Alfeim Nieuws- Aimtsiiie- Uittinwtlal Brieven uil (le Maasstad. De Vreemde. Donderdag 2 April 1896. 40ste Jaargang No. 3085. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws, en Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- Zat e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. SCHAGËR COURANT. UitgeverJ. WINKEL. Bureau: 8CHAOES» Laan, D 4. GemeenleSchagen. Bekendmakingen. Het Hoofd van het Plaatselijk bestuur der gemeente Schagen, brengt bij de ze ter kennis van de ingezetenen dier ge meente, dat het kohier No. 5 van de belasting op bedrijfs— en andere inkomsten, over het belastingjaar 1895/6op den 24 Maart j. 1. door den Heer Directeur der Directe Belastingen ts Amster dam, is executoir verklaard en op heden aan den Heer Ontvanger der Directe Be lastingen binnen deze gemeente ter invor dering is overgegeven. Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft, wordt alzoo vermaand, op de voldoe ning van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, teneinde alle gerechtelijke vervol gingen, welke uit nalatigheid zouden voort vloeien, te ontgaan. Schagen, den 28 Maart 1896. Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd, S. BERMAN. Rotterdam, 26 Maart 1896. LXXXVI. Wij zitten op dit oogenblik midden in een werkstaking van zeer ernstigen' aard, met een minimum-kans er spoedig uit te komen. De ertswerkers hebben er het bijl tje bij neergelegd. Ertswerkers, het zal goed zijn voor mijn niet-Rotterdamsche lezers dit even te rele- veeren, ertswerkers zijn werklieden die zich uitsluitend bezighouden met het lossen van ijzererts uit de groote zeeschepen in spoor wagons of in Rijnaken. Dit is zeer zwaar werk en alleen zeer krachtige flinke man nen kunnen daarbij gebruikt worden, die dan een zeer hoog loon verdienen. f 25 h f 80 is daarbij geen zeldzaamheid als weekloon Tot heden, werd dit werk gedaan met ploe gen van 12 man. Drie stonden op den wal, één op 't schip, boven het open ruim, en de anderen verspreid beneden Roman van Robert Kohlrausch. 7. Zou het meisje werkelijk slapen onder het rumoer van de muziek, het gegalm der zan geressen, bet gegons in de zaai Was bet koketterrie, was het alecbuw, dat zij geen blik in de zaal wierp, geen oogen scheen te hebben voor al de bewonderende blikken, die haar, de eenigo met jeugd en schoon heid begaafde, werden toegezonden? „Zij is zeer lief, zeer elegant, zeer aan lokkend," zeide Boysen, wiens kunstenaarsoog zich verbengde over het zien van een lief schepseltje en die gaarne zijn vriend een plezier wilde doen. „Zie slechts naar de bui ging van haar arm; dat zon een konstenaar in verrukking kannen brengen." Baterweck liet een tevreden geknor hoo- ren. „Fameus, niet? Heb ik te veel ge- gezegd „Neen, neen, waarachtig niet. Maar slaapt zij nn werkelijk, of wil zij zich daarmede belangwekkend maken „Dat beboeft zij niet te doen Het is zeer wel mogelijk, dat zij slaapt. Zij doet bet menigmaal bier tusachen al die meuschen, wanneer zij moede is. Weliicbt zijn ook hare oogen wijd geopend, achter bare hand en slaat zij u op dit oogenblik gade. Het js een rakker, een kleine duivelin, trots al hare bekoorlijkheden, dat heb ik u al reeds gezegd. Zjj leidt verstandige menschen, zoo als ik ben, bij den neus rond, dat bet bepaald leuk is, om gade te slaan. Gelooft ge wel, dat ik den eersten kns nog met haar wisselen moet En dan nog een kns op het voor hoofd, een znsterkus, zooals zij het noemt. Eu, daar dank ik hartelijk voor. Eu als ik een andere hebben