„Een mensch is niet voor zijn plezier
op de wereld!' hoort men dikwijls zeg
gen. en 't komt me wel eens voor, als
of men 't hoe langs zoo meer gaat zeg
gen. Of op zuchtenden, klagenden, tee-
menden öf op bitteren,snijdenden,nijdigen
toon. En dan volgt dikwijls nog heel
wat meer, waaruit we kunnen opma
ken, dat 't er in de ziel van den kla
ger niet al te best uitziet, dat 't mis
schien maar beter is om hem niet veel
tegen te spreken. Want 't zou anders
best mogelijk wezen, dat hij 't ons ook
niet bijzonder pleizierig maakte en ons
het een en ander deed hooren of onder
vinden, dat ons nu juist .niet bepaald
aangenaam zou aandoen.
Daarom willen we den pruttelaar
ook maar terstond gelijk geven en zeg
gen: het leven is geen pretmaken, geen
kermisklucht; volkomen waarEn wie
meenden, dat 't toch zoo was, en eigen
lijk ook zoo moest zijn, die moesten
wel den een of anderen tijd worden te
leurgesteld, want dat is nu eenmaal
niet anders
Neen, het leven is een hoogst ernsti
ge zaak, en wie dat nog niet begrepen,
moeten het dan maar ondervinden, al
hadden ze 't ook reeds lang kunnen
leeien door het leven en de ervaring
van anderen.
Het leven is werken,, en geluk
kig Want beklagenswaardig is toch het
wezen, dat in vadsigheid of in nietsdoen
zijn tijd doorbrengtal geniet hij ook
alles, wat er te genieten valt, dat ge
not verlaagt hem en verveelt hem, en
ten slotte zal hij er van walgen.
Het leven is denken, en gelukkig I
Want beklagenswaardig is toch het we
zen, dat te traag is om zijn geest wat
in te spannen en maar liefst loopt aan
den leiband van anderen, en geen be
grip heeft van het geluk, dat er gele
gen is in kennes en wetenschap, en een
eigen zelfstandige overtuiging zich te
verwerven, die door niemand hem kan
ontnomen worden.
Het leven is 1 e e r e n, en gelukkig
Want beklagenswaardig is het wezen,
dat zich maar laat voortdrijven op den
stroom, en geen wijsheid wil putten
uit de ervaring, die hij iederen dag kan
opdoen, en die niet in eigen hart en le
ven wil verbeteren, wat gebrekkig, en
uitroeien, wat slecht was.
En jü, dat werken en denken en lee-
ren gaat gepaard met moeite en leed
en strijd, maar dat is daarom nog geen
ongeluk, dat maakt ons ten slotte toch
alléén gelukkig, wat we ons met moei
te en inspanning veroverd hebben.
Maar daarom behoeven we ons aard-
sche leven nog niet zoo te vervloeken,
•n er zoo tegen uit te varenzeker
niet
Want al is 't ook geen kermisklucht,
't is toch ook nog geen hel
Daar is genot en geluk óók in dat
werken, dat, denken dat leeren. 't Is de
vraag maar, of we het oog willen ope
nen voor veel licht, dat er nog van den
hemel valt, en het hart voor veel vreugd,
dat ons deel wordt. En als dat laatste
geschiedt, dan kan er nog heel wat an
ders uit onzen mond worden gehoord,
dan al die verwenschingen van het le
ven, waarvan we soms zoo akelig kun
nen worden onder het hooren of lezen.
Dan kan 't gebeuren, dat het lied op
rijst ook uit óns hart en uit onzen
mond
Frisch als de morgen, zijn kracht be-
[wust,
Stroomt door mijn ad'ren de levenslust,
Lust om de hand aan den ploeg te slaan,
Lust om den brave ter zij te staan,
Lust in de wereld en Die haar schiep,
Die er ook mij tot myn werkkring riep.
D. Roti. Nbld, I. W. B.
Tot behoud van de
schoenzolen.
