Kiesrecht en Personeel. Donderdag 13* Februari 1896 40ste Jaargang No. 3071. Polei overzien der week. BIJVOEGSEL. FEU1LLETON. Buitenlandsch Nieuws. HAGER COURANT. Bij de beraadslagingen over de Staatsbegrooting voor 1895 heeft een gedachtenwisseling plaats gehad in de Tweede Kamer, die ons dadelijk weder voor den geest kwam, toen wij, het Regeeringsantwoord ontvangende op de Algemeene beschouwingen der Eerste Kamer bij de Staatsbegrooting voor 1895, daarin hetzelfde onderwerp be handeld vonden. De vraag, die het toen gold, was, of het kiesrechtontwerp bij gebruikma king van de grondslagen, die aan het Personeel ontleend waren wel kon worden ingediend, voordat de belasting wet door de Kamers zou zijn behandeld. De zaak werd niet volkomen opgehel derd men herinnert zich dat de Mi nister, wrevelig geworden, omdat men hem het vuur zoo na aan de scheenen legde, uitriep„als het den heeren nu nog niet duidelijk is, moeten zij de ontwerpen maar afwachten." "Wij moeten nu aannemen, dat het den Minister zelf niet duidelijk geweest is, wat hij eigenlijk wilde, of anders, dat hem nu pas duidelijk geworden is, wat hij toen nog niet inzagdat wat hij wilde, onuitvoerbaar zou blijken. Twae punten toch waren er, waarom trent de Minister zich met volkomen zekerheid uitliet 1°. dat het ontwerp op het Perso- nëel eerst bij de Regeering moest zijn vastgesteld, eer de kieswet kon worden ingediend 2°. dat beide ontwerpen niet aan el kander zouden zijn vastgekoppeld. Dit laatste schijnt nu nog te worden volgehouden men leest althans in het Regeerings-antwoord„het stelsel der ontworpen kieswet staat of valt niet met het Personeel." Natuurlijk niet. Dat er, als er geen belasting op het Personeel geheven wordt, geen kieswet zou kunnen ge maakt worden, zelfs niet een kieswet d la Van Houten, zal wel niemand beweren. Dat zij er dan echter anders zou uitzien, zal ook de Regeering wel niet ontkennen. Toch is de Re geering maar heel slecht te spreken over het trouwens zeer lastige punt, dat er een bepaald verband zou be staan tusschen kieswet en Personeel en zegt zij „Men moet gegevens" van het Personeel hebbenmen moet den in vloed van wanbetaling kunnen nagaan, maar ander verband bestaat er tus schen die ontwerpen niet." Ander verband niet. Maar dat dan toch wel. En dat verband juist was het, dat den heer Goeman Borgesius bij bovenbedoelde begrootingsdebat de vraag deed stellen, of niet de indiening der kieswet moest wachten op de vaststel ling van het Personeel door de Kamers. Die vraag, toen door den Minister ont kennend beantwoord, vindt thans hare bevestiging in hetgeen de Minister van Financiën namens de Regeering aan de Eerste Kamer mededeelt; wij ach ten die mededeeling van genoegzaam belang om haar hier in haar geheel over te nemen. De Regeering „wenscht bij de vast stelling der kenteekenen van geschikt heid en maatschappelijken welstand, be- „doeld in artikel 80 der Grondwet, ge- „bruik te maken van de gegevens welke „de kohieren der directe belastingen aan „de hand geven en bepaaldelijk ook de „nieuwe kieswet te doen aansluiten aan „de gegevens, welke de invoering van „eene nieuwe wet op het Personeel zal „opleveren. Erlangt zij die nieuwe gege vens niet, omdat hetzij de nieuwe wet „niet tot stand komt, hetzij niet tijdig „wordt ingevoerd, om voor de eerste op making der kiezerslijsten gegevens te „verschaffen, dan zal zij met dit feit re kening moeten houden. Yan haar kan „echter niet gevergd worden dat zij hare „voordracht definitief vaststelle, zoolang „nog geheel onzeker is, ook in verband „met de mogelijkheid van wijzigingen bij „amendement, welke gegevens uit het be „lastingrecht bij de opmaking der kie zerslijsten in de eerste maanden van „1897 ten dienste zullen staan. Ook voor „de beoordeeling der vraag, hoe de wer king zal zijn van de uitsluiting van de „genen, die hunne belasting niet hebben „voldaan, moet eene