wil, niet zoo ecbt koel zusterlijk, dan lacht zij mij hartelijk uit, en zegt:" „Waarvoor zal ik n kussen, ik houd toch niet veel van u"." Dan draait zij zich om en laat mij «taan 1" Wat zeg je daarnu wel van „Wellicht is het zeer verstandig van haar, u zoo kort te honden. HoDgerige minnaars zijn veelal het royaalst." „Dus, je zondt denken, dat zjj zich iets cadeau laat geven Noen maar, dan vergis jjj je leelijk. Zij beroemt er zich op, dat zij vermogen heelt; dat heb ik toch reeds ver- Nn heeft echter de gemeente, in navol ging van Duitsche en Engelsche haven plaatsen, electiische kranen laten maken, groote gevaarten, die met ijzeren kettingen over een stel katrollen de volgegooide ke tels uit het ruim trekken en die dan over dragen uaar de spoorwagon. Dit gaat gemakkelijk en voor 't hantee- ien zijn minder mannen noodig; wat voortdu rend bij nieuwe machines het geval is ge weest men denke slechts aan de heima chine Maar de werklieden wilden geen vermindering, 't Betrof slechts drie man voor elke ploeg, doch de geheele ploeg sprak als één man haar voornemen uit, niet te zullen gaan werken als de voorgenomen vermindering plaats had. Zij beweerden veel meer moeite met de kranen te zullen hebben en veel meer ge varen te doorstaan, vandaar dat zij dezelf de ploegen wilden houden. Daar kwam na tuurlijk ook bij een medelijden met de drie lui, die ontslagen zouden worden, dat col legiaal maar niet bijster handig was. Want het is een teit, ik heb me daar van persoonlijk kunnen overtuigen, dat het gebruik der electrische kranen, aan wal enke le werklieden meer eischt, dan de oude winsen, terwijl het zeer vermeerderd ver keer van ertsbooten, ontstaan daardoor dat in Rotterdam bet vlugst en het goedkoopst wordt gewtrkt, nog meer werklieden nood zakelijk zou maken. Mijn stellige overtuiging is het, dat het gelijk ditmaal aan de zijde der werk lieden niet is. Hun optreden tegen de firma was niet vrij te pleiten van zekere gewildheid, er was iels gezochts in hun onderhandelen. De firma Muller en Co. heeft daaren tegen gedaan wat zij doen kon dit is werkelijk waar. Maar zij is de zondebok geworden van de werklieden; dit was trou wens lang te voren te zien. De oorzaak ligt bij de vorige werksta king. Toen hadden alle cargadoors-patroons een verklaring onderteekend, waarbij zij zich verbonden, in de eischen te treden, door de werkstakers gesteld, o. a. een be paald aantal werklieden in elke ploeg, een overeengekomen uurloon bij dag en bij nacht enz. enz. De firma Muller Co. had die verklaring niet mrê onderteekend, doch op haar belofte, dat zij zonder nood zakelijkheid de gestelde voorwaarden niet overtreden zou, hervatten ook haar werk lieden den arbeid. Maar er bleef iets zitten bij de werk lieden. Allereerst natuurlijk een zeker wan trouwen, dat met arglist de daden der firma naging en in al wat zij deed, iets verdachts zag. Dat wantrouwen groei de en openbaarde zich van tijd tot tijd ook wel op bootwerkers-bijeenkomsten. Doch nu zal de firma de electrische kranen in gebruik uemeD, met drie ovet- bodige mannen per ploeg minder en daar hadt je de poppen aan het dansen sta ken. 