YK8X,
Zondag 26 Januari 1896,
40ste Jaargang No. 3066.
HIJVOfciGSKI
(tEMKMtl) NIEUWS.
FEUILLETON.
Id het Forum beschrijft de heer
Ferrero, een volgeling van Lombroso,
verschillende vormen van misdaad bij de
dieren. Onder de bijen, het nijverste volk
ter wereld, vindt men luiaards, dronkaards
en inbrekers; sommige vogels stelen; er
zijn moordenaars ook onder de niet-
vleeschetende dieren. Sommige bijen
ondernemen strooptochten naar andere
korven, doodeu de schildwachts en de
bewoners, breken in en gaan met de
honig aan den haal. Een dergelijke ver
overingstocht geeft hun den smaak voor
dieverjj en geweldzij richten gebeele
bataljons voor dit werk at en daaruit ont
staan eindelijk geregelde koloniën van roof
bijen. Nog verwonderlijker is hef, dat men
de bijen tot het kwade kan opwekken en de
deugdzaamste tot dieven maken door hun een
mengsel van honing en brandewijn te
drinken te geven. De bijen vinden dit
lekker en de gevolgen zijn even ernstig
als bij den menschzij worden slecht
geluimd, prikkelbaar en lui, gaan dienten
gevolge spoedig hongerlijden en dan doen
zij den eersten stap naar den afgrond zij
plunderen de goedgevulde korven. Er is
een bijensoort, de Sphecodes, die uitslui
tend van plunderen leeft.
Een Maleische Schets.
Geen eten meer
Hoh ia dat mogelijkbij heeft u toch
gekozen en toch zj)t ge ongelukkig
HAGER
DRAAIT.
J»
Er zijn reeds vele onderstellingen ge-
maak', aang isnde het vergaan van de we
reld en de oorzaken, die dat zouden teweeg
brengen: ine-nstorting door het botsen van
onze planeet tegen een komeet, dat is de
ruwe en meest gewone oplossing, welke al
gemeen aangenomen wordtde algeheele
vernietiging van het leven door de tota
le afkoeliug van aarde en zon, door eene
overstrooming van al bet vasteland door
de zee maar dan zou het waterleven
nog blijven voortbestaan door opslor
ping van den damkring onzer planeet on
der den invloed der middelpuntzoekende
kr»cht, een verschijnsel, dat onzen satel
liet, de maan, in zijnen tegenwoordigen toe
stand van afgestorven ster heeft gebracht.
De nieuwste onderstelling, welke in den
laatsten tijd aanleiding geeft tot een le
vendig wetenschappelijk twistgeschrijf, is
het „eirde van de wereld door honger'.
Een Fr «nsch blad zegt ervan De En-
gelsche geleerde Eavenstein is op het prach
tige denkbeeld g komen, nit te rekenen,
hoe lang onze M .eder-aarde nog in staat
zal zijn, hare kinderen te voeden, alvorens
dezen veroordeeld worden, of van uitput
ting te sterven, bt elkaar op te eten. "Vol
gens hem zouden de menschen voor deze
verschrikkelijke kenze staan, ingeval er
tegelijkertijd 6 milliard zich op onzen aard
bol in het bezit des levens verheugen. De
vraag is alleen nog, door welke tijdruimte
wij van dit gruwzaam oogenblik zijn ge
scheiden, 't welk onzen nakomelingen de
keuze laat toszehen een smartelijken hon
gerdood en eene schandelijke meuschene'e-
rij. Door een betrekkelijke korten ter
mijn.
De t'gen woord ige bevolking onzer pla
neet bedraagt weliswaar nauwelijks meer
dan één milliardmaar wanneer men den
normalen aanwas aanneemt, zooals die
thans is, kan men alle tien jaar eene ver
meerdering van 10°/o constateeren. Bij
d-ze verkondingen zal het onheilspellende
cijfer in het jaar 2072 bereikt worden.