beslissing over het „in behandeling zijnde voorstel over de „personeele belasting genomen zijn, alvo rens de met wanbetaling van belasting „verband houdende bepalingen der kies- „wet definitief kunnen worden vastge steld". Derhalve het kiesrechtontwerp is wel ingediend om aan de gegeven belofte te voldoen, maar het is een voorloopig ont werp Het definitieve komt eerst als het Personeel is afgehandeld. En het blijkt dus nu, dat er alle grond was voor de waarschuwing, die wij in December 1894 lieten hooren, toen wij zeiden, dat de Minister bedrogen zou uitkomen, als hij meende aan het ontwerp van den Mi nister van Financiën grondslagen te kun nen ontleenen voor zijn ontwerp, omdat wijzigingen in het Personeel dan wijzigin 44. gen in het kiesrechtontwerp moesten ten gevolge hebben, waardoor zonneklaar aan het licht zou komen, dat belastingplicht als maatstaf van kiesbevoegdheid on bruikbaar is. Het verrast ons natuurlijk niet, dat de ervaring de juistheid onzer beschouwingen aantoont, wél, dat de Regeering thans zoo openlijk eeD verband erkent, dat zij vroeger beslist ontkende.een verband nl. niet tusschen zekere gegevens, voor beide ontwerpen dienstig, maar een ver band tusschen het vastgestelde Personeel en het voor te dragen kiesrechtontwerp. Aan de Eerste Kamer wordt nog in herinnering gebracht een woord, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken in de Tweede Kamer gesproken heeft. Den 9 Dec j. 1. zeide de Minister„Dat bij een vraagstuk van zoo groot gewicht en hetwelk als het ware de rechtstreeksche aanleiding is geweest tot het optreden zoowel van het Kabinet als van den Mi nister van Binnenlandsche Zaken, het voorstel niet werd ingediend dan na in al zijn onderdeelen te zijn gewikt en ge wogen, behoef ik niet te zeggen, en dat bij een dergelijk wetsontwerp de indie ning bij de Kamers niet de beteekenis heeft van het oplaten van een ballon df fissai en dit ontwerp niet gewijzigd wordt naar mate van de windrichting, behoeft geen nadere toelichting. Groote afwijkin- j gen van het Regeeringsvoorstel zullen j bij de Memorie van Antwoord niet wor den gemaakt of toegestaan." Nu, een ballon cCessaieen balletje dat eens opgeworpen wordt, om te zien welken indruk het maken zal, moge het ontwerp niet zijn, meer dan een j schets, een avanl-projet is het toch ook niet, nu het blijkt, dat het eerst voor goed kan vastgesteld worden, als de be handeling van het Personeel is afgeloo-( pen. Of er dan ook al of niet „groote afwijkingen" zullen komen, moge niet van de windrichting afhangen, het zal toch wel een onvermijdelijk uitvloeisel kunnen zijn van den uitslag der be handeling van het Personeel, als dat be lasting-ontwerp eens verworpen wordt, of bij de hervatting der behandeling nog eens belangrijke wijzigingen ondergaat. Het een en het ander is in het geheel niet ondenkbaar, vooral niet, nu de Re geering er nog eens opzettelijk op gewe zen heeft, dat de gegevens voor het Per soneel door de Kamer meer of minder bruikbaar kunnen gemaakt worden voor de kieswet. En als nu de gegevens nog minder bruikbaar worden, dan zou het kiesrechtontwerp nog minder aannemelijk zijn en de kans, om ook dit van de baan te krijgen, dus nog toenemen Maar, ook al laat men die „hooge politiek" buiten rekening, de mogelijkheid blijft bestaan, dat het definitief kiesrechtontwerp er an ders zal uitzien dan het voorloopige, al leen reeds ten gevolge van wijzigingen, die het Personeel nog ondergaat. Men kan er evenwel op wijzen, dat de Minister alleen sprak van wijzigingen naar gelang van de windrichting. Zijne verkla ring heeft dan de strekking, te kennen te geven, dat hij niet naar rechts of naar links zal overhellen, naar mate van de meerdere of mindere kansen op aanne ming, die hij daardoor krijgen zou. Misschien is dit in de gegeven verhou dingen het verstandigste. Daarin mengen wij ons niet. Maar is het weder geen schitterende