Briefen uit de Maasstad. Zondag 16 Februari 1896. 40ste Jaargang Ho. 3072. MS BIJVOEGSEL. FEUILLETON. GEMENGD NIEUWS. De Noordpool ontdekt P SClEÏI Rotterdam, 13 Februari 1896. LXXXII. Wat te zeggen van dezen krachtloo- zen winter, dezen winter van lentewind jes en herfstzonnescbijn Wij vragen ons af of do menscben zicb niet vergist hebben, of de almanakken niet een a- buis maakten Dit is toch de winter niet 1 Ik bemerk bier en daar eenige onte vredenheid over dez9 onnatuurlijke na- tuurmildheid. Menschen zijn zulke rare wezens en wie bet hen naar den zin kan maken 1 Daar komt nog een oppositie bij die haar motieven vindt in deze uitspraak„We hebben recht op een winter, wo willen dus een win ter hebben 1* Hoe is 't mogelijkAls in andere winters de havens toehggen en de werk zaamheden van drie-vierden der bevol king stilstaan, is 't ook niet goed en dan is dit natuurlijk. Maar nu kan al le werk zijn gang gaan, nu behoeft nie mand gedwongen te verletten. 't Is waar, van schaatsenrijden is geen sprake, hoewel de contributiën voor de ijsclub betaald zijnvan sleed- jerijden geen idoé, hoewel in den zomer de sleden zijn gemaaktvoor kolen- verkoopers, voor smeden enz. is het een slechte tijd, maar de meerderheid zal toch, oppervlakkig gezien, baat vin den bij zoo zacht een winter. Hoe vreemd het lijken moge, dit weer is toch in het algemeen schade lijk. Zeker, het werk aan de booten kan zijn gang gaan, maar de opeenhoo- pingin het voorjaar, die voor de werk lieden enorm voordeelig is, blijft nu uit; er staat een slappe lente voor de deur en deze winter brengt betrekkelijk niet veel meer dan andere wintershande laars zijn gewoon aan slapte in winter dagen; 't is du ook slap, zij het dan iets minder dan in andere jaren, maar de drukke lente blijft; schippers vin den niets te varen, in één woord, de malsche winter is niet voordeelig en neemt de lentevooruitzichten weg In de velden leett in deze zachte temperatuur het ongedierte vroobjk voort en in vertwijfeling bedenkt de landbouwer wat hij in de lente zal moe ten beginnen tegen dit goedje. Eigenaardig duidelijk blijkt dit: de natuur duldt geen onnatuur, alles is in gericht zóó dat het past en inéénsluit en geen schakeltja in de keten kan wor den gemist Wat tot heden gestreng verboden leek, is thans toegestaan de raad heeft een aantal dames toegelaten als leden van de schoolcommissie. Tot heden waren het alleen heeren die deze commis sie vormden. Dames, geheel buiten het onderwijs staande, oefenden toezicht uit op het handwerkonderwijs, dat vroeger uitsluitend in de avonduren gegeven werd. Haar toestand was een zeer oumogelijke, want zij stonden buiten de wet en een zeer concientieus school-j hoofd had dus het recht haar eenvou- dig te negeeren. Deze daad is voor Rotterdam iets zeer verbazingwekkends. In een om geving van practische kooplui, die in het bedrijf onder geen voorwendsel da mes dulden, zijn nu de dames gekomen met burgerrechten, leden eener school commissie. Dat de menschen 't hebben toege staan, 't is een der wonderen van deze eeuw. Niemand had het gedacht. Drie antirevolutionairen hebben er iets tegen gezegd, de anderen knikten ja en amen. Bedoelde drie beweerden dat de vrouw thuis behoort en niet in de commissie, dat vrouwen geen ver stand van onderwijs en algemeene za ken hebben, enz. enz., niets vleiend voor bedoelde dames. Onder deze beweringen is diedat zij geen verstand van onderwijs hebben de minststeekhoudende, althans de minst-welsprekendede heeren hebben er ook geen verstand van 1 Zoowaar ik hier voor mijn bureau zitwij hebben een commissie van toezicht op het openbaar onderwijs die van onderwijs weinig of niets weet, een heel enkele niet te na gesproken. Koop lieden, jonge en oude advocaten, wijn- koopers, enz. dit is het slag lieden die moeten optredeD als keurmeesters