De Vreemde.
Donderdag 9 April 189S,
40ste Jaargang UTo. 3087.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Uitgever: J. WINKEL
Bnrean: ICHAOKNt liaan, D 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 CentB.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
GemeenteSchagen.
Bekendmakingen.
Jacht en Visscherij,
BinnenJandsch Nieuws,
AGER
tieci
COURANT.
De Burgameester van SchageD, brengt,
naar aanleiding eener bij hem ontvangen
missive van den Heer Commissaris der
Koningin in deze provincie, ter kennis ran
belanghebbenden, de volgende bepalingen
die 15 April a. s. op den invoer van vee
in Frankrijk in werking zullen treden.
Artikel 1. K n n d v e e, herkomstig
uit het buitenland, wordt bij invoer in
Frankrijk aan de tuberculineproef onder
worpen, en te dien einde gedurende ten
minste 48 aren ten koste der invoerders
aan de grenzen in observatie gehouden.
De dieren, welke bij inenting de ver
schijnselen vertoonen, dia op het bestaan
van tuberculose wijzen, worden, na gemerkt
te zijn, teruggezonden, tenzij de invoerder
zijne toestemming geve tot onmiddellijke
afmaking. In dat geval geschiedt de af
making ter plaatse, onder toezicht van
den aan het tolkantoor van invoer verbon
den veeartsenijkundigen inspecteur.
Artikel 2. Rundvee, voor de slacht-
bauk aangegeven, is van de tuberculine
proef vrijgesteld, doch wordt alleen toege
laten indien het bestemd is voor markten
op plaatsen, alwaar een openbaar slacht
huis bestaat. De dieren worden gemerkt
en het geleidebiljet vermeldt de plaats van
bestemming. Binnen 14 dagen na de
daarop gestelde dagtetkening wordt dat
geleidebiljet teruggezonden aan den vee
artsenijkundigen inspecteur, die het heeft
uitgereikt, vergezeld van een bewijs van
afmaking, afgegeven door den veearts,
belast met het toezicht op het abattoir,
waar de dieren zijn geslacht.
Indien niet alle dieren mochten zijn af
gemaakt ter plaatse daartoe bij den invoer
in Frankrijk opgegeven, zolleu de overge
blevene slechts dan verder verzonden mo
gen worden,i ndien zij vergezeld zijn van een
geleidebiljet van den burgemeester dier
plaats en bestemd voor andere plaatsen,
alwaar eveneens een openbaar slachthuis
Roman van Robert Kohlrausch.
Toen Boysen op zijn kamer was gekomen,
werd hij als door magneten naar het ven
ster getrokken. Het was daar alles evenals
gisteren. De vlammen der gasliohten in het
huis van den overbuur, al was het juist
geen vriendelijk beeld, begroetten hem toch
als oude bekenden. En evenals gisteren
stond bij daar nu, en zag uaar den overkant,
onafgebroken, maar met aodere gedachten.
Toenmaals had hij slechts de gestalte van
den zonderlingen vreemdeling voor oogen
gehad, nu teekende zich op het vlak van den
wand, het liefelijke beeld van een jong meis
jeskopje, dat hem vriendelijk scheen aan te
zien. En terwijl hij zoo naar den overkant
zag, en met vriendelijken hoofdknik de liefe
lijke gestalte als 'tware begroette, voelde bij
plotseling, hoe een warme gloed hem het
harte deed poperen. Nu wendde zjj hem
het gelaat toe, en hij meende te zieD, dat
zjj er bleek en angstig uitzag.
Een wijde, donkere mantel omgaf hare lek-
den en, een zwarte dikke doek had zij om
het hoofd geslagen. Wat moest dat betee-
kenen Zou zjj het huis verlaten in het
midden van den nacht, alleen, op dit uur
Hot was bjjna onmogelijk, en toob stond
hg en wachtte met gespannen verwachting,
wat of er rou geschieden. Een oogenblik
had het meisje geaarzeld, als om te over
denken, wat zjj zou doen nu trad zjj naar
hot venster en zag naar beneden op
straat. r
Alles was donker en eenzaam, geen schre
de liet zieh hooren. Het scheen haar wel
kom, zjj richtte hare gestalte hoog op, als
vatte zij, diep ademend, een vast besluit-
vervolgens verliet zij de kamer.
Boysen sag nu niet meet naar de verlichtte
vensters, zijn blik rustte met spanniDg
op bet iu schemering gehulde portaal. De
deur werd langzaam open gedaan, zonder
geruiseb; een donkore gestalte trad over den
drempel, trok de deur achter zich toe en
sloot die opnieuw. Hjj herkende mantel en
zwarten omslagdoekzjj was het, zjj al
leen 1 Nu hield hjj het niet larger uit; met
de handen vooruit, trad hjj de kamer uit en
naar buiten. De tuinpoort waa niet gesloten,
is gevestigd. Het bewijs van sfnisking
dier dieren zal moeten worden geleverd in
den vorm en binnen het tijdsverloop in
de vorige alinea aangegeven.
Schagen, 3 April 1896.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
Burgemeester en Wethouders van Scha
gen brengen ter algemeene kennis, dat
vergunning voor de uitoefening van den klein
handel in sterken drank is verzocht door
Anthonie Bakker, voor Perceel
No. 58 van Wijk C in de Hoep.
Schsgen, 7 April 1896,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
de Secretaris,
DENIJS.
De Burgemeester der gemeente Schagen
brengt ter kennis van de ingezetenen dat
de aanvragen ter bekoming van Jacht en
Vischacten en van kostelooze vergunningen
tot uitoefening der visscherij voor het
seizoen 1896/97, ter Secretarie voor de
belanghebbenden ter iuvulling verkrijg
baar zijn dagelijks, Zon- en feestdagen uit
gezonderd, des voormiddags van 9 tot 12
ure.
Schagen, 7 April 1896.
De Burgemeester voornoemd,
S. BEKMAN.
Verslag van de vergade-
ring van den JFtsiad der gemeente
A nna-Paulowna, gehouden op
Dinsdag 7 April 1896, des morgens ten
10 ure.
Aanwezig alle leden.
Na opening der vergadering werden de
notulen gelezen en zonder op- of aan
merking goedgekeurd.
Vervolgens gaat de raad in comité ter
behandeling van het kohier van den
Hoofdelijken Omslag, over het dienstjaar
1896.
Na heropening der vergadering werd
het kohier van den Hoofdelijken Omslag
hij kon zonder vertraging verder gaan, en den
blik laten rondgaan, om de uitverkorene te
zoeken. Da<ir was zjj 1
Het meisje liep zeer ving en bij had
moeite den afstand, die tnsschen hen lag, te
verkleinen. Somwijlen zag hjj baar slanke
figuur in het licht eener lantaarn opduikeD,
dan dreigde zij weder in de breede rchadu-
wen van den nacht te verdwjjