f. B5
Niet op tijd.
W. M. Tz.
Inktvlek terug.
Die boosaardige, afschuwelijke inktvlek,
bepaald de leelijkste, die ik ooit gezien
heb Waarom legde ik het bezoedelde
blad niet eenvoudig ter zijde Tweemaal
wilde ik de vlek onder goudzand doen ver
dwijnen en toch deed ik het niet waar
om niet? Het klinkt kinderachtig en toch
is het waar ik geloofde haar op een
veel ontzettender wijze uit de wereld te
moeten makenzij was er immers schuld
aan dat zich reeds op de eerste bladzijde van
ons nog zoo kort huwelijksleven, op het blad
dat zoo mooi zoo bekoorlijk begon, een
soortgelijke vlek vertoonde geen onuit-
wischbare, maar nn juist zoo op een der
eerste bladzijden, waar zij zoo erg in het
oog viel.
Ik nam een boek ter hand en verbeeld
de mij, dat ik lasdoch ik las niet, want
tusschen de regels dansten niets dan kleine
inktvlekken vroolijk op en neer. Ik greep
naar een tweede boek, doch stond in elke
regel heel duidelijkyDwaze luidjes
dwaze luidjesDitzelfde las ik nog in
twee andere boeken, in het Italiaanscb en
in het Fransob; altijd weer: „Dwaze lui
djes r
Hm dacht ik, het zal toch wel waar
zijn, anders stond het hier niet in drie
verschillende talen gedrukt. Ik bleef nog-
thans zitten en luisterde. Met hoeveel
belangstelling ving ik elk geluid in huis
op, van het klagend miauw van onze kat,
tot het vroolijk gebabbel van de dienstbo
den in de keuken. In haar kamer niet het
minste gedruisch 1 Slechts eenmaal hoorde
ik hoe haar kanarievogel ia zijn vergulden
kerker angstig rondfladderde.
In onze gezellige huiskamer werd het
theegoed gereed gezetik hoorde het rin
kelen van de kopjes en daartusschen liet
onze Schaarzwalder koekkoek zich acht
keer achtereen hooren. Hoe sarrend, ja bijna
hoonend klonk dit:'ykoekkoek* mij jQ de oo-
ren. Ik las verder: „dwaze luidjes dwa
ze luidjes 1'
^Steeds ongeduldiger begon ik op mijn
stoel heen en weer te draaien, want nadat
de koekoek had opgehouden te slaan, werd
de deur niet geopend en zat ik te vergeefs
te wachten op het„Arthnr, lieve Ar-
thur!" waarmede zij mij gewoonlijk aan de
theetafel riep.
Wat al gevolgen kan toch zoo'n inktvlek
hebben! Eensklaps hoorde ik mijn vronw-
tje met een vol accoord de toetsen van de
piano aanslaan, terwijl zij met haar lieve
stem uit volle borst zong: yWas will Kö-
nig Ringangs Töchterlein Doch slechts
één couplet. Daarop begon zij: „Ach, wie
schöa ist Carmosanella!' zoo luid en uit
dagend te zingen, alsof er op deze booze
wereld nooit een intvlek bestaan had.
Nu werd het mij toch al te erg; ik
sprong op. Zij liet zich niet storen door
mijn binnenkomen. Op de netjes gedekte
tafel stond odzj theeketel, stom, geheel
stomHelene had het lichtje dus niet
aangestoken! Ik erbarmde mij over het
arme ding, dat toch voorwaar niet de min
ste schuld had aan onze gespannen ver
honding, en stak het spirituslampje aan.