en die gemachtigd zijn kritiek te leveren op het werk van mannen, die vele ja ren van hun leven aan de grondige be studeering van het onderwijs hebben gegeven. Dit is een geheel scheeve positie en dat de schoolhoofden met hun toezien de voogden niet bijster ingenomen zijn is te begrijpen. Een zoodanige commis sie is een wassen neus. Er zijn knappe deskundigen genoeg gewezen onderwijzers en dergelijken, die meer recht hadden op een zetel in deze commissie. Maar, het is in een groote stad noo- dig, dat hot gemeentebestuur zijne nota belen aan zich weet te binden en het 45. TAM Thama» Eardy. kan dit niet beter doen, dan door hen een eerebaantje te verschaffen. Schoolcommissie, armbestuur, stemop neming, ziedaar dingen die gelegenheid geven een aantal eerebaantjes in het le ven te roepen en als zoodanig worden zij dan ook beschouwd en geapprecieerd, 't Is alleen jammer dat een deskundig ambtenaar het met de heeren te kwaad kan krijgen Het is vaak gezien, dat het commis sielidmaatschap van een dezer gemeen telijke instellingen tot booger bracht, tot dat heerlijke, dat ieder notabele voor zich ziet, hoog in de lucht, als een verleidelijke fata-morgana het lid maatschap van den Raad. En ik geloof dat vooral daarom enkele leden gekant waren tegen de opneming van dames. Men begint wel, maar waar zal het einde wezen Gesteld dat dames dezelfde promo tie gingen maken als heeren, dat dames lid van den raad werdenIs dat niet regelrecht naar het rijk der emancipa tie toe En men weet het, als de vin ger gegeven wordt geraakt men licht tot de heele hand Yoor mijn heeft de idee, dames-raads leden niets afschrikwekkends. In tegendeel, ik vind er iets goeds in. Da mes weten meer van huishouding dan heeren en zij zouden met haar parle mentair-onbesmette meeningen licht goede adviezen kunnen geven. Er zou in de beraadslagingen frissche levenskracht komen en onze raadsvergaderingen zou den aan gezelligheid winnen. Ze zijn nu zoo taai! Met dit vooruitzicht heeft de onder neming om dames tot de schoolcom missie toe te laten, voor mij iets zeer aanlokkelijks. Ik hoop later te kunnen verklaren in mijne brieven dat de in vloed der dames gevoeld wordt. Jantje de luciferskoopman, van wien ik in één van mijne brieven een biogra fie leverde, is dood en hegraven. Wij, die gewend waren hem één maal in el ke veertien dagen bij ods te zien met zijn vonkvrije lucifers, en die verder geen notitie van hem namen, hadden hem nog niet gemist. Maar plotseling kwam de tijding. Zondagmiddag klaagde hij over buikpijn. De directeur van het Kosthuis, waar Jantje verbleef, liet hem naarhet ziekenhuisbrengen enreedsMaan- dagmorgen is Jantje gestorven. Woens dagmorgen is hij uit het ziekenhuis be graven. Alleen zijn eenige broer was op het kerkhof. Van het kerkhof is bedoelde broêr naar het Kosthuis gegaan en met den directeur samen, heeft hij Jantjes na latenschap gevisiteerd. Nu herinnert u zich nog wel dat Jan tje onder de verdenking stond rijk te wezen en eigen huizen te bezitten. Welnu van eigen huizen is niets ge vonden, maar men vond in Jantjes kist weggestopt in een hoekdrie portemon- naies, die aardig vol waren, 't Was nu wel geen kapitaal, maar 't was een aar dige spaarduit en Jantje had er, als hij had blijven leven, na nog eens een tien tal jaren lucifersventen, genoeg aan ge had om rustig zijn eind te halen. Dit schijnt Jantjes illusie te zijn ge weest zooveel geld bijeen te brengen, dat hij er op zijn ouden dag van leven kon. De dood heeft dat onmogelijk ge maakt. Hij is gestorven, zonder plezier van zijn geld te hebben gehad. Onze vonkvrijeluciferskoopman is niet meer en wij zijn verplicht ons in de buurt te voorzien. Ik ben bang, dat wij Jantje zeer missen zullen. Zijn lucifers waren zoo goed en zoo vonkvrij M e s s e n 1 ij m. Wanneer het lemmet van een mes los gegaan is, vuile men het git van het heft met fijngestooten hars en krijt en steekt het heetgemaakte lemmet daarin. Menzegt, dat van alle zee dieren de dolfijn een geslacht der vleechs- etende walvisschen de snelste zwem mer is. 