rechtvaardiging voor 's Ministers voorganger, wien door nie mand heftiger dan door den heer van Houten verweten is, dat hij te onwrik baar op eigen standpunt bleef staan, de zen nu dezelfde houding te zien aanne men Heeft de heer van Houten den heer Tak niet herhaaldelijk voorgehouden, dat deze zijn doel wel bereiken kon, mits hij zich maar met het oog op „de wind richting" uit eigen koers liet drijven En ziet, de heer van Houten zelf wei gert te doen, wat hij van zijn voorgan ger vorderde. En wat Tak niet mocht moest van Houten doen Tak toch koes terde niet den ijdelen waan, een wet te kunnen maken, die allen bevredigde. Zijn wet was den vooruitstrevenden naar het hart, den conservatieve daarom een doorn in het oog. Zulk een wet nu heette niet goed, ze heette niet nationaal. Er moest een nationale wet komen, een wet, die geen partijkarakter droeg. Die wet zou den de heer van Houten c. s. leveren, en ziet, nu zullen ook zij op hun eigen stuk staan, net als Tak, en niet naar de windrichting vragen Ook de heer van Houten moet, dunkt ons, zachtjes aan wel tot de overtuiging komen, dat het gemakkelijker valt op hoogen toon den staf te breken over het werk van anderen, dan om het zelf beter te doen „Parijs is wel een mis waard" sprak Hendrik van Navarre, toen hij teneinde in het rustig bezit van de Fransche ko ningskroon te komen, tot het Katholicis me overging. Diezelfde gedachten zul len ongeveer Ferdinand van Bulgarije bezield hebben toen hij, gelijk eens zijn verre voorvader, besloot zijn zoon, terwille van de belangen der dynastie in de Or- thodoksche kerk te doen opnemen. van Thomas Hardy. Met geaffecteerde lichtzinnigheid ging D Urberville voort „Ik beb sedert dien morgen, op weiken ik van eon wagen af, in de open lucht gprfken zon, ra t iedere verblindheid ge broken. De duivel alleen weet, wat de broeders van mij denken zullen. Ach ja 1 de broeders. Zonder tvij el zullen zij voor mij bidden, mij beweenen, want in hun soort zijn bet goede lui. Maar wat hindert mij dat alles Hoe kan ik doorgaan met iels, waar ik mijne gedachten niet bij kan bonden ?s Het ware dun huichelarij geworden Ik ou da»r tusschen hen ge staan hebben sis IlymeDius en Alexander die den satan werden overgeleverd, om niet te lasteren. Welk een gruwelijke wraak hebt gij genomen 1 Ik vond u onschuldig en heb u verraden. Yier jaren later vindt gij mij als een enthousiast van het christendom terugnu oefent gij uw6n invloed op mij uit en zult mij wellicht nog slechter maken, dan ik ooit geweest ben. Maar Tesz, mijn lief snoetje, zoohIs ik u placht te noemen, dat zijn maar redeneeringen en gij behoeft mij niet zoo ontsteld aan te zien Gij hebt niets slechts gedaan, gij hebt slechts uw lief ge ioht en schoone gestalte behouden. Ik sag dat reeds op de schoof, voor gij mij zaagt ondanks dat nauwsluitende schort en dien grooten luivelhoed. Gij arbeidsters, moest nooit zulke leelijke dingen dragen al behoedt het u ook voor gevaar.* Bij zag Tts* enige oogenblikken zwij gend aan en bes'oot dan met een kort, spot tend lachen„Ik geloof, dat wanneer iedere jongezell n apostel, voor wie ik mezelf ook hield, door zulk een schepseltje in ver zoeking gebracht werd, als gij rijt, hij zou eveDals ik, de ganscbe rommel aan zijn lot hebben overgelaten.* Tesz beproefde tegen te spreken, maar zooals de zaken stonden ontbrak het baar aan slagvaardigheid en zooder op bare woorden te f tten, voegde bij er aan toe „Nu goed, hei paradijs waarvan gij het sieraad zijt, is wellicht op de keper be- sobouvtd even goed als elk ander. Maar laten wjj epns ernstig praten, Tesz t" D'Urberville stond op, leunde zijwaarts over do stroobossen, en zette de ellebogen onder het hoofd. „Sedert ik u de laatste maal zag, heb ik over dat nagedacht, wat gij als z ij n e meening hebt medegedeeld. Ik ben tot de slotsom gekomen, dat in mijne onde argumenten gebrek aan gezond verstand ishoe ik door den ouden heer Clare mij zoo beb kunnen doen opzweepen, dat ik zelfs trachtte bem te ovenreffeD, begrijp ik nog niet. Wat nu betgeen betreft, wat gij mij kortelings van uw man gezegd bebt ik weet zijn naam abijd nog maar niet daar waar het be treft dit, waar men van een etisch systeem zonder dogma spreekt, zoo zie ik Diet in, hoe men bet eene met het andere vereeni gen kan." .Ja maar, gij kunt toch de religie der barmhartigheid de nwe noemen, zonder hoe noemt gij het ook weer tot dogma te vervallen.