't Gerucht van de staking verwekte in Rotterdam een geringe opschudding. "Want men vreesde dadelijk voor de kameraden van de stakers. Groote tevredenheid is er onder de boot werkers nog altijd niet en elke gelegen heid zouden zij aangrijpen om daarvan getuigenis af te leggen. Maar die bleven rustig. Terecht begre pen zij, dat zonder weerstandskas en die bestaat absoluut niet, een algemeene werk staking een doodgeboren kind zou wezen. Toen kwam de berekening, wat de werk staking de gemeente kosten zou f 4000 wordt gerekend, dat elke boot iu de stad brengt en dat geld is natuurlijk nu ver loren andere gemeenten als Amsterdam en Ylissingen zullen 't krijgen De burgemeester trad ditmaal eens als burgervader op. Hij riep een deputatie van werkstakers hij zich en besprak met hen de zaak lang durig. Tenslotte gaf hij de deputatie, na ruggespraak met de firma, in overweging een daor hem gevonden bemiddelingsvoorstel aan de stakers over te leggen. Volgens dat voorstel zou een commissie van drie, te benoemen door den burgemees ter, de firma en de stakers elk één, onder zoeken gedurende drie maanden of de grie ven der stakers gegrond zijn. Blijkt dit het geval, dan zal de firma de ploegeu tot de oude sterkte terugbrengen. Het comité verklaarde daarover met de bootwerkers te moeten onderhandelen en de vergadering daartoe was bepaald op Zondag. Het was toen Vrijdag. „Goed" zei de firma Müller Co. „dan zullen wij nog twee dagen op jelui antwoord wachten. Dit was werkelijk apre- ciabel van de firma. Inmiddels had zij echter, om op alles voorbereid te wezen, een groep werkvolk uit Brabant hier laten komen en die zoolang geïnstalleerd op een oude Rijnboot, waar zij, zoigvnldig door de politie bewaakt, niet voor aanslagen te vreezen had. Zondag kwam en met hem de bootwerks- vergadering. Daar ging 't heel kalm toe. Eerst werd in overweging genomen, al gemeen te staken, teneinde de firma Muller te dwingen; toch zeer terecht werd daarte gen aangevoerd, dat dan allen broodeloos zouden wezen; terwijl nu, als de meesten aan het weik bleven en een deel van hun loon voor de stakers afstondeD, dezen den strijd lang konden volhouden. In dien zin werd beslist, alle werklie den beloofden 10 pCt. van hun loon te zullen afstaan en de werkstaking was een feit geworden. De stad ontving de mededeeling met groot leedwezen; zij had van het bemidde lingsvoorstel van den burgemeester alles gehoopt. De burgemeester trok zich nu terecht uit de geheels zaak terug en nam hu met den hoofdcommissaris van politie uitgebreide maatregelen. Nu ik dit schrijf, duurt de staking reeds enkele dagen en ongeregeldheden zijn niet voorgevallen. Nu is er iets dwaas in de voortgezette, aogstige bewakingszorgen. Honderd man politie aan de wal en in bootjes op de rivier bewaken de haven, des nachts ligt er zelfs een oorlogschip de *Dafa" voor En de stakers zijn heel, heel kalm. Toch kon ik in een gesprek met ver schillenden hunner niet den indruk krij gen, dat zij met vertrouwen het einde van den strijd afwachten. Want de hulp die van de Amsterdamsche en Vlissingsche kameraden komen zou, bestaande in een voudige dienstweigering op de RotUrdam- sche booten, bleef uit. Er wordt zoowel te Amsterdam als te Vlissingen druk op de booten van Müller Co. gewerkt. Dan kan uit den aard der zaak de over tuiging niet ingeworteld wezen, dat de fi- nantieele hulp der andere bootwerker» lang teld". Boysen antwoordde niet. Het meisje be gon hem belang in te boezemen; terwijl zij nog altijd onbeweeglijk op baar plaats zat. En terwijl hij baar zoo gadesloeg, verbeeld de hij zich een oogenblik, als vonkelden tusschen bare vingers werkelijk een paar oogen, die hem nauwkenrig gadesloegen. Vervolgens zag hij echter mets meer, dan baar schoongevormde bandhij teekende in ge dachten die reine lijnen, die scherp bjj bet rosige en toch blijkbaar niet