
samenkomst heeft. En de oudere meis
jes vormen eveneens een club. Yoor
elke club worden bezigheden en onder
houd gezocht, die nuttig zullen wezen.
Misschien dat de belangstelling in bet
intiem gezellig samenzijn groot genoeg
zal blijken om de kroeg en de straat
te doen vergeten.
Zooals ik zei, één club bestaat reeds
en alles gaat daar heerlijk. Het is nu
de bedoeling voor elke volkswijk een
zoodanige club op te richten. Beschaafde,
ontwikkelde lieden, die plezier hebben
in het leiden van samenkomsten zullen
er in Rotterdam voldoende gevonden
worden.
Zonder eenigen twijfel is de oprich
ting van deze clubs een daad, die ver
dient besproken te worden, een daad
van groot sociaal belang. Hier is steun
noodig, meer moreele dan finantieele
steun. Binnenkort hoop ik, met inte
ressante bijzonderheden op de zaak te
rug te komen. I>.
GEMENGD iNIEUWS.
Stalen wil.
SCHAGER
COURANT.
TAK
Thomas Hardy.
HOOFDSTUK VI.
Bil het ontbijt den volgenden morgen,
was Brazilië het hoofdpunt van het onder
hond en all»-n deden hnn uiterste best, de
kansen van Brazilië op zjjn voordeeligst te
besobouwen. Na het ontbijt ging Angel
naar het stadje om verscheidene kleine in-
koopen te doen en loste bij den daar wo
nenden notaris zijn ganrche vermogen in,
waarover hij kon beschikken. Op zijn
terugweg ontmoette hij juffrouw Mercy, die
op hem den indruk maakte van eene ver
schijning, die zich tusschen kloostermuren
had begraven. Zij droeg onder haar arm
een pak bijbels, welke zij voor het uitdeelen
onder bare uitverkorenen bestemd bad.
Zij had reeds vernomen, dat Angel Enge
land verlaten wilde, en meende, dat het
een voortreffelijk en oitrountend idéé was.
„Ja wat het maatschappelijke betrelt is er
zeker zeer veel voor te zeggen," antwoord
de hij, «Maar mijn lieve Mercy wat het
godsdienstige leven betreft, kon ik wellicht
beter m een klooster gaan.'
„Een klooster 1 Maar Angel Clare!*
„Wat dan?"
„Een klooster beteekent monnik worden
en monnik worden, is katholiek worden.'
„En katholiek worden, in nw oog na-
tour lijk ronde. Och Mercy, boe klein
geestig," wierp hij er spottend tusschen,
„en sonde, er owige verdoemenis."
.Gij b' Vndi u in een zeor bedenkelijk en
toes'aod, Ang l Clare. Ik ben trotsch
op mijn protestantsch geloof," zeide zg op
strengen toon.
Vervolgens ging Clare in een aanval van
een duivelachtige inim, in welke men juist
meestal het tegendeel zijner overtuiging doet,
vlak naast Mercy loopen en fluisterde haar
de zotste denkbeeld* n in bet oor, die bjj
maar bedenken kon. Het gelaeb waarin bij
eerst uitbarstte, toen bjj de uitdrukking van
schrik op baar gelaat bemerkte, verstomde,
toen deze «ich in een ernstige zorg omtrent
hem veranderde.
„Lieve Mercy," zeide hij, „gjj moet mij
verg ffenis schenken. Ik geloof, dat ik
gek boa."
Zij geloofde het werkelijk en zoo eindigde
hnn ooderhoud en Clare giDg naar de pas
torij temg Bjj zijn bankier bad bij de fa-
milie-juweelen belegd tot beter dagen.
Evenzoo had bij een som op Tesz vastge
zet, die baar naar baar verlangen zon wor
den nitbetaald en hij gaf vervolgens Tesz' onde
lni kennis van de genomen maatregelen.
Met deze som, die met het baar reeds ter
hand gestelde ongeveer 50 pond uitmaakte,
zon zij voor eventneele zorgen behoed zijn
en hij schreef er tevens bjj, dat zjj zich in
een dringend geval van nood tot zjjn vader
wenden kon.
Hg hield het voor het beste, zijne onders
niet door het opgeven van baar adres met
Tesz in aanraking te brengen, en daar zij
er niets van wisteD wat de verwijdering
vergde, verlangde noob vader en moeder van
bem, dat hij het doen zon. In den loop
van den dag verliet bij de psstorjj, want
hg wist, dat hetgeen hij nog te verrichten
had, geen uitstel gedoogde.