"V<5or onzen zegsman had reeds een ander
Engelsch geleerde, de beroemde Malihus,
lid van de Eransche en E' gelache Acade
mie, zich met de gewichtige vraag bezig
gehouden, betreffende de verhouding tus-
sohen de bevolking en de levensmidde
len, en getracht, die wiskundig vast te
stellen. V >lgeus zijne berekeningen moet,
wanneer de aanwas dei bevolking geeD
beletsel ondervindt, deze alle 25 jaar ver
dubbelen. Malthus was echter volstrekt
niet zeker van zijne eigen veronderstel
ling. Al stemmen nu alle gevoelens en
berekeningen op dit punt niet overeen,
toch hebben ze eenen zeer ernstigen ach
tergrond en geven aanleiding tot groote
ongerustheid over het voortbestaan der
toekomstige geslachten. Sedert langen tijd
zoeken de geleerden naar eene oplossing
van dit gewichtige vraagstuk.
Wanneer, alvorens 500 geslachten el
kaar opirevolgd hebbeD, de mensch over
vallen wordt door het dreigende stelsei
van Ravenstein, zal men dan verschillende
oorlogen en doodelijke microben niet moe
ten beschaHwen als weldadige geesels,
die in spijt van alle thans geldende mee
ningen, bestemd zijn om het menschen-
geslacht staande te hoeden Een nieuwe
Attills, een nieuwe Famer, zullen terecht
als redders geprezen worden, in plaats
van als barbaren door de beschaafde we
reld aan de kaak gesteld te worden. La
ten we hopen, dat het niet zoo ver zal
komen, ook al moesten onze naneven zich
met scheikundige voedingsmiddelen tevre
den stellen, zooals ons door eenen Ame
rikaan wordt voorspeld. Deze man verze
kert, dat het weldra gelukken zal, kunst
matig vieesch te fabriceeren De man
hoopt, dat hij nog vóór zijn dood in de
gelegenheid zal zijn, in de eerste restau-
ties kunstmatigen runderhaas en scheikun
dige cuteletten te eten. Het is te hopen,
dat zijne verwachting vervuld wordt.
EEN MAAGBORSTEL.
Onder de regeering van koning Karei
II van Engeland, vond een der lijfartsen
een... vraaagborstel' uit, en schreef naar
aanleiding dezer uitvinding zelfs eene
^brochure'. Hoe belachelijk zulk een in
strument, dat door den uitvinder „Exen-
tor Ventricnli* gedoopt werd, ons thans
ook toeschijnt, werd het destijds met be
langstelling besproken, vooral omdat een
dei hotaitsen de uitvinder was, "Volgens
de bewaard gebleven beschrijving was de
de borstel lang en rond met een langen
steel, zoodat het instrument eeDigszins over
eenkwam met de werktuigen, die de wijn
handelaars gebruiken om flesschen te rei
nigen. De patiënt, wien het onbenijdens
waardige lot te benrt viel, met zulk een
borstel te worden behandeld, moest eerst
eene niet onaanzienlijke hoeveelheid water
of spiritus drinken, om alle zich in de
maag bevindende onzuiverheden les te
weeken, waarna de borstel gehanteerd werd.
Door mond, keelgat, en slokdarm werd bij
tot in de maag gebracht, daar aangekomen
werd hij met behnlp van den steel flink
langs de maagwanden geschuurd, totdat
men meende, dat het beoogde doel bereikt
was. Met een aanzienlijk quantum water
werd de maag flink uitgespoeld en daar
mede was de vreemdsoortige kuur afgeloo-
pen. Dit reinigingsproces werd geacht els
zeer bevorderlijk voor de gezondheid en
39.
rxs
Thomas Hardy.
als men iedere week of om de veertien
dagen znlk een kuur onderging, zou zij
bijdragen tot de verlenging van het leven.
"Voorbeelden ten gnnste dezer methode
zijn ongelukkigerwijze niet bekend, waar
schijnlijk omdat er slechts zjer weinigen
gesteld zijn geweest op een kennismaking
van hun maag met den genialen borstel.
Misdaad onder de dieren.
