Briefen uit de Maasstad.
Zondag 16 Februari 1896.
40ste Jaargang Ho. 3072.
MS
BIJVOEGSEL.
FEUILLETON.
GEMENGD NIEUWS.
De Noordpool ontdekt P
SClEÏI
Rotterdam, 13 Februari 1896.
LXXXII.
Wat te zeggen van dezen krachtloo-
zen winter, dezen winter van lentewind
jes en herfstzonnescbijn Wij vragen
ons af of do menscben zicb niet vergist
hebben, of de almanakken niet een a-
buis maakten Dit is toch de winter
niet 1
Ik bemerk bier en daar eenige onte
vredenheid over dez9 onnatuurlijke na-
tuurmildheid. Menschen zijn zulke rare
wezens en wie bet hen naar den zin
kan maken 1 Daar komt nog een
oppositie bij die haar motieven vindt
in deze uitspraak„We hebben recht
op een winter, wo willen dus een win
ter hebben 1*
Hoe is 't mogelijkAls in andere
winters de havens toehggen en de werk
zaamheden van drie-vierden der bevol
king stilstaan, is 't ook niet goed en
dan is dit natuurlijk. Maar nu kan al
le werk zijn gang gaan, nu behoeft nie
mand gedwongen te verletten.
't Is waar, van schaatsenrijden is
geen sprake, hoewel de contributiën
voor de ijsclub betaald zijnvan sleed-
jerijden geen idoé, hoewel in den zomer
de sleden zijn gemaaktvoor kolen-
verkoopers, voor smeden enz. is het
een slechte tijd, maar de meerderheid
zal toch, oppervlakkig gezien, baat vin
den bij zoo zacht een winter.
Hoe vreemd het lijken moge, dit
weer is toch in het algemeen schade
lijk. Zeker, het werk aan de booten
kan zijn gang gaan, maar de opeenhoo-
pingin het voorjaar, die voor de werk
lieden enorm voordeelig is, blijft nu uit;
er staat een slappe lente voor de deur
en deze winter brengt betrekkelijk niet
veel meer dan andere wintershande
laars zijn gewoon aan slapte in winter
dagen; 't is du ook slap, zij het dan
iets minder dan in andere jaren, maar
de drukke lente blijft; schippers vin
den niets te varen, in één woord, de
malsche winter is niet voordeelig en
neemt de lentevooruitzichten weg
In de velden leett in deze zachte
temperatuur het ongedierte vroobjk
voort en in vertwijfeling bedenkt de
landbouwer wat hij in de lente zal moe
ten beginnen tegen dit goedje.
Eigenaardig duidelijk blijkt dit: de
natuur duldt geen onnatuur, alles is in
gericht zóó dat het past en inéénsluit
en geen schakeltja in de keten kan wor
den gemist
Wat tot heden gestreng verboden
leek, is thans toegestaan de raad heeft
een aantal dames toegelaten als leden
van de schoolcommissie. Tot heden
waren het alleen heeren die deze commis
sie vormden. Dames, geheel buiten het
onderwijs staande, oefenden toezicht uit
op het handwerkonderwijs, dat vroeger
uitsluitend in de avonduren gegeven
werd. Haar toestand was een zeer
oumogelijke, want zij stonden buiten
de wet en een zeer concientieus school-j
hoofd had dus het recht haar eenvou-
dig te negeeren.
Deze daad is voor Rotterdam iets
zeer verbazingwekkends. In een om
geving van practische kooplui, die in
het bedrijf onder geen voorwendsel da
mes dulden, zijn nu de dames gekomen
met burgerrechten, leden eener school
commissie.
Dat de menschen 't hebben toege
staan, 't is een der wonderen van deze
eeuw. Niemand had het gedacht.
Drie antirevolutionairen hebben er
iets tegen gezegd, de anderen knikten
ja en amen. Bedoelde drie beweerden
dat de vrouw thuis behoort en niet in
de commissie, dat vrouwen geen ver
stand van onderwijs en algemeene za
ken hebben, enz. enz., niets vleiend voor
bedoelde dames.