De duurzaamheid der schoenzolen kan
men door herhaaldelijk bestrijken met
kopalvernis aanzienlijk verhoogen,
en het leer wordt daardoor waterdicht
Zeer veel draagt ook tot het behoud bij,
de zolen voor het gebruik een jaar te
laten staan en 2 of drie paar schoenen
te hebben, opdat het leer steeds goeds
kunne drogen. Nieuwe zolen dagelijks
gebruikt, versltijen in korten tijd, wijl
ze steeds vochtig en dan niet sterk zijn.
Ook te Weenen is de vin-
ding van prof. Röntgen met succes in
toepassing gebracht bij twee patiënten,
die door prof. Mosetig zouden geope
reerd worden. De een was een man
die door een revolverschot aan de hand,
was verwondop de photographische
beelden was duidelijk het kleine pro
jectiel zichtbaar tusschen de beenderen
van de middelhandde andere patiënt
was een meisje met een vergroeiing
van den linkervoet, welke afwijking
nauwkeurig te zien was op de photo-
graphie.
Röntgen deelt mede dat zijn photo-
grafiën binnenkort in de Anna
len der Physik und Chemie (Bart, Leip-
zig) gereproduceerd zullen worden.
De vinding van prof. Röntgen
is in Zwitserland, te Bern, reeds in toe
passing gebracht. De bekende cbirug.
professor Kocher, heeft een kind, in
welks hand een naald was gedrongen,
medegenomen naar professor Forster,
hoogleeraar in de natuurkunde aan de
universiteit te Bern. Deze slaagden er
in met behulp van de X-stralen een
photographie te maken vau het beende-
rengestel der gewonde hand, waarop de
naald duidelijk zichtbaar was. Op deze
wijze was het mogelijk zonder operatie
de juiste positie van de naald te be
palen.
Een geestelijke te G r -
litz leed sedert eenigen tijd aan ondra
gelijke hoofdpijnen, en nadat hij tever-
geefsch een professor te Berlijn had ge
consulteerd, benam de ongelukkige, ten
eiDde raad, zich het leven. Bij de lijk
opening vond men in den inwendigen ge
hoorgang een stuk van een griffel, dat de
oorzaak was geweest van een chro-
nischen hersensvliesontsteking.
In een dorpjeinZuidHon-
garije venmoordd6 in het begin van Dec.
van het vorige jaar een boer zijn schoon
vader, dieo hij verdacht de hand in
het spel gehad te hebben bij de ont
vluchting zijner vrouw. Hij sneed het
lijk in twee stukken en begroef het
onderste gedeelte in den hof zijner wo
ning, terwijl hij de andere helft van het
lijk eenige weken lang onder een mest
hoop verborgen hield en toen op een
nacht naar het bosch droeg waar hij
het begroef. Een schaapherdershond
heeft nu dezer dagen den moord aan
het licht gebraoht. Het dier wroette den
grond om en bracht een hand van het
slachtoffer te voorschijn. De dientenge
volge in het werkgestelde nasporingen
hebben tot ontdekking van den moorde
naar geleid.
W. M. Tz.
Binnenlandsch Nieuws,
jfcrUR^eeren> ,en wy ®t«twn zullen
J aen hemel binnengaan en ontkomen
"n het vuur.
Zoo huwde hij Wzrrins, en toen ik
haar zag, gevoelde ik dat het goed was,
dat zulk een aardig meisje gehuwd was,
?j ZÜ 'kchts eTen vijftien zomers
telde. En toen zij getrouwd waren kookte
tij xijn rijst, en hij was de trotsche bezit
ter van het aardigste vrouwtje van het
dorp. Helaas, hoe wreed werd zijn geluk
verstoord.
Do toewan zal zich herinneren, dat
ik Warrina trouwde twee manen geleden
iets langer of iets korter, en dat ik niet
veel onkosten maakte, omdat ik dacht dat
het verstandig was myn geld te besparen,
om later een rijk man te worden en een
hadji te zijn, oud en geacht. Maar Warri
na is erg jong en onnooael.
