Zondag 23 Februari 1396.
40ste Jaargang ITo. 3074.
scbTC ER
CDURAMT
BIJVOFGSFL.
Het bestuur van de Liberale Unie
hoeft het maar eens heelemaal mis ge- j
met zijn ontwerp-programma, en
wij, die met het programma nog al in
genomen waren, hebben daardoor blijk
gegeven van een zeer oppervlakkig oor
deel. Misschien zijn we er te gauw
bij geweest. Dat bestuur had zus, dat
bestuur had zoo, dat bestuur had in
ieder geval anders moeten doen.
Anders, ja, maar hoe? Daarin zit
wel eenige moeilijkheid en voor ons nog
al iets vertroostendswant, wel zijn
tal van beoordeelaren het daarin eens,
dat wat het bestuur der Liberale Unie
deed niet goed gedaan was, maar als
men nu vraagt, wat er dan wel had
moeten gebeuren, dan verschillen zij
onder elkaar haast nog meer dan ieder
op zichzelf met het plan der Unie.
Hoe komt dat toch Hebben wij
hier enkel te doen met de in ons land
zoo algemeene zucht om altijd anders
te willen dan een ander? Neen, wij
hebben hier meer te denken, dunkt ons,
aan verschil in het standpunt waarop
men zich bij de beoordeeling plaatst
de een meent, dat men een pakkende
verkiezingsleuze noodig heeft, een ander
dat er een afgerond plan voor een wet
gevend tijdvak zijn moeteen derde
vindt, dat er een beginselprogramma
noodig is, als toetssteen om een echten,
onvervalschten liberaal of vooruitstre-
venden liberaal te onderscheiden van
alle andereneen vierde wil een pro
gram van duidelijk omschreven wetge
vende maatregelen enz. enz.
Dat alles kan heel nuttig zijn en
wordt met groot talent en van het
standpunt der verdedigers veelal met
goede gronden verdedigd. En dat geelt,
volgens hun meening, het ontwerppro
gramma der Liberale Unie niet.
Maar het is ook niet bestemd om dat
te geven. De vraag zou zelfs zijn, of
dat alles te geven is, en zoo ja, of het
doelmatig is. Daarover eerst een paar
opmerkingen.
Een verkiezingsleuze kan zeer nuttig
zijn, maar wordt niet vastgesteld voor
uit bij besluit eener vergadering, of op
grond van een mooi betoog. Zij ont
staat, zij dringt zich op. Zij is de
vracht van den toestand van het oo-
genblik. Als er een verkiezing plaats
heeft waarbij een groote strijdvraag te
beslissen valt, dan slaagt deze of gene
er wel eens in, het juiste woord te
vinden, waarin de quaestie als het wa
re belichaamd wordt, en als dat woord
pakt, dan vliegt het van mond tot mond
en beantwoordt het aan zijn bestem
ming anders niet. Een verkiezingsleu
ze is de vrucht van een gelukkige in
geving op het geschikte oogenblik, doch
zij veidwijnt, zooals zij kwam, bij ver
andering van toestand.
Een beginselprogramzooals sommigen
dat willen, zou te maken zijn, maar
wel niet aan de verwachting beantwoor
den. Wij bewegen ons hier niet op
het gebied der veronderstellingen, maar
op dat van do ervaring. Er zijn immers
beginselprogramma'sOm van dat der
sociaal-democraten niet te spreken, mo
gen wij wel vragen of van dat van
den Radicalen Bond eenige kracht uit
gaat En het meest afdoend voorbeeld
is dat van de anti-revolutionaire partij,
een meesterwerk in zijn soort. Waar
zijn ooit beginselen scherper omlijmd
en krachtiger uitgesproken, waar beter
en vollediger uitgewerkt, waar strenger
doorgevoerd en tot het uiterste volge
houden Waar wordt zoo onverbidde
lijk vastgehouden aan den eisch, dat
men, om tot de partij te beboeren, zich
aan het programma onderwerpen moet
Enwaar wordt vinniger, talent
voller beginselstrijd gevoerd dan tus-
schen de 6ven scherpzinnige als strijd
lustige leiders der gauche en der droite
van die partij En wat komt er te
recht van de toepassing van dat schoon
program op practisch gebied ja,
waar of wanneer zal men in ernst ee
nige poging aanwenden, om wat daar
zoo schoon beschreven staat in dat
boek, te doen leven in Staat en Maat
schappij
Is er iets in die ervaring, dat aan
leiding geeft om zich te verwonderen
Integendeel. Zoo'n programma is een
miskenning van het wezen der partijen.
