„Een mensch is niet voor zijn plezier op de wereld!' hoort men dikwijls zeg gen. en 't komt me wel eens voor, als of men 't hoe langs zoo meer gaat zeg gen. Of op zuchtenden, klagenden, tee- menden öf op bitteren,snijdenden,nijdigen toon. En dan volgt dikwijls nog heel wat meer, waaruit we kunnen opma ken, dat 't er in de ziel van den kla ger niet al te best uitziet, dat 't mis schien maar beter is om hem niet veel tegen te spreken. Want 't zou anders best mogelijk wezen, dat hij 't ons ook niet bijzonder pleizierig maakte en ons het een en ander deed hooren of onder vinden, dat ons nu juist .niet bepaald aangenaam zou aandoen. Daarom willen we den pruttelaar ook maar terstond gelijk geven en zeg gen: het leven is geen pretmaken, geen kermisklucht; volkomen waarEn wie meenden, dat 't toch zoo was, en eigen lijk ook zoo moest zijn, die moesten wel den een of anderen tijd worden te leurgesteld, want dat is nu eenmaal niet anders Neen, het leven is een hoogst ernsti ge zaak, en wie dat nog niet begrepen, moeten het dan maar ondervinden, al hadden ze 't ook reeds lang kunnen leeien door het leven en de ervaring van anderen. Het leven is werken,, en geluk kig Want beklagenswaardig is toch het wezen, dat in vadsigheid of in nietsdoen zijn tijd doorbrengtal geniet hij ook alles, wat er te genieten valt, dat ge not verlaagt hem en verveelt hem, en ten slotte zal hij er van walgen. Het leven is denken, en gelukkig I Want beklagenswaardig is toch het we zen, dat te traag is om zijn geest wat in te spannen en maar liefst loopt aan den leiband van anderen, en geen be grip heeft van het geluk, dat er gele gen is in kennes en wetenschap, en een eigen zelfstandige overtuiging zich te verwerven, die door niemand hem kan ontnomen worden. Het leven is 1 e e r e n, en gelukkig Want beklagenswaardig is het wezen, dat zich maar laat voortdrijven op den stroom, en geen wijsheid wil putten uit de ervaring, die hij iederen dag kan opdoen, en die niet in eigen hart en le ven wil verbeteren, wat gebrekkig, en uitroeien, wat slecht was. En jü, dat werken en denken en lee- ren gaat gepaard met moeite en leed en strijd, maar dat is daarom nog geen ongeluk, dat maakt ons ten slotte toch alléén gelukkig, wat we ons met moei te en inspanning veroverd hebben. Maar daarom behoeven we ons aard- sche leven nog niet zoo te vervloeken, •n er zoo tegen uit te varenzeker niet Want al is 't ook geen kermisklucht, 't is toch ook nog geen hel Daar is genot en geluk óók in dat werken, dat, denken dat leeren. 't Is de vraag maar, of we het oog willen ope nen voor veel licht, dat er nog van den hemel valt, en het hart voor veel vreugd, dat ons deel wordt. En als dat laatste geschiedt, dan kan er nog heel wat an ders uit onzen mond worden gehoord, dan al die verwenschingen van het le ven, waarvan we soms zoo akelig kun nen worden onder het hooren of lezen. Dan kan 't gebeuren, dat het lied op rijst ook uit óns hart en uit onzen mond Frisch als de morgen, zijn kracht be- [wust, Stroomt door mijn ad'ren de levenslust, Lust om de hand aan den ploeg te slaan, Lust om den brave ter zij te staan, Lust in de wereld en Die haar schiep, Die er ook mij tot myn werkkring riep. D. Roti. Nbld, I. W. B. Tot behoud van de schoenzolen. De duurzaamheid der schoenzolen kan men door herhaaldelijk bestrijken met kopalvernis aanzienlijk verhoogen, en het leer wordt daardoor waterdicht Zeer veel draagt ook tot het behoud bij, de zolen voor het gebruik een jaar te laten staan en 2 of drie paar schoenen te hebben, opdat het leer steeds goeds kunne drogen. Nieuwe zolen dagelijks gebruikt, versltijen in korten