Zou men het kunnen gelooven drie
minuten brandde hel katoen, de ketel liet
slechts drie tonen hooren, en toen ging
de vlam uit en was de ketel weer stom
Hij bromde en mokte met ons, daar was
geen twijfel aan Ja, die ellendige inkt
vlek
y Helene", riep ik, nsar de andere ka>
mer, het lichtje is niet in ordehoort
ge 1*
Zij verroerde zich niet, doch haar ge
zang verstomde. Zij speelde de begelei
ding in een langzamer tempo verder, en
een zeker glinsterend iets aan haar wim
pers noodzaakte baar zïch meer voorover
te buigen, ten einde de toetsen goed te
kunnen onderscheiden.
,Vroaw riep ik luidkeels niet:
„vrouwlief". Ik geloof dat zij alles beter
had kunnen verdragen dan dit korte
prozaïsche „vrouw Haar vingers gleden
met een schrillen wanklank van de toet
sen, en zij brak in een hartstochtelijk
schreien nit.
Nu moet ik openhartig bekennen, dat
ik van mijn kant alles liever had verdra
gen, dan jnist haar traneD. Ik had haar
nog nooit zien weenenja toch, een
enkele maal toen wij, het vroolijk feest
ter eere van ons huwelijk ontvlucht, te
zamen de schoone wereld ingingen, die
ons zoo blijmoedig tegenlachte; toen
waren het tranen van geluk en thans
ach, waarde lezers, gij kunt niet beseffen
voordat gij er zelf de onderving van hebt
opgedaan, hoe machtig, hoe overstelpend
vrouwentranen kunnen zijn
yMaar, Helene, kind, was scheelt er
aan riep ik nit.
Zij snikte, en met dit snikken kwam
het met alles, wat haar sedert twee uur
op het harte lag, tot een uitbarsting. Of
ik dacht dat zij hedenavond thee zou kun
nen drinken Wat ik wel van haar dvcht
O God, zoo ongelukkig wa? zij in
kaar geheel leven nog niet geweest
Hemel, als haar moeder dht wist I En
waarom Om een inktvlek Hoe was het
mogelijk Ik was veel strenger dan haar
vroegere leermeesters, ja streBger dan alle
leermeesters op de geheele wereld 1 Die
zouden zich toch niet beleedigd gevoeld
hebben door een inktvlek »0, Arthur,
zco zou i k niet kannen zijn, al hadt ge
ook duizend inktvlekken op mijn werk ge
maakt ja, zelfs honderdduizend
Dan zou ik nog geen woord er van zeg-
in Zviioo rlu
brand worden 1
papier met die
genIs een kus van mij u dan niet
meer waard dan een inktvlek, Arthur
Nn moest ik toch lachen: „Maar,
vrpuwtjelief, beste kind' ik stond naast
raar, deed haar de handen van de oogen
en richtte haar hoofdje langzaam op. Zij
ceek mij zoo recht droevig aan: yOch
Arthur', zeide zij met een bevende stem,
wanneer ik je niet eens meer kan lief-
coozen, zooveel als ik wilzoo dikwijls
als .k wil
„Zoo dikwijls als je wilt!" riep ik.
En en nu en
En toen de koekkoek, die schelm, met
nider stemme en op bijna plaagzieken toon
negen uur verkondigde, stonden wij in mijn
studeerkamer voor den open haard. Zij
moest uit de wereld, die booswicht, dat
monster, onze noodlottige inktvlekMijn
vrouwtje wilde het zoo, zij moest ver-
En daar lag nu het vel
afschuwelijke inktvlek op
de gloeiende kolen en scheen nog maar
niet te willen gelooven, dat het ten on
dergang gedoemd was. Wij wachten vol
ongeduld; eindelijk beg>n het papier te
smeulen en zie 1 vroolijk steeg de vlam
omhoog! Mijn wijfje klapte van blijdschap
in de handen.
Zoo staarden wij, arm in arm, met van
vreugde stralende blikken in het helder
vlammend vuurtje.
yZoo'n inktvlekzeide zij, toen de
laatste jvonkjes van het verkoolde papier
uitdoofden.
yja, zoo'n inktvlek 1» bevestigde ik.