* ,0 neen 1 In dit opriebt ben ik een zonderling product. Wanneer er niemand is, die zegtdo6 dit en het zal u na uw dood nuttig zijndoe dat niet, of het zal u dan slecht gaan I zoo kan mij niets meer warm maken. Ik kon er dan niets meer aan doen; ik kan mij niet verantwoordelijk stellen voor mijne daden en gevoelens, wanneer er niet iemand is, wien ik verant woording schuldig benen wanneer ik u was mijn liefje, zoo acu ik ook zoo doen.* Zij trachtte bem te wederleggen en bem niteen te zetten, dat hij in zijn verward hoofd, Iwee zaken miste, theologie en mo raal. Maar tengevolge der ternggetrok- kenheid van Angel Clare, was Tesz meer een persoon vol gevoelens, dan juist vol bewijsgronden, zoodat baar dit weldra onmogelijk bleek. „Nu, dat doet er eigenlijk niets Zeker heeft dit besluit eene geheele lijdensgeschiedenis doorloopen. Daarvan getuigt de proclamatie aan het Bulgaar- sche volk als hij zegt besloten te zijn, hoewel hij te vergeefs steun zocht te verkrijgen, waar hij dien verwachtte. Met zijn kerk en naaste familie te bre ken, is dan ook voorwaar geen kleinig heid. De paus schijnt vast besloten, prins Ferdinand in de ban te doen; zijn schoon vader, de hertog van Parma, heeft zich reeds uit het Bulgaarsche leger, waar hij het bevel over een regiment voerde, te ruggetrokken en wat voor den prins nog grievender is, zijne vrouw Maria Louise schijnt wegens den overgang van prins Boris hem voorgoed te willen verlaten. Zoo zullen we dan eene pendant op de echtelijke verhouding tusschen Milan en Nathalie van Servie krijgen. Als de bisschoppen van Rome en Constantinopel hadden kunnen voorzien, dat door hun ouderlingen naijver, waar door de scheiding der kerk in de Latij n- sche of Katholieke en de Grieksche ont stond, zulke verre en bedroevende ge volgen zou hebben gehad, wellicht ware de breuk in 1054 niet gekomen. De hoofdvraag is nu, zal Ferdinand door dit offer zijn doel bereiken, dat is voor zich zelf en zijn geslacht, het onbetwist bezit van de Bulgaarsche vorstenkroon verkrij gen Yolgens voorname Russische bladen is het nog lang zoo ver niet. Rusland blijft vast houden aan de bepalingen van het tractaat van Berlijn. Worden die bepa lingen ten opzichte van Bulgarije in haren geheelen omvang uitgevoerd, dan zal Ferdinand, door een wettig samengestelde Sobranje, dus door een dubbel gekozen Tweede Kamer, moeten verkozen worden. Op die verkiezing zal de goedkeuring van de mogendheden verkregen moeten worden. Verder zal de vereeniging van Oost-Roemelië met Bulgarije aan Rus land gevraagd "moeten worden; terwijl aan Russische Staatslieden en militairen een werkzaam aandeel in het bestuur van 't vorstendom moet worden ver leend. Die treden dan op als voogden en toeziende voogden. Zeker niet heel prettig voor een heerschzuchtig vorst. Er bestaat voor Ferdinand een kansje, dat het niet tot dit uiterste zal komen n. 1. indien de Tsaar, tevreden met den gedanen knieval, de diplomatieke betrek kingen te Sofia weder aanknoopt. De oud-slavische partij en de haar toegene gen pers, zal dan wel een wenk ont vangen, van haar verder heftig optreden af te zien. Wordt prins Ferdinand door Rusland als vorst van Bulgarije erkend, dan zal eene erkenning van Turkije, als souverein, spoedig volgen. De Russische regeering bezit daartoe thans in Con- begon hij op nieuw. „Ik sta nu toe," voor u, geheel de persoon oit onde