Als laatste pliebt voor zijn vertrek nit
Engeland, wilde bij nogmaals de onde boer
derij bezoekeD, waar hij met Tesz de drie
dagen na hnn bruiloft bad doorgebracht.
Bij moest nog de huur betalen, en den huis
sleutel overhandigen. Onder dat dak was
hem de gednehtste slag zijn levens toege
bracht, dat was zijn leven in duisternis ge
bold geworden. Toen bjj echter de denr
opende, moest hjj toch eerst dadelijk denken
aan hnnne aankomst, aan dat heerljjk tinte
lende gevoel van een eigen bnis te bezit
ten; de gedachte aan hnnnen eersten maaltjjd
werd weder levendig in bem en bet was
als hoorde bjj weder haar vertrouwelijk ge-
1 luister aan het haardvuur.
De pachter en zijne vrouw waren op het
oogenblik zijner aankomst op het veld en
Angel bleef eenigen tijd in de kamers alleen.
Innerljjk weder door gevoelens vervuld
waarmede bij nog geene rekening had leeren
hooden ging hjj naar de kamer van haar,
die nooit de zjjne worden zon.
Het bed stond daar nog zooals sjj het den
morgen van haar vertrek had opgemaakt.
Toen hjj daar stond en sich alles weder te
binnen riep, steeg er voor de eerste maal
twijfel bjj hem op, of bjj wel verstandig ge
handeld had, ol hjj wel edelmoedig geweest
was. Maar was bjj dan niet grnwzarm be
drogen geworden Onder den invloed van
sjjne tegen elkander indruisende gevoelens
knielde hjj met tranen in de oegen bjj het
bed neder: „O Teszl Had het mg vroeger
gezegd, ik zon het n hebben vergeven i*
klaagde hg.
Beneden schreden hoorende, stond hjj op
Een der redenen waarom wij vrouwen
het eigenlijk zoo weinig ver in het leven
brengen, ligt in de moeite, welke het ons
kost, volhardend, rnstig bij dezelfde taak
te blijven. Dat dit ons niet gemakkelijk
valt, is verklaarbaar genoegwij zijn
meestal prikkelbaar van zennwen, licht vat
baar voor verschillende indrukken, en ia-
ten onze gedachten meevoeren door den
stroom der kleine gebeurtenissen, waaruit
een dag, ja zelfs de meest onbeduidende
der dagen bestaat.
Men had zich voorgenomen, heden eens
flink te stndeeren, wat volstrekt noodig is,
willen wij later in ons onderhoud kunnen
voorzienmaar men ontvangt een briefje
van een uitverkoop, hier of daar, en men
schenkt er zijn morgen aan weg, vast be
sloten zijn schade dien middag in te ha
len. Pas heett {men zich aan den arbeid
gezet, of er komt bezoek. Gij hebt u wel
laten verontschuldigen, maar men heeft zoo
lang aangedrongen, tot de dienstbode door
de mand viel, en de persoon binnenliet In
dien gij thans den moed badt, haar te zeggen,
hoeveel gij nog vóór den avond af moet
werken, zon de indringster niet lang blijven;
maar of wel u ontbreekt daartoe de noodige
geestkraoht, of wel gij zijt innerlijk blij
over die gedwongen verstrooiing. Gij hoort
d« laatste nieuwtjes en het onderhond
wordt gerekt, zóólang dat nw middag er
mede verstrijkt, en des avonds wordt gij
medegenomen naar een lezing «die nooit
wêer voorkomen zal" of naar een bmten-
gewoon concert. Op deze wijze gaat nw
gansche dagverloren, en gevoelt gij bij het ter
raste gaan, hoe nutteloos die kostbare nren
zijn verspild, die zooveel vrachten voor nw
toekomst hadden kunnen afwerpen.
Alleen een stalen wil kan snik een
tijdverkwisiing voorkomen, en de vrouw
die zonder fortnin in de wieg werd gelegdr
heeft hem duizendmaal meer noodig dan
de man. Niet alleen valt het haar moei
lijker een winstgevende loopbaan te volgen
maar de wereld neemt haar arbeid na
eenmaal niet ernstig op. Wie zon er ooit
aan denken een jong officier van de kazer
ne weg te houden, een handelsman van
zijn kantoor weg te halen, of van een
schrijver te eischen, dat hij dag aan dag
visites zon afleggen of ontvangen Geen
sterveling; de vrouw echter moet, in de
oogen harer kennissen, steeds ten dienste
van allen staan. Hoe ernstig ook haar taak
zij, men wil dat zij vóór alle dingen vronw
van de wereld zal blijven, men soeki haar
telkens opmen haalt haar over om „uit
te gaan' en met de beste bedoelingen van
de wereld legt men haarde grootste strui
kelblokken in den weg.