Dat de geleerde heeren daar boven in
mijn boekenkast een ïecht verwonderd ge
zicht mosten gezet hebben over ons, ydwa-
ze luidjes', daaraan dachtan wij in het
minst niet. fAmst. Cl.
Men meldt, dat Crispi
zich nit het openbare leven terugtrekken
en te Napels vestigen zal.
de oversfroomrn ge
m Zwitserland is o. a. in het kantin
Wallis een boereihofsteds yweggespoeld,"
waarin zich zeven personen bevonden. Ze
zijn allen als lijken teruggevonden.
Ten gevolge der zwsre re-
gens, die ongeveer tien dagen bijna on
afgebroken hebben geduurd, staan ook in
België verschillends «treken onder water.
De Maas stijgt voortdurendhet water
der Oarthe is sedert maandag meer dan
15 centimeters gewassen. Te Flemalle-
Grande zijn alle straten ondergeloopen
levensmiddelen worden door booijss aan
gebracht, te Seraing staan de huizen aan
een der kade onder water, zoodat de
bewoners allen op de bovenverdiepingen
moeten huizen. Te Charleroi en in het
cectrum is de toestand eveneens zeer
erstig.
Gebluft.
Barbison, in het bosch van Fontaine-
bleau, wis de vemmdplaals van veel Pa-
rijsche schilders, waaronder arme drom
mels, die in grove kleeren en op klompen
daar rondliepen en met de goedkoopste
materialen zich behielpen. Op een goeden
dag stapt in Barbison een zeer fijn uit
ziend Parijsch heer af, die ook in het
bosch kwam schilderen. Hij had alles even
mooi: zijn stoeltj'3, zijn schilder-porapluie,
zijn doos, het was alles prachtig, met al
lerlei vernuftige inrichtingen voor dit en
voor dat. Hij verveelde de andetan door
hun altijd weer al de wonderen van zijn
uitrusting te toonen. Toen zwoer een dat
hij 'm we) eens krijgen zou. Hij liet zich
door den eigenaar alle fraaiigheden van de
doos wijzeu en vroeg toen heel leuk
En waar is nou je inrichting om
koffie te zetten
Om koffis te zetten Ic mijn schil
derdoos
Ja, natuurlijk. Hoor een» hier, mijn
vriend, als ze je een schilderdoos in je
handen gestopt hebben waarin je niet eens
koffie kunt zetten, gooi dan dat lor maar
weg
I nDenemarken is een nieu-
we industrie ontstaan. Men laat nl. daar
te lande de melk bevriezen, waardoor zij
geschikt wordt, om ziowel te land als te
water vervoerd te worden.
De van de boerderijen afkomstige melk
wordt gepasteuriseerd door verwarming tot
75° C.jen daarna onmiddellijk afgekoeld tot
10° C, Vervolgens giet men de melk in
vaten waarin men haar door een koudma-
kend mengsel tot stolling brengt. Da be
vroren melk wordt daa in val en gedaan
van Keulsch aardewerk en slechts voor de
helft gevuld; men vult verder aan met
niet bevroren gepasteuriseerde melk.
Elk vat heeft een inhoud van 450 Kg.
melk en tweemaal 's weeks worden 50 va
ten geëxpedieerd naar Newcastle, om van
daar per ipoor verder te worden gezonden
naar verschillende groote steden in Enge
land.
Naar het Maandblad van dr. Van Ha
mel Roos, waaraan dit is ontleend, verze
kert, heeft men bevonden, dat aldus be
handelde melk 26 dagen versch blijft.
n^ lag en dat behalve zier scherp, aan Je punt
n ook nog spits was. In zijn te h:ftige bi-
weging om het touw vjq een pik dror te
snijden, dat hij in de hand hield, had ds
bediende hat ongeluk zich het mes bij het
hart in het lichaam te stootan, tengevolge
waarvan hij terstond hevig bloedde. Hj
werd onmiddellijk naar het gasthuis ver
voerd, waar men zijn toestand hopeloos
vond.