't Is opgemerkt, dat hij door het water schiet met eene vaart van meer dan twintig mijlen in een uur, en dikwijls heeft men hem rondom een snel voor de wind zeilend schip zien zwemmen. le Nizjni-Kolymsk, een vrij aanzien lijke plaats in Oost-Siberië, niet ver van den mond der Koljma, tusschen de Nieuw- Siberische eilanden en de Beringstaat ge legen zou volgens een aangekomen telegram het bericht ontvangen zijn, dat Nansen de Noordpool bereikt heeft, daar land ontdekt ontdekte, en zich nu op den terugweg bevindt. Bevestiging van dat groote nieuws moet Datuurlijk afgewacht worden. Dr. Fridtjof Nansen werd den lOen Oc- tober 1861 in den omtrek van Kristiania geboren, maakte in den zomer van '8£ met een schip dat op de vangst van zee honden uitging, zijn eerste reis in de Noordelijke IJszee, en werd daarna aange steld tote tot conservator Tan het zoölogisch museum te Bergen. Nadat hij een poosje gestudeerd had aan het zoölogisch station HOOFDSTUK V. De door Tesz geschreven brief vond zijn weg naar de ontbijttafel van den kalmen leeraar in het westen, in dat dal, waar de lucht zoo beider en verkwikkend, de bodem groeizaam en welig is. Terwille vao de zekerheid, had Angel baar vroeger verzocht de brieven te zenden door tusschenkomst ▼an zijn vader, die bij over zijn afwisselen de verbljjfplaats zeer gosd op de hoogte hield. „Nu", zeide de onde hoer Clare tot zijne vrouw, toen hij bet adres gelezen bad, „wanneer Angel van plan is Kio Ende, de volgenden maand te verlaten, om naar huis terug te keereD, zooals hij ons geschreven heett, zoo denk ik, zal doze briet hem wel tot spoed dryven, waut ik geloof, dat die van zijn vrouw is. Hij zuchtte bij de ge dachte aan Tesz. De brief werd stipt aan zijn adres opgebonden. „Ik boop dat de beste jongen gezond we der naar huis terugkeereu mag,* fluisterde mevrouw Clare. „Het zal mij op mijn doods bed nog leed doen, dat hij zoo misleid geworden is. Trots zijn gebrek aan geloof hadt gij hem maar naar Cambridga moeten staren en bet met h> m moeten wagen, too- als met de ande>a jongens. Hij zon onder een bysonderen invloed wel tot andere ge dachten gekomen zijn, en was wellicht ten slotte Dog op den goeden weg gekomen. Er sim ke> ken hier en daar en er zon dus ook wel wat voor hem bij geweest zijn*. Dit was de eenig.* klacht, met welke me vrouw Clare haar man ooit lasrig gevallen hadwant zij was even voorricbtig als vroom, en wist, dat zijn gemoed al rei ds gepynigd werd door de gedochte, of hij in dit geval wel rechtvaardig gehandeld had. Maar de ouderwetsche man des evangelies geloo de nu Dog niet, dat het hem geoor loofd was geweest, zijn ongeloovigen zoon detel'de voorrechten te geveD.als aan ziine bei de ande'eD. Met de etne handde beidege- loo gen in de boog'e te steken, en met de andere hand door dezel de kunstmiddeltjes den ungeioovig - te verheffen, vond de oude man onverecnigbaar met zijne overtuiging, zijn positie en zjjo hoop. Daarom had hjj dien zoon niet minder lief, die ten onrechte den naam Angel (Engel) droeg, en in zijn binnenste treurde bij over zichzelf, over de behandeling die hij hem had doen ondergaan, evenals Abram over Isaak zal hebben ge treurd, toen zij samen den berg opgingen. Zijne geheime verwjjten in zijn binnenste, waren vrij wat bitteider dan die welke zijne vrouw luide booren liet. Zij kapittelde zichzelf over dit ongelukkig huwelijk. Wanneer Angel nooit er voor be stemd geworden was, boer te worden, zoo zou hij nooit dit boerenmeisje tot vrouw genomen hebben. Zij wisten niet nanwken- rig wat hem en zijne vrouw gescheiden bad en evenmin den