Bij vogels vindt men dieven. Niet al
leen bij de eksters, maar ook in de dui
ventil komen herhaaldelijk gevallen van
dietstel voor. Spreeuwen plunderen de nes
ten van zwaluwen en deze wreken zich op
dezelfde manier. Pauwen kunnen dronken
gemaakt worden met brood, in brandewijn
gesopt. Er is geen voorbeeld van misdaden
die zij in znlk eentcestand zouden begaaD
alleen toont hun wankelende gang,die teer
afwijkt van hnn gewone deftigheid, dat zij
in kenDehjken staat verkeeren. Katten zijn
oneerlijk, sommige honden, die gewoonlijk
bet mijn en het dijn goed weten te on
derscheiden, stelen, wanneer zij jongen heb
ben, alwat maar eetbaar is.
Patrijzen zijn zoo jaloersch op eikaars
jongen, dat zij die dikwijls dooden. Kin
dermoord komt bij die dieren veelvuldig
voor. Bij alle soorten worden vrouwtjes
aangetroffen, die niet voor hunne jongen
willen zorgeD, ze verlaten, of soms doo
den. Honzeau heeft bij de antbropo-
morphe apen, vooral bij de wijfjes, in den
dierentuin opgemerkt, dat zij elkander
met de grootste wreedheid behandelen en
nu en dan z-lfs vermoorden, alleen omdat
zij elkaar niet kunnen uitstaan.
Evenals bij den mensch is het misdadig
individu dikwijls het kind van bijzonder
ontwikkelde ondarsmen vindt bij de
dieren de menschelijke misdaden onder
allerlei vormen terng, hoewel op kleiner
schaalin zeker opzicht zijn de dieren
minder misdadig dan de menschen.
handelsblad.
Schouwburgbrand.
Omtrent den brand in den schouwburg
van Jekaterinoslaff vinden wij het volgen
de vermeld
Er was Zondag een namiddagvoorstel-
liug. De schouwburgzaal was geheel ge
vuld, toen plotseling het geroep „Brand I"
weerklonk. Op het tooneel was brand uit
gebroken, eenige coulissen hadden vlam
gevat. De toeschouwers drongen in wilde
vlucht naar de uitgangen, vela personen
werden doodgedrukt. Zoo groot was het
gedrang, dat enkelen de armen
van het lijf werden gerukt. Binnen twin
tig minuten was het geheele houten ge
bouw in de asch gelegd. Het aantal dooden
wordt op 150 geschat, hoewel tot dusver
slechts 73 lijkeD zijn gevonden.
Velen der slachtoffers zijn kinderen, die
op de vlucht in de kleedkamers der too-
Deelspeelsters bleven steken en dan om
kwamen. Vele lijken zijn nog geheel on
gedeerd de geneesheeren meeneD, dat bij
dezen de dood is veroorzaakt door een be
roerte ten gevolge van den schrik. De toe
schouwers uit de loges hebben zich bijna
allen kunnen redden die van de hoogere
rangen zijn voor het meerendeel omgeko
men tengevolge van de snelle verspreiding
der vlammen.
Keizer Nicolaas II heeft 100000 roebel
gegeven ten behoeve van de achtergebleven
betrekkingen.
- De kamers niet te heet
stoken
Nergens is het menscbelijk lichaam aan
zooveel gevaar van het opnemen van ziek
tekiemen blootgesteld, als in een al te hee-
te kamer63° F. is een gezonde tempera
tuur.
De ongewone hitte in
Nieuw-Zuid-Wales houdt aan. Uit Sydney
wordt bericht, dat Dinsdag 35 inwoners
tengevolge van de hitte zijn bezweken.
De bevolking is door een panischen schrik
bevangen, bij honderden trekt zij uit de
stad om koelere plaatsen te zoeken.
De winter vaD domicilie
veranderd. Uit Constantinopel wordt gemeld:
Sedert 20 Jannari hebben wij hier geen
post uit Europa ontvangen, omdat het
spoorwegverkeer door de sneeuw is gestaakt.
Ook in Griekenland heeft men kennis ge
maakt met den Noordscben wintervorst.
Nadat het gedurende eenige dagen hevig
gesneeuwd had, is plotseling strenge vorst
ingetreden.