geblankette gelaat afstaken. Maar terwijl bij zoo onafgebroken toezag, steeg een gevoel van ergernis in hem op, dat hjj belang kon stellen in een ca'é-chan- tant-zangeres en weldra vervulde het beeld van de levende Desdetnona wederom zijn ziel. Hij wendde het boofd naar de andere zij de van het tooneel, en terwjjl bij den blik van de verborgen oogen ontvlood, ontmoet te bij nu een paar oo^en,die hem werkelijk seherp gadesloegen. En oogenblik tenmin ste scheen het hem zoo toe. Vervolgens, toen bij nauwer toezag, twijfelde bij eraan, of deze zwervende, onzekere blikken hem zochten, of over hem been staarden in de ruimte. De deksel van de vleugel-piano was op geslagen en door een liniaal aan één punt gesteoud, en in de daardoor ontstane drie hoekige opening, zag Boysen, naast het blee- ke, blondharige hoofd van den pianist, bet gelaat van een ond man. Ond Ook dat had bij in het volgende oogeblik niet meer met zekerheid durven beweren. Het haar was donker, glad over het boofd gestreken, maar bet was duidelijk zichtbaar, dat het haar was van een slecht onderhonden pruik. En het geel-grauwe pafferige gelaat met den broeden nens en opgeblazen lippen, gaf geen duidelijk bewijs voor bet aantal jareD, dat er was overheen gegaan. De oogen waren achter groote, breedgerande brillenglazen verborgen en zagen ongedurig om zich heen. De man moest zeer klein lijn, want zijn hoofd kwam maar voor een klein gedeelte boven de piano uithjj was, voorzoover Boy sen kon verkennen, niet naar de mode en gansch in 't zwart gekleed. Een nauwe tol boven aan den bals gesloten jas, liet slechts een smal, wit streepje van zjjn boord en een klein stukje van zijn zwarte das zi9D. Boysen boog zich tot zjjn vriend. „Wat is dat voor een zeldzame kerel, daarachter de piano?" vroeg bjj halfluid. „Kunt gij mij «eggen, waarheen hjj op dit oogenblik kijkt „Js, dat mag de duivel weten", gaf Ba terweck ten antwoord. „Over dat span oogen heb ik mjj reeds menigmaal bet hoofd gebroken. Men kan van hem nooit zeggen, wien bij feitelijk in de gaten heeft. Maar nu onder ons. Met de ou de, dat wil zeggen, met dien achter den vleu gel, moet ik op een goeden voet bljjven. Het is namelijk" Een licht, aangenaam gewirrel viel hem iu de rede en deed hem verstommen. Van de tarel voor ben, scheen bet gelaid te kotraa en toen Boysen daarop nederzag, zag hjj dat een kleine, sierlijke, verzilverde pijl juist voor bem lag, met de punt naar hem toege keerd. Het was de pjjl van Amor en dit jonge, overmoedige schepseltje zelf, zat daar nog op de plaats, vanwaar zij bet schot zoo zeker ed bepaald had afgezonden. Lachend zag bet meisje hen aan, de oogen wijd geopend, een paar groote, donkere vra gende oogen, die het gelaat al hare kinder lijkheid benamen en van een vurige vrouwen ziel in een jeugdig lichaam spraken. Zjj knikte en lachtte Boysen toe en van hem maakte zich daarbij een zoet gevoel meester. De vriend toonde echter plotseling een gedwODgen vrooljjk gelaat, en zijn lachen klonk stroef, terwijl bij Boysen toe fluisterde „Jon neem ik niet meer mee. Mjj heeft zjj nog nooit zoo aangezien en om mjjnent- wille heeft zjj nooit een pjjl afgeschoten." Een paar luide accoorden deden op dit oogenblik de wals der dames-kapel eindigen en de dames legden bare instrumenten ter zijde. „Nu is het pauze," zeide Buterweck, „nu komt zjj hierheen". Inderdaad stapten alle tooneellisten uitge zonderd de twee bij de piano van het too neel af. Saffi scheen den tjjd te hebben, langzaam als de laatste steeg