tijden „Niet als toen nooit dat is «eer verschillend 1* viel zij hem in de rede. „"Waarom behieldt gij nw ond geloof niet, wanneer het verlies daarvan n zoover voer de, dat gij op zulk een toon tot mij spreken kondt „Omdat gij mij daartoe gedreven hebt en zoodoende komt bet kwaad over uw eigen schoon hoofd I üw echtgenoot heeft er ze ker niet aan gedacht, hoe zijne leerstellingen op u terugvallen zouden I Haha 1 ik ben waarachtig big, dat gij uit mjj een even schoon product gemaakt hebt, als hij was! Tesz, ik ben nog meer met u ingenomen dan voorheen toen had ik mt delgden met je. Trots al uwe stilzwijgendheid, zie ik, dat het u slecht gaat en dat gij door hem, die u onderhouden moest, verlaten zijt." Tesz bracht geen enkele bete van haar maal meer door baar keelhare lippen waren droog, en zij stikte bijnade stem men en het gelach van het arbeidersvolk onder de schoof klonken haar in de ooren, als waren zij een kwartier van haar ver wijderd. „Dat is Ieelijkl® antwoordde zij.„Hoe hoe durft gij bet wagen, zoo iets tot mij te zeggen, oischoon gij mij zelf een maal zoo ellendig in den steek hebt ge laten „Dat is waar,'' antwoordde hij een wei nig achteruitgaand, „Ik ben niet hier gekomen om met u over mijn val te kibbelen. Ik beD gekomen om n te zeggen Tesz, dat ik het niet verdragen kan, dat gij werkt, als no, en daarom wil ik u een voorslag doen. Gij zegt, dat gij een echtgenoot hebt, dien ik niet ken. Dat is wellicht mogelijk, ofschoon ik bem nooit gezieD heb en gij mij nooit zijn naam bebt genoemdalles in alles, schijnt het slechts een denkbeeldig, in uw bootd bestaand persoon. Maar zelfs al hadi gij er een, ben ik u toch nader dan hij. Ik tracht u uit uw ellendige positie op te heffen, hij niet. Het woord van den strengen pro- (eet Hosea, dat ik dikwijls gelezen heb, valt mij nu juist weder in. Kent gij het Tesz? ,En gij zult uwe geliefde volgen, maar gij zult hem niet inhalen, en gii znlt hem zoe ken en niet vindendan zult gij zt ggen, ik zal naar mijD eersten maD terogkeerec, want toenmaals had ik het beter dan Tesz, min lieveling, niet de zijne mijn chais wacht onder aan den heuvel en gij weet, wat ik verder zeggen wil." Bij ziine woorden had zp haar gelaat gloei end rood van toorn opgeheven; mtar zij antwoordde niet. „Gij rijt de oorzaak van mijn val," ging hg voort, terwijl hij zijn arm om haar taille beproefde te slsan„gij znlt mij volgen en de ezel, dien zich uw echtgenoot noemt, voor altijd verlaten." Een der Ieeren handschoenen, die Tesz uitgetrokken had, om de pannekoeken te kunnen eten, lag in haar schoottonder een woo'd te zeggen, nam zij die op en sloeg Alex er pardoes mede in het gelaat. De handschoen was dik en hard en deslsgtrot hem juist op zjjn mond. Alex sprong toor nig van zijn plaats op. Em roede plek ver scheen op de pRa's, waar de slag was aan gekomen en op het volgende oogenblik be gon het bloed uit zijn mond op het stroo te druppelen. Alex fcehcerechtc zich zooveel mogelijk, trok kalm den zakdoek uit zijn zak en wischte zijn bloedende lippen af. Ook Tesz was opgesprongen, maar zonk oogenblikkelijk weer neder. „Nu kunt gij mij straffen I zeide zij wan hopig tot bem opziend. „Sla mij nu, trap mij nu, gij behoeft voor hen daar beneden niet bang te zjjn; ik zal geen mond open doen. Eenmaal offer, altijd offer dat is het beloop der vrereldsche dingen." „O, neen Tesz,* zeide hg, „dat kan ik n gemakkelijk vergeven I Doch gij moogt nooit vergeten, dat ik n heb willen trouwen, wanneer gij mjj de macht niet had benomen het te doen. Heb ik u niet nederig gebeden, mijne vrouw te worden Toe, antwoordt mij." Ja, dat hebt gij gedaan." „Gij kunt bet niet zijn, maar gij kunt het u toch herinneren I" zijn stem werd harts tochtelijker, naar mate zijn tempramrnt bij de herinnering aan zijn verzoek en de daarop gevolgde weigering, steeg en de overwin ning over zijne betere opwelling kreeg hij trad