Kiesrecht en Personeel.
Donderdag 13* Februari 1896
40ste Jaargang No. 3071.
Polei overzien der week.
BIJVOEGSEL.
FEU1LLETON.
Buitenlandsch Nieuws.
HAGER
COURANT.
Bij de beraadslagingen over de
Staatsbegrooting voor 1895 heeft een
gedachtenwisseling plaats gehad in de
Tweede Kamer, die ons dadelijk weder
voor den geest kwam, toen wij, het
Regeeringsantwoord ontvangende op de
Algemeene beschouwingen der Eerste
Kamer bij de Staatsbegrooting voor
1895, daarin hetzelfde onderwerp be
handeld vonden.
De vraag, die het toen gold, was, of
het kiesrechtontwerp bij gebruikma
king van de grondslagen, die aan het
Personeel ontleend waren wel kon
worden ingediend, voordat de belasting
wet door de Kamers zou zijn behandeld.
De zaak werd niet volkomen opgehel
derd men herinnert zich dat de Mi
nister, wrevelig geworden, omdat men
hem het vuur zoo na aan de scheenen
legde, uitriep„als het den heeren nu
nog niet duidelijk is, moeten zij de
ontwerpen maar afwachten."
"Wij moeten nu aannemen, dat het den
Minister zelf niet duidelijk geweest is,
wat hij eigenlijk wilde, of anders,
dat hem nu pas duidelijk geworden is,
wat hij toen nog niet inzagdat wat
hij wilde, onuitvoerbaar zou blijken.
Twae punten toch waren er, waarom
trent de Minister zich met volkomen
zekerheid uitliet
1°. dat het ontwerp op het Perso-
nëel eerst bij de Regeering moest zijn
vastgesteld, eer de kieswet kon worden
ingediend
2°. dat beide ontwerpen niet aan el
kander zouden zijn vastgekoppeld.
Dit laatste schijnt nu nog te worden
volgehouden men leest althans in het
Regeerings-antwoord„het stelsel der
ontworpen kieswet staat of valt niet
met het Personeel."
Natuurlijk niet. Dat er, als er geen
belasting op het Personeel geheven
wordt, geen kieswet zou kunnen ge
maakt worden, zelfs niet een kieswet
d la Van Houten, zal wel niemand
beweren. Dat zij er dan echter anders
zou uitzien, zal ook de Regeering
wel niet ontkennen. Toch is de Re
geering maar heel slecht te spreken
over het trouwens zeer lastige punt,
dat er een bepaald verband zou be
staan tusschen kieswet en Personeel en
zegt zij „Men moet gegevens" van het
Personeel hebbenmen moet den in
vloed van wanbetaling kunnen nagaan,
maar ander verband bestaat er tus
schen die ontwerpen niet."
Ander verband niet. Maar dat dan
toch wel. En dat verband juist was het,
dat den heer Goeman Borgesius bij
bovenbedoelde begrootingsdebat de vraag
deed stellen, of niet de indiening der
kieswet moest wachten op de vaststel
ling van het Personeel door de Kamers.
Die vraag, toen door den Minister ont
kennend beantwoord, vindt thans hare
bevestiging in hetgeen de Minister van
Financiën namens de Regeering aan
de Eerste Kamer mededeelt; wij ach
ten die mededeeling van genoegzaam
belang om haar hier in haar geheel
over te nemen.