Zij verwijt mij, dat zij haar aanzien ver
liest onder de andere vrouwen, omdat er
geen groot huwelijksfeest bij ons was en
omdat zij niet veel prachtige sarongs heeft
en kabaai. En den geheelen dag schreeuwt
zij of huilt, terwijl zij mijn rijst niet
meer kookt, en zegtIs niet mijn man
een koofdkoelie, en word ik toch niet ver
acht door de vrouwen van ge
wone koelies. En zij is o zoo ongelukkig,
en ik moet mijn rijst zelf kokenik heb
toch gedaan wat betaamde.
Wel Jan, ik won dat ik je helpen
kon, Heb je wel vriendelijk met haar ge
sproken, en heb je al eens tot haar ge
zegd, hoeveel beter je het zal hebben
als je maar eens eenmaal rijk bent?
Dat heb ik, toewan, en meer dan
dat - ik heb haar geslagen met een rot
ting, en ze heeft alleen maar geschreeuwd,
en nu zegt ze, dat ze naar haar moeder
zal ternggaan, en dat ze weigert om nog
langer met me te leven. Maar mijn vrien
den hebben mij gezegd dat Sahat met
haar gesproken heeft, en haar ringen en
borstspelden en haarpennen heeft gegeven,
en dat hij haar gezegd heeft, dat hij meer
verdient dan ik, en ik vrees, dat zij met
hem zal gaan, en dan zal ik mij schamen
moeten en niet geaeht worden door mijn
vrienden. Daarenboven, heb ik geen veer
tig dollars van den toewan geleend om
te gaan trouwen P en als Warrina heengaat
naar Sahat, dan ben ik ook dat geldkwijt.
De vronwen zijn heel goedkoop van 't
jaar, en ik zou gemakkelijk een andere
kannen krijgen, maar indien ik aldus doe,
dan is het toch niet prettig twee vronwen
te hebben gekocht, en er maar eene van
te behonden. De meester is wijs, regeert
hij niet overal dit land? hij zal mij zeg
gen wat ik doen moet.
Ik ried hem aan naar Sahat te gaan en
te vragen of hij ringen en meer geschen
ken aan Warrina had gegeven, zijn best
te doen Warrina tot andere gedachten le
brengen, en eens ernstig te spreken met
Warrina's moeder. Zoo ging hij heen met
verlicht gemoed. Den volgenden morgen
keerde hij weder. Warrina is wegge-
loopen en Sahat is niet in zijn hnis. Men
zegt dat ie naar Muar zijn gegaan. Als
ik Sahat ontmoet zal ik hem dooden met
een mes, en Warrina ook. Ik ga trouwen
met de nicht van Abdnl Hamid. Zij is
oud en erg leelijk, maar zij zal mijn
rijst koken. Wil de toewan mij 100 dol
lars leenen
of drie dagen later vertelde, dat Isa beloofd
had, voo mogelijk te komen.
Sedert jaren was het niet zoo'n kwakkel-
winter geweest. Het scheen of hij schuilhoe
kje speelde en telkens op 't onverwachts te
voorschijn kwam met de eene ot andere on
aangename verrassing.
Op een nacht begon bet hevig te waaien
en te sneeuwen, aoodat den volgenden mor
gen Te6* en Marian duidelijk inzagen, dat
het onmogelijk, was op het land te werken
weldra werd haar medegedeeld, dat zij met
de and<re arbeidster* stroo moesten binden
in de zohoar, totdat het weer veranderde.
„Kjjk," zeide Marian, „die slimme vogels
weten dat er nog meer in aantocht is. Ver
laat je daarop, sjj ontdekken dat dade
lijk. Uw man, lieve Teaz, mag no onder een
gloeiende ton zjjn werk doen God I dat hij
slechts eenmaal zijn lief vrouwtje zoo zien
kon 1 Niet, dat uw schoonheid van dit werk
te lijden heeft, neen, in tegendeel, zjj wordt
er slechts door verhoogd."