Een ondankbare die f.
Dezer dagen had te Badapest een ver
makelijke en voor advocatsn leerrijke te
rechtzitting plaats. Em dief had nl. zijn
eigen verdediger bestolen. Antonovics
zoo heette deze ondaukbare stond
eenigs maanden geleden wegens diefstal
terecht en was toen door den advocaat dr.
Baisz verdedigd, met het geTolg, dat hij
door de reohtbank is vrijgesproken. Om
nu zijn dankbaarheid voor die weldaad
te toonen, bood Antonovics, die schrijn
werker is, aan, zijn schuld met zijn ver
dediger te vereffenen door voor hem te
werken en zette zich, met toestemming
van dr. Baisz, in diens villa aan dan ar
beid. Eans op een dag repareerde hij
een meubelstuk. Hij was alleen in de ka
mer en zag op een trnmaan een juweelen
kistje staan. Weg was alle gevoel van
dankdaarheidl De dief ontw lakte weer
in hem..één greepen een paar
brilianten, ter waarde van 2000 galden
verdwenen in zijn zak. Dezer dagen had
hij zich nn voor dien nieuwen diefstal te
verantwoorden, waarbij het volgende ge
tuigenverhoor plaats had:
De president (tot dr. Baisz): U waart
in tijds de verdediger van beklaagde; u wist
dus dat hij een dief was?
Baisz: Geweten heb ik dit juist niet, hij
is immers vrijgespoken maar ik had
er een vermoeden van. [gelach).
Pres.: Verlangt n, dat hij wordt ge-
gevonnisd.
Baisz: Neen.
Pres: U vergeeft hem dus?
BaiszIk wil niet, dat men zal ge
looven, dat ik misdadigers protegeer, en
ik zie mij das genoodzaakt te verklaren
dat beklaagde bij de politie alles heeft ont
kend, en dat hij toen op vrije voeten
werd gesteld. Mijn vrouw beloofde hem de
klacht te znllen intrekken, als hij het ge-
stoleae teruggaf. Toen bekende hij, dat hij
de oorknoppen beleend had en gaf het ge
heele bedrag, op eenige guldens na, terug.
De rechbauk veroordeelde Antonovics
tot zeven maanden hechteni». De veroor
deelde verklaarde, dat hij in appélwensch-
te te komen en wendde zich sluw glim
lachend tot den heer Baisz met de woor
den
yNiet waar, mijnheer, u zult wel zoo
vriendelijk willen zijn, de akte van ap
pél voor mij op te stellen
Ving gehoorzaamde de gernlschlooze, ge
dienstige geest. Hij nam de lamp met zich
mede en het half donker heerschte weder in
de kamer. Boysen had evenals de gastheer
een sigaret aangestoken en liep nn in de
kamer op en neder, terwijl hij den voet, die
gewoon was op harder deelen te wande
len, behaaglijk op het zachte tapijt drukte.
Nu, na het gebruik van een goed diner
en een pittig glas wijn, scheen hem de
inrichting van het huis niet meer zoo wee-
kelijk en overladen, zooals bij zijne aan
komst; vrijwillig gaf hij zich aan het gevoel
van onbezorgdheid over. Het roode vuur der
boide sigaretten schemerde door de duister
nis, een milde geur van bloem on krnid be
gon de kamer te vallen, somwijlen sprak een
der vrienden een paar woorden, meestal zwe
gen beiden en probeerden oo'jea te blazen.
Plotseling echter sprong de gastheer op
en riep4Wij zijn rechtte domkoppen
vergeef mij het harde woord. Daar laten wij
de balkondeur openstaan en verbeelden wij
ons, dat het met de herfstlucht, die ons langs
de kniten kribelt, bier aangenaam worden
kan." Hij snelde naar de deur en sloot ze,
ofschoon Boysen tegenspraak opperen wilde.