Partijen vormen zich, groeien en win
nen in kracht, ot verzwakken en ver
dwijnen, naar gelang van de omstan
digheden van het oogenblik. Wij heb
ben er in ons eigen vaderland, in de
jongste geschiedenis de doorslaande be
wijzen van gehadde strijd om de
school heeft hier te lande twee partijen
doen ontstaan, die de geheele partij-
indeeling beheerscbten men was school
wetman of anti-schoolwetman in de
eerste plaats en daarna ook liberaal,
conservatief, anti-revolutionair of
roomsch-catholiek. Bij deze indeeling
vielen intusschen in hoofdzaak de ge
wone indeelingen nog eenigermate sa
men met die der tijdelijkede anti-
schoolwetmannen waren in hoofdzaak
F 8 r I L L e T O V
47.
VAK
Thomas Rardy.
HOOFDSTUK VII.
roomschen en anti-revolutionairen, de
schoolwetmannen in den regel liberalen
ot conservatieven. Met en onafhanke
lijk van de gewone indeelingen, won
de anti-schoolwetpartij in kracht, toen
zij in 1889 bij de wet-MACKAT groo-
tendeels de vervulling harer wenschen
verkreeg, en waar is zij nu ge
bleven Zij bestaat nog, principieel,
ja, maar practisch
De kiesrechtsstrijd kwam en maak
te een partij verdeeling dwars door de
gewone heenelke der oude partijen
werd in twee helften verdeeld en de
linkerhelften vormden de Takkianen,
de rechterhelften de anti-Takkianen.
En zoodra het kiesrechtvraagstuk tot
eene voorloopig bevredigende oplossing
gebracht is, en die strijd dus zijn da
delijk belang verloren zal hebben, zal
ook die verdeeling vervallen en al
thans hare beteekenis voor het staat
kundig leven verliezen.
En dan
Het is moeielijk te voorzien, of er
zich niet weder een alles beheerschend
vraagstuk op den voorgrond zal drin
gen, dat, spottende met alle gebruike
lijke staatkundige stelsels, een nieuwe
lijdelijke partijvorming teweegbrengt.
Wanneer dit echter niet geschiedt,
dan is het waarschijnlijk, dat de ont
wikkeling van het staatkundige leven
haar gewonen loop herneemt.
Om dien te bepalen, hebben wij
vasteren grond onder de voeten. Wij
moeten slechts even terugkeeren tot
1848. Toen was een belangrijke strijd
volstreden. De voorstanders der be
ginselen, in de Grondwet van 1848
neergelegd, hadden de zege behaald.
Zij stonden als liberale partij, die deze
beginselen voorstond en wilde toepas
sen, tegenover de aanhangers der oude
beginselen, de conservatieven, die te
gen dien stroom wilden oproeien. Met
het gewone gevolg. De liberale begin
selen drongen meer en meer door en
vonden allengs minder bestrijding,
Wanneer geen storende invloeden zich
hadden doen gelden, waaronder, be
halve de twee genoemde strijdvragen,
ook het diepgaand meeningsverschil over
de koloniale staatkunde mag gerekend
worden dan zou de gang van zaken
geweest zijnde liberalen van 1848
zouden allengs conservatieven geworden
zijn, voorstanders van het behoud van
datgene wat in 1848 verkregen was
en van zijne ontwikkeling binnen de
grenzen, toen gesteld. Aan de spits dier
partij zou ontstaan zijn een aanvan
kelijk kleine, allengs in aantal, kracht
beteekenis en invloed winnende partij,
Voor de woning van Tesz en hare moe
der, stond geen voertoig van den een of
andereboer geleend, maar een door haar ge
hoorde wagen Het w«s voor Tesz, toen «ij
op dien morgen door het venster zag, een
beele geruststelling, te zien, dat trots het
winderige en droeve weer, het buiten droog
was. Een natte Maria Hemelvaart was voor
vele gezinnen een bezoeking en de oorsaak
van «ochtige meubels, bedden en kleederen,
waaruit gewoonlijk een legio ziekten voort
sproten.
Tesz' moeder, Liza-Lu en Abraham wa
ren eveneens al wakker; de kleine kinderen
sliepen nog. De ouderen ontbeten bij een
schraal daglicht en vervolgens werd met de
ontruiming van het huis een aanvang ge
maakt.
