Alfeim Nieuws-
Aimtsiiie- Uittinwtlal
Brieven uil (le Maasstad.
De Vreemde.
Donderdag 2 April 1896.
40ste Jaargang No. 3085.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws,
en
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag-
Zat e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
SCHAGËR
COURANT.
UitgeverJ. WINKEL.
Bureau: 8CHAOES» Laan, D 4.
GemeenleSchagen.
Bekendmakingen.
Het Hoofd van het Plaatselijk bestuur
der gemeente Schagen, brengt bij de
ze ter kennis van de ingezetenen dier ge
meente, dat het kohier No. 5 van de
belasting op bedrijfs— en andere
inkomsten, over het belastingjaar
1895/6op den 24 Maart j. 1. door den Heer
Directeur der Directe Belastingen ts Amster
dam, is executoir verklaard en op heden
aan den Heer Ontvanger der Directe Be
lastingen binnen deze gemeente ter invor
dering is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang
heeft, wordt alzoo vermaand, op de voldoe
ning van zijnen aanslag behoorlijk acht te
geven, teneinde alle gerechtelijke vervol
gingen, welke uit nalatigheid zouden voort
vloeien, te ontgaan.
Schagen, den 28 Maart 1896.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur
voornoemd,
S. BERMAN.
Rotterdam, 26 Maart 1896.
LXXXVI.
Wij zitten op dit oogenblik midden in
een werkstaking van zeer ernstigen' aard,
met een minimum-kans er spoedig uit te
komen. De ertswerkers hebben er het bijl
tje bij neergelegd.
Ertswerkers, het zal goed zijn voor mijn
niet-Rotterdamsche lezers dit even te rele-
veeren, ertswerkers zijn werklieden die zich
uitsluitend bezighouden met het lossen van
ijzererts uit de groote zeeschepen in spoor
wagons of in Rijnaken. Dit is zeer zwaar
werk en alleen zeer krachtige flinke man
nen kunnen daarbij gebruikt worden, die
dan een zeer hoog loon verdienen.
f 25 h f 80 is daarbij geen zeldzaamheid
als weekloon
Tot heden, werd dit werk gedaan met ploe
gen van 12 man. Drie stonden op den wal,
één op 't schip, boven het open ruim, en
de anderen verspreid beneden
Roman van Robert Kohlrausch.
7.
Zou het meisje werkelijk slapen onder het
rumoer van de muziek, het gegalm der zan
geressen, bet gegons in de zaai Was bet
koketterrie, was het alecbuw, dat zij geen
blik in de zaal wierp, geen oogen scheen
te hebben voor al de bewonderende blikken,
die haar, de eenigo met jeugd en schoon
heid begaafde, werden toegezonden?
„Zij is zeer lief, zeer elegant, zeer aan
lokkend," zeide Boysen, wiens kunstenaarsoog
zich verbengde over het zien van een lief
schepseltje en die gaarne zijn vriend een
plezier wilde doen. „Zie slechts naar de bui
ging van haar arm; dat zon een konstenaar
in verrukking kannen brengen."
Baterweck liet een tevreden geknor hoo-
ren. „Fameus, niet? Heb ik te veel ge-
gezegd
„Neen, neen, waarachtig niet. Maar slaapt
zij nn werkelijk, of wil zij zich daarmede
belangwekkend maken
„Dat beboeft zij niet te doen Het is zeer
wel mogelijk, dat zij slaapt. Zij doet bet
menigmaal bier tusachen al die meuschen,
wanneer zij moede is. Weliicbt zijn ook
hare oogen wijd geopend, achter bare hand
en slaat zij u op dit oogenblik gade. Het
js een rakker, een kleine duivelin, trots al
hare bekoorlijkheden, dat heb ik u al reeds
gezegd. Zjj leidt verstandige menschen, zoo
als ik ben, bij den neus rond, dat bet bepaald
leuk is, om gade te slaan. Gelooft ge wel,
dat ik den eersten kns nog met haar wisselen
moet En dan nog een kns op het voor
hoofd, een znsterkus, zooals zij het noemt.