Maar hij kwam niet aan het woord, want
terwijl zijn vriend nog de vleugeldeur in de
handen hield, om haar toe te duwen, riep
deze reeds op een toon van verrassing en
«pot. „Waarachlig daar branden de lichten
weder 1"
„Welke lichten P"
„Daar boven, bij de vreemden I*
„Bjj de vreemden P*
,,De menschen noemen hen zoo. Voorna
melijk omdat bun naam zoo moeilijk is nit
te sprekan. Een ieder is niet zoo verstandig
als ik" hij zeide dit hartelijk lachend,
,ik ken tenminste 100 woorden van ie
dere vreemde taal en gebruik ze zonder er
barmen. Italiaansch is mijn nieuwste liefheb
berij, dat hebt gij beden reeds kunnen be
wonderen. Ik weet namelijk, dat gij het zelf
niet kent, en ik kon dos zoo valsch spreken
«Is ik zelf maar wil. De vreemde is overi
gens een zekere Mr. Seilefi Jd, wanneer het
n tenminste belang inboezemt, hij leeft
daar met zjjn dochter recht alschuwelijk en
eenzaam."
„Hij heeft een dochter P*
Zelfmoord b(j ongeluk.
In een groot magazijn van nouveautés
te Parijs was een der bedienden bezig, met
het inpakken van een menigte goederen.
Voor het versnijden van de touwen, die
bij het pakken noodig waren, gebruikten
de bedienden een mes dat aan het einde
stomp is. Hiervan wilde ook deze bedien
de gebruik maken, maar omdat hij erge
haast had en het niet zoo dadelijk vond,
nam hij een ander, dat binnen zijn bereik
yDat wil ik wel
heer Baisz, ymaar
doen", antwoordde de
u behoeft daarvoor niet
in mijn
hoogte
van u I'
huis te
de
komen;
van
ik ben
zaak
op de
ook
„Em volwassen dochter. En zeer aardig
bovendien, zoo eon blonde Yenetiaansche
schoonheid duivels kerel, dat was nn
juist een model voor uwe DesdemoDa ge
weest."
„Pan ben ik nieuwsgierig."
„Dan kan je vermoedelijk nog lang blij
ven. Want men komt hen verduiveld wei
nig te zien. Hoogstens een paar maal in
de schonwborg; daar gaat zij soms heen.
Wanneer ik gaan zeg, bedoel ik natuurlijk
rijden; hanne middelen veroorloven datzij
rijdt altijd iD een gesloten rijtuig, dat zij
reeds in den stal bestijgt, en hetwelk zij bij
bet ronde portaal aan den schouwburg ver
laat. Of zij zelve zoo menscbenscbuw is,
of dat het alleen ter wille van den onde
geschiedt, dat kan ik je nn juist niet zeg
gen. Men kan het hem anders reeds aan
zien, dat hij een groote zonderling is."
„Eu van waar weet ge dat P"
„Nn, daar vau daan, je ziet toch de
lichten
Boyaen lachte. „Ik zie niets, dan
een zwarte minste dat wil zeggen,
een leege kamer, waarin een gastkrooo
brandt."
„Dat is het jnist!"
„Hoedat 1'
„Daarin ligt juist de dwaasheid. lederen
avond, die God geeft, zoodra de zon onder
is wordt de illuminatie aan den overkant
aangestoken en niet nitgedaan, voor het
dag wordt. En dat in een leege kamer die
altijd zoo leeg blijft, als gij ze nu «iet.
Daarin zet geen menscb een voet, uitgezon
derd de bediende, die bet licht aansteekt en
nit dooft' En wanneer er nog eens een an
der komt, de vreemd3 of zijne dochter, dan
hebben ze zulk een haast om weer weg te
komen, als zat in iederen hoek een daiveltje
te loeren."