In Italië zwiert men op gladde banen,
terwijl in Spanje, waar het den 1 en Jan
uari no* heerlijk lenteweder was (81° C.),
de temperataar der laatste dagen hier en
daar zelfs tot 12° C. daalde.
Een vreemd gezicht levert het op, met
sinaasapelen beladen oranjeboomen onder
het gewicht der sneenw te zien bmgen. Op
plaatsen leveren de spiegelglad dichtgevroren
groote vijvers prachtige ijsbanen op. Wei
nige Spanjaarden wagen zich met zulk
een koude echter naar buiten, veel min
der denken zij er dus aan, zich op het
ijs te begeven, dat hnn bijna niet anders
dan onder eetbaren vorm bekend is.
Mijnheerdaar is een Javaan, die
verlaDgt u te spreken.
Laat hem binnenkomen.
Het was 8 uur, een snikbeete avond in
Augustus, en wij zaten in de veranda,
zoo lui als we konden. Na het bad, ver
wisseling van kleerenjjdaarna.het diner eH
men is te traag zelfs om te rooken. Er
was geen maan te zienbuiten den cirkel
van het licht onzer lamp slechts de on
doordringbare duisternis van een tro-
pischen nacht. Het geluid van voetstap
pen van iemand die blootsvoets loopt op
den vloer der zitkamer, het geruisch van
een zijden sarong, en Jan stond voor ons.
Hij was te wei-opgevoed om het eerst
het woord te nemen, en bleef dus zwij
gend staan.
Goeden avond, Ja». Wat is er aan
de hand
Goeden avond, toewan. Moge Allah
den toewan zegenen in alle dingende
toewan is voor mij als een vader en een
moeder, en ik ben zijn bediende en ont
vang daarvoor van hem mijn loon. In
dien ik mag wilde ik spreken over mijn
vrouw. Jan was een van mijn hoofd
koelies, en een groote kerel in de oogen
van zichzelven en die zijner medekoelies.
Hij was drie 5 vier jaar in mijn dienst,
en bad twee maanden geleden een be
drag van veertig dollars geleend om te
gaan trouwen. Zijn huwelijk was heel
stil gevierd. Hij had toen tot mij ge
zegd Ik zal geen os slachten, slechts een
geit. of een schaap, en alleen mijn vrien
den zal ik noodigen op het feest.
Want is het niet verkwistend voor een
armen koelie als hij 't loon van een heel
jaar opmaakt als hij trouwt Beter is het
dat geld besparen en dan den grooten pel
grimstocht te maken naar Mekka, want
dan zullen wij beiden, ik en mijn vrouw,
hadjis zijn, en znllen wij geëerd worden als
„Tesz,* reide MarianTeaz, vronwClare
gij, de lieve vrouw van een lieven man.
Ia bet weikelijk zoo slecht met je gesteld?
Waarom heb je je liet gezichtje er zoo in
gebakerd? Hee t iemand je gestegen Tocb
hg zeker niet
„Neen, neen neenl Ik heb het slechts ge
daan, om mij legeD weer en wind te beschut
ten
Zij trek daaarop haastig den do^k naar be
neden, die tot dergelijke gedachten aanlei-
dii g gaf.
Gij hebt ook geen kraagje om." (Tesz
wta gewoon op de, boerderjj een klein wit
kraagje te dragen.)
„1 at weet ik wel, Marian.*
„Febt gij dat ook onderweg verloren
Ne> d, ik zal het u eggen, ik hecht
geen waarde meer aan mijn uiterlijk en
daarom heb ik er geen omgedaan.*
„Gij draagt ook uw trouwring niet?
Wel, maar niet openlijk. Ik draag bem
aan een bard om mijn hals Ik wil niet dat
de mmsclen merken zotten, dat ik gebnwd
b<n n ter mjj aUcbt gaat in de wereld,of
da' ik een orgt lokkig bnwehk heb gehad.'
Marian rweeg een poosje.
.Maar gij zit toch de vrouw van eer def
tig man bat schijnt mij naowelgka moge-
liik toe, dat gjj zoo zoudt behoeven te le
ven*
„Zeker moet dat; ocb, ik ben ook zoo on
gelukkig*.