tijd, wijl ze steeds vochtig en dan niet sterk zijn. Ook te Weenen is de vin- ding van prof. Röntgen met succes in toepassing gebracht bij twee patiënten, die door prof. Mosetig zouden geope reerd worden. De een was een man die door een revolverschot aan de hand, was verwondop de photographische beelden was duidelijk het kleine pro jectiel zichtbaar tusschen de beenderen van de middelhandde andere patiënt was een meisje met een vergroeiing van den linkervoet, welke afwijking nauwkeurig te zien was op de photo- graphie. Röntgen deelt mede dat zijn photo- grafiën binnenkort in de Anna len der Physik und Chemie (Bart, Leip- zig) gereproduceerd zullen worden. De vinding van prof. Röntgen is in Zwitserland, te Bern, reeds in toe passing gebracht. De bekende cbirug. professor Kocher, heeft een kind, in welks hand een naald was gedrongen, medegenomen naar professor Forster, hoogleeraar in de natuurkunde aan de universiteit te Bern. Deze slaagden er in met behulp van de X-stralen een photographie te maken vau het beende- rengestel der gewonde hand, waarop de naald duidelijk zichtbaar was. Op deze wijze was het mogelijk zonder operatie de juiste positie van de naald te be palen. Een geestelijke te G r - litz leed sedert eenigen tijd aan ondra gelijke hoofdpijnen, en nadat hij tever- geefsch een professor te Berlijn had ge consulteerd, benam de ongelukkige, ten eiDde raad, zich het leven. Bij de lijk opening vond men in den inwendigen ge hoorgang een stuk van een griffel, dat de oorzaak was geweest van een chro- nischen hersensvliesontsteking. In een dorpjeinZuidHon- garije venmoordd6 in het begin van Dec. van het vorige jaar een boer zijn schoon vader, dieo hij verdacht de hand in het spel gehad te hebben bij de ont vluchting zijner vrouw. Hij sneed het lijk in twee stukken en begroef het onderste gedeelte in den hof zijner wo ning, terwijl hij de andere helft van het lijk eenige weken lang onder een mest hoop verborgen hield en toen op een nacht naar het bosch droeg waar hij het begroef. Een schaapherdershond heeft nu dezer dagen den moord aan het licht gebraoht. Het dier wroette den grond om en bracht een hand van het slachtoffer te voorschijn. De dientenge volge in het werkgestelde nasporingen hebben tot ontdekking van den moorde naar geleid. W. M. Tz. Binnenlandsch Nieuws, jfcrUR^eeren> ,en wy ®t«twn zullen J aen hemel binnengaan en ontkomen "n het vuur. Zoo huwde hij Wzrrins, en toen ik haar zag, gevoelde ik dat het goed was, dat zulk een aardig meisje gehuwd was, ?j ZÜ 'kchts eTen vijftien zomers telde. En toen zij getrouwd waren kookte tij xijn rijst, en hij was de trotsche bezit ter van het aardigste vrouwtje van het dorp. Helaas, hoe wreed werd zijn geluk verstoord. Do toewan zal zich herinneren, dat ik Warrina trouwde twee manen geleden iets langer of iets korter, en dat ik niet veel onkosten maakte, omdat ik dacht dat het verstandig was myn geld te besparen, om later een rijk man te worden en een hadji te zijn, oud en geacht. Maar Warri na is erg jong en onnooael. Zij verwijt mij, dat zij haar aanzien ver liest onder de andere vrouwen, omdat er geen groot huwelijksfeest bij ons was en omdat zij niet veel prachtige sarongs heeft en kabaai. En den geheelen dag schreeuwt zij of huilt, terwijl zij mijn rijst niet meer kookt, en zegtIs niet mijn man een koofdkoelie, en word ik toch niet ver acht door de vrouwen van ge wone koelies. En zij is o zoo ongelukkig, en ik moet mijn rijst zelf kokenik heb toch gedaan wat betaamde. Wel Jan, ik won dat ik je helpen kon, Heb je wel vriendelijk met haar ge sproken, en heb je al eens tot haar ge zegd, hoeveel