„Spreek niet over hem,' zeide Tesz op
ernstigen toen.
„Ja, ja, maar gij maakt u nog altijd over
hem bezorgd 1 li 't niet zoo
In plaat* van te antwoorden moest Tesz
met tranen in de oogen onwillekeurig in de
richting zien waar zij dacht dat Zoid-Ame-
rika lsg en bewoog hare lippen.
„Ja, ik weet, dat het het geval i>. Maar
dat moet ik zeggen, is dat ook een leven
voor een getrouwd ptaHje. Nn neen, ik
zal niet zeggen, wat ik denk. Het weer
cal oni in de schaar niet hinderen, maar
het atroobinden is een bard stok werk, veel
vermoeiender dan penen hakken. Ik kan
het uithouden, omdat ik sterk ben, maar
het is vcor n erger. Ik kan mij niet be
grijpen, waarom of de baas er u ook aanzet.'
Zjj waren weldra in de zchnnr aangeland
en traden binnen. Het achterste gedeelte
van het lange gebouw lag vol koren, in de
middelste ruimte moest het binden plaats
hebben en daar waren den vorigen avond
al reeds zooveel banden neergelegd, als dat
men dacht dai de vrouwen den volgenden dag
zonden noodig hebben.
„Kjjk, daar ia les reeds I' zeide Marian,
Izs was bet werkelijk en zjj kwam bin
nen. Zjj had in den namiddag te voren,
den ganschen weg van baar moeders hnis
tot hier afgelegd en daar zjj den afstand
te klein gerekend had, bad zij zich verlaat,
maar was nog juist voor den aneeuw-
ttorm aangekomen en had in dv herberg
overnacht.
Oe pachter was het met bare moeder
eeu geworden in het marktstadje, maar
met dat beding, dat zjj denxelfden dag nog
Ik leende er hem nog veertig. Hij be
taalde alles af, en had nooit een onaan
genaam oogenblik tengevolge van zijn
tweede kens.
Moeite om Sthat en Warrina te vinden,
heeft hij nooit gedaan. Lettêrk. Bijv,
TEH OVEBDEWKim
Niet voor ziju pleizier.
zon aankomen en zoo was zij bang gewenst,
dat zij zich door haar later komen, zijn
toorn zich op den hals ton halen.
Bniten Tesz, Izz en Marian waren nog
twee andere arbeidsters van een naburig
dorp aanwezig, twee gezusters, gespierde
gestalten, waarin Tesz tot hare verwonde
ring de zwarte Ka*he, de stroopdame, en
hare jongere zoeter, de diamanten koningin,
herkende die feiteljjk deo orzaak vao baren
val geweest waren. Zij schenen Tesz niet
te herkennen; wat heel goed mogeljjk was,
daar zij dien nacht bijna drooken waren.
Zij verrichten met voorliefde iederen soort
mannenarbeid, zij waren eveneens als een
paar uitstekende stroobindsters bekend, en
zagen met een zekere minachting op de an
deren neder.
Nadat zij bare handschoenen hadden aan
getrokken, togen allen aan den arbeid.
Oe dag begon te klaren en bet licht viel
door de sehnnrdenr naar binnen. De meisjes
namen den eenen arm stroo na den andere en
werkten onophoudelijk door.
Door de aanwezigheid der beide vreemde
arbeidsters, die sioh over hare aanstoot ge
vende avonturen onderhielden, konden Izz
en Marian niet over onde tijden praten. Daar
hoorden zij plotseling een doffen hoefslagen
de pachter reed voor de sehonrdenr. Nadat
hij was afgestegen, trad hij dicht op Tesi
toe en zag haar ter zijde iD het gelaat en
bleef vervolgens rustig naast baar staan.