Aan ons die hinderpalen te verbreken
„neen* te zeggen op de wijze die De Gé-
nestet van ons verlangt„neen' ook tot
onszelf, als het verlangen naar wat aflei
ding met brandenden gloed in ons oprijst
want ook dat doet zich helaas I telkens
voor.
Wij zijn niet geschapen tot het levens
lang gebogen zitten over droge boeken.
De natuur heeft ons daartoe, evenmin als
onze smaken, bestemd maar eoodra de
omstandigheden ons daartoe nopen, laat
ons dan ook moedig zijs, en het beneden
ons achten, evenals Roodkapje aan den weg
te blijven staan turen op dat gevaarlijke
bloempje „Wat had kannen zijn Als
zij zullen wij anders le laat aankomen, en
door den wolf van zelfverwijt worden ver
en trad Daar de trapleoning. Op de eerste
treden rag hij een vrouwelijke gestalte staan
en toen zjj het gelaat tot hem ophief, her
kende hg, dat het de bleeke, zwartoogige
Izz Hoe» was.
„Mijnheer Clare," seide zij, „ik ben geko
men om n en uwe vrouw eens op te zoeken
en te zien, hoe het n beiden gaat. Ik dacht,
dat gij wel reeds temg rondt zijn."
Dat was een meisje, wiens geheim hij ge
raden had, en die het zijne niet kende; een
meisje dat hem lief bad en dat voor een
landbouwer een even goede vrouw geweest
zou zijn als Tesz.
„Ik ben hier alleen," zeide hij, „wij wo
nen nu hier niet meer." Nadat hij hsar uit
elkander had gezet waarom zij hier niet
meer terugkwamen, vroeg hij haar: „Welken
weg wilt gij terug gaan Izz P"
„Ik ben nn niet meer op Talbothsys", ant
woordde zij.
„Hoedat zoo?"
Izz Haarde naar den grond.
„Het was daar roo treurig, dat ik er niet
meer blijven kon. Ik boor nn daar thuis."
Eu nu wees zij in de richting waar Angel
ook van plan was heen te gaan.
„Zoo gaat je weg daarheen, dan kan
ik n wel een stukje medenemen.'
Hsar bleek gelaat kleurde sich f enigszins
„Ik ben u zeer dankbaar, mijnheer Clare,"
zeide zjj.
Hij ontmoette vervolgens den pachter en
bracht met hem de rekening betreffende de
hoor en nog een paar andere kleinigheden in
orde. Toen hjj naar zijn voertuig terug keerde,
klauterde Izz achter hem aan op den bok
„Ik ga Engeland nit," zeide hij, toen zij
een eindweegs gereden hadden, „naar Bra-
zilié".
„Yindt nwe vronw dat goed, dat zij znlk
een verre reis moet ondernemen?" vroeg
*y.
„Zij blijft voorloopig hier en komt later
ongeveer over een jaar. Ik ga heen, om
voorloopig eens rond te zien - om eens te
onderzoeken, hoe het leven daar is."
Zij reden in oosleljtke richting ving ver
der, en Izs zat maar zwijgend naast bem.
„Hoe gaat het toch met de anderen?"
vroeg hjj. „Hoe gaat het met Retty?"
„Die ging bet laDg niet goed, toen ik baar
de laatste keer zag; zij was zoo mager ge
worden en zag er zoo vervallen nit, alsof
het ergste te vreezen was. Zij krijgt nooit
geen vrger meer."
„En Marien
Izz liet haar stem een weinig sakken.
„Msrian drinkt."
„Niet mogelijkj*
„Toch, toch. De boer zegt, dat hij haar
zal moeten wegzenden."
»En gij?»
„Ik drink niet en voel mg ook niet ziek.
Maar met het zingen des morgens is het
glad gedaan."
„Hoe komt dat? Weet ge nog boe aardig
o( ge zingen koodt„Het was in Amor's tuin
tje" en „De korte broek van den snjjder",
des morgens bij het melken
„Aeh ja. Dat was echter een klein poosje,
nadat gjj waart aangekomen; later niet meer,
toen gij reeds eenigen tijd bjj ons waart."
„Hoe kwam het dan, dat gjj toen op-
hieldt
In plaats van te antwoorden, wierp zij
hem met haar donkere oogen een korten le
ven digen blik toe.