zjj het too neel af, doch ook nu, sag zjj lachend, met vrooljjke oogen Boysen onophondeljjk aan. „Wees gegroet," zeide zij in het zuiver ste Beiersche dialect, terwjjl zij op de tafel toetrad. „Hier is zeker wjjn voor mjj. Het is van avond daarboven zoo warm." „Wees gegroet" zeide Boysen en nam hare hand in de zijne. Hij hield veel van het beiersche dialect en vooral nu het door zoo'n schoonen mond werd gesproken. Uit Beieren alzoo, dat is aardig." „Neen,dat niet! Uit dat land ben ik niet afkomstig." Zjj lachte vrooljjk, toen zij Boysen's ver wonderd gelaat zag, daar zjj de laatBte woor den in bet meest mogeljjke plat-Berlijnscb had gesproken. „Dat is hare specialiteit,gaf nn Bater weck ten antwoord. Op haar zwerftochten heeft zjj daar veel moeite aan besteed, en de koekoek mag weten, waar zjj eigenljjk thuis behoort." Zij had z'ch aan de tafel neergezet cd de handen onder het boofd geplaatst met een vrjjmoedigheid, die elk harer bewegingen ei gen scheen. „Wel drommels, daar is waarachtig ook mijn Karei!" riep zij, nn is bet Saksisch, en knikte hem toe. Dadeljjk duarop wendde zij zich weder tot Boysen en begon te zingen met een volle, weeke sopraan-stem „Nooit zult gij mij vragen, vanwaar ik kom, noch vorscheu naar mijn naam of alkomstl" Vervolgens trok zij echter een ernstig ge laat. „Nu hebben wjj onzin genoeg verkocht," riep zjj. „Nu geeft gjj het dorstige meis je een glas wjjn." Zjj zette zich naast Ba terweck, vlak tegenover Boysen, maakte een spottende buiging tegen hem en zeide„Gjj zijt de Richard waarvan ik reeds zooveel beb gehoord. Gij moet hier zeer dikwjjls komen." „Ik weet niet of ik dat wel veroorloof", mompelde Buterweck. „Zjjt ge reeds jaloersch vroeg zjj en lachtte. „Het helpt je toch geen zier, want ik heb toch niets met je in den bol". „Zoo zal mijn vriend mij op n wreken en niets met u ophebben", antwoordde de ge krenkte. Daarop zag zjj Boyson toornig aan, als wilde zjj vragen„Zou dat mogeljjk zijn P* En daar hjj niet dadeljjk een antwoord vond op haar vragenden blik, wendde zjj zich schie- ljjk tot Buterweck en praatte met bem over het een en ander, terwjjl zij somwijlen een glas wijn ledigde. A( en toe vloog er ook een blik naar Boysen, maar haar voorhoofd fronste zich telkens sterker, daar hjj weder in gedachten verzonken zat en niet meer scheen te mer ken, dat «ij bestond. Zjj sprak nn bet zui verste duitsch, waaraan men de afkomst niet kon bemerken; slechts somwijlen wieip zij een beiersch of berlijnsche uitdrukking in het gesprek. „Daar zit waarachtig ook weder die verlief de vogelverschrikker," seide Baterweck en wees met een hoofdbeweging naar een der andere zoogenaamde loges. „De gekke schilder,— laat dien maar 1 Een meer of minder komt er ook niet op aan, verliefd ben jelni toch allemaal op mij," gaf zij lachend ten antwoord. Boysen was door bet woord „schilder" uit zjjne droomerijen opgewekt. Daar zat de schilder van het peenenveld, dien hjj 's «nor- genoeg duren zal, om de zaak tot een voor de stakers gelukkig etude to brengeu. Js, als er een waarborgfonds bestond, dat een geregelde rente gaf, dan zou 't een ander geval wezen. Ik kan dan ook niet aaQnemeu dat de poging gelukken zal. De firma Müller Co. is vastbesloten niet toe te geven. Liever breng ik mijn zaken naar Antwerpen over, dan toe te geven in deze woorden moet één der patroons zich hebben uitgelaten. En zoo zijn we dan na midden in een ernstige werkstaking, deze week zal alles kalm blijven, maar hoe het op den duur gaan