Eerst had zij volstrekt niet naar hem ge
zien, maar toen hjj niet van zijn plaats
afweek, draaide zij het toofd om en ont
waarde, dat baar baas ciemacd anders was,
dan de man, voor wien zij het boscb was
ingevlncht.
Hij wachtte totdat tjj de klaargemaakte
bossen buiten de sehnnr gedragen had, en
zeide vervolgens„Zoo, zijt gij die meid,
die mijn aardigheid zoo envel heelt opge
nomen. De duivel zal mjj halen, dat ik niet
dadelijk dacht, dat gg het waart, toen ik
hoorde, dat wjj een nienwe hadden. Ooed,
gij dacht mij in nw hand te hebben, de
eerce keer met nw hooggeëerden beer gemaal
vervolgen* op de straat; maar no geloof ik
toch, dat ik o de baas af ben.'
Tesz, die zich tnsschen de beide vreemde
meiden en den boer, ali een gevangen vo
gel' gevoelde, gaf geen antwoord, maar ging
voort met stroo te binden. Zg kende bet
karakter der mensohen gauw genoeg, om te
begrijpen, dat zij ditmaal niets van de ga
lanterie van haar heer te vreezen had eer
der wraak over de hom door Clare toege
diende muilpeer. Dit was haar aangenamer
en zij gevoelde zioh sterk genoeg, hem te
kunnen weerstaan.
„Wat, je dacht zeker, dat ik varliatd op
je was? Vronwen ziin veelal dwaas genoeg
iederen blik voor bloedige ernst op te nemen.
Maar er is niets beters dan een langen win
ter om jonge deernen dergelijke dingen nit
het hoofd te drijven; gij hebt n verbonden
tot Meria-boodsohap hier te blijven. Nn hoe
is het, znlt gg mij om versohooning vragen?'
„Ik meen, dat gij mg dat doen moet,3
„Zoo nn, roosts ge wilt. Wij zoMen
zien, wie hier baas ie. Is dat alles dat je
vandaag gedaan hebt?"
„Ja."
„Dat ziet er mooi nit. Ziet eens wat de
anderen hebben klaar gemaakt" (op de bei
de zusters winend) „Ook de beide anderen
hebben nog meer gedaaD dan gij.'
„Zjj zijn allen aan dezen arbeid gewoon,
ik echter niet. Ik geloof overigens, dat het
u niets hindert hoeveel ik doe, ik wordt
slechts per stak uitbetaald."
„Dat hindert mg niets, ik wil de sehnnr
leeg hebben."
„Ik zal den ganschen achtermiddag door
werken, in plaats van op te honden, zooals
de overigen."
Hij wierp baar nog een onwilligen blik toe
en verwijderde zieh daarop. Tesz bemerk
te, dat zij nergenz slechter had tereebt
knnnen komen dan bier; maar wanneer bij
zijne galanterie maar achterwege liet, dan
zon zjj het restje wel verdragen.
Toen het twee nor werd, namen de beide
zusters den laatsten bos ter band en gingen
daarna been. Marian en Izz wilden betselfde
doeo, maar toen sjj hooiden, dat Tesz nog
blijven moest en dat, wat zij nit gebrek aan
handigheid achter wss, inhalen wilde, wilden
tg baar niet alleen laten. In de nog altjjd
neervallende aneenw opziende, zeide Marian:
„Ja, wij hebben het alleen aan ons zeiven
toe te schrijven.' En daarmede kwam het
geaprek weder op haar leven op demelkerjj
en op bare lietde, die zij allen voor Angel
gevoelden.
„lts eD Marrian'% zeide Tesz, met een
werkelijk gevoel van droefenis, daar zij wer
kelijk inzag boe weinig zij eigenlijk zijne
vroaw genoemd kan worden, „ik kan nn
jniat niet met n, zooals vroeger, over Olare
spreken; gg znlt dat begrijpelijk vinden,
want, wanneer hg ook voor dit oogenblik
van mij is heengegaan, is en blgft hij toch
mijn man.'