Daar een paar bevriende huurlieden hielpen,
was er spoedig een sekereopgewekte stemming
merkbaar. Toen de groote meubelstukkin
geborgen waren, maakte men van de beddi n
een soort nest, waarin vrouw Joan en de
kleinen konden zitten. Na het opladen ver
liep er een geruimentijd *oor bet paard gehaald
en voor den wagen gespannen wastegen
tien uur morgens was eindeliik alles reis
vaardig; de geijkte wascbtobbe bengelde ou
der aan de as van den wagen en boog boven
op het voertuig zaten vrouw Durbeyfii-'d en
de kleinen, de eerste met de buisklok in
haar schoot, opdat het werk geen schade zou
lijden. Tesz en nog een zusje h-ibden e» slo
ten te blijven loopen, tot men het dorp door
zou zijn.
Daar men 's morgens en den avond te
voren eenige buren was wezen ge dm dag
zeggen, kwamen nu eenigen dier lieden ben
uitgeleide doen baar goede wenschen voor
de toekomst op reis medegevende, olechoon
zij in het diepst van bun hart nanwelrks
konden gelooven, dat het zulk e»n familie
gord gaan kon De karavaan zotte zich in
beweging en weldra kwam men op hooger
terr> in, waar de wiDd ook ruwer en scher
per werd.
Daar de dag van bon reis de zesde
die naast de ruimere en breedere op
vatting der beginselen van 1848 ook
nieuwe denkbeelden zoude gehuldigd
hebben. De behoeften en eischen des
tijds zouden voor deze voorhoede een
bepaalde taak hebben aangewezen en
ter vervulling van die taak zouden
zich bij de voorhoede hebben aange
sloten allen, die over den aaid van die
taak en de wijze hare vervulling met
die voorhoede eenstemming dachten,
totdat zij sterk genoeg geworden zou
den zijn, om haar doel te bereiken.
En wanneer wij nu vragen, welke
die taak zou geweest zijn, dan is een
enkele blik om ons heen voldoende, om
ons die te leeron kennen. Want al is
de gewone gang der partijvorming
gestoord, daarom heeft het staatkun
dig en maatschappelijk leven, daarom
heeft de menschelijke geest niet stil
gestaanDe geschetste ontwikkeling
heeft plaats gehad. De ruimere en
breedere toepassing der beginselen van
1848 wordt door velen verlangd, de
nieuwe denkbeelden zijn door velen om
helst. Welke de nieuwe denkbeelden
zijn Zij liggen op maatschappelijk
gebied.
Er is geen sprake van, dat de libe
rale partij zou lijden aan verwording
en ontaardingwel is er te wijzen op
ontwikkeling en vooruitgang. Het
eenige, wat haar ontbreekt, is aaneen
sluiting der gelijkzinden, afzondering
van hen, met wie zij wel ook op den
grondslag van 1848 staan, maar voor
wie dat standpunt niet een hechte
steunpilaar was, van waaruit men naar
boven en in de ruimte zich ontwik
kelen moest, maar een eng begrensd
plekje, waarbuiten zij meenen niet te
mogen gaan.
Aaneensluiting is noodig, en daar
voor moet er een vereenigingspunt zijn.
Dat vereenigingspunt zien wij en
wij meenen, dat het Bestuur der Libe
rale Unie er ook zoo over gedacht zal
hebben, in het ontwerp-programma en
dat kan daartoe onder de gegeven om
standigheden het beste dienen. Zooals
aangetoond is, hebben zich de nieuwere
denkbeelden niet alleen reeds baan
gebroken, maar hebben zij een belang
rijken aanhang gevonden over tal van
vraagpunten heeft de openbare meening
zich reeds gevormd en weet men dus
in welken zin die dienen te worden
opge'ostmet andere is men minder
ver gevorderd, maar de richting waar
in de oplossing gezocht moet worden,
volgt daarvoor uit het reeds bekende.