„Vrouwen sim dikwijls ongelukkig, niet
door de sctuld van bare mannen, maar door
haar eigen schuld*.
„Maar dat ig bij u bet geval niet, lief
kind dat weet ik heel juist. Er moet dus
iets gebeurd zjjn, waaraan gij beiden niets
hebt konnen doen*.
„Marino, lieve Marian, wilt gjj mij een
groot ger o gen d< en en mjj nergens naar
vragen Mijn maD ia naar het buitenland
gegaan en imozschen beb ik meer uitgege
ven d n ik bad mogen doen, zoodat ik voor
eeuigen tjjd mijn «bh embecht wider heb
moeten aanvaarden. Weeat gjj nu zoo goed
en nonm mjj hier geen vrouw Ctere maar
eenvoudig Tesz, evenals vroeger. Heeft men
hier iemand noodig voor het werk
„Ja, zeker behoeven zij die hier; bier heb
ben ze altijd handen te kort, omdat er hier
zoo weinig willen blijven. Het is een el
lendig nest. Koom en voerbieten is alles
wat ze hier bouwen. Olscboon ik hier zelf
ben, doet bet mjj toeh leed, iemand zooals
gjj zijt bier te zien.*
„Gjj wist u in de melkerij anders even
goed te weren als ik.*
„Ja, maar daar ging het Diet tenger, se
dert ik beD begonnen te drinken. Lieve he
mel, dat is nu de eenige troost, die ik heb.
Wanneer zjj u aannemen, zult gjj penen
hakken moeten. Dat is nu ook mjjn werk
maar gij zult wel niet willen.*
„Zeker gaarne 1 Wilt gij een goed
woordje voor mjj doen.*
„Dat kunt gjj beier zelf deen.*
„Goed dan. Maar boor nu, Marian
nu niets meer over bem, wanneer zij mjj
aannemen. Ik wil niet, dat zijn naem door
het slijk gehaald wordt.*
„Vandaag ia het betaaldag en wanneer gij
meegaan wilt, kunt ge tegelijk alles zien.
Het doet mij oprecht leed, maar het zal
rijn, omdat bij weg is. Gij kendet n niet
ongelukkig gevoelen, als bij hier was,
al gat bjj n nooit geen geld, ja al behau
delde hij n als een lastdier.
,Dat is waar, dat ron onmogelijk zijn*.
Zij gingen te ramen heen en bereikten
spoedig bet pechteisbois, dat in zijne er
barmelijkheid toch iets grcotsch over zich
bad. Er was in heirde en verre geen boom
te ontdekken, daar waa zelfs iD dit jaarge
tijde geen enkel groen plekje; niets dan braak
land en stoppelen, zoover het oog reikte,niets
dan veruitgestrekte kale velden, door
hekken en onregelmatige slooten omgeven.
T(Bz wachtte voor het hnia, totdat de
groi p arbeiden met hun loon was vertrok
ken 6D ging vervo'gens met Marian naar
biDnen. De pachter zeil was, zooals het
schien, niet tfcnis; toch bad idd vronw er
niets op tegen om Teaz als meid aan te ne
men, wanneer zij zich verbond, tot Maria
Boodschap te blijven. Yrouwenhnlp werd in
dit deel vsd het jaar maar zelden aangebo
den en daarom was men blij wanneer derge-
Ijjke bolp werd aangeboden.
Nadat de overeenkomst gesloten was, bad
Tesz hier niets meer te doen, dan een on
derkomen te zoeken, dat zij vond in het hnis
tegen welks mnnr zjj zich bed gewarmd.
's Avonds laat schreef zjj nog naar hois
0m hare ocders haar nieuw edres op te ge
ven, voor het geval dat in Marlott een brief
van haar man mocht komen maar zjj deel
de hem niets van hare tegenwoordige posi
tie mededat had h m als een verwijt in
de ooren kunnen klinken.
HOOFDSTUK IX.