beter je het zal hebben als je maar eens eenmaal rijk bent? Dat heb ik, toewan, en meer dan dat - ik heb haar geslagen met een rot ting, en ze heeft alleen maar geschreeuwd, en nu zegt ze, dat ze naar haar moeder zal ternggaan, en dat ze weigert om nog langer met me te leven. Maar mijn vrien den hebben mij gezegd dat Sahat met haar gesproken heeft, en haar ringen en borstspelden en haarpennen heeft gegeven, en dat hij haar gezegd heeft, dat hij meer verdient dan ik, en ik vrees, dat zij met hem zal gaan, en dan zal ik mij schamen moeten en niet geaeht worden door mijn vrienden. Daarenboven, heb ik geen veer tig dollars van den toewan geleend om te gaan trouwen P en als Warrina heengaat naar Sahat, dan ben ik ook dat geldkwijt. De vronwen zijn heel goedkoop van 't jaar, en ik zou gemakkelijk een andere kannen krijgen, maar indien ik aldus doe, dan is het toch niet prettig twee vronwen te hebben gekocht, en er maar eene van te behonden. De meester is wijs, regeert hij niet overal dit land? hij zal mij zeg gen wat ik doen moet. Ik ried hem aan naar Sahat te gaan en te vragen of hij ringen en meer geschen ken aan Warrina had gegeven, zijn best te doen Warrina tot andere gedachten le brengen, en eens ernstig te spreken met Warrina's moeder. Zoo ging hij heen met verlicht gemoed. Den volgenden morgen keerde hij weder. Warrina is wegge- loopen en Sahat is niet in zijn hnis. Men zegt dat ie naar Muar zijn gegaan. Als ik Sahat ontmoet zal ik hem dooden met een mes, en Warrina ook. Ik ga trouwen met de nicht van Abdnl Hamid. Zij is oud en erg leelijk, maar zij zal mijn rijst koken. Wil de toewan mij 100 dol lars leenen of drie dagen later vertelde, dat Isa beloofd had, voo mogelijk te komen. Sedert jaren was het niet zoo'n kwakkel- winter geweest. Het scheen of hij schuilhoe kje speelde en telkens op 't onverwachts te voorschijn kwam met de eene ot andere on aangename verrassing. Op een nacht begon bet hevig te waaien en te sneeuwen, aoodat den volgenden mor gen Te6* en Marian duidelijk inzagen, dat het onmogelijk, was op het land te werken weldra werd haar medegedeeld, dat zij met de and<re arbeidster* stroo moesten binden in de zohoar, totdat het weer veranderde. „Kjjk," zeide Marian, „die slimme vogels weten dat er nog meer in aantocht is. Ver laat je daarop, sjj ontdekken dat dade lijk. Uw man, lieve Teaz, mag no onder een gloeiende ton zjjn werk doen God I dat hij slechts eenmaal zijn lief vrouwtje zoo zien kon 1 Niet, dat uw schoonheid van dit werk te lijden heeft, neen, in tegendeel, zjj wordt er slechts door verhoogd." „Spreek niet over hem,' zeide Tesz op ernstigen toen. „Ja, ja, maar gij maakt u nog altijd over hem bezorgd 1 li 't niet zoo In plaat* van te antwoorden moest Tesz met tranen in de oogen onwillekeurig in de richting zien waar zij dacht dat Zoid-Ame- rika lsg en bewoog hare lippen. „Ja, ik weet, dat het het geval i>. Maar dat moet ik zeggen, is dat ook een leven voor een getrouwd ptaHje. Nn neen, ik zal niet zeggen, wat ik denk. Het weer cal oni in de schaar niet hinderen, maar het atroobinden is een bard stok werk, veel vermoeiender dan penen hakken. Ik kan het uithouden, omdat ik sterk ben, maar het is vcor n erger. Ik kan mij niet be grijpen, waarom of de baas er u ook aanzet.' Zjj waren weldra in de zchnnr aangeland en traden binnen. Het achterste gedeelte van het lange gebouw lag vol koren, in de middelste ruimte moest het binden plaats hebben en daar waren den vorigen avond al reeds zooveel banden neergelegd, als dat men dacht dai de vrouwen den volgenden dag zonden noodig hebben. „Kjjk, daar ia les reeds I' zeide Marian, Izs