Welnu, in plaats van afgetrokken be
ginselen te geven, welker formuleering
dikwijls tot misverstand aanleiding
geeft en nooit door allen begrepen
wordt, geeft het Bestuur voor een
gansche reeks van min of meer be
kende vraagstukken de richting aan,
waarin het, naar gelang zij aan de
orde komen, de oplossing daarvan
wenscht Het doet dat op eene wijze,
die niet alleen hun, die naar de begin
selen vragen, daaromtrent voldoende
licht geeft, omdat alle toepassingen van
denzelfden geest zijn, maar die ook
verstaanbaar is voor hen, die niet naar
theoretische begrippen vragen, maar
weten willen, hoe hunne belangen
practisch behartigd zullen worden. Niet
het programma eener nieuwe partij
dus wordt ons aangeboden, maar de
omschrijving der taak, welker vervul
ling wacht op de samenwerking van
allen die éénes geestes kinderen met
hen, die in 1848 de staatkundige her
vorming tot stand brachten van allen,
die nu de maatschappelijke hervormin
gen willen verwezenlijken, van welker
noodzakelijkheid zij ieder voor zich
diep doordrongen zijn.
April was, zoo ontmoeten de Durbeyfields
vele wagens met families op hun weg. E nig"
dier reizende families waren zeer levendig
anderen daarentegen siil, weer anderen de
den eiken kroeg aan ter gelegener tjjd deed
ook de Durb-yfi'Idsche familie eene dier
inrichfingenaan om de paarden te voeren en
zelve ook eene kleine verfrisscbing fe nemen.
In die tusachentijd viel Ts<' oog op een
blauwe driekans-kruik, die bij de vouwen-
afdeeling van een der wagens werd a-gege
ven en leBz zag weldra in wier handen de
haar zoo goede bekende te land kwam.
Zij «rad neder bij den wagen, riep: „Ms-
rian en Izz 1 Wilt gij even als zoovele an
deren van patroon veranderen
Zoo was het inderdaad, tiet leren op
Flinteomb-Asb was voor beiden te rnw ge
weest zjj waren, zonder opzegging ven haar
buur, weggegaan, het aan baas Groby over
latende haar ter verantwoording te roepen
of niet. Zij noemden Tesz hei doel barer
reis en Tesz vertelde haar waar zij heen
ging,
Marian boog zich vanaf de lading
een weinig naar bensden en vroeg met
gedempte stem
„Hebt gij vernomen, dat de heer, die n
vervolgt gij «uit wel begrijpen wie ik
bedoel in Fltntcomb naar u gevraagd
beeft, toen gij heengegaan waan Wij heb
ben het bem evenwel niet gezegd, waar gij
waart, daar wij wel wisten, dat gij op zijn
gezelschap volstrekt met gesteld waart."
„Maar ik zag bem toch 1* fluisteide Tesz-
„Hij beeft mi] toch ontdekt."
En weet hp, waarheen gij gaat
Is nw man terug?*
„Neen."
Tesz zeide haar vervolgens goeden dag
want de koetsier» waren intusschen uit
de kroeg gekomen en de beide wagens
rolden in tegenovergestelde richting voort,
bet voertuig, waarop Marian, las en de fa
milie van baar baas zaten, vas van goede
doen en met drie sterke, stevige paarden
bespannende w»gen daarentegen, aan wel
ke vrouw Dutbyfi' ld en bare lanulte zich
hadden toevertrouwd, was ten krakend, gie
rend pioduet, dat nauwelijks meer in staat
w„s zijn vracht te torsou en werd sjtcbts
door twee paarden voortgetrokken.
De a'staed was groot - te groot voor
VPre,s - en slechts met de uiterste
krachtsinspanning bereikten de paarden hun
d°Toen zij eirdelijk aan hnn einddoel geko
men waren, naderde ten man en verhaastte
zijne schreden, toodra hg den wagen m hei
oog kreeg.
„Gij zijt zeker de vrouw, die men vrouw
Durbeyfield no -mt, denk ik zeide hij tot
Tes«' moeder, die a»g-stegen was, om d->
naderbij komende op do straat af te wachten.
Zy knikte met het hoold en voegde er
aan toe
„Ofschoon weduwe van deD gestorven Sir
John Dur'erville, een arm edelman, keer
ik hier terog om mijn recht te vi rdedigen
„Zoo Nu daar weet ik g«en sier van.
maar wanneer gij vrouw Durbeyfield zijt, zoo
ben ik hierbeen gezond n, om n te zeggen,
dat de kamer, die gij hebben wildet, reeds
verhuuid is Wij wisten riet, dat gij komen
zoudt voor uw brief kw»m en toen w«s he>
te laat. Maar gij zult bier gemakkelijk een
onderkomen kunnen vinden.*
De man bad Tesz' glaat onophoudelijk
gideg' slagen en gezien d-t zij by dit be
richt aschbb ek geworden wps. Hare moeder
zag er hopeloos nit, en zeide bitter: .Wat
zullen wij doeD, Tesz? Dat is het .welkom
in het laud uwer vaderen. Intusschen wy
moeten gam zoeken.*
Zy begaven zich naar het meer binnenste
deel der stad en terwijl Tes/. bij den wagen
blee' om de kinderen op te passen, hielden
hare moeder en Lim-Ln rondgang Toen
Joan later terugkwam en berich'to dat alle
moeite te vergee's was, zeide de voerman
dat de zaken a geladen moest- n worden,
daar de paaiden halfdood waren en er min
stens een deel van den terugweg nog moest
word- n afgelegd.