Eu, daar dank ik hartelijk voor. Eu als ik
een andere hebben wil, niet zoo ecbt koel
zusterlijk, dan lacht zij mij hartelijk uit, en
zegt:" „Waarvoor zal ik n kussen, ik houd
toch niet veel van u"." Dan draait zij zich
om en laat mij «taan 1" Wat zeg je daarnu
wel van
„Wellicht is het zeer verstandig van haar,
u zoo kort te honden. HoDgerige minnaars
zijn veelal het royaalst."
„Dus, je zondt denken, dat zjj zich iets
cadeau laat geven Noen maar, dan vergis
jjj je leelijk. Zij beroemt er zich op, dat zij
vermogen heelt; dat heb ik toch reeds ver-
Nn heeft echter de gemeente, in navol
ging van Duitsche en Engelsche haven
plaatsen, electiische kranen laten maken,
groote gevaarten, die met ijzeren kettingen
over een stel katrollen de volgegooide ke
tels uit het ruim trekken en die dan over
dragen uaar de spoorwagon.
Dit gaat gemakkelijk en voor 't hantee-
ien zijn minder mannen noodig; wat voortdu
rend bij nieuwe machines het geval is ge
weest men denke slechts aan de heima
chine Maar de werklieden wilden geen
vermindering, 't Betrof slechts drie man voor
elke ploeg, doch de geheele ploeg sprak
als één man haar voornemen uit, niet te
zullen gaan werken als de voorgenomen
vermindering plaats had.
Zij beweerden veel meer moeite met de
kranen te zullen hebben en veel meer ge
varen te doorstaan, vandaar dat zij dezelf
de ploegen wilden houden. Daar kwam na
tuurlijk ook bij een medelijden met de drie
lui, die ontslagen zouden worden, dat col
legiaal maar niet bijster handig was.
Want het is een teit, ik heb me daar
van persoonlijk kunnen overtuigen, dat het
gebruik der electrische kranen, aan wal enke
le werklieden meer eischt, dan de oude
winsen, terwijl het zeer vermeerderd ver
keer van ertsbooten, ontstaan daardoor dat
in Rotterdam bet vlugst en het goedkoopst
wordt gewtrkt, nog meer werklieden nood
zakelijk zou maken.
Mijn stellige overtuiging is het, dat
het gelijk ditmaal aan de zijde der werk
lieden niet is.
Hun optreden tegen de firma was niet
vrij te pleiten van zekere gewildheid, er
was iels gezochts in hun onderhandelen.
De firma Muller en Co. heeft daaren
tegen gedaan wat zij doen kon dit is
werkelijk waar. Maar zij is de zondebok
geworden van de werklieden; dit was trou
wens lang te voren te zien.
De oorzaak ligt bij de vorige werksta
king. Toen hadden alle cargadoors-patroons
een verklaring onderteekend, waarbij zij
zich verbonden, in de eischen te treden,
door de werkstakers gesteld, o. a. een be
paald aantal werklieden in elke ploeg, een
overeengekomen uurloon bij dag en bij
nacht enz. enz. De firma Muller Co.
had die verklaring niet mrê onderteekend,
doch op haar belofte, dat zij zonder nood
zakelijkheid de gestelde voorwaarden niet
overtreden zou, hervatten ook haar werk
lieden den arbeid.
Maar er bleef iets zitten bij de werk
lieden. Allereerst natuurlijk een zeker wan
trouwen, dat met arglist de daden der
firma naging en in al wat zij deed,
iets verdachts zag. Dat wantrouwen groei
de en openbaarde zich van tijd tot tijd
ook wel op bootwerkers-bijeenkomsten.
Doch nu zal de firma de electrische
kranen in gebruik uemeD, met drie ovet-
bodige mannen per ploeg minder en daar
hadt je de poppen aan het dansen sta
ken.
't Gerucht van de staking verwekte in
Rotterdam een geringe opschudding. "Want
men vreesde dadelijk voor de kameraden
van de stakers.
Groote tevredenheid is er onder de boot
werkers nog altijd niet en elke gelegen
heid zouden zij aangrijpen om daarvan
getuigenis af te leggen.
Maar die bleven rustig. Terecht begre
pen zij, dat zonder weerstandskas en die
bestaat absoluut niet, een algemeene werk
staking een doodgeboren kind zou wezen.