Onder deze beweringen is diedat
zij geen verstand van onderwijs hebben
de minststeekhoudende, althans de
minst-welsprekendede heeren hebben
er ook geen verstand van 1
Zoowaar ik hier voor mijn bureau
zitwij hebben een commissie van
toezicht op het openbaar onderwijs die
van onderwijs weinig of niets weet, een
heel enkele niet te na gesproken. Koop
lieden, jonge en oude advocaten, wijn-
koopers, enz. dit is het slag lieden die
moeten optredeD als keurmeesters en
die gemachtigd zijn kritiek te leveren
op het werk van mannen, die vele ja
ren van hun leven aan de grondige be
studeering van het onderwijs hebben
gegeven.
Dit is een geheel scheeve positie en
dat de schoolhoofden met hun toezien
de voogden niet bijster ingenomen zijn
is te begrijpen. Een zoodanige commis
sie is een wassen neus.
Er zijn knappe deskundigen genoeg
gewezen onderwijzers en dergelijken,
die meer recht hadden op een zetel in
deze commissie.
Maar, het is in een groote stad noo-
dig, dat hot gemeentebestuur zijne nota
belen aan zich weet te binden en het
45.
TAM
Thama» Eardy.
kan dit niet beter doen, dan door hen
een eerebaantje te verschaffen.
Schoolcommissie, armbestuur, stemop
neming, ziedaar dingen die gelegenheid
geven een aantal eerebaantjes in het le
ven te roepen en als zoodanig worden
zij dan ook beschouwd en geapprecieerd,
't Is alleen jammer dat een deskundig
ambtenaar het met de heeren te kwaad
kan krijgen
Het is vaak gezien, dat het commis
sielidmaatschap van een dezer gemeen
telijke instellingen tot booger bracht,
tot dat heerlijke, dat ieder notabele
voor zich ziet, hoog in de lucht, als
een verleidelijke fata-morgana het lid
maatschap van den Raad. En ik geloof
dat vooral daarom enkele leden gekant
waren tegen de opneming van dames.
Men begint wel, maar waar zal het
einde wezen
Gesteld dat dames dezelfde promo
tie gingen maken als heeren, dat dames
lid van den raad werdenIs dat niet
regelrecht naar het rijk der emancipa
tie toe En men weet het, als de vin
ger gegeven wordt geraakt men licht
tot de heele hand
Yoor mijn heeft de idee, dames-raads
leden niets afschrikwekkends. In
tegendeel, ik vind er iets goeds in. Da
mes weten meer van huishouding dan
heeren en zij zouden met haar parle
mentair-onbesmette meeningen licht
goede adviezen kunnen geven. Er zou in
de beraadslagingen frissche levenskracht
komen en onze raadsvergaderingen zou
den aan gezelligheid winnen. Ze zijn nu
zoo taai!
Met dit vooruitzicht heeft de onder
neming om dames tot de schoolcom
missie toe te laten, voor mij iets zeer
aanlokkelijks. Ik hoop later te kunnen
verklaren in mijne brieven dat de in
vloed der dames gevoeld wordt.
Jantje de luciferskoopman, van wien
ik in één van mijne brieven een biogra
fie leverde, is dood en hegraven. Wij,
die gewend waren hem één maal in el
ke veertien dagen bij ods te zien met
zijn vonkvrije lucifers, en die verder
geen notitie van hem namen, hadden
hem nog niet gemist. Maar plotseling
kwam de tijding. Zondagmiddag klaagde
hij over buikpijn. De directeur van het
Kosthuis, waar Jantje verbleef, liet hem
naarhet ziekenhuisbrengen enreedsMaan-
dagmorgen is Jantje gestorven. Woens
dagmorgen is hij uit het ziekenhuis be
graven. Alleen zijn eenige broer was op
het kerkhof.
Van het kerkhof is bedoelde broêr
naar het Kosthuis gegaan en met den
directeur samen, heeft hij Jantjes na
latenschap gevisiteerd.
Nu herinnert u zich nog wel dat Jan
tje onder de verdenking stond rijk te
wezen en eigen huizen te bezitten.
Welnu van eigen huizen is niets ge
vonden, maar men vond in Jantjes kist
weggestopt in een hoekdrie portemon-
naies, die aardig vol waren, 't Was nu
wel geen kapitaal, maar 't was een aar
dige spaarduit en Jantje had er, als hij
had blijven leven, na nog eens een tien
tal jaren lucifersventen, genoeg aan ge
had om rustig zijn eind te halen.
Dit schijnt Jantjes illusie te zijn ge
weest zooveel geld bijeen te brengen,
dat hij er op zijn ouden dag van leven
kon. De dood heeft dat onmogelijk ge
maakt. Hij is gestorven, zonder plezier
van zijn geld te hebben gehad.
Onze vonkvrijeluciferskoopman is niet
meer en wij zijn verplicht ons in de
buurt te voorzien. Ik ben bang, dat wij
Jantje zeer missen zullen. Zijn lucifers
waren zoo goed en zoo vonkvrij
M e s s e n 1 ij m.
Wanneer het lemmet van een mes los
gegaan is, vuile men het git van het heft
met fijngestooten hars en krijt en steekt
het heetgemaakte lemmet daarin.
Menzegt, dat van alle zee
dieren de dolfijn een geslacht der vleechs-
etende walvisschen de snelste zwem
mer is. 't Is opgemerkt, dat hij door het
water schiet met eene vaart van meer dan
twintig mijlen in een uur, en dikwijls
heeft men hem rondom een snel voor de
wind zeilend schip zien zwemmen.
le Nizjni-Kolymsk, een vrij aanzien
lijke plaats in Oost-Siberië, niet ver van
den mond der Koljma, tusschen de Nieuw-
Siberische eilanden en de Beringstaat ge
legen zou volgens een aangekomen
telegram het bericht ontvangen zijn,
dat Nansen de Noordpool bereikt heeft,
daar land ontdekt ontdekte, en zich nu op
den terugweg bevindt. Bevestiging van dat
groote nieuws moet Datuurlijk afgewacht
worden.
Dr. Fridtjof Nansen werd den lOen Oc-
tober 1861 in den omtrek van Kristiania
geboren, maakte in den zomer van '8£
met een schip dat op de vangst van zee
honden uitging, zijn eerste reis in de
Noordelijke IJszee, en werd daarna aange
steld tote tot conservator Tan het zoölogisch
museum te Bergen. Nadat hij een poosje
gestudeerd had aan het zoölogisch station
HOOFDSTUK V.
De door Tesz geschreven brief vond zijn
weg naar de ontbijttafel van den kalmen
leeraar in het westen, in dat dal, waar de
lucht zoo beider en verkwikkend, de bodem
groeizaam en welig is. Terwille vao de
zekerheid, had Angel baar vroeger verzocht
de brieven te zenden door tusschenkomst
▼an zijn vader, die bij over zijn afwisselen
de verbljjfplaats zeer gosd op de hoogte
hield.
„Nu", zeide de onde hoer Clare tot zijne
vrouw, toen hij bet adres gelezen bad,
„wanneer Angel van plan is Kio Ende, de
volgenden maand te verlaten, om naar huis
terug te keereD, zooals hij ons geschreven
heett, zoo denk ik, zal doze briet hem wel
tot spoed dryven, waut ik geloof, dat die
van zijn vrouw is. Hij zuchtte bij de ge
dachte aan Tesz. De brief werd stipt aan
zijn adres opgebonden.
„Ik boop dat de beste jongen gezond we
der naar huis terugkeereu mag,* fluisterde
mevrouw Clare. „Het zal mij op mijn doods
bed nog leed doen, dat hij zoo misleid
geworden is. Trots zijn gebrek aan geloof
hadt gij hem maar naar Cambridga moeten
staren en bet met h> m moeten wagen, too-
als met de ande>a jongens. Hij zon onder
een bysonderen invloed wel tot andere ge
dachten gekomen zijn, en was wellicht ten
slotte Dog op den goeden weg gekomen. Er
sim ke> ken hier en daar en er zon dus
ook wel wat voor hem bij geweest zijn*.
Dit was de eenig.* klacht, met welke me
vrouw Clare haar man ooit lasrig gevallen
hadwant zij was even voorricbtig als
vroom, en wist, dat zijn gemoed al rei ds
gepynigd werd door de gedochte, of hij in
dit geval wel rechtvaardig gehandeld had.
Maar de ouderwetsche man des evangelies
geloo de nu Dog niet, dat het hem geoor
loofd was geweest, zijn ongeloovigen zoon
detel'de voorrechten te geveD.als aan ziine bei
de ande'eD. Met de etne handde beidege-
loo gen in de boog'e te steken, en met de
andere hand door dezel de kunstmiddeltjes
den ungeioovig - te verheffen, vond de oude
man onverecnigbaar met zijne overtuiging,
zijn positie en zjjo hoop. Daarom had hjj
dien zoon niet minder lief, die ten onrechte
den naam Angel (Engel) droeg, en in zijn
binnenste treurde bij over zichzelf, over de
behandeling die hij hem had doen ondergaan,
evenals Abram over Isaak zal hebben ge
treurd, toen zij samen den berg opgingen.
Zijne geheime verwjjten in zijn binnenste,
waren vrij wat bitteider dan die welke zijne
vrouw luide booren liet.
Zij kapittelde zichzelf over dit ongelukkig
huwelijk. Wanneer Angel nooit er voor be
stemd geworden was, boer te worden, zoo
zou hij nooit dit boerenmeisje tot vrouw
genomen hebben. Zij wisten niet nanwken-
rig wat hem en zijne vrouw gescheiden bad
en evenmin den datum waarop dat geschied
was. In den beginne hadden zij gelooid,
dat er een sterke afkeer in het spel geko
men was. In zijne latere brieven evenwel
berichtte Angel, dat hij naar bnis komen
wilde om Tesz te halen. Zij pntten daaruit
de hoop, dat de scheiding niet door iets
ernstigs geschied was. Ui) had hem gezegd
dat Tesz bij hare ouders was en in hen
twijfelen hadden zij besloten, zich niet met
zaken te bemoeien, die zij niet konden ver
anderen.
De oogen, voor welke Tesz' brief be
stemd was, zagen op dit oogenblik
vanaf den rng van een muildier de hem om
ringende omgeving rond, en door dit dier werd
hij van mt de Znid-Amorikaansche binnen
landen naar de knst gedragen. Zijne erva
ringen in dit vreemde land waren Dn jnist
niet van den vriendelijksten aard geweest. De
hevige ziekte, door welke hjj kort na zijn
aankomst was aangegiepen geworden, had
bem eigenlijk nooit geheel verlaten en na
verloop van tijd was bij tot het besluit ge
komen, dat bij zich in dit land nooit zou
kunnen nederzetten, o'zchoon bij, zoolang
bet eenigszins mogelijk scheen, langer te
blijven, dit alles voor zijDe ouders geheim
hield.
De arbeiders, door sehoone beloften en
voorspiegelingen er toe overgegaan, hadden in
het laDd gekomen, velerlei lijden doorgestaan,
en wareD öi gestorven, öf weder heengegaan.
Hij had moeders met hare kinderen op den
arm, zich mot moeite zien voortslepen en
wanneer het kind door eeD hoest werd aan
gegrepen en gestorven was, zoo had de
moeder met haar bloote band een gat in
de losse aarde gewoeld, met hetzelfde na
tuurlijke werktuig het kind daarin gelegd
en de aarde er weder overgehaald; daar
na had zjj een traan vergoten en zich we
der verder voortgesleept.
Angel was gednrende de tijd dien hij
daar had doorgebracht, geestelijk, feitelijk
wel twaalf jaar onder geworden Nadat
reeds sedert langen tijd het oude systeem
van trouw en geloof in hem verloren was
gegaan, begon nn ook zyn achting voorden
ouden moraal te wankelen. Naar zijne mee
ning was een herziening daarin hoog noodig.
Wat was de man van de moraal Of nog
beterwat was de vrouw van de moraal P
De schoonheid of liever de leelykheid van
haar karakter lag niet slechts in haar wer
ken, maar in hare gevoelens en impulsies
hare ware geschiedenis lag niet in dat wat.
zij gedaan, maar in dat, wat zij gewild had.
„Hoe was het dan echter met Tesz ge
steld P*
Zoodra hij er toe gekomen was, haar in
dit licht te zien, begon hij berouw te krji-
gen over zijn haastig besluit. Had hij haar
voor altijd verstooten of Diet F Hij kon niet
zeggen, of hij het plan gehad had, baar
voor altiid van zich te verbannen, dan oi niet
reeds dadelijk het plan gehad had, haar we
der in genade aan te nemen.
Dit toenemend verlangen, roet hetwelk hij
zich harer herinnerde, had juist plaats toen
Tesz in Flinteomb-Ash was,maar toch nog voor
dat zjj er nog toe gekomen was, hem den brief
te zenden. Angel was in de hoogste mate
bedroefd dat bij geen enkel teeken van haar ont
ving maar daar hij de oorzaak, die haar daar
vanaf hield, bevroedde, zoo vropg hij niets.
De reis op het mnildier door het binnen
land werd door een tweedej medege
maakt. Angels metgezel was ook eeD
engelschman, die hetzelfde einddoel had, of
schoon hjj nit een ander deel van bet bin
nenland kwam. Beiden bevonden zicb in een
stemming, die er toe leidde elkander tot buD
vertrouwde te maken; bij beiden openbaarde
zich een verlangen om zich eenigszins van
ban verdriet te ontdoen. Zoodoende ging
Angel er ook toe over, zijn metgezel de ge
schiedenis van zijn ongelukkig huwelijk me
de te deeleD.
De vreemdeling had meer landen en vol
keren leeren kennen dan Angel en zoodoen
de was hg in de opvatting minder met voor
oordeel behept, zoodat hij kort en bondig
verklaarde, dat hij Tesz nooit had mogen
verlaten.
Den volgenden dag kwam er een groote
stoornis op bon reis. Angels metgezel kreeg
hevige kcorlsen en stierf ca verloop van
eenige dagen, Clare wachtte eenige nrenom
hem te begraven en reed dan verder zijns
weegs.
De groothartige opmerkingen van den
vreemdeling hadden Angel veel doen naden-
ke n daarl ij herinnerde hij zich de woorden
van Irz Huett, toen zij verklaard bad, dat
Tesz hom het meeste beminde en Tesz haar
leven met genoegen voor hem zon geven, en
meer kon zij niet doen.
Hij dacht aan Tesz, zooals zij hem op hnn
bruiloftsdag verschenen was, zooals zij hem
had aangezien, aan zjjne lippen had gehan
gen, als ware hij een god geweest. Hoe
roerend had zij er uitgezien, toeD zij hare
kinderlijke ziel voor hem ontplooide in ha
re onbegrijpelijkheid, dat zijne liefde en
stenn zouden kunnen uitdooven, evenals het
vunr uitging.
Zoo werd bij langzamerhand van haar
beschuldigerhaar advocaat. Hij zelf had
zich verachtelijk over haar uitgelaten, maar
geen man kan verachten en liefhebben te
gelijk, en zoo was hij weder met andere ge
dachten over haar vervuld.
Zoo sprak weder de ontwakende liefde
en bereidde Tesz' brief een goed onthaal,
die juist terzelfder tijd aan Angel was toe
gezonden geworden, maar er verging nog
menige dag eer hij hem ontving.
Intusschen was de verwachting voor Tesz
dat Angel voor haar verschijnen zou of niet.
nu eens groot dan weer klein. Desniettemin
pijnigde zjj haar hart met de vraag, op
welke manier zij hem bet meest haar liefde
kon bewijzen, wanneer bij kwam. Zij wen-
schte zuchtend dat zij meer acht gegeven
had, op melodica, die hij vroeger op de harp
speelde; dat zjj hem niet gevraagd üad, wel
ke volksliederen of hij het mooist vond.
Door tusschenkomst van Iez Huett vroeg
zij Amby Sendling, die zoo altijd op de hoe
ve was, welke melodiën of Angel het lief
ste hoorde zingen en zoodoende kwam zij
eenige brokstukken te weten.
Zich deze ballade eigen te maken, was
nn haar vurigste wensch en zjj oefende
zich bij elke passende en niet-passende
gelegenheid. Het had een steenen hart
moeten vermarwen, haar deze balalden te
hooren zingen, en haar alleen bij de gedachte,
dat Angel ze nooit booren zou, in tranen
te zien uitbarsten.
Tesz was zoo in gedachten verdiept door
al hetgeen met Angel samenhing, dat zij
■iet scheen te bemerken, hoe het jaargetij
de voorni'ging, dat de dagen langer wer
den, dat Maria-Boodschap naderde en deze
termijn, het einde van haar verblijf op
Flintcomb Asb, spoedig was aangebroken.
Voor evenwel deze dag aanbrak, ge
beurde er iets, dat Tesz op andere gedach
ten bracht. Zjj was zooals gewoonlijk, op
een avond in haar logies en zat bij de rest
der familie, toen er iemand aan de deur
klopte en naar Tesz vroeg. In de deur be
merkte zij tegen het binnenvallend licht de
te Napels, kwam het stoute plan bij hem
op, met sneeuwschoecen een tocht te ma
ken dwars door Groenland. Den 9en Mei
'88 vertrok hij san het hoofd eener expe
ditie van 5 man, door den koopman Ga
mel te Kopenhagen uitgernst, nit Leith, en
op 15 Augustus zette hij aan de Gvlden-
löve Fjord op de oostkust van Groenland
voet aan wal. Den 16en September werd
Godthaab, aan de westkust, bereikt; de
expeditie had 490 K. M. afgelegd, een
hoogte van 3000 M. bereikt, en tempera
turen van 50° C. te doorstaan gehad.
Iq het voorjaar van '89 keerde de expedi
tie behouden iD Europa terug.
Intnsschen had Nansen veel nagedacht
over de omstandigheid dat stnkken van
de Jeannette, het schip van De Long's
ongelukkige expeditie, dat in '81 bij de
Nieuw- Siberische eilanden zonk, geruimen
tijd later ten Z. O. van Groenland in het
ijs gevonden werden. Hij bracht dit in
verband met andere overwegingen en kwam
tot het beslnit dat het mogelijk moest
zijn, met een goed ingericht vaartuig den
zelfden weg af te leggen, langs welken
de overblijfselen van De Long's schip
door de stroomingen waren gevoerd. Vol
gens Eijn overtuiging loopt een vertakking
van den Golfstroom door de Barents Zee
en de Kara-Zee tot voorbij kaap
Tsjeljoeskin, buigt zich daar noordwaarts
om en strijkt by Independencebaai langs
de Oostkust van Groenland.
Dit denkbeeld liet den onverschrokken
reiziger niet met rust, en den 24en Juni
1898 vertrekt de Fram (Vooruit") een
met groote zorg gebouwde viertnaster, waar
aan door een bijzondere cofistuctie een zeer
groot weerstandvermogen gegeven was te
gen de persing der ijsmassa's die baar door
de poolstreken moesten voeren met een
equiqagö van< 13 man, onder bevel van Nan
sen, en leeftocht voor vier jaren, uit Cris-
tiania. Op 3 Augustus werd straat Wai-
gats gepasseerd, en het laatste bericht van
Nansen's expeditie was van 6 Augustus,
toen Samejeden de Fram langs de Jalmal-
knst zagen drijven. Nansen was voornemens,
in September den mond der Olenek-rivier
aan te doeD, maar hij deed dot niet, en er
werd niets meer van de expeditie verno
men. Alleen kwam een maand of wat gele
den de tijding, dat Eskimo's van Nomar-
soak, aan de Oostkust van Groenland, in
de verte een schip gezien hadden, dat de
Fram wel kon zijn, maar zeer waarschijn
lijk was deze onderstelling niet.
Hoe het bericht van Nansen's succes in
Oost-Siberië aangekomen kan zijn, moet
nog opgehelderd worden. Heeft Nansen
werkelijk de Pool ontdekt, dan is daarmee
in elk geval de Pool-sport nit, en voor de
wetei.schap kan dit niet direct betreurd
worden. Men zal zich nu uitsluitend kun
nen wijden aan de wetenschappelijke on-
gestalte van een vronw en hoorde zij de stem
van een kindzij zag een groot, mager,
vrouwelijk wezen dat zij ic de schemering
niet herkende, totdat het Tes«'naam uitsprak.
„Wat is het Liza Lu vroeg Tesz
met stokkende stem. Hare zuster, die zij
ougeveer een jaar geleden als kind achter
gelaten bad, had door een plotselingen groei,
een indruk makende lengte verworven.
Hare dunne beenen, die onder hare voor
haar vroeger te lange, nu te korte rok
ken, te voorschijn kwamen, -hare magere
armen en banden, verrieden hare jengd en
onervarenheid.
„Ja Tesz," zeide zij met onverzettelijke
ernst, dagenlang heb ik rondgeloopen om n
te vindeD, en ik ben zeer moede.*
„Hoe gaat het thuis?"
„Moeder is zeer ziek geworden, en de
dokter zegt, dat zij sterven zal en daar
vader ook nooit recht wel is en zegt dat
het voor een man van zyn stand niet past
bij gemeen arbeideravolk om raad te vragen,
zoo weten wij niet, wat wij aanvangen zul
len.'
Tesz stond langen tijd in diep gepeins
verzonken, voor zij er aan dacht het ver
zoek tot Ln te richten, of zij binnen wilde
komen en gaan zitten. Toen dit echter
geschied was en Ln thee gedronken had,
kwam zjj tot een besluit. Er was geen uit
weg, zij moest naar bnis. Hare verbintenis
was nog wol niet ten einde, maar die tijd
was nog maar zoo kort, dat zij het waagde
heen te gaan.
Een dadelijk opstappen beteekende een
winst in tijd van twaalf nren, maar baar
zuster was te moe om haar dadelijk te kun
nen vergezellen. Tesz ging dadelijk naar
Izz en Marian en vertelde haar de geschie
denis, en verzocht haar, een goed woord
voor haar te doen bij den boer. Zoodra zij
teruggekeerd was, pakte zij hare zaakjes
zoo veel mogelijk bij elkander, gaf Ln haar
avondeten, wees haar het bed en ging dan
op weg, nadat zij hare snster gezegd bad,
haar morgen te zullen volgen,
HOOFDSTUK VI.
De klok sloeg tien, toen Tesz lot een
marsch van vijftien mijlen onder schitteren
de sterren den kouden nacht instapte.
Om drie uur in den nacht had zij do
laatste bocht van den weg achter zich en
naderde zij het bnis waar haar moeder
ziek lag.
Tesz opende de deur zoo zacht als moge
lijk was, om niemand te storen; de bene
denkamer was leeg, maar de buurvrouw, die
bij vronw Darbejfield waakte, vertoonde