j naast haar en vaite haar bjj den schouder, zoodat zij onder rijn greep sidder de. „Herinnert gij o, schoone dame, dat ik reeds eenmaal uw heer en meester ben ge weest? Ik zal u nogmaals de baas af worden. "Wanneer één recht heeft, u zijn vrouw te noemen, dan ben ik het." De dortchers kwamen weder naar boven. „Zoo, dat over onzen strijd," voegde hij er aan toe, baar loslatend. „Ik zal dezen namid dag terugkomen cm uw antwoord te halen. Gij kent mij nog niet. Maar ik ken n." Zij zeide geen woord maar bleet op haar plaats, alsol zij verdoold was. D'Drberville trok zich terug en steeg da ladder weder af, terwijl beneden de arbeiders opstonden en bunne armen uitstrekten. Ycrvolgens begon dB dotBcbmacbine opnieuw haren arbeid. En te midden van het gonzen en ratelen der machine tan Tesz bere plaats weder in en maakte het eene bes na het andere los. HOOFDSTUK IV. Gedurende den namiddag, deed de boer bekend maken, dat de schoof tegen den avond afgedorscbeu moest zijn, daar de maan scheen en de man met de machine den vol genden dag op een andere boerderij moeBt rijn. Daarop ging het werk voort zonder eenig oponthoud. Het was tegen drie nor dat Ttsz hare oogen opsloeg en rondom haar zag. Zij voel de zich maar weinig verrest, toeu «ij be merkte, dat Alex D'Urberville beneden op zijn post was. Het was hem niet ontgaan, dat zij rondom zich gezien had en Lij wenkte vriendelijk met de hand, als om aan te too- nen, dat bij aan hun twisten niet meer dacht. Tesz sloeg de oogen weder neder en paste er wel danig voor op, dat zij die rich ting niet meer nitzag. Zoo ging de voormiddag voorbij. De hoop werd hoe langer hoe kleiner en de stroo- schooven verhieven zich al reeds trots ten hemel. Tesz wist, dat Alex nog in de nabijheid was, en haar vanaf een zeker pont gadesloeg, ofschoon tij niet zeggen kon waar bij op dit oogenblik was. Zijne tegenwoordigheid vond tegenover do anderen zijne verklaring hierin dat vele sportmen, bij het ontruimen van een korenschoof jacht maakten op de zich daar onder bevindende ratten. Maar er was nog wel een nur voor noodig, eer dit vermaak een aanvang zon kannen nemen. Na verloop van eenigen tijd was de schoof zoo laag geworden, dat de lui die er boven op stonden, zich met de anderen konden on derhonden. Tot hare groote verwondering kwam boer Groby bij Tesz, en zeide, dat zoo zij met haar vriend iets te bespreken had, bij baar niet langer houden wilde, of voor ditmaal een plaatsvervanger wilde stellen. De vriend kon slechts D'Urberville fijn, en zjj begreep maar al te goed, door wiens tosschen- komst de boer zoo vriendeljjk was geworden. Zjj schudde baar hoofd en arbeidde verder. Spoedig kwam de tijd voor de ratten- vangst en de jacht begon. De dieren waren bij het zakken van de schoot, al lager en lager gevlucht en nu, van hun laatste toe vlucht beroofd, stormden zij in alle richtin gen heen. Een luide schreeuw van de op de zen tijd steeds halfdronken Marien bewees dat een deser lieve dieren een schuilplaats bij haar gezocht bad een schrik, waarte gen de andere vrouwen door springen en scbieeuwen zich nog hadden weten te behoe den. De ratten waren schielijk heengeloo- pen en onder het geblaf der honden en het gelach der mannen maakte Tesz baar laat ste bos losde machine zweeg, en langzaam steeg zij van haar platvorm af op den grond. Alex die tot dusverre slechts op de rat- fenvangst gelet had, was nu oogenblikkeljjk aan hare zjjde. „Wat trots alles trots mijn belee- digende klap, komt gij toch?* zeide zij. Zij was zoo nitgeput en door al dat draaien verward, dat zij geen kracht meer bad, luid te spreken. „Ik zou wel dwaas zijn, wanneer ik mg door iels, dat gij doen ot zeggen zult, be- leedigd gevoelen zen,* antwoordde bij op de oude manier als vroiger in Trantridge. „Hoe beven uwe zenuwen. Gjj weet toch waarachtig wel, dat gjj tegen derge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5