Toen kwam de berekening, wat de werk
staking de gemeente kosten zou f 4000
wordt gerekend, dat elke boot iu de stad
brengt en dat geld is natuurlijk nu ver
loren andere gemeenten als Amsterdam en
Ylissingen zullen 't krijgen
De burgemeester trad ditmaal eens als
burgervader op.
Hij riep een deputatie van werkstakers
hij zich en besprak met hen de zaak lang
durig. Tenslotte gaf hij de deputatie, na
ruggespraak met de firma, in overweging
een daor hem gevonden bemiddelingsvoorstel
aan de stakers over te leggen.
Volgens dat voorstel zou een commissie
van drie, te benoemen door den burgemees
ter, de firma en de stakers elk één, onder
zoeken gedurende drie maanden of de grie
ven der stakers gegrond zijn. Blijkt dit
het geval, dan zal de firma de ploegeu tot
de oude sterkte terugbrengen.
Het comité verklaarde daarover met
de bootwerkers te moeten onderhandelen
en de vergadering daartoe was bepaald op
Zondag. Het was toen Vrijdag.
„Goed" zei de firma Müller Co.
„dan zullen wij nog twee dagen op jelui
antwoord wachten. Dit was werkelijk apre-
ciabel van de firma. Inmiddels had zij
echter, om op alles voorbereid te wezen,
een groep werkvolk uit Brabant hier laten
komen en die zoolang geïnstalleerd op een
oude Rijnboot, waar zij, zoigvnldig door
de politie bewaakt, niet voor aanslagen te
vreezen had.
Zondag kwam en met hem de bootwerks-
vergadering. Daar ging 't heel kalm toe.
Eerst werd in overweging genomen, al
gemeen te staken, teneinde de firma Muller
te dwingen; toch zeer terecht werd daarte
gen aangevoerd, dat dan allen broodeloos
zouden wezen; terwijl nu, als de meesten
aan het weik bleven en een deel van hun
loon voor de stakers afstondeD, dezen den
strijd lang konden volhouden.
In dien zin werd beslist, alle werklie
den beloofden 10 pCt. van hun loon te
zullen afstaan en de werkstaking was een
feit geworden.
De stad ontving de mededeeling met
groot leedwezen; zij had van het bemidde
lingsvoorstel van den burgemeester alles
gehoopt. De burgemeester trok zich nu
terecht uit de geheels zaak terug en nam
hu met den hoofdcommissaris van politie
uitgebreide maatregelen.
Nu ik dit schrijf, duurt de staking reeds
enkele dagen en ongeregeldheden zijn niet
voorgevallen. Nu is er iets dwaas in de
voortgezette, aogstige bewakingszorgen.
Honderd man politie aan de wal en in
bootjes op de rivier bewaken de haven,
des nachts ligt er zelfs een oorlogschip de
*Dafa" voor
En de stakers zijn heel, heel kalm.
Toch kon ik in een gesprek met ver
schillenden hunner niet den indruk krij
gen, dat zij met vertrouwen het einde van
den strijd afwachten. Want de hulp die
van de Amsterdamsche en Vlissingsche
kameraden komen zou, bestaande in een
voudige dienstweigering op de RotUrdam-
sche booten, bleef uit. Er wordt zoowel te
Amsterdam als te Vlissingen druk op de
booten van Müller Co. gewerkt.
Dan kan uit den aard der zaak de over
tuiging niet ingeworteld wezen, dat de fi-
nantieele hulp der andere bootwerker» lang
teld".
Boysen antwoordde niet. Het meisje be
gon hem belang in te boezemen; terwijl zij
nog altijd onbeweeglijk op baar plaats zat.
En terwijl hij baar zoo gadesloeg, verbeeld
de hij zich een oogenblik, als vonkelden
tusschen bare vingers werkelijk een paar
oogen, die hem nauwkenrig gadesloegen.
Vervolgens zag hij echter mets meer, dan baar
schoongevormde bandhij teekende in ge
dachten die reine lijnen, die scherp bjj bet
rosige en toch blijkbaar niet geblankette
gelaat afstaken.
Maar terwijl bij zoo onafgebroken toezag,
steeg een gevoel van ergernis in hem op,
dat hjj belang kon stellen in een ca'é-chan-
tant-zangeres en weldra vervulde het beeld
van de levende Desdetnona wederom zijn
ziel.