was bet werkelijk en zjj kwam bin nen. Zjj had in den namiddag te voren, den ganschen weg van baar moeders hnis tot hier afgelegd en daar zjj den afstand te klein gerekend had, bad zij zich verlaat, maar was nog juist voor den aneeuw- ttorm aangekomen en had in dv herberg overnacht. Oe pachter was het met bare moeder eeu geworden in het marktstadje, maar met dat beding, dat zjj denxelfden dag nog Ik leende er hem nog veertig. Hij be taalde alles af, en had nooit een onaan genaam oogenblik tengevolge van zijn tweede kens. Moeite om Sthat en Warrina te vinden, heeft hij nooit gedaan. Lettêrk. Bijv, TEH OVEBDEWKim Niet voor ziju pleizier. zon aankomen en zoo was zij bang gewenst, dat zij zich door haar later komen, zijn toorn zich op den hals ton halen. Bniten Tesz, Izz en Marian waren nog twee andere arbeidsters van een naburig dorp aanwezig, twee gezusters, gespierde gestalten, waarin Tesz tot hare verwonde ring de zwarte Ka*he, de stroopdame, en hare jongere zoeter, de diamanten koningin, herkende die feiteljjk deo orzaak vao baren val geweest waren. Zij schenen Tesz niet te herkennen; wat heel goed mogeljjk was, daar zij dien nacht bijna drooken waren. Zij verrichten met voorliefde iederen soort mannenarbeid, zij waren eveneens als een paar uitstekende stroobindsters bekend, en zagen met een zekere minachting op de an deren neder. Nadat zij bare handschoenen hadden aan getrokken, togen allen aan den arbeid. Oe dag begon te klaren en bet licht viel door de sehnnrdenr naar binnen. De meisjes namen den eenen arm stroo na den andere en werkten onophoudelijk door. Door de aanwezigheid der beide vreemde arbeidsters, die sioh over hare aanstoot ge vende avonturen onderhielden, konden Izz en Marian niet over onde tijden praten. Daar hoorden zij plotseling een doffen hoefslagen de pachter reed voor de sehonrdenr. Nadat hij was afgestegen, trad hij dicht op Tesi toe en zag haar ter zijde iD het gelaat en bleef vervolgens rustig naast baar staan. Eerst had zij volstrekt niet naar hem ge zien, maar toen hjj niet van zijn plaats afweek, draaide zij het toofd om en ont waarde, dat baar baas ciemacd anders was, dan de man, voor wien zij het boscb was ingevlncht. Hij wachtte totdat tjj de klaargemaakte bossen buiten de sehnnr gedragen had, en zeide vervolgens„Zoo, zijt gij die meid, die mijn aardigheid zoo envel heelt opge nomen. De duivel zal mjj halen, dat ik niet dadelijk dacht, dat gg het waart, toen ik hoorde, dat wjj een nienwe hadden. Ooed, gij dacht mij in nw hand te hebben, de eerce keer met nw hooggeëerden beer gemaal vervolgen* op de straat; maar no geloof ik toch, dat ik o de baas af ben.' Tesz, die zich tnsschen de beide vreemde meiden en den boer, ali een gevangen vo gel' gevoelde, gaf geen antwoord, maar ging voort met stroo te binden. Zg kende bet karakter der mensohen gauw genoeg, om te begrijpen, dat zij ditmaal niets van de ga lanterie van haar heer te vreezen had eer der wraak over de hom door Clare toege diende muilpeer. Dit was haar aangenamer en zij gevoelde zioh sterk genoeg, hem te kunnen weerstaan. „Wat, je dacht zeker, dat ik varliatd op je was? Vronwen ziin veelal dwaas genoeg iederen blik voor bloedige ernst op te nemen. Maar er is niets beters dan een langen win ter om jonge deernen dergelijke dingen nit het hoofd te drijven; gij hebt n verbonden tot Meria-boodsohap hier te blijven. Nn hoe is het, znlt gg mij om versohooning vragen?' „Ik meen, dat gij mg dat doen moet,3 „Zoo nn, roosts ge wilt. Wij zoMen zien, wie hier baas ie. Is dat alles dat je vandaag gedaan hebt?" „Ja." „Dat ziet er mooi nit. Ziet eens wat de anderen