I<s was van de vier meisjei, die Clare
liefhadden, de vinnigsle en met de tong het
handigst. „Tot liefhebben was hij tenminste
seer handig, dat is zeker," zeide zg, „maar
voor een goed echtgenoot hond ik hem
oiet, als bjj weder zoo spoedig van n kon
weggaan."
„Hij kon niet anders hjj moeat gaan,
om daar over da sse het land te gaan aienl'
Onkruid.
Als 't oog des wakkren landmans
Op veld en akker staart,
En hij 't ontkiemend onkruid
Daar tnsschen 't graan ontwaart,
Dan zuivert hij 't koren,
Opdat het ongestoord
Kan bloeien, en 't brengt zeker
Dan goede vruchten voort.
Wie 't onkruid vrij laat tieren,
Ontdekt, maar meest te laat,
Dat vau 't gezaaide koren
Zeer veel verloren gaat.
Een zaadjen in den akker,
Een zaadjen in 't gemoed
Ontkiemt slechts goed, als 't onkruid
Het niet verstikken doet.
Wanneer dan welig 't onkruid
In ons gemoed ontspruit,
Dan doe men als de landman
En rnkke 't daadlijk nit,
Zal 't goede zaad gedijen,
Dan zij men lui noch zwak,
Roei nit, roei nit, alle onkruid,
Met wortel en met tak.
Te WORMERVEER is overle
den de heer J. Prins, lid van de Eerzte Ka
mer der Siaten-Generaal.
Door het Bestuur der
Vrijt Vrouwenvereenigingen te Amster
dam is, naar aanleiding van de onlangs
in het Sociaal Weekblad geschreven arti
kelen over Vrouwenbeweging laktiek eeD
schrijven gericht aan Mevr. Comelis
Huygens met het verzoek, de door haar
(C. H.) voorgestane bestrijding te komen
uiteenzetten en den te bewandelen weg
nauwkeurig te omschrijven in een open
bare of huishoudelijke (met introductie
voor dames) vergadering, te beleggen door
bovengenoemde vereeniging.
Socialistisch muziekfeest.
Onlangs deed een bericht omtrent een op
de Pinksterdagen te AMSTERDAM te
honden zangersfeest de ronde. Het blijkt
hans dai het feest zal gehouden worden
aeide Tesz.
Daarmede had hij tot over den winter
kannen wachten."
„O, dat kwam maar toevallig zoo
door een misverstand. Wij moesten daar
over niet praten," antwoordde Tesz in Inid
weenen uitbarstend. „Wellicht is er veel
ten rijnen gnnste aan te voeren; hjj ging niet,
zooals vele mannen het wellicht zonden ge
daan hebben, zonder het mij te zeggen, ook
kan ik steeds te weten komen, waar
bij is."
Daarna gaven zij zieh een tijdlang aan droo-
merijen over, terwijl zij haar werk ver
richten. Op eens gevoelde Tesz, dat zij h9t
niet langer kon nithonden en zonk op het
stroo neder.
„Ik wist het wel, dat gij het niet zondt
knnnen nitbooden!' kreet Marian, „Er be
hoort sterker vleeseh toe dan hetnwe, voor
de*en arb< id."
Juist op dit oogenblik trad de paehter
binnen. „Zoo, voer je zooveel ni>, dat
je op het stroo ligt 1" zeide bij tot Tess.
„Dat geschiedde meer tot mijn eigen
schade, dan lot de uwe,' antwoordde zjj.
„Ik wil mijn sehnnr leeg hebben,' zeide
hjj nnrks, de sehnnr doorloopend, terwijl
hjj door de andere denr verdween.
„Laat je dat maar niet hinderen, dat be-
teekent g,en sier,'zeide Marian. „Ik ken dat
reeds van vroeger. Izz en ik zullen je werk
wel klaar maken.'