„Vreemd
Boysen had dat woord halfluid voor zich
uitgesproken en stond nu ook aan de bal
kondeur en staarde naar het verlichte vertrek.
Geen gordijn belemmerde het uitzicht daarin.
Zoovesl men zag, scheen bet een onbehaag
lijk vertrek, mot hardgele, rijk vergulde ta
pijten, en gelijkkleurige damastmeubelen, tus
schen welke een paar zwart ebbenhouten ta
feltjes zichtbaar waren. Aan den wand naast
Edison heeft bij zijn proefnemingen met
X-stralen toevallig een methode ontdekt,
waardoor aluminium zóó gehard wordt, dat
het alle eigenschappen van staal bezit, zon
der zijn lichtheid te verliezen. Edison had
voor zijn proefnemingen gebruik gemaakt
van electroden nit aluminium beslaande,
die tijdens de experimenten herhaaldelijk
werden blootgesteld aan {een stroom van
150,000 volts. Toen Edison de electroden
later bezichtigde, zag hij tot zijn verras-
siug dat het aluminium een geheele ver
andering had ondergaan en dat het zoo
hard als staal was.
Te Cincinnati ig d e E n-
gelsche acteur Henry Howe gestorven. Do-
ze acteur was 83 jaar oud en speelde nog.
Hij mnkt9 de kanstreis meê die sir Hen
ry Irring nu doet ia de Vereinigde Sta
ten en op die kunstreis is hij gestorven.
Zestig jaar was hij tooneelspeler, waarvan
veertig bij één gezelschap. Bekende rol
len van Howe waren bijv. Dnncan in Mac-
beth en de Doge in Ihe Merchant of Te-
nice.
G o me dis inde comedie.
Te Antwerpen werd op een Zandsg
Maria-Anloinelte opgevoerd. Op het schel-
liakje zat zekere Frans M., een echte Ant-
werpsche straatjongen, die veel van zulke
draken houdt en die dien avond een beetje
door bier was verhit. „Op een gegeven
oogen blik, dat de arme Koningin zoo erg
werd getraiterd door die schavuiten van re-
publikeien, zoodat zij hardop weende»,
schrijft het Antw. Handelsblad, ywerd de
arme jongen zoo dol van woede, dat hij de
medetoeschouwers voor republikeinen nam
en er gedachtig op troefde, roepend en tie
rend, totdat drie politieagenten, van alle zij
den toegeloopen, den rustverstoorder bij den
kraag vatten en hem naar 't politiebnreel
brachten. Dankende dat hij na zelf in de
handen der Jacobijnen was gevallen, klop
te hij er duchtig op los, tofdit hij werd op
gesloten".
Voor de Bschtbaok verschenen, vroag
de voorzitter: Waarom hedde gij zoo
veel la wij gemaakt Gij hebt de gausche
vertooning gestoord. - Ja maar, zei de
snaak, het doek was al gevallen en de
theater was nit. Dit was geen reden
opdat gij theater zoudt maken.
Bij deze vermaning vo8gde de rechtbank
7 dagen gevangenis en weenende verliet
de martelaar de rechtzaal.
Een familiedrama.
Te Montes kregen een moeder en zoon
twist gedurende het middagmaal. De zoon
hief zijn hand op en sloeg zijn moeder,
hetgeen een andere zoon dermate in toorn
deed ontsteken, dat hij zijn broeder aan
vloog en deze met messteken doodde.
Te Weenen heefthetzwaar
gesneeuwd. Het verkeer met de aangrens-
zende gemeenteen is gestoord, telegraafdra
den en zelfs telegraafpalen zijn bezweken
onder den zwaren last.
Bloemetjes in Jannari
Hier en daar, in tuin en wei
Vogelzangen, die doen denken
Aan 't geneugt der lieve Mei,
Zijn nochtans geen winterboden
Want hoe bloem ea lied verblijdt,
Die verrassingen des winters,
Zijn niet op den rechten tqd.