Hij wendde het boofd naar de andere zij
de van het tooneel, en terwjjl bij den blik
van de verborgen oogen ontvlood, ontmoet
te bij nu een paar oo^en,die hem werkelijk
seherp gadesloegen. En oogenblik tenmin
ste scheen het hem zoo toe. Vervolgens,
toen bij nauwer toezag, twijfelde bij eraan,
of deze zwervende, onzekere blikken hem
zochten, of over hem been staarden in de
ruimte.
De deksel van de vleugel-piano was op
geslagen en door een liniaal aan één punt
gesteoud, en in de daardoor ontstane drie
hoekige opening, zag Boysen, naast het blee-
ke, blondharige hoofd van den pianist, bet
gelaat van een ond man. Ond Ook dat
had bij in het volgende oogeblik niet meer
met zekerheid durven beweren. Het haar
was donker, glad over het boofd gestreken,
maar bet was duidelijk zichtbaar, dat het
haar was van een slecht onderhonden pruik.
En het geel-grauwe pafferige gelaat met den
broeden nens en opgeblazen lippen, gaf geen
duidelijk bewijs voor bet aantal jareD, dat
er was overheen gegaan. De oogen waren
achter groote, breedgerande brillenglazen
verborgen en zagen ongedurig om zich heen.
De man moest zeer klein lijn, want zijn
hoofd kwam maar voor een klein gedeelte
boven de piano uithjj was, voorzoover Boy
sen kon verkennen, niet naar de mode en
gansch in 't zwart gekleed. Een nauwe tol
boven aan den bals gesloten jas, liet slechts
een smal, wit streepje van zjjn boord en
een klein stukje van zijn zwarte das zi9D.
Boysen boog zich tot zjjn vriend. „Wat
is dat voor een zeldzame kerel, daarachter
de piano?" vroeg bjj halfluid. „Kunt gij
mij «eggen, waarheen hjj op dit oogenblik
kijkt
„Js, dat mag de duivel weten", gaf Ba
terweck ten antwoord.
„Over dat span oogen heb ik mjj reeds
menigmaal bet hoofd gebroken. Men kan
van hem nooit zeggen, wien bij feitelijk in de
gaten heeft. Maar nu onder ons. Met de ou
de, dat wil zeggen, met dien achter den vleu
gel, moet ik op een goeden voet bljjven.
Het is namelijk"
Een licht, aangenaam gewirrel viel hem iu
de rede en deed hem verstommen. Van de
tarel voor ben, scheen bet gelaid te kotraa
en toen Boysen daarop nederzag, zag hjj dat
een kleine, sierlijke, verzilverde pijl juist
voor bem lag, met de punt naar hem toege
keerd. Het was de pjjl van Amor en dit
jonge, overmoedige schepseltje zelf, zat daar
nog op de plaats, vanwaar zij bet schot zoo
zeker ed bepaald had afgezonden.
Lachend zag bet meisje hen aan, de oogen
wijd geopend, een paar groote, donkere vra
gende oogen, die het gelaat al hare kinder
lijkheid benamen en van een vurige vrouwen
ziel in een jeugdig lichaam spraken.
Zjj knikte en lachtte Boysen toe en van
hem maakte zich daarbij een zoet gevoel
meester. De vriend toonde echter plotseling
een gedwODgen vrooljjk gelaat, en zijn
lachen klonk stroef, terwijl bij Boysen toe
fluisterde
„Jon neem ik niet meer mee. Mjj heeft
zjj nog nooit zoo aangezien en om mjjnent-
wille heeft zjj nooit een pjjl afgeschoten."
Een paar luide accoorden deden op dit
oogenblik de wals der dames-kapel eindigen
en de dames legden bare instrumenten ter
zijde.
„Nu is het pauze," zeide Buterweck, „nu
komt zjj hierheen".
Inderdaad stapten alle tooneellisten uitge
zonderd de twee bij de piano van het too
neel af. Saffi scheen den tjjd te hebben,
langzaam als de laatste steeg zjj het too
neel af, doch ook nu, sag zjj lachend, met
vrooljjke oogen Boysen onophondeljjk aan.
„Wees gegroet," zeide zij in het zuiver
ste Beiersche dialect, terwjjl zij op de tafel
toetrad. „Hier is zeker wjjn voor mjj. Het
is van avond daarboven zoo warm."