„Maar Izz, hoe knnt gij zoo een als
ik ben," zeide bij en verzonk in diepe ge
dachten. „Nn dan wanneer ik n gevraagd
had, om mijn vronw te worden
„Dan had ik ja gezegd, en gij hadt een
vronw gekregeD, die n innig had lief gehad."
„Werkelijk
„Yan ganscher harie," (luisterde zij be-
wogen. „O, mijn God! Hebt ge daar dan
nooit iets van gemerkt?"
Zg waren aan een krnisweg aangeland.
„Hier moet ik er af. Ik woon daar," zei
de Izz nn plotseling, nadat zjj een lan
gen lijd in droef gepeins verzonken was
geweest.
Clare liet het paard langzamer gaan. Hg
morde tegen zijn lot en de bestaande ge
woonten en wetten, want bij was daardoor
in een boek gedrongen, waaruit hij niet
meer kon geraken. Waarom niet wraak
genomen en de wereld met trots een eigen
opvatting in het gelaat geslingerd, in
plaats van nederig bare voetzolen te kus
sen
„Izz, ik ga alleen naar Brasilia," zeide
hij. „Ik heb rag van mijne vrouw geschei
den, om persoonlijke redenen; niet om de
reis. Ik kan niet meer met haar leven.
Of ik u lief hebben kan, weet ik nog niet
maar wilt gg in plaats van haar met mg
mede gaan
„Is u dat ernst? Zal ik het werkelijk
doen
„Ja zeker. Men heeft mij genoeg bedro
gen, zoodat ik wel een beloning daarvoor
nemen mag. En gij hebt mij tenminste lief
zonder neven bedoeling
„Ja ik zal medegaan,* zeide Izs na
kort beraad.
„Gij wilt Weet gg ook, wat dat zeggen
wil, Izz
„Ja, dat ik zoolang bjj n bljjven mag,
als gg droefgeestig sijt. Dat Is genoeg
voor mij."
„Bedenk, dat gij my, wat mijn moraal
betreft, niet voor zeer sterk moet honden.
Ook moet ik n daarop opmerkzaam maken,
dat wat wij doen willen, in de oogen der
wereld dat wil zeggen der lieden, welke
om ons laven, onvereenigbaar ia met de
zeden der bedendaagsche maatscbappjj."
„Dat hindert rag niets; geen vronw
vraagt daarnaar, wenneerzij tot het uiterst*
gekomen is en geen anderen weg meer
ziet."
„Stijg dan niet af, maar bljjf bjj mg
zitten.'
Hij ging het krnispnni voorbjj, één mjjl,
twee mijlen, zender teeben van bjjzondere
gemoedsbeweging te geven.
„Gij hebt mg dus oprecht lief, Izs vroeg
bij plotseling.
„Ja, dat heb ik ik heb het n reed*
gezegd. Ik heb n van het eerste oogen
blik lief gehad, toen gg op de boerderjj
kwaamt."
„Hebt gg mi) dan maer bemind das
Tesz P"
Zij schudde het hoofd.
„Neen," zeide zjj zaoht, „niet meer
dan zij.
„Waarom niet?"
„Omdat niemand n meer liefhebben kan
dan Tesz. Zij zon haar leven voor u heb
ben gegeven. Meer had ik niet kunnen
doen."
Als een profeet op den berg Teor, had
Izz op dit oogenblik gaarne gedaobten, die
sg niet bezat, geuitmaar den invloed, die
Tesz' karakter op Iza uitoefende wee
van dien aard, dat sg gedwongen werd de
waarheid te getuigen.
Clare zweeg zijn hart klopte hoorbaar,
toen hjj de uitdrukking eener zoo oprechte
overtuiging ven een plaats vernam, van
waar hg baar niet bad verwacht te hooren.
Zjjne ooren herhaalden„Zg zou haar
leven voor n gegeven hebben.
Meer had ik niet knnnen doen.*
„Vergeet ons sot gebabbel, Izz," zeide
hg, het paard fioks omdraaiend. „Ik weet
niet wat ik voorheen heb gezegd. Ik zal
n daarheen terugbrengen, waar gij atraka
wildet afstappen."
„O, dat ik bet n heb moeten zeggen?
Hoe zal hoe kan
Izz brak in een hevig weenen nit en
sloeg zieh tegen het voorhoofd, toen zij ge
waar werd, wat sg gedaan had.
„Doet het n leed, dat gg een afwezige
eens een weinig gerechtigheid doet weder
varen O, dat moet niet, dat vraagt ge