„Laadt dan maar a' 1" zeide Joan zorge
loos lk zal wel ergers een onderkomen kuD-
nen vinden.*
De wagen had onder een kerkhofsmuur
halt gehouden, op een plaats die voor nieuws
gierige oogm verborgen wbb berieidwillig
baalde de voerman den geheeien verhuisboel
van den wsgeD. Toen bij klaar was, be aalde
Joan hem, roodat zij byna baar laatste eent
nitgal en hij ging heen, blijde, met dergelii-
ke lui niets meer nit te staan te hebben
Het was een dioge nacht en hjj geloofde
wel, dat 't brn g> cd ongerie: zou veroorzaken.
Vertwipeld staarde Tesz d« menbelpirami-
de aan. tiet koude zonlicht van een lente
avond glinsterde boosaardig op depottenen
ketels en op den wieg waarin zij allen
hem en weer gerold waren. Vlak in hare
nabijheid stODd he1 schip van een oode kerk
dat men eens het D'Ut berville schip genoemd
had.
„Is niet nw familie gewelf een vriigoed
zeide moeder Joan, toen zij van een wan
deling door de oude kelken het kerkhof terug
keerde. „Natuurlyk is het dat en daar zul
len wij dan ook kampeeren, meisjes, tot
de stad ower vaderen ons een buis zal
verschaffen Tesz, I iza-Lu en Abraham,
help mij. Wij zullen voor de kinderen een
warm nestje maken en dan znllen wij weer
zien."
Tesz legde zwijgend de band aan het
wr-rk en binnen een kwartier stond het
viarpootige ledikant ODder d n zuidelnken
kerkmuur opgeslagen, in de nabijheid van
dat deel van het gebouw, dat het D'Urher-
villeschip genoemd werd. Boven den
hemel van het ledikant bevond zich een
schoon, kwistig versierd venster uit bet
jaar 1500het werd het D'Urbervilsche
vms'er genoemd en in een der bovenste
vens'ortjeg kon menden sleutel en betonde
zegel der Durbeyfields ontdekken.
Joan trok den voorhang om het bed als
een tent bij elkander en legde de kleine
kinderen er in „Voor bet ergst kunnen
wij voor één nacht hier allen wel in sla
pen,* zeide zij. „Maar daar zullen wy ons
na niet mede ophouden, maar iets voor de
miag gaan koopen. Och Tesz, wat nut
heeft het, een heer te trouwen als hij n in
zoo'n parket laat zitten.*
Begeleid door Li -a-La en de knaap, ging
zij er op uit. Zoodra zij op straat gekomen
was, bemerkte zi| weldra een man te paard,
die op en neer reed. Ab, daar zijn zij,
ik heb naar n gezocht,* zeide hij op haar
toisn llend. „Dat is inderdaad een fami
lieverzameling op dit historisch plekje
De ruiter was Alex D'Urnerville.
„Waar is Tesz vroeg hij.
Persoonlijk had Joan niet veel met Alex
op. Zij wees daarom kortweg in de rich
ting van de kerk en ging verder, nadat
Alex gezegd had, dat hij haar zon weder
zien, ingeval haar gelnk naar het zoeken
van een onderkomen wederom geene resul
taten had. Toen de drie weg waren, reed
Alex op een herberg toe en kwam na kor
ten tijd weder te voet te voorschjjn.
Intusschen was Tesz bij de kinderen ach
ter gebleven en had een poosje met hen
gebabbeld, tot zij zag. dat zy voor h-t oo
genblik niets meer voor hen doen kon, om
het hen behaaglijk te maken daarna was zy
het kerkhui opgewandeld. De denr van de
kerk was niet gesloten en voor de eerste
maal trad zij wednr eens binnen.