Het wasgeene overdrijving geweest, toen
Marian Flinfcomb-Ash voor een erbarmeljjk
nest uitgescholden had. Het eenige wat er
den indrnk vac bloeien en gedjjen maakte,
was Marian zelf en die eeoe was er per on
geluk gekomen. Zooals bekend is, zjjn er
in Engeland drie soorten van dorpen die
aan eengrondbezitter behooren maar waar toch
de boeren hun eigen baas zijndan dor
pen, die op eigen wieken drjjven en vervol
gens dorpen die onmiddelljjk onder het be
heer van den heer staaD. Flintcomb-Ash
behoorde tot de laatste klasse.
Tesz begon met baar arbeid Gednld.die
mengeling van moreelen moed en physieke
schuchterheid, maakte nu niet meer de zwak
ke zjjde van haar karakter uit, en dat hield
baar staande.
Het penenveld, waarop zij met hare ge
zellin, bet hakkeD verrichten moest, was eene
uitgestrektheid van meer aan 2C0 morgen
land en bestond nit het hocgst gelegene
land der pachthoeve en had een steenacbligen
onviuchtbaren onderbodem het was de
nitlooper van een kalkachtige kieielrog, die
nit duizenden en nog eens dnizenden kleine
ronde steentjes was gevormd. De bovenste
belft der peenen was reeds als koevoeder
opgevoerd geworden en nn was het werk
der beide meisjes, de gedeelten die nog in
den grond zaten, met een tweeiandigen, krom
men baak daaruit te verwijderen, cpdat dit
eveneens sla veevoer kon gebruikt worden
Daar bet loot der bieten al reeds geheel ver
dwenen was, was de ganscbe uitgestrektheid
dan een eentonige, troostelcoze zwarte vlakte.
De kemel bood in een andere kleor hetzelf
de eentonige gezicht; «ere lerge witte,
ruimte, wsarvan iedere irdiuk scheen weg-
gewifebt te zijn. Zee zager deze beide ge
zichten elkander van den avond tot den
morgen, het grjjze op het zwarte neerzien
de eD bet zwarte tot het grjjze omhoog-
starend en tosscben haar beiden niets dsn de
beide meisjes, die op de vlakte rondkro
pen ali een paar vliegen.
Niemand bemoeide zich met haar beiden
en hare bewegingen verrieden een machina
le regelmatigheidbare gestalten waren in
grove, wollen boezelaars gebold, die van
monwen waren voorzien en op den rog bijna
geheel tot ondi r waren tcegebonden, opdat
de wind hare kleederen niet zoo doen heen
en weeifladderenonder die wollen boeze
laars kwamen een ptar tckoenen tot beven
de enkels te voorschijn en hare handen sta
ken in gelen scbapenlederen vuisthandschoe
nen.
Zijarbeidden uur aan unr, zonder denk
beeld van den veriatenen indrnk, dien zjj in
dit landelijk schilderjj maakten en zooder
aan de gerechtigheid en ongerechtigheid van
bare positie te denken zelfs in den krirg
waarin zjj zich bevonden was het mogelijk
een leven te leiden vol poësie en aantrek
kelijkheid. 's Middags begon het te re
genen en Marian zeide, dat zij nu niet meer
behoefden te arbeiden. Doch wanneer zij
niet werkten, worden zjj ook niet betaald
6D zoodoende werkten zij maar voort. Bet
veld was boog gelegen, zoodat de regen
er eigenlijk niet cp neerkletteren koD zonder
onder de kracht van den wind vlak over
bet land heen te jagen en de reggendzop-
pels dus op de meisjes neersloegen, tot zij
weldra door en dcor nat waren.
Er zijn verschillende trappen van door
en door nat zjjn, en men uit dht woord wel-
eens, als er feitelj)k nog geen sprake van
ia. Maar rustig op bet veld te staan en te
werken en daar bjj den regen voelen door
dringen, eerst op de beenen en schouders,
daD op den rng in den hals en daarna
van voren op zjj, ja overal en trots dat
alles nog werken, tot dat het bleek grauwe
licht verbleekt en aantoont, dat de zon ia
ondergegaan; dat alles vordert een buiten
ge wene mate van trotsche mat en helden
moed.