datum waarop dat geschied was. In den beginne hadden zij gelooid, dat er een sterke afkeer in het spel geko men was. In zijne latere brieven evenwel berichtte Angel, dat hij naar bnis komen wilde om Tesz te halen. Zij pntten daaruit de hoop, dat de scheiding niet door iets ernstigs geschied was. Ui) had hem gezegd dat Tesz bij hare ouders was en in hen twijfelen hadden zij besloten, zich niet met zaken te bemoeien, die zij niet konden ver anderen. De oogen, voor welke Tesz' brief be stemd was, zagen op dit oogenblik vanaf den rng van een muildier de hem om ringende omgeving rond, en door dit dier werd hij van mt de Znid-Amorikaansche binnen landen naar de knst gedragen. Zijne erva ringen in dit vreemde land waren Dn jnist niet van den vriendelijksten aard geweest. De hevige ziekte, door welke hjj kort na zijn aankomst was aangegiepen geworden, had bem eigenlijk nooit geheel verlaten en na verloop van tijd was bij tot het besluit ge komen, dat bij zich in dit land nooit zou kunnen nederzetten, o'zchoon bij, zoolang bet eenigszins mogelijk scheen, langer te blijven, dit alles voor zijDe ouders geheim hield. De arbeiders, door sehoone beloften en voorspiegelingen er toe overgegaan, hadden in het laDd gekomen, velerlei lijden doorgestaan, en wareD öi gestorven, öf weder heengegaan. Hij had moeders met hare kinderen op den arm, zich mot moeite zien voortslepen en wanneer het kind door eeD hoest werd aan gegrepen en gestorven was, zoo had de moeder met haar bloote band een gat in de losse aarde gewoeld, met hetzelfde na tuurlijke werktuig het kind daarin gelegd en de aarde er weder overgehaald; daar na had zjj een traan vergoten en zich we der verder voortgesleept. Angel was gednrende de tijd dien hij daar had doorgebracht, geestelijk, feitelijk wel twaalf jaar onder geworden Nadat reeds sedert langen tijd het oude systeem van trouw en geloof in hem verloren was gegaan, begon nn ook zyn achting voorden ouden moraal te wankelen. Naar zijne mee ning was een herziening daarin hoog noodig. Wat was de man van de moraal Of nog beterwat was de vrouw van de moraal P De schoonheid of liever de leelykheid van haar karakter lag niet slechts in haar wer ken, maar in hare gevoelens en impulsies hare ware geschiedenis lag niet in dat wat. zij gedaan, maar in dat, wat zij gewild had. „Hoe was het dan echter met Tesz ge steld P* Zoodra hij er toe gekomen was, haar in dit licht te zien, begon hij berouw te krji- gen over zijn haastig besluit. Had hij haar voor altijd verstooten of Diet F Hij kon niet zeggen, of hij het plan gehad had, baar voor altiid van zich te verbannen, dan oi niet reeds dadelijk het plan gehad had, haar we der in genade aan te nemen. Dit toenemend verlangen, roet hetwelk hij zich harer herinnerde, had juist plaats toen Tesz in Flinteomb-Ash was,maar toch nog voor dat zjj er nog toe gekomen was, hem den brief te zenden. Angel was in de hoogste mate bedroefd dat bij geen enkel teeken van haar ont ving maar daar hij de oorzaak, die haar daar vanaf hield, bevroedde, zoo vropg hij niets. De reis op het mnildier door het binnen land werd door een tweedej medege maakt. Angels metgezel was ook eeD engelschman, die hetzelfde einddoel had, of schoon hjj nit een ander deel van bet bin nenland kwam. Beiden bevonden zicb in een stemming, die er toe leidde elkander tot buD vertrouwde te maken; bij beiden openbaarde zich een verlangen om zich eenigszins van ban verdriet te ontdoen. Zoodoende ging Angel er ook toe over, zijn metgezel de ge schiedenis van zijn ongelukkig huwelijk me de te deeleD. De vreemdeling had meer landen en vol keren leeren kennen dan Angel en zoodoen de was hg in de opvatting minder met voor oordeel behept, zoodat hij kort en bondig verklaarde, dat hij Tesz nooit had mogen verlaten. Den volgenden dag kwam er een groote