De Regeering „wenscht bij de vast
stelling der kenteekenen van geschikt
heid en maatschappelijken welstand, be-
„doeld in artikel 80 der Grondwet, ge-
„bruik te maken van de gegevens welke
„de kohieren der directe belastingen aan
„de hand geven en bepaaldelijk ook de
„nieuwe kieswet te doen aansluiten aan
„de gegevens, welke de invoering van
„eene nieuwe wet op het Personeel zal
„opleveren. Erlangt zij die nieuwe gege
vens niet, omdat hetzij de nieuwe wet
„niet tot stand komt, hetzij niet tijdig
„wordt ingevoerd, om voor de eerste op
making der kiezerslijsten gegevens te
„verschaffen, dan zal zij met dit feit re
kening moeten houden. Yan haar kan
„echter niet gevergd worden dat zij hare
„voordracht definitief vaststelle, zoolang
„nog geheel onzeker is, ook in verband
„met de mogelijkheid van wijzigingen bij
„amendement, welke gegevens uit het be
„lastingrecht bij de opmaking der kie
zerslijsten in de eerste maanden van
„1897 ten dienste zullen staan. Ook voor
„de beoordeeling der vraag, hoe de wer
king zal zijn van de uitsluiting van de
„genen, die hunne belasting niet hebben
„voldaan, moet eene beslissing over het
„in behandeling zijnde voorstel over de
„personeele belasting genomen zijn, alvo
rens de met wanbetaling van belasting
„verband houdende bepalingen der kies-
„wet definitief kunnen worden vastge
steld".
Derhalve het kiesrechtontwerp is wel
ingediend om aan de gegeven belofte te
voldoen, maar het is een voorloopig ont
werp Het definitieve komt eerst als
het Personeel is afgehandeld. En het
blijkt dus nu, dat er alle grond was voor
de waarschuwing, die wij in December
1894 lieten hooren, toen wij zeiden, dat
de Minister bedrogen zou uitkomen, als
hij meende aan het ontwerp van den Mi
nister van Financiën grondslagen te kun
nen ontleenen voor zijn ontwerp, omdat
wijzigingen in het Personeel dan wijzigin
44.
gen in het kiesrechtontwerp moesten ten
gevolge hebben, waardoor zonneklaar aan
het licht zou komen, dat belastingplicht
als maatstaf van kiesbevoegdheid on
bruikbaar is.
Het verrast ons natuurlijk niet, dat de
ervaring de juistheid onzer beschouwingen
aantoont, wél, dat de Regeering thans
zoo openlijk eeD verband erkent, dat zij
vroeger beslist ontkende.een verband
nl. niet tusschen zekere gegevens, voor
beide ontwerpen dienstig, maar een ver
band tusschen het vastgestelde Personeel
en het voor te dragen kiesrechtontwerp.
Aan de Eerste Kamer wordt nog in
herinnering gebracht een woord, dat de
Minister van Binnenlandsche Zaken in
de Tweede Kamer gesproken heeft. Den
9 Dec j. 1. zeide de Minister„Dat bij
een vraagstuk van zoo groot gewicht en
hetwelk als het ware de rechtstreeksche
aanleiding is geweest tot het optreden
zoowel van het Kabinet als van den Mi
nister van Binnenlandsche Zaken, het
voorstel niet werd ingediend dan na in
al zijn onderdeelen te zijn gewikt en ge
wogen, behoef ik niet te zeggen, en dat
bij een dergelijk wetsontwerp de indie
ning bij de Kamers niet de beteekenis
heeft van het oplaten van een ballon
df fissai en dit ontwerp niet gewijzigd wordt
naar mate van de windrichting, behoeft
geen nadere toelichting. Groote afwijkin- j
gen van het Regeeringsvoorstel zullen j
bij de Memorie van Antwoord niet wor
den gemaakt of toegestaan."
Nu, een ballon cCessaieen balletje
dat eens opgeworpen wordt, om te zien
welken indruk het maken zal, moge het
ontwerp niet zijn, meer dan een j
schets, een avanl-projet is het toch ook
niet, nu het blijkt, dat het eerst voor
goed kan vastgesteld worden, als de be
handeling van het Personeel is afgeloo-(
pen. Of er dan ook al of niet „groote
afwijkingen" zullen komen, moge niet
van de windrichting afhangen, het zal
toch wel een onvermijdelijk uitvloeisel
kunnen zijn van den uitslag der be
handeling van het Personeel, als dat be
lasting-ontwerp eens verworpen wordt, of
bij de hervatting der behandeling nog eens
belangrijke wijzigingen ondergaat. Het
een en het ander is in het geheel
niet ondenkbaar, vooral niet, nu de Re
geering er nog eens opzettelijk op gewe
zen heeft, dat de gegevens voor het Per
soneel door de Kamer meer of minder
bruikbaar kunnen gemaakt worden voor
de kieswet. En als nu de gegevens nog
minder bruikbaar worden, dan zou het
kiesrechtontwerp nog minder aannemelijk
zijn en de kans, om ook dit van de baan
te krijgen, dus nog toenemen Maar, ook
al laat men die „hooge politiek" buiten
rekening, de mogelijkheid blijft bestaan,
dat het definitief kiesrechtontwerp er an
ders zal uitzien dan het voorloopige, al
leen reeds ten gevolge van wijzigingen,
die het Personeel nog ondergaat.
Men kan er evenwel op wijzen, dat de
Minister alleen sprak van wijzigingen naar
gelang van de windrichting. Zijne verkla
ring heeft dan de strekking, te kennen
te geven, dat hij niet naar rechts of naar
links zal overhellen, naar mate van de
meerdere of mindere kansen op aanne
ming, die hij daardoor krijgen zou.
Misschien is dit in de gegeven verhou
dingen het verstandigste. Daarin mengen
wij ons niet. Maar is het weder
geen schitterende rechtvaardiging voor
's Ministers voorganger, wien door nie
mand heftiger dan door den heer van
Houten verweten is, dat hij te onwrik
baar op eigen standpunt bleef staan, de
zen nu dezelfde houding te zien aanne
men Heeft de heer van Houten den
heer Tak niet herhaaldelijk voorgehouden,
dat deze zijn doel wel bereiken kon, mits
hij zich maar met het oog op „de wind
richting" uit eigen koers liet drijven
En ziet, de heer van Houten zelf wei
gert te doen, wat hij van zijn voorgan
ger vorderde. En wat Tak niet mocht
moest van Houten doen Tak toch koes
terde niet den ijdelen waan, een wet te
kunnen maken, die allen bevredigde. Zijn
wet was den vooruitstrevenden naar het
hart, den conservatieve daarom een doorn
in het oog. Zulk een wet nu heette niet
goed, ze heette niet nationaal. Er moest
een nationale wet komen, een wet, die
geen partijkarakter droeg. Die wet zou
den de heer van Houten c. s. leveren,
en ziet, nu zullen ook zij op hun eigen
stuk staan, net als Tak, en niet naar
de windrichting vragen
Ook de heer van Houten moet, dunkt
ons, zachtjes aan wel tot de overtuiging
komen, dat het gemakkelijker valt op
hoogen toon den staf te breken over
het werk van anderen, dan om het zelf
beter te doen
„Parijs is wel een mis waard" sprak
Hendrik van Navarre, toen hij teneinde
in het rustig bezit van de Fransche ko
ningskroon te komen, tot het Katholicis
me overging. Diezelfde gedachten zul
len ongeveer Ferdinand van Bulgarije
bezield hebben toen hij, gelijk eens zijn
verre voorvader, besloot zijn zoon, terwille
van de belangen der dynastie in de Or-
thodoksche kerk te doen opnemen.
van
Thomas Hardy.
Met geaffecteerde lichtzinnigheid ging
D Urberville voort
„Ik beb sedert dien morgen, op weiken
ik van eon wagen af, in de open lucht
gprfken zon, ra t iedere verblindheid ge
broken. De duivel alleen weet, wat de
broeders van mij denken zullen. Ach
ja 1 de broeders. Zonder tvij el zullen zij
voor mij bidden, mij beweenen, want in
hun soort zijn bet goede lui. Maar wat
hindert mij dat alles Hoe kan ik doorgaan
met iels, waar ik mijne gedachten niet
bij kan bonden ?s Het ware dun huichelarij
geworden Ik ou da»r tusschen hen ge
staan hebben sis IlymeDius en Alexander
die den satan werden overgeleverd, om niet
te lasteren. Welk een gruwelijke wraak
hebt gij genomen 1 Ik vond u onschuldig
en heb u verraden. Yier jaren later vindt
gij mij als een enthousiast van het christendom
terugnu oefent gij uw6n invloed op mij
uit en zult mij wellicht nog slechter maken,
dan ik ooit geweest ben. Maar Tesz, mijn
lief snoetje, zoohIs ik u placht te noemen,
dat zijn maar redeneeringen en gij behoeft
mij niet zoo ontsteld aan te zien Gij hebt
niets slechts gedaan, gij hebt slechts uw
lief ge ioht en schoone gestalte behouden.
Ik sag dat reeds op de schoof, voor gij mij
zaagt ondanks dat nauwsluitende schort
en dien grooten luivelhoed. Gij arbeidsters,
moest nooit zulke leelijke dingen dragen
al behoedt het u ook voor gevaar.*
Bij zag Tts* enige oogenblikken zwij
gend aan en bes'oot dan met een kort, spot
tend lachen„Ik geloof, dat wanneer iedere
jongezell n apostel, voor wie ik mezelf
ook hield, door zulk een schepseltje in ver
zoeking gebracht werd, als gij rijt, hij zou
eveDals ik, de ganscbe rommel aan zijn lot
hebben overgelaten.*
Tesz beproefde tegen te spreken, maar
zooals de zaken stonden ontbrak het baar
aan slagvaardigheid en zooder op bare
woorden te f tten, voegde bij er aan toe
„Nu goed, hei paradijs waarvan gij het
sieraad zijt, is wellicht op de keper be-
sobouvtd even goed als elk ander. Maar
laten wjj epns ernstig praten, Tesz t"
D'Urberville stond op, leunde zijwaarts
over do stroobossen, en zette de ellebogen
onder het hoofd.
„Sedert ik u de laatste maal zag, heb ik
over dat nagedacht, wat gij als z ij n e meening
hebt medegedeeld. Ik ben tot de slotsom
gekomen, dat in mijne onde argumenten
gebrek aan gezond verstand ishoe ik door
den ouden heer Clare mij zoo beb kunnen
doen opzweepen, dat ik zelfs trachtte bem
te ovenreffeD, begrijp ik nog niet. Wat nu
betgeen betreft, wat gij mij kortelings van
uw man gezegd bebt ik weet zijn naam
abijd nog maar niet daar waar het be
treft dit, waar men van een etisch systeem
zonder dogma spreekt, zoo zie ik Diet in,
hoe men bet eene met het andere vereeni
gen kan."
.Ja maar, gij kunt toch de religie der
barmhartigheid de nwe noemen, zonder
hoe noemt gij het ook weer tot dogma
te vervallen.*
,0 neen 1 In dit opriebt ben ik een
zonderling product. Wanneer er niemand
is, die zegtdo6 dit en het zal u na uw
dood nuttig zijndoe dat niet, of het zal
u dan slecht gaan I zoo kan mij niets meer
warm maken. Ik kon er dan niets meer
aan doen; ik kan mij niet verantwoordelijk
stellen voor mijne daden en gevoelens,
wanneer er niet iemand is, wien ik verant
woording schuldig benen wanneer ik u
was mijn liefje, zoo acu ik ook zoo
doen.*
Zij trachtte bem te wederleggen en bem
niteen te zetten, dat hij in zijn verward
hoofd, Iwee zaken miste, theologie en mo
raal. Maar tengevolge der ternggetrok-
kenheid van Angel Clare, was Tesz meer
een persoon vol gevoelens, dan juist vol
bewijsgronden, zoodat baar dit weldra
onmogelijk bleek.
„Nu, dat doet er eigenlijk niets
Zeker heeft dit besluit eene geheele
lijdensgeschiedenis doorloopen. Daarvan
getuigt de proclamatie aan het Bulgaar-
sche volk als hij zegt besloten te zijn,
hoewel hij te vergeefs steun zocht te
verkrijgen, waar hij dien verwachtte.
Met zijn kerk en naaste familie te bre
ken, is dan ook voorwaar geen kleinig
heid. De paus schijnt vast besloten, prins
Ferdinand in de ban te doen; zijn schoon
vader, de hertog van Parma, heeft zich
reeds uit het Bulgaarsche leger, waar hij
het bevel over een regiment voerde, te
ruggetrokken en wat voor den prins nog
grievender is, zijne vrouw Maria Louise
schijnt wegens den overgang van prins
Boris hem voorgoed te willen verlaten.
Zoo zullen we dan eene pendant op de
echtelijke verhouding tusschen Milan en
Nathalie van Servie krijgen.
Als de bisschoppen van Rome en
Constantinopel hadden kunnen voorzien,
dat door hun ouderlingen naijver, waar
door de scheiding der kerk in de Latij n-
sche of Katholieke en de Grieksche ont
stond, zulke verre en bedroevende ge
volgen zou hebben gehad, wellicht ware
de breuk in 1054 niet gekomen. De
hoofdvraag is nu, zal Ferdinand door dit
offer zijn doel bereiken, dat is voor zich
zelf en zijn geslacht, het onbetwist bezit
van de Bulgaarsche vorstenkroon verkrij
gen
Yolgens voorname Russische bladen
is het nog lang zoo ver niet. Rusland blijft
vast houden aan de bepalingen van het
tractaat van Berlijn. Worden die bepa
lingen ten opzichte van Bulgarije in haren
geheelen omvang uitgevoerd, dan zal
Ferdinand, door een wettig samengestelde
Sobranje, dus door een dubbel gekozen
Tweede Kamer, moeten verkozen worden.
Op die verkiezing zal de goedkeuring
van de mogendheden verkregen moeten
worden. Verder zal de vereeniging van
Oost-Roemelië met Bulgarije aan Rus
land gevraagd "moeten worden; terwijl
aan Russische Staatslieden en militairen
een werkzaam aandeel in het bestuur
van 't vorstendom moet worden ver
leend. Die treden dan op als voogden
en toeziende voogden. Zeker niet heel
prettig voor een heerschzuchtig vorst.
Er bestaat voor Ferdinand een kansje,
dat het niet tot dit uiterste zal komen
n. 1. indien de Tsaar, tevreden met den
gedanen knieval, de diplomatieke betrek
kingen te Sofia weder aanknoopt. De
oud-slavische partij en de haar toegene
gen pers, zal dan wel een wenk ont
vangen, van haar verder heftig optreden
af te zien. Wordt prins Ferdinand door
Rusland als vorst van Bulgarije erkend,
dan zal eene erkenning van Turkije, als
souverein, spoedig volgen. De Russische
regeering bezit daartoe thans in Con-
begon hij op nieuw. „Ik sta nu
toe,"
voor
u, geheel de persoon oit onde tijden
„Niet als toen nooit dat is «eer
verschillend 1* viel zij hem in de rede.
„"Waarom behieldt gij nw ond geloof niet,
wanneer het verlies daarvan n zoover voer
de, dat gij op zulk een toon tot mij spreken
kondt
„Omdat gij mij daartoe gedreven hebt en
zoodoende komt bet kwaad over uw eigen
schoon hoofd I üw echtgenoot heeft er ze
ker niet aan gedacht, hoe zijne leerstellingen
op u terugvallen zouden I Haha 1 ik ben
waarachtig big, dat gij uit mjj een even
schoon product gemaakt hebt, als hij was!
Tesz, ik ben nog meer met u ingenomen
dan voorheen toen had ik mt delgden met
je. Trots al uwe stilzwijgendheid, zie ik,
dat het u slecht gaat en dat gij door hem,
die u onderhouden moest, verlaten zijt."
Tesz bracht geen enkele bete van haar
maal meer door baar keelhare lippen
waren droog, en zij stikte bijnade stem
men en het gelach van het arbeidersvolk
onder de schoof klonken haar in de ooren,
als waren zij een kwartier van haar ver
wijderd.
„Dat is Ieelijkl® antwoordde zij.„Hoe
hoe durft gij bet wagen, zoo iets tot
mij te zeggen, oischoon gij mij zelf een
maal zoo ellendig in den steek hebt ge
laten
„Dat is waar,'' antwoordde hij een wei
nig achteruitgaand, „Ik ben niet hier gekomen
om met u over mijn val te kibbelen. Ik beD
gekomen om n te zeggen Tesz, dat ik het
niet verdragen kan, dat gij werkt, als no,
en daarom wil ik u een voorslag doen. Gij
zegt, dat gij een echtgenoot hebt, dien ik
niet ken. Dat is wellicht mogelijk, ofschoon
ik bem nooit gezieD heb en gij mij nooit
zijn naam bebt genoemdalles in alles,
schijnt het slechts een denkbeeldig, in uw
bootd bestaand persoon. Maar zelfs al hadi
gij er een, ben ik u toch nader dan hij. Ik
tracht u uit uw ellendige positie op te heffen,
hij niet. Het woord van den strengen pro-
(eet Hosea, dat ik dikwijls gelezen heb, valt
mij nu juist weder in. Kent gij het Tesz?
,En gij zult uwe geliefde volgen, maar gij
zult hem niet inhalen, en gii znlt hem zoe
ken en niet vindendan zult gij zt ggen, ik
zal naar mijD eersten maD terogkeerec, want
toenmaals had ik het beter dan
Tesz, min lieveling, niet de zijne mijn
chais wacht onder aan den heuvel en gij
weet, wat ik verder zeggen wil."
Bij ziine woorden had zp haar gelaat gloei
end rood van toorn opgeheven; mtar zij
antwoordde niet.
„Gij rijt de oorzaak van mijn val," ging
hg voort, terwijl hij zijn arm om haar taille
beproefde te slsan„gij znlt mij volgen en
de ezel, dien zich uw echtgenoot noemt, voor
altijd verlaten."
Een der Ieeren handschoenen, die Tesz
uitgetrokken had, om de pannekoeken te
kunnen eten, lag in haar schoottonder een
woo'd te zeggen, nam zij die op en sloeg
Alex er pardoes mede in het gelaat. De
handschoen was dik en hard en deslsgtrot
hem juist op zjjn mond. Alex sprong toor
nig van zijn plaats op. Em roede plek ver
scheen op de pRa's, waar de slag was aan
gekomen en op het volgende oogenblik be
gon het bloed uit zijn mond op het stroo
te druppelen. Alex fcehcerechtc zich zooveel
mogelijk, trok kalm den zakdoek uit zijn zak
en wischte zijn bloedende lippen af.
Ook Tesz was opgesprongen, maar zonk
oogenblikkelijk weer neder.
„Nu kunt gij mij straffen I zeide zij wan
hopig tot bem opziend. „Sla mij nu, trap
mij nu, gij behoeft voor hen daar beneden
niet bang te zjjn; ik zal geen mond open
doen. Eenmaal offer, altijd offer dat is
het beloop der vrereldsche dingen."
„O, neen Tesz,* zeide hg, „dat kan ik n
gemakkelijk vergeven I Doch gij moogt nooit
vergeten, dat ik n heb willen trouwen, wanneer
gij mjj de macht niet had benomen het te
doen. Heb ik u niet nederig gebeden, mijne
vrouw te worden Toe, antwoordt mij."
Ja, dat hebt gij gedaan."
„Gij kunt bet niet zijn, maar gij kunt het
u toch herinneren I" zijn stem werd harts
tochtelijker, naar mate zijn tempramrnt bij
de herinnering aan zijn verzoek en de daarop
gevolgde weigering, steeg en de overwin
ning over zijne betere opwelling kreeg hij
trad j naast haar en vaite haar bjj den
schouder, zoodat zij onder rijn greep sidder
de. „Herinnert gij o, schoone dame, dat ik
reeds eenmaal uw heer en meester ben ge
weest? Ik zal u nogmaals de baas af worden.
"Wanneer één recht heeft, u zijn vrouw te
noemen, dan ben ik het."
De dortchers kwamen weder naar boven.
„Zoo, dat over onzen strijd," voegde hij er
aan toe, baar loslatend. „Ik zal dezen namid
dag terugkomen cm uw antwoord te halen.
Gij kent mij nog niet. Maar ik ken n."
Zij zeide geen woord maar bleet op haar
plaats, alsol zij verdoold was. D'Drberville
trok zich terug en steeg da ladder weder af,
terwijl beneden de arbeiders opstonden en
bunne armen uitstrekten. Ycrvolgens begon
dB dotBcbmacbine opnieuw haren arbeid. En
te midden van het gonzen en ratelen der
machine tan Tesz bere plaats weder in en
maakte het eene bes na het andere los.
HOOFDSTUK IV.
Gedurende den namiddag, deed de boer
bekend maken, dat de schoof tegen den
avond afgedorscbeu moest zijn, daar de maan
scheen en de man met de machine den vol
genden dag op een andere boerderij moeBt
rijn. Daarop ging het werk voort zonder
eenig oponthoud.
Het was tegen drie nor dat Ttsz hare
oogen opsloeg en rondom haar zag. Zij voel
de zich maar weinig verrest, toeu «ij be
merkte, dat Alex D'Urberville beneden op
zijn post was. Het was hem niet ontgaan,
dat zij rondom zich gezien had en Lij wenkte
vriendelijk met de hand, als om aan te too-
nen, dat bij aan hun twisten niet meer
dacht. Tesz sloeg de oogen weder neder en
paste er wel danig voor op, dat zij die rich
ting niet meer nitzag.
Zoo ging de voormiddag voorbij. De hoop
werd hoe langer hoe kleiner en de stroo-
schooven verhieven zich al reeds trots ten
hemel.
Tesz wist, dat Alex nog in de nabijheid
was, en haar vanaf een zeker pont gadesloeg,
ofschoon tij niet zeggen kon waar bij op dit
oogenblik was. Zijne tegenwoordigheid vond
tegenover do anderen zijne verklaring hierin
dat vele sportmen, bij het ontruimen van een
korenschoof jacht maakten op de zich daar
onder bevindende ratten. Maar er was nog
wel een nur voor noodig, eer dit vermaak
een aanvang zon kannen nemen.
Na verloop van eenigen tijd was de schoof
zoo laag geworden, dat de lui die er boven
op stonden, zich met de anderen konden on
derhonden. Tot hare groote verwondering
kwam boer Groby bij Tesz, en zeide, dat zoo
zij met haar vriend iets te bespreken had,
bij baar niet langer houden wilde, of voor
ditmaal een plaatsvervanger wilde stellen.
De vriend kon slechts D'Urberville fijn, en zjj
begreep maar al te goed, door wiens tosschen-
komst de boer zoo vriendeljjk was geworden.
Zjj schudde baar hoofd en arbeidde verder.
Spoedig kwam de tijd voor de ratten-
vangst en de jacht begon. De dieren waren
bij het zakken van de schoot, al lager en
lager gevlucht en nu, van hun laatste toe
vlucht beroofd, stormden zij in alle richtin
gen heen. Een luide schreeuw van de op de
zen tijd steeds halfdronken Marien bewees
dat een deser lieve dieren een schuilplaats
bij haar gezocht bad een schrik, waarte
gen de andere vrouwen door springen en
scbieeuwen zich nog hadden weten te behoe
den. De ratten waren schielijk heengeloo-
pen en onder het geblaf der honden en het
gelach der mannen maakte Tesz baar laat
ste bos losde machine zweeg, en langzaam
steeg zij van haar platvorm af op den grond.
Alex die tot dusverre slechts op de rat-
fenvangst gelet had, was nu oogenblikkeljjk
aan hare zjjde.
„Wat trots alles trots mijn belee-
digende klap, komt gij toch?* zeide zij. Zij
was zoo nitgeput en door al dat draaien
verward, dat zij geen kracht meer bad, luid
te spreken.
„Ik zou wel dwaas zijn, wanneer ik mg
door iels, dat gij doen ot zeggen zult, be-
leedigd gevoelen zen,* antwoordde bij op
de oude manier als vroiger in Trantridge.
„Hoe beven uwe zenuwen. Gjj weet
toch waarachtig wel, dat gjj tegen derge-