Zij beiden echter hadden niet zoo'n last
van den n gen, als men ion hebben ver
moed. Zij waien beiden jong en babbelden
met elkander over den tijd, toen zij beiden
op Tabhotbsys bjj boer Erick waren, op
dat groene weelderige plekje grond, waar
de timer zoo kwistig met zijn gaven was
en waar in 't bijzonder hare harten zoo had
den genoten. Tesz had het gaarne verme
den mei Marian te spreken over den man,
die feiteljjk toch eigenlijk haar
man niet meer wea; alleen de aantrekke-
Ijjkbeid van het onderwerp verleidde er
baar toe,Marian te antwoorden op bare opmer-
kingen,enofscboon de vochtige banden van ha
re linnen kapers baar in bet gelaat sloegen
en de grove schorten baar als 't ware om
bet li f kleefden, brachten zjj toch den geheelen
namiddag door in herinneringen aan dat
groere, zonnige, romaneske Talbothays.
„Wanneer het helder ia, kunt gjj van hier
een henvel zien, die manr weinige mjjlen
van het Fiocmdal verwijderd ligt,* teide
Marian.
„Werkelpk 1 Kan men dat zeide Tesz,
die daardoor meer met den omtrek werd
verzoend.
Daarna haalde Marian een met riet om
wonden fleschje te voorschijn en noodigde
Tesz uit, daaruit een slok te nemen. Daar
Tesz op dergelijke dingen niet gesteld was,
likte zij er slechts even aan, terwijl Marian
er een krachtigen slok nit nam.
„Ik heb mjj daaraan gewend,* zeide zjj,
„en kan bet nu niet meer laten. Het is
mjjn eenige troost, ziet ge; ik heb bem ver
loren; gij niet; en zoo kunt gij het ook
zonder drank stellen
Tesz geloofde evenwel, dat haar verliet
even groot was, als dat van Marian, maar
in het waardig gevoel, Angels vronw
te zijn, liet zij de door Marian gemaakte
onderscheiding gelden.
In deze omgeving tobde Tesz zich af,
's morgens bij vorat en 's middags onder
atroomende regenbuien Waren er geen
penen te bakken, zoo moesten deze schoon
gemaakt worden, dat wil zeggen: van de
vuilste bcstanddeelen gereinigd worden. Bij
dit werk konden zjj beschutting onder een
stroodak zoeken, maar waDneer het vroor,
dan gevoelden zij zelfs de konde door hare
leeren handschoenen heen. Tesz hoopte
nog steeds op de toekomst. In baar leefde
de overtuiging, dat de hooghartigheid, die
zjj voor Clare's hoofdkaraktertrek hield,
hem wel weder tot haar brengen zou en
wat waa dan een moeiljjke winter, wanneer
er zulk een wederzien op zon volgen?
Zij zagen beiden dikwijls rond naar den
omtrek, waar zij wisten, dat het dal van
Froom zich uitstrekte, ofschon zij niet in
staat waren het te xien en dan brachten
zij zich, het oog op den granwen sluier
gericht, zich de heerlijke dagen ie binnen,
daar doorgebracht.
„Ach,* zeide Marian, „ik wenichte maar,
dat er nog een paar van onze vriendinnen
hier kwameD. Dan konden wij ons iederen
dag in onze gedachten naar Talbothaya
verplaatsen en van hem spreken en hoe
goed wjj het daar hadden en wat wjj daar
al gedaan hebben en dan konden wij ons
verbeelden, dat wij er nog altjjd
waren.* Marians wogen werden vochtig en
haar alern begon te beren, toen zij zich in
deze droombeelden verdiepte. „Ik zal aan
Izz Huett schrijven*, zeide Marian. „Ik
weet, dat zjj thuis zit en nieia te dosn
heeft; ik zal haar zeggen, dat wjj beidin
hier zijn en haar vragen, ook hierheen te to
men, en wellicht is cok Betiy weder zo»ver
hersteld, dat zjj bier knmen kan.*
Teaz had niets hiertegen in te brenjon en
het volgende wat ajj van het plan loorde,
waa de mededeeling, dat Marian hsur twee