stoornis op bon reis. Angels metgezel kreeg hevige kcorlsen en stierf ca verloop van eenige dagen, Clare wachtte eenige nrenom hem te begraven en reed dan verder zijns weegs. De groothartige opmerkingen van den vreemdeling hadden Angel veel doen naden- ke n daarl ij herinnerde hij zich de woorden van Irz Huett, toen zij verklaard bad, dat Tesz hom het meeste beminde en Tesz haar leven met genoegen voor hem zon geven, en meer kon zij niet doen. Hij dacht aan Tesz, zooals zij hem op hnn bruiloftsdag verschenen was, zooals zij hem had aangezien, aan zjjne lippen had gehan gen, als ware hij een god geweest. Hoe roerend had zij er uitgezien, toeD zij hare kinderlijke ziel voor hem ontplooide in ha re onbegrijpelijkheid, dat zijne liefde en stenn zouden kunnen uitdooven, evenals het vunr uitging. Zoo werd bij langzamerhand van haar beschuldigerhaar advocaat. Hij zelf had zich verachtelijk over haar uitgelaten, maar geen man kan verachten en liefhebben te gelijk, en zoo was hij weder met andere ge dachten over haar vervuld. Zoo sprak weder de ontwakende liefde en bereidde Tesz' brief een goed onthaal, die juist terzelfder tijd aan Angel was toe gezonden geworden, maar er verging nog menige dag eer hij hem ontving. Intusschen was de verwachting voor Tesz dat Angel voor haar verschijnen zou of niet. nu eens groot dan weer klein. Desniettemin pijnigde zjj haar hart met de vraag, op welke manier zij hem bet meest haar liefde kon bewijzen, wanneer bij kwam. Zij wen- schte zuchtend dat zij meer acht gegeven had, op melodica, die hij vroeger op de harp speelde; dat zjj hem niet gevraagd üad, wel ke volksliederen of hij het mooist vond. Door tusschenkomst van Iez Huett vroeg zij Amby Sendling, die zoo altijd op de hoe ve was, welke melodiën of Angel het lief ste hoorde zingen en zoodoende kwam zij eenige brokstukken te weten. Zich deze ballade eigen te maken, was nn haar vurigste wensch en zjj oefende zich bij elke passende en niet-passende gelegenheid. Het had een steenen hart moeten vermarwen, haar deze balalden te hooren zingen, en haar alleen bij de gedachte, dat Angel ze nooit booren zou, in tranen te zien uitbarsten. Tesz was zoo in gedachten verdiept door al hetgeen met Angel samenhing, dat zij ■iet scheen te bemerken, hoe het jaargetij de voorni'ging, dat de dagen langer wer den, dat Maria-Boodschap naderde en deze termijn, het einde van haar verblijf op Flintcomb Asb, spoedig was aangebroken. Voor evenwel deze dag aanbrak, ge beurde er iets, dat Tesz op andere gedach ten bracht. Zjj was zooals gewoonlijk, op een avond in haar logies en zat bij de rest der familie, toen er iemand aan de deur klopte en naar Tesz vroeg. In de deur be merkte zij tegen het binnenvallend licht de te Napels, kwam het stoute plan bij hem op, met sneeuwschoecen een tocht te ma ken dwars door Groenland. Den 9en Mei '88 vertrok hij san het hoofd eener expe ditie van 5 man, door den koopman Ga mel te Kopenhagen uitgernst, nit Leith, en op 15 Augustus zette hij aan de Gvlden- löve Fjord op de oostkust van Groenland voet aan wal. Den 16en September werd Godthaab, aan de westkust, bereikt; de expeditie had 490 K. M. afgelegd, een hoogte van 3000 M. bereikt, en tempera turen van 50° C. te doorstaan gehad. Iq het voorjaar van '89 keerde de expedi tie behouden iD Europa terug. Intnsschen had Nansen veel nagedacht over de omstandigheid dat stnkken van de Jeannette, het schip van De Long's ongelukkige expeditie, dat in '81 bij de Nieuw- Siberische eilanden zonk, geruimen tijd later ten Z. O. van Groenland in het ijs gevonden werden. Hij bracht dit in verband met andere overwegingen en kwam tot het beslnit dat het mogelijk moest zijn, met een goed ingericht vaartuig den zelfden weg af te leggen, langs welken de overblijfselen van De Long's schip door de stroomingen waren