„Wees gegroet" zeide Boysen en nam hare
hand in de zijne. Hij hield veel van het
beiersche dialect en vooral nu het door zoo'n
schoonen mond werd gesproken. Uit Beieren
alzoo, dat is aardig."
„Neen,dat niet! Uit dat land ben ik niet
afkomstig."
Zjj lachte vrooljjk, toen zij Boysen's ver
wonderd gelaat zag, daar zjj de laatBte woor
den in bet meest mogeljjke plat-Berlijnscb
had gesproken.
„Dat is hare specialiteit,gaf nn Bater
weck ten antwoord. Op haar zwerftochten
heeft zjj daar veel moeite aan besteed, en de
koekoek mag weten, waar zjj eigenljjk thuis
behoort."
Zij had z'ch aan de tafel neergezet cd de
handen onder het boofd geplaatst met een
vrjjmoedigheid, die elk harer bewegingen ei
gen scheen.
„Wel drommels, daar is waarachtig ook
mijn Karei!" riep zij, nn is bet Saksisch, en
knikte hem toe. Dadeljjk duarop wendde zij
zich weder tot Boysen en begon te zingen
met een volle, weeke sopraan-stem „Nooit
zult gij mij vragen, vanwaar ik kom, noch
vorscheu naar mijn naam of alkomstl"
Vervolgens trok zij echter een ernstig ge
laat.
„Nu hebben wjj onzin genoeg verkocht,"
riep zjj. „Nu geeft gjj het dorstige meis
je een glas wjjn." Zjj zette zich naast Ba
terweck, vlak tegenover Boysen, maakte een
spottende buiging tegen hem en zeide„Gjj
zijt de Richard waarvan ik reeds zooveel
beb gehoord. Gij moet hier zeer dikwjjls
komen."
„Ik weet niet of ik dat wel veroorloof",
mompelde Buterweck.
„Zjjt ge reeds jaloersch vroeg zjj en
lachtte. „Het helpt je toch geen zier,
want ik heb toch niets met je in den bol".
„Zoo zal mijn vriend mij op n wreken en
niets met u ophebben", antwoordde de ge
krenkte.
Daarop zag zjj Boyson toornig aan, als
wilde zjj vragen„Zou dat mogeljjk zijn P*
En daar hjj niet dadeljjk een antwoord vond
op haar vragenden blik, wendde zjj zich schie-
ljjk tot Buterweck en praatte met bem over
het een en ander, terwjjl zij somwijlen een
glas wijn ledigde.
A( en toe vloog er ook een blik naar
Boysen, maar haar voorhoofd fronste zich
telkens sterker, daar hjj weder in gedachten
verzonken zat en niet meer scheen te mer
ken, dat «ij bestond. Zjj sprak nn bet zui
verste duitsch, waaraan men de afkomst niet
kon bemerken; slechts somwijlen wieip zij
een beiersch of berlijnsche uitdrukking in
het gesprek.
„Daar zit waarachtig ook weder die verlief
de vogelverschrikker," seide Baterweck en
wees met een hoofdbeweging naar een der
andere zoogenaamde loges.
„De gekke schilder,— laat dien maar 1 Een
meer of minder komt er ook niet op aan,
verliefd ben jelni toch allemaal op mij," gaf
zij lachend ten antwoord.
Boysen was door bet woord „schilder" uit
zjjne droomerijen opgewekt. Daar zat de
schilder van het peenenveld, dien hjj 's «nor-
genoeg duren zal, om de zaak tot een voor
de stakers gelukkig etude to brengeu. Js,
als er een waarborgfonds bestond, dat een
geregelde rente gaf, dan zou 't een ander
geval wezen.
Ik kan dan ook niet aaQnemeu dat de
poging gelukken zal. De firma Müller
Co. is vastbesloten niet toe te geven.
Liever breng ik mijn zaken naar
Antwerpen over, dan toe te geven in
deze woorden moet één der patroons zich
hebben uitgelaten.
En zoo zijn we dan na midden in een
ernstige werkstaking, deze week zal alles
kalm blijven, maar hoe het op den duur
gaan moet, weet ik niet. Zekerheid dat de
firma de stakers terug aon willen nemen,
heb ik ook niet en dat zou dan misschien
toch nog aanleiding kunnen geven tot een
algemeene werkstaking.