moet, weet ik niet. Zekerheid dat de firma de stakers terug aon willen nemen, heb ik ook niet en dat zou dan misschien toch nog aanleiding kunnen geven tot een algemeene werkstaking. Wij hopen er natuurlijk 't beste van. Maar 't zijn nare dagen. D. Tot dijkgraafvan den pol- der "Wieringerwaard, is benoemd, de heer J. L. 2. Gr ontman,tn tot heemraad de heer I. Bakker Jzntot heemraad van den polder de Zeevang de heer P, Kleen. Verslag van het verhan delde in de Vergadering van den Raad der gemeente Sint-Maar ten, op Zaterdag 28 Maart 1896, des voormiddags ten IO ure. Tegenwoordig alle leden. Na voorlezing der notulen van de vori ge vergadering werden dezelve goedgekeurd en gearresteerd. Werden gelezen de navolgende ingeko men stukkenals a. Eene missieve vsn H.H. Ged. Sta ten dezer Provincie dato 18 Maart j.1. No. 50, begeleidende afschrift van bet Ko ninklijk besluit dato 10 Maart bevorens, waaruit blijkt, dat het besluit van den raad tot het geven van ontslag aan den on derwijzer Jan Akkerman alhier, en waar aan evengenoemd college hare goedkeu ring heelt onthouden het daartegeD in gesteld beroep ongegrond wordt verklaard, gens op het tentoonstellingsterrein had ge zien. Door den rookwalm zag hjj het geel- grauwe gelaat waarmede hjj Saffi aanstaar de. „Alsof hjj mij opeten wil," lachte Saffi en trok een leeljjk gezicht naar den bewas- te. „Maar ik laat mjj zoo niet opklaiven'* Vervolgens lachte zjj luide, klapte in de han den en riep„Hoera, daar komt de appe- Ion-Mina." Een dikke vrouw met grjjs haar en knor rig gelaat schoof langzaam door de zaal. Zjj droeg een mand sinaasappelen aan baar arm, hield in haar rechter hand een koker met dobbelsteenen en noodigde het publiek meer door gebaren, dan door woorden, nit zjjn gelnk eens te beproeven. „Gij moet weten," zeide Baterweck na tot zjjn vriend, „dat het hier mooie lui zijn, die zangeressen hier. Die lange bjjvoor- beeld, beweert dat haar moeder een maagljjderes is, en dat de arts haar heeft voorgeschreven, eiken dag een dozijn sinaas appelen te verorberen, Een mooie arts, niet Maar de domste is die meid toch niet, zjj trekt eiken avond met haar dozijn gekre gen sinaasappelen af. Na de voorstelling koopt dat oude wijf ze voor de helft weder in het is een vaste overeenkomst geworden. Wjj hebben ons een paar maal het genot veroorloofd, een paar appelen te merken, lederen avond wandelden zjj naar de maag van de onde vrouw, om iederen anderen dag het feest hnnner opstandig te vieren. Het was om je dood lachen I" Saffi stemde niet in met het vrooljjk lachen. „Ik zoo gaarne een sinaasappel eten zeide zij. „Een dozjjn, wanneer gjj wilt," gaf Bater weck ten antwoord. Zjj antwoordde echter kort en bondig „Een zaakje, zooals ge zooeven heb verteld, boud ik er niet op na. Eén wil ik er heb- beD, en gjj m ogt dien niet voor mjj koopen. Maar gjj, wil. gij het doen Zjj had zich weder tot Boysen gewend; in haar stem lag de toon eener kinderlijke vraag en haar band legde zij op sjjn arm. Zy had hem sooeven verwijderd door haar moedwillig optreden, waar hy niet van hield; au beviel zg hem des te beter. Vriendelyk knikte hjj haar toe en zeide „Zeker. Het zal my juist een groot ge noegen zyn. Ik zal de oade Mina dadeljjk hier roepen." „Blijf maar, zjj zal bier wel komen, het mocht te veel moeite voor n zyn". „Nu, zooals ge wilt," gaf hjj ten antwoord en zag weder op haar hand, die op zyn arm lag. Een ring flikkerde aan baar vinger,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 1