gevoerd. Vol gens Eijn overtuiging loopt een vertakking van den Golfstroom door de Barents Zee en de Kara-Zee tot voorbij kaap Tsjeljoeskin, buigt zich daar noordwaarts om en strijkt by Independencebaai langs de Oostkust van Groenland. Dit denkbeeld liet den onverschrokken reiziger niet met rust, en den 24en Juni 1898 vertrekt de Fram (Vooruit") een met groote zorg gebouwde viertnaster, waar aan door een bijzondere cofistuctie een zeer groot weerstandvermogen gegeven was te gen de persing der ijsmassa's die baar door de poolstreken moesten voeren met een equiqagö van< 13 man, onder bevel van Nan sen, en leeftocht voor vier jaren, uit Cris- tiania. Op 3 Augustus werd straat Wai- gats gepasseerd, en het laatste bericht van Nansen's expeditie was van 6 Augustus, toen Samejeden de Fram langs de Jalmal- knst zagen drijven. Nansen was voornemens, in September den mond der Olenek-rivier aan te doeD, maar hij deed dot niet, en er werd niets meer van de expeditie verno men. Alleen kwam een maand of wat gele den de tijding, dat Eskimo's van Nomar- soak, aan de Oostkust van Groenland, in de verte een schip gezien hadden, dat de Fram wel kon zijn, maar zeer waarschijn lijk was deze onderstelling niet. Hoe het bericht van Nansen's succes in Oost-Siberië aangekomen kan zijn, moet nog opgehelderd worden. Heeft Nansen werkelijk de Pool ontdekt, dan is daarmee in elk geval de Pool-sport nit, en voor de wetei.schap kan dit niet direct betreurd worden. Men zal zich nu uitsluitend kun nen wijden aan de wetenschappelijke on- gestalte van een vronw en hoorde zij de stem van een kindzij zag een groot, mager, vrouwelijk wezen dat zij ic de schemering niet herkende, totdat het Tes«'naam uitsprak. „Wat is het Liza Lu vroeg Tesz met stokkende stem. Hare zuster, die zij ougeveer een jaar geleden als kind achter gelaten bad, had door een plotselingen groei, een indruk makende lengte verworven. Hare dunne beenen, die onder hare voor haar vroeger te lange, nu te korte rok ken, te voorschijn kwamen, -hare magere armen en banden, verrieden hare jengd en onervarenheid. „Ja Tesz," zeide zij met onverzettelijke ernst, dagenlang heb ik rondgeloopen om n te vindeD, en ik ben zeer moede.* „Hoe gaat het thuis?" „Moeder is zeer ziek geworden, en de dokter zegt, dat zij sterven zal en daar vader ook nooit recht wel is en zegt dat het voor een man van zyn stand niet past bij gemeen arbeideravolk om raad te vragen, zoo weten wij niet, wat wij aanvangen zul len.' Tesz stond langen tijd in diep gepeins verzonken, voor zij er aan dacht het ver zoek tot Ln te richten, of zij binnen wilde komen en gaan zitten. Toen dit echter geschied was en Ln thee gedronken had, kwam zjj tot een besluit. Er was geen uit weg, zij moest naar bnis. Hare verbintenis was nog wol niet ten einde, maar die tijd was nog maar zoo kort, dat zij het waagde heen te gaan. Een dadelijk opstappen beteekende een winst in tijd van twaalf nren, maar baar zuster was te moe om haar dadelijk te kun nen vergezellen. Tesz ging dadelijk naar Izz en Marian en vertelde haar de geschie denis, en verzocht haar, een goed woord voor haar te doen bij den boer. Zoodra zij teruggekeerd was, pakte zij hare zaakjes zoo veel mogelijk bij elkander, gaf Ln haar avondeten, wees haar het bed en ging dan op weg, nadat zij hare snster gezegd bad, haar morgen te zullen volgen, HOOFDSTUK VI. De klok sloeg tien, toen Tesz lot een marsch van vijftien mijlen onder schitteren de sterren den kouden nacht instapte. Om drie uur in den nacht had zij do laatste bocht van den weg achter zich en naderde zij het bnis waar haar moeder ziek lag. Tesz opende de deur zoo zacht als moge lijk was, om niemand te storen; de bene denkamer was leeg, maar de buurvrouw, die bij vronw Darbejfield waakte, vertoonde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5