„Neen, dat moogt gij niet; ik ben ook
grooter dan gjj.^
Zij gevoelde zieh echter zoo zwak, dat
zjj den raad volgde en op het stroo leggen
bleef. Hare afmatting was niet gantch de
schold van bovenmatigen arbeidmaar ook
tevens van de opgewondenheid, waarin zij de
laatste oogenblikken verkeerde. Zg lag daar
in een gemoedstoestand, die haar wil ver
lamde, maar baar zenawen echter te gevoe
liger maakte; het ritselen van het
stroo en het afkappen van de aren, werkte
op haar, als voelde r jj alles licbameljjk zelf.
Van haar plaats af, kon zjj boven het
geritsel van het stroo nit, het gefluister der
beide anderen hooren en zg wist zeker, dat
zg haar verlaten toestand weer tot het on
derwerp van haar gesprek haddden gekosen,
maar bare stemmen waren zoo zaoht, dat
sjj geen enkel woord kon waarnemen. Ten
laatste overwon bet gevoel van pijnlijke
nieuwsgierigheid de overhand en nam Tesz
den arbeid weder op,
Na eenige oogenblikken was het las Hoet
onmogelijk om verder ie werkendaar sp
den vorigen dag zoover geloopen bad, nam
no de vermoeienis de overhand en nam zjj
den raad om naar hnia te gaan, dank tiaar
aan ss stapte d wart, door de sneeuw op haar
door eenige sociaaldemocratische vereni
gingen, die in Deczmber alhier daartoe
het iniatiet namen. Er zijn ingeschreven
3 moziekvereeuiging«n, 9 mannenkoren
en 8 gemengde koren. Gezamenlijk eu af
zonderlijk zulien deze liederen uitroeren
Met welke resultatinen
op hoe groote schval de landbouw*" in
G'O iing n zich tegenwoordig op_deP*OT-
denfokkerij toeleggen, kan uit iet vol
gende blijken. Den landbouwer Ve1I^mav
onder Nienweschass, werd, nit zij'
paarden door den handelaar Bolt Gro
ningen, voor twee 27|-jarige padden te
vergeefs f 1150 geboden.
In Groningen staan thans Itfds een
100-tal hengsten, waaronder beesten van
3 t 14000, ter dekking.
Men verzekert, dat eenige
personen het slachtoffer zijn geworden
van do volgende manoevre:
Een man met een geldtasch o» en die
voor een geldophaler wordt aangetien, be
vindt zieh toevallig voor een of ander
huis op het oogeublik, dat melkboer, bak
ker of kruidenier heeft aangebeld en,
het geld van de dienstbobe in ontvangst
moet nemen De zg. kassierslooper vraagt
hetzij aan den warenbezorger, hetzij aan
de dienstbode, of zij hem bv. 'oor een
kwartje met vijf centen, die hij op do
platte hand voor hen uitgestrekt houdt,
drie dubbeltjes in de plaats kunoen geven.
Zoodra hij het gevraagde kleingeld in han
den heeft, doet hij, alsof hij hetiD ruil te
geven geld in de hand laat glijden van zijn
wisselaars, die, nadat de men zich met
den gang van iemand, die grooten haast heelt,
nit de voeten heeft gemaakt, tot de ontdek
king komtn, dat het zilverstukje niet naast
het kopergeld in hun hand is terecht ge
komen.
Daar het geval niet op zichzelf staat,
vermoedt men, dat de pseudo-geldophaler
door een ot andere kleefstof bewerkt, dat
het zilver in zijn band echter op bet oo
genblik, dat hij de bereidwillige menschen
mei de centen verblindt.
Voor een Arosterdanjschs
„Premiën-Effr-ctenbank" (Heerengracht no.
271) verkocht iemand aan verscheiden
landbouwers te Zwolle en omstreken zoo
genaamde loten voor het recht op een halt
aandeel in den prijs, die bij de trekking
vaD 15Jan. 1896 zon vallen op loten der stad
Brussel van het jaar 1816.