Aan de binnenzijde van den munr, onder
het ve' s'er; waar het ledikant stond, bevon-
nen zich da graven har<-r familie. Sommi
ge waren door steenen gedekt, anderen wa>en
als altaars versierd, «eer anderen zeer een
voudig alles evenwel droeg den
stempel van verval en achteruitgang.
GFMFiNGD MFUWS.
Een driedubbele, uioord e-
ven afschuwelijk vis geheimzinnig, heeft te
Muichen plaats gebad. Iti de stirle K rl-
strasse. op een 2e étage, woonde sedert
vele jaren een weduwe 75 jaren oud, me
vrouw Von Roos, jpMinistenaiathiu,* een
onde dame in goede fi-ianciede positie en
zeer gezirn, met haar 50 j-rige aan
epilepsie lijdende dochter en een oude, se
dert 20 jaren in hsar dienst zijnde buis-
hoadster. Zij ontvingen nooit vreemden en
waren eigelijk min of meer meuschanschnw.
Toen men Zaterdagmorgen niemand Zag
opendoen bij het hellen van docter en ge
wone leveranciers, werd de politie gewaar
schuwd en men vond de drie vrouwen di od;
d« oude mevrouw en haar dienstbode over
alkander liggende, op een pl ata waarheen
zij, schijnbaar onpasselijk geworden, waren
heengesnrld; de dochter in Zf-er rnstige
houding op het bed liggende. Geen spoor
van geweld, noch van diefstal. Men dacht
aan vergiftiging van 't middagmaal, dat
toebereid gereed stond in de keuken; maar
de lijkschouwing bewees dat er van vergif
tiging geen sprake was.
De drie slachtoffers waren geworgd, blijk
baar mat doeken, zoodat er bijna geen
spoor vaa verwonding en ereninin teeke
nen van verzet of worsteling te vinden wa
ren. Bij cader onderzoek werden 800 M.
aan g. ld en 2700 M. aan pipier Van Waar
de vermist. Het schijnt dat de dief'of die
ven, dia zeer koelbloedig en met groot o-
Tesz trad nader bij een zwarte steen
waarop het volgende grafschrift gegrifd
stond
„Ostinm sepulchri antiquae familiae D'
U-b-rville.*
Tesz las het kerklatijn niet als een kar
dinaal, maar zij begi-oap toch dat dit de in
gang van haar familiegraf was en dat de
groo'ste ridders, op wie haar vader zoo
dikwijls had gesnoeid, hier ban laatste rust-
plaa's hadden.
Nadenkend wendde zij hare sohreden naar
een altaargraf, bet oudste van allen, waarop
een liggende gestalte lag nitges'rekt. In
de scbemeriog had zy het nanwelyks opge
merkt en zy zou er nu ook wellicht nog
geen eg in hebben gehad, als het haar niet
was opgevallen, dat deze figuur zich be
woog. Zoodra zij echter naderbij trad, ont
dekte tij dadelyk, dat zy met een levend
meusch te doen had en de schrik, dat
zij niet alleen geweest was, was zoo hevig,
dat zij bijna van BChrik overmand neerzonk
voor zij in dien meusch Alex D Ur-
berville herkend had.
Hij sprong van den steen op en snelde haar
te bnlp
„Ik zag u binnengaan*, zeide bij lachend
„en ging daarop liggen om nwe overpein
zing n niet te s oren. Is het na niet een
prachtige iamilieverzameling met deze oude
luidjes onder ons? Zeg luister naar mijl*
tiy stamp'e met den voet heftig op den
grond een bolle echo antwoorude van on
der,
„Dat zal n een beetje opkwikken, daar
voor sta ik in I* ging hij voort. „En ge-
loofdet gij werkelitk, dat ik niets was, dan
een steenen beeld 1 Maar zeker, de otde
van zaken is omgedraaidde kleinen tak
der valsche D' Urbervillos, kan meer voor
u doen, dan de gansche familie der echte
onde heen-n, hier onder ons. Nu nier
sta ik voor u, bewel, wat zal ik doen t'
„Heengaan
„Thbz,antwoordde hjj boosaardig, „ik zal
naar je moeder gaan.'
In 't voorbijgaan duisterde bij haar even
wel toe: „Denk er om, dat gij in 't ver
volg wat beleefder tegen mg zytl"
Toen hjj weg was, boog zij zich tot het
gewelf over en zeide.
„Waarom ben ik aan de verkeerde zijde
van dezen ingang?*
WORDT VERVOLGD.