Sneeuw op 't veld en ijs in 't water,
Als de lente heerschen moest,
Jeugdig groen in hof en gaarde,
Door de wreede vorst verwoest,
Zijn meestal met de begrippen
Van de menschen ook in strijd.
Kwelt in Maart ons nog de winter,
Dan ook heerscht bij niet op tijd.
het venster ter linkerzijd', was nogeend6el
van een groot schilderij te bekennen, het
liet zich vrijwel als een geschilderd portret
kennen, maar de lijnen van de beeltenis
waren niet nauwkeurig te «ien. Tegenover
de venster» aan den wand hingen een paar
et»en in breede, zwarte Iijgfen. Overigens
waren de wanden leeg en onopgesierd. Van
de zoldering èf hing een groote gaskroon van
Venetiaansch glas, in welks gedraaide armen
on kettingen,de vele lichten matglanzende
beelden harer onbewegelijke vlammen too-
verden.
En waarom noemen zij hem de vreem
den Boysen vroeg het, terwijl zjjn oogen
nog altijd naar iets zochten, dat aan het zeld
zame een verklaring had knnnen geven
„Omdat zij ergens van ait een overzeeech
land gekomen zijn. De menschen beweren,
dat hij alle werelddeelen heeft doorreisd,
voor hij bier het anker heeft neer geworpen.
Natuurlijk vergezellen hem do gewone ge
schiedenissen van slavenhandel en gondzoe-
ken. Het «on mij niets verwonderen als zij
hem niet beschuldigden van de eene of an
dere moordgeschiedenis het is toch dwaas
hoezeer de romantiek het volk in het bloed
zitl Maar tot dusverre is «r van al dat
vreeselijke nog niets waars geworden Alzoo
wij zullen hem tot op dit oogenblik rein geloo
ven, wat betreft het bloedvergieten van zijn
naasten."
„En hij gaat met geen meosch om P"
„Met geen sterveling, zooveel ik weet"
Beiden zwegen en staarden naar den broeden
stroom lioht, die van uit de woning van den
zondeling over de straat viel. En boe lan
ger zij daar stonden hoe zeldzamer gevoelde
Boysen zijn hart bewogen, door de*e rustigo
eenzame vlammen,die roo zonder doel braüd
den, evenals de lichten, die men naast een
lijkbaar plaatst, om de gebrokene voor altijd
gesloten oogen te verlichten.
Om aan het stijgende onaangename gevoel
een einde te maken; wendde Boysen den blik
van de verlichte vensters af en ging weder in
de kamer terug. Plotseling voelde hij zich
zoo heftig bij den arm gegrepen, dat hij van
sohrik ineen kromp.
„Kijk dan toch, daar ia hij nat Waar
aebtig dat is ter eere van jon".
Daar was by werkelijk I Boysen zag het
Geeft natuur ons nutte wenken,
Volgen wij ze aanstonds dan na
Maar niet als zij de traditie
Durlt verbreken, vroeg en spa.
Streven we in de menschen wereld
Dan bestendig, wijd en zijd,
Om al wat gedaan moet worden,
Te verrichten steeds op tijd.
toen hij zijn oog er weder op richtte. Uit
een denr, die aan de rechte zyde van de ka
mer liggen {moest, was een mannelijke gestal
te getreden, die nu voorbij hel eerste venster
zich bewoog. Maar de man ging niet
haastig door de kamer zooals zijn vriend
zoo jnist had verteld, maar langzaam, niterst
langzaam, als in diep gepeins verzonken.
Doch in het midden der kamer gekomen,
wendde hij zioh om, plotseling, als met ge
weld daartoe gedrongen. En daar bleef hij
staan, juist ouder de brandende liohten, die
hun schijnsel vereenigden, om zijn gezicht te
verhelderen. Een hoekig, grof, maar ver
standig on energiek gelast, welks breed
voorhoofd, door halflang grijzend haar omlijst
was, terwijl een dichte volle baard den mond
beschaduwde.