Wij hopen er natuurlijk 't beste van.
Maar 't zijn nare dagen.
D.
Tot dijkgraafvan den pol-
der "Wieringerwaard, is benoemd,
de heer J. L. 2. Gr ontman,tn tot heemraad
de heer I. Bakker Jzntot heemraad van
den polder de Zeevang de heer P, Kleen.
Verslag van het verhan
delde in de Vergadering van den
Raad der gemeente Sint-Maar
ten, op Zaterdag 28 Maart 1896, des
voormiddags ten IO ure.
Tegenwoordig alle leden.
Na voorlezing der notulen van de vori
ge vergadering werden dezelve goedgekeurd
en gearresteerd.
Werden gelezen de navolgende ingeko
men stukkenals
a. Eene missieve vsn H.H. Ged. Sta
ten dezer Provincie dato 18 Maart j.1.
No. 50, begeleidende afschrift van bet Ko
ninklijk besluit dato 10 Maart bevorens,
waaruit blijkt, dat het besluit van den
raad tot het geven van ontslag aan den on
derwijzer Jan Akkerman alhier, en waar
aan evengenoemd college hare goedkeu
ring heelt onthouden het daartegeD in
gesteld beroep ongegrond wordt verklaard,
gens op het tentoonstellingsterrein had ge
zien. Door den rookwalm zag hjj het geel-
grauwe gelaat waarmede hjj Saffi aanstaar
de.
„Alsof hjj mij opeten wil," lachte Saffi
en trok een leeljjk gezicht naar den bewas-
te. „Maar ik laat mjj zoo niet opklaiven'*
Vervolgens lachte zjj luide, klapte in de han
den en riep„Hoera, daar komt de appe-
Ion-Mina."
Een dikke vrouw met grjjs haar en knor
rig gelaat schoof langzaam door de zaal.
Zjj droeg een mand sinaasappelen aan baar
arm, hield in haar rechter hand een koker
met dobbelsteenen en noodigde het publiek
meer door gebaren, dan door woorden, nit
zjjn gelnk eens te beproeven.
„Gij moet weten," zeide Baterweck na tot
zjjn vriend, „dat het hier mooie lui zijn, die
zangeressen hier. Die lange bjjvoor-
beeld, beweert dat haar moeder
een maagljjderes is, en dat de arts haar heeft
voorgeschreven, eiken dag een dozijn sinaas
appelen te verorberen, Een mooie arts, niet
Maar de domste is die meid toch niet,
zjj trekt eiken avond met haar dozijn gekre
gen sinaasappelen af. Na de voorstelling
koopt dat oude wijf ze voor de helft weder
in het is een vaste overeenkomst geworden.
Wjj hebben ons een paar maal het genot
veroorloofd, een paar appelen te merken,
lederen avond wandelden zjj naar de maag
van de onde vrouw, om iederen anderen dag
het feest hnnner opstandig te vieren. Het
was om je dood lachen I"
Saffi stemde niet in met het vrooljjk
lachen. „Ik zoo gaarne een sinaasappel
eten zeide zij.
„Een dozjjn, wanneer gjj wilt," gaf Bater
weck ten antwoord.
Zjj antwoordde echter kort en bondig
„Een zaakje, zooals ge zooeven heb verteld,
boud ik er niet op na. Eén wil ik er heb-
beD, en gjj m ogt dien niet voor mjj koopen.
Maar gjj, wil. gij het doen
Zjj had zich weder tot Boysen gewend;
in haar stem lag de toon eener kinderlijke
vraag en haar band legde zij op sjjn arm.
Zy had hem sooeven verwijderd door haar
moedwillig optreden, waar hy niet van hield;
au beviel zg hem des te beter. Vriendelyk
knikte hjj haar toe en zeide
„Zeker. Het zal my juist een groot ge
noegen zyn. Ik zal de oade Mina dadeljjk
hier roepen."
„Blijf maar, zjj zal bier wel komen, het
mocht te veel moeite voor n zyn".
„Nu, zooals ge wilt," gaf hjj ten antwoord
en zag weder op haar hand, die op zyn arm
lag. Een ring flikkerde aan baar vinger,