hebben klaar gemaakt" (op de bei de zusters winend) „Ook de beide anderen hebben nog meer gedaaD dan gij.' „Zjj zijn allen aan dezen arbeid gewoon, ik echter niet. Ik geloof overigens, dat het u niets hindert hoeveel ik doe, ik wordt slechts per stak uitbetaald." „Dat hindert mg niets, ik wil de sehnnr leeg hebben." „Ik zal den ganschen achtermiddag door werken, in plaats van op te honden, zooals de overigen." Hij wierp baar nog een onwilligen blik toe en verwijderde zieh daarop. Tesz bemerk te, dat zij nergenz slechter had tereebt knnnen komen dan bier; maar wanneer bij zijne galanterie maar achterwege liet, dan zon zjj het restje wel verdragen. Toen het twee nor werd, namen de beide zusters den laatsten bos ter band en gingen daarna been. Marian en Izz wilden betselfde doeo, maar toen sjj hooiden, dat Tesz nog blijven moest en dat, wat zij nit gebrek aan handigheid achter wss, inhalen wilde, wilden tg baar niet alleen laten. In de nog altjjd neervallende aneenw opziende, zeide Marian: „Ja, wij hebben het alleen aan ons zeiven toe te schrijven.' En daarmede kwam het geaprek weder op haar leven op demelkerjj en op bare lietde, die zij allen voor Angel gevoelden. „lts eD Marrian'% zeide Tesz, met een werkelijk gevoel van droefenis, daar zij wer kelijk inzag boe weinig zij eigenlijk zijne vroaw genoemd kan worden, „ik kan nn jniat niet met n, zooals vroeger, over Olare spreken; gg znlt dat begrijpelijk vinden, want, wanneer hg ook voor dit oogenblik van mij is heengegaan, is en blgft hij toch mijn man.' I<s was van de vier meisjei, die Clare liefhadden, de vinnigsle en met de tong het handigst. „Tot liefhebben was hij tenminste seer handig, dat is zeker," zeide zg, „maar voor een goed echtgenoot hond ik hem oiet, als bjj weder zoo spoedig van n kon weggaan." „Hij kon niet anders hjj moeat gaan, om daar over da sse het land te gaan aienl' Onkruid. Als 't oog des wakkren landmans Op veld en akker staart, En hij 't ontkiemend onkruid Daar tnsschen 't graan ontwaart, Dan zuivert hij 't koren, Opdat het ongestoord Kan bloeien, en 't brengt zeker Dan goede vruchten voort. Wie 't onkruid vrij laat tieren, Ontdekt, maar meest te laat, Dat vau 't gezaaide koren Zeer veel verloren gaat. Een zaadjen in den akker, Een zaadjen in 't gemoed Ontkiemt slechts goed, als 't onkruid Het niet verstikken doet. Wanneer dan welig 't onkruid In ons gemoed ontspruit, Dan doe men als de landman En rnkke 't daadlijk nit, Zal 't goede zaad gedijen, Dan zij men lui noch zwak, Roei nit, roei nit, alle onkruid, Met wortel en met tak. Te WORMERVEER is overle den de heer J. Prins, lid van de Eerzte Ka mer der Siaten-Generaal. Door het Bestuur der Vrijt Vrouwenvereenigingen te Amster dam is, naar aanleiding van de onlangs in het Sociaal Weekblad geschreven arti kelen over Vrouwenbeweging laktiek eeD schrijven gericht aan Mevr. Comelis Huygens met het verzoek, de door haar (C. H.) voorgestane bestrijding te komen uiteenzetten en den te bewandelen weg nauwkeurig te omschrijven in een open bare of huishoudelijke (met introductie voor dames) vergadering, te beleggen door bovengenoemde vereeniging. Socialistisch muziekfeest. Onlangs deed een bericht omtrent een op de Pinksterdagen te AMSTERDAM te honden zangersfeest de ronde. Het blijkt hans dai het feest zal gehouden worden aeide Tesz. Daarmede had hij tot over den winter kannen wachten." „O, dat kwam maar toevallig zoo door een misverstand. Wij moesten daar over niet praten," antwoordde Tesz in Inid weenen uitbarstend. „Wellicht is er veel ten rijnen gnnste aan te voeren; hjj ging niet, zooals vele mannen het wellicht zonden ge