Onder ruwe wenkbrauwen keken een
paar diepliggende oogen scherp nit, wijd ge
opend op dit oogenblik en gericht met zoe
kende, vragende uitdrukking. Over het voor
hoofd van den man echter ging, hoewel bij
zelt als aan zijn plaats genageld stond, een
geweldig sidderen en beven, terwijl de oogen
immer strakker en scherper in de ruimte
zagen.
In de ruimte en toch week Boysen
zonder het te weten en te willen eon paar
schreden torng voor deie vragende en nn,
hij meende het duidelijk te zien, ook van
een geweldige ontzotting vervulden blik, die
juist op hem gericht was en hem scheen
te zoeken in de vensternis. De man
daar kon hem niet zien, het was onmogelijk.
Hij stond in bet licht, de glans der vlam
men, viel verblindend op zijn oogan. Zijn
blik vermocht niet door de avondschemering
te dringen. En toch I Boysen zeide dit al
les tot zichzelf, maar trots dat gevoelde hij
dat zijn zenuwen begonnen te trillen. En
wanneer de vreemde hem niet zocht met
zijne blikken, wat wilden dan die vreeselij
ke oogen, wat dreet die man tot dergeljjke
vreemde handelingen Wat was het, dat
daar voor dien man sis 't ware opdook en
door het schrikaanjagend voorkomen hem
zoo deed sidderenWas er een toon of
geloid tot hem doorgedrongen, waar naar hjj
luisterde? Bewogen sioh gestalten in de
schomering, die sleohts voor hem siebtbaar
waren on spraken die woorden, die geen
ander oor verstond Waarom brandden
die lichten, avond aan avond, nacht aan
nacht? Waarom
„Kijk, zie eens
Butorweck had zijn vriend weder] bij den
arm gegrepen, en wees met de andere hand
naar den vreemde.
Deze scheen uit zijne verdooving ont
waakt. Hij sloot de oogen half, als waren
zij moede, of deden zij hem pijn, boog het
hoofd achterover en opende den mond tot
een diepe zucht, evenals een menscb, die
nit een hangen droom ontwaakt, of eene
angstige herinnering van zioh afwerpt. Een
oogenblik bleef bij nog staan, maar dan
draaide hij zich om, en verliet, vlngger dan
hij gekomen was, de kamer door een deur
ter linker zijde.
„Een zeldzaam mensch."
„Zeer wonderlijk, dat moet men hem na
geven." Buterweck trachtte te lachen, maar
bet klonk niet hall zoo vroolijk als anders.
„Men zon gelooven, dat bij een spook ge
zien heeft."
Boysen gaf geen antwoord. Een sidde
ring liep hem door de leden, sis, had de
op hem gerichte blik van den vreemde, hem
een waarschnwing, of een vraag voor de
voeten geworpen.
Zijn vriend had zijn horloge te voorschijn
gehaald en in den schijn van het binnen
dringende licht, getracht te zien hoe laat
bet was Een zacht „drommelskwam
hem daarbij over de lippen.
„Wat is 't
„Zult gg ontroostbaar zjjn, wanneer ik n
aan uw lot overlaat P*
„Ik zal de scheiding als een man dra
gen.
„Ik heb namelijk een afspraakje."
„Zonder afspraakje heb ik je nooit ge
kend. Een vrouwelijke natuurlijk."
Da's logisch. Zeker heb ik het haar van
avond anders niet beloofd, omdat ik
„Omdat gij nog niet wist, of ik u wel
«on laten gaan. Maar ik verzoekje te gaan,
ik heb het immers zelf aaogebode;n alsoo,
maak dat je weg komt."
„Nn dan, addio, amioo mio!"
„Adieu Karei Veol genoegen."
„Daar zal ik voor zorgen."
WORDT VERVOLGD.