D. d. vervoegden zich bij die kooper»
per rijtuig twee hei ren, de kleinste met
hoogen hoed en knevel, oud miraiens 80
jaar, de andere bad een forsche en gezette
taille met knevel, oud 26 27 jaar. De
eerste noemde zich hoofdbeambte dier bank
en toonde een soort aanstelling, waarop de
naam De Jong voorkwam. Aan den land
bouwer R. deelde hij mede, dat een prys
van minstens f 1000 op zijn lot was ge
vallen, welk geld hij hem zou zenden als
de boer eerst f 70 betaalde voor zegelkos-
ten en verdere moeite. R, echter informeer
de eerst goed, waarna bleek, dat niets op
zijn nummer was gevallen. Die twee hee-
ren lieten zich bij verscheidene koopers
brengen; 't is nog niet bekend of er ande
ren zijn ingeloopen; men zij in elk geval
voorzichtig.
kosthuis aan. Marian kwam so<>als iederen
achtermiddag, wanneer zij haar fleach te
veel aansprak in een fantastische stemming.
„Dat had ik niet van hem gedacht nooit I"
zeide zij halfluid voor zich heen. „En ik had
hem toch <oo 1'ef. Ik wist ook niet, dat bjj
o lief bad. Maar dat met I», was toch al
te slecht."
Tesz die bij deze woorden schrikte, bad
zich bijna een vinger afgehakt.
„Meent ge mijn man stotterde zij.
„Ja, hemIzs zeide mijzeg haar er
niets van, maar ik kan het niet helpen, bet
moet er uit- Hij beeft Izv gevraagd of sjj
met hem naar Brazilië gaan wilde."
Tess verbleekte; haar gelaat werd too
bleek als het landschap daarbuiten en hare
trekken krompen krampachtig te zamea.
„Wilde Isz dan niet met bem mede?"
„Ik weet het niet, evenwel, bet is er niet
toe gekomen."
„Ba, dan was bet h»m ook niet ernst
Het was slechts scherts, sooals mannen meer
doen.'
„Neen, het was hem ernst, want hjj is
met haar een heel eind weegs naar het sta
tion gereden."
„Hij heeft haar echter toch niet meege
nomen.'
Zij werkten zwijgend verder, tot Tess
opeens in snikken uitbrak
„Daarl* zeide Marian. „Had ik het je maar
niet gezegd.'
„Neen, het is zeer goed, dat gjj het mg
gezegd bebtl Ik heb maar voor mjj alleen
geleefd en er volstrekt niet aan gedacht,
waarheen dat allea loopen kont Ik h«d
hem maar dikwijls moeten schrijven. Ht)
zeide, ik kon niet met hem mede; maar hij
heeit mg niet verboden bem te schrijven.
Zoo mag het niet langer blijven. Het was
zeer slecht en lichtzinnig van mjj, dat ik
hem alles alleen beb laten afdoen.'
In de sohanr werd het telkens donkerder,
zoodat de arbeid gestaakt moest worden.
Toen Tesz 's avonds tknis was en baat
kamertje was binnengetreden, maakte zjj
zich gereed, Clare te scbrjjven. Maar er
stegen genachten bjj haar op en zij kon tot
geen besluit komen. Later nara zij den ring
van den band om haar hals en hield dien
den ganschen naeht aan haar vinger, alsof
zij wederom gelooven wilde, dst zij werkelijk
de vrouw van den man was, die haar eerst
als beminde genaderd en vervolg'BS weder
even spoedig verdwenen wga en die Isz,
zoo gauw, nadat hij haar verlaten had,
den voorslag gedaan bad, met hem naar de
nienwe wereld te trekken, Hoe kon zjj
in bet bewost«ijn van dat allea, bem
met een bede lastig vallen eD zich n* g om
hem bekommeren? WORDT VERVOLGD.