daan hebben, zonder het mij te zeggen, ook kan ik steeds te weten komen, waar bij is." Daarna gaven zij zieh een tijdlang aan droo- merijen over, terwijl zij haar werk ver richten. Op eens gevoelde Tesz, dat zij h9t niet langer kon nithonden en zonk op het stroo neder. „Ik wist het wel, dat gij het niet zondt knnnen nitbooden!' kreet Marian, „Er be hoort sterker vleeseh toe dan hetnwe, voor de*en arb< id." Juist op dit oogenblik trad de paehter binnen. „Zoo, voer je zooveel ni>, dat je op het stroo ligt 1" zeide bij tot Tess. „Dat geschiedde meer tot mijn eigen schade, dan lot de uwe,' antwoordde zjj. „Ik wil mijn sehnnr leeg hebben,' zeide hjj nnrks, de sehnnr doorloopend, terwijl hjj door de andere denr verdween. „Laat je dat maar niet hinderen, dat be- teekent g,en sier,'zeide Marian. „Ik ken dat reeds van vroeger. Izz en ik zullen je werk wel klaar maken.' „Neen, dat moogt gij niet; ik ben ook grooter dan gjj.^ Zij gevoelde zieh echter zoo zwak, dat zjj den raad volgde en op het stroo leggen bleef. Hare afmatting was niet gantch de schold van bovenmatigen arbeidmaar ook tevens van de opgewondenheid, waarin zij de laatste oogenblikken verkeerde. Zg lag daar in een gemoedstoestand, die haar wil ver lamde, maar baar zenawen echter te gevoe liger maakte; het ritselen van het stroo en het afkappen van de aren, werkte op haar, als voelde r jj alles licbameljjk zelf. Van haar plaats af, kon zjj boven het geritsel van het stroo nit, het gefluister der beide anderen hooren en zg wist zeker, dat zg haar verlaten toestand weer tot het on derwerp van haar gesprek haddden gekosen, maar bare stemmen waren zoo zaoht, dat sjj geen enkel woord kon waarnemen. Ten laatste overwon bet gevoel van pijnlijke nieuwsgierigheid de overhand en nam Tesz den arbeid weder op, Na eenige oogenblikken was het las Hoet onmogelijk om verder ie werkendaar sp den vorigen dag zoover geloopen bad, nam no de vermoeienis de overhand en nam zjj den raad om naar hnia te gaan, dank tiaar aan ss stapte d wart, door de sneeuw op haar door eenige sociaaldemocratische vereni gingen, die in Deczmber alhier daartoe het iniatiet namen. Er zijn ingeschreven 3 moziekvereeuiging«n, 9 mannenkoren en 8 gemengde koren. Gezamenlijk eu af zonderlijk zulien deze liederen uitroeren Met welke resultatinen op hoe groote schval de landbouw*" in G'O iing n zich tegenwoordig op_deP*OT- denfokkerij toeleggen, kan uit iet vol gende blijken. Den landbouwer Ve1I^mav onder Nienweschass, werd, nit zij' paarden door den handelaar Bolt Gro ningen, voor twee 27|-jarige padden te vergeefs f 1150 geboden. In Groningen staan thans Itfds een 100-tal hengsten, waaronder beesten van 3 t 14000, ter dekking. Men verzekert, dat eenige personen het slachtoffer zijn geworden van do volgende manoevre: Een man met een geldtasch o» en die voor een geldophaler wordt aangetien, be vindt zieh toevallig voor een of ander huis op het oogeublik, dat melkboer, bak ker of kruidenier heeft aangebeld en, het geld van de dienstbobe in ontvangst moet nemen De zg. kassierslooper vraagt hetzij aan den warenbezorger, hetzij aan de dienstbode, of zij hem bv. 'oor een kwartje met vijf centen, die hij op do platte hand voor hen uitgestrekt houdt, drie dubbeltjes in de plaats kunoen geven. Zoodra hij het gevraagde kleingeld in han den heeft, doet hij, alsof hij hetiD ruil te geven geld in de hand laat glijden van zijn wisselaars, die, nadat de men zich met den gang van iemand, die grooten haast heelt, nit de voeten heeft gemaakt, tot de ontdek king komtn, dat het zilverstukje niet naast het kopergeld in hun hand is terecht ge komen. Daar het geval niet op zichzelf staat, vermoedt men, dat de pseudo-geldophaler door een ot andere kleefstof bewerkt, dat het zilver in zijn band echter op bet oo genblik, dat hij de bereidwillige menschen mei de centen verblindt. Voor een Arosterdanjschs „Premiën-Effr-ctenbank" (Heerengracht no. 271) verkocht iemand aan verscheiden landbouwers te Zwolle en omstreken zoo genaamde loten voor het recht op een halt aandeel in den prijs, die bij de trekking vaD 15Jan. 1896 zon vallen op loten der stad Brussel van het jaar 1816. D. d. vervoegden zich bij die kooper» per rijtuig twee hei ren, de kleinste met hoogen hoed en knevel, oud miraiens 80 jaar, de andere bad een forsche en gezette taille met knevel, oud 26 27 jaar. De eerste noemde zich hoofdbeambte dier bank en toonde een soort aanstelling, waarop de naam De Jong voorkwam. Aan den land bouwer R. deelde hij mede, dat een prys van minstens f 1000 op zijn lot was ge vallen, welk geld hij hem zou zenden als de boer eerst f 70 betaalde voor zegelkos- ten en verdere moeite. R, echter informeer de eerst goed, waarna bleek, dat niets op zijn nummer was gevallen. Die twee hee- ren lieten zich bij verscheidene koopers brengen; 't is nog niet bekend of er ande ren zijn ingeloopen; men zij in elk geval voorzichtig. kosthuis aan. Marian kwam so<>als iederen achtermiddag, wanneer zij haar fleach te veel aansprak in een fantastische stemming. „Dat had ik niet van hem gedacht nooit I" zeide zij halfluid voor zich heen. „En ik had hem toch <oo 1'ef. Ik wist ook niet, dat bjj o lief bad. Maar dat met I», was toch al te slecht." Tesz die bij deze woorden schrikte, bad zich bijna een vinger afgehakt. „Meent ge mijn man stotterde zij. „Ja, hemIzs zeide mijzeg haar er niets van, maar ik kan het niet helpen, bet moet er uit- Hij beeft Izv gevraagd of sjj met hem naar Brazilië gaan wilde." Tess verbleekte; haar gelaat werd too bleek als het landschap daarbuiten en hare trekken krompen krampachtig te zamea. „Wilde Isz dan niet met bem mede?" „Ik weet het niet, evenwel, bet is er niet toe gekomen." „Ba, dan was bet h»m ook niet ernst Het was slechts scherts, sooals mannen meer doen.' „Neen, het was hem ernst, want hjj is met haar een heel eind weegs naar het sta tion gereden." „Hij heeft haar echter toch niet meege nomen.' Zij werkten zwijgend verder, tot Tess opeens in snikken uitbrak „Daarl* zeide Marian. „Had ik het je maar niet gezegd.' „Neen, het is zeer goed, dat gjj het mg gezegd bebtl Ik heb maar voor mjj alleen geleefd en er volstrekt niet aan gedacht, waarheen dat allea loopen kont Ik h«d hem maar dikwijls moeten schrijven. Ht) zeide, ik kon niet met hem mede; maar hij heeit mg niet verboden bem te schrijven. Zoo mag het niet langer blijven. Het was zeer slecht en lichtzinnig van mjj, dat ik hem alles alleen beb laten afdoen.' In de sohanr werd het telkens donkerder, zoodat de arbeid gestaakt moest worden. Toen Tesz 's avonds tknis was en baat kamertje was binnengetreden, maakte zjj zich gereed, Clare te scbrjjven. Maar er stegen genachten bjj haar op en zij kon tot geen besluit komen. Later nara zij den ring van den band om haar hals en hield dien den ganschen naeht aan haar vinger, alsof zij wederom gelooven wilde, dst zij werkelijk de vrouw van den man was, die haar eerst als beminde genaderd en vervolg'BS weder even spoedig verdwenen wga en die Isz, zoo gauw, nadat hij haar verlaten had, den voorslag gedaan bad, met hem naar de nienwe wereld te trekken, Hoe kon zjj in bet bewost«ijn van dat allea, bem met een bede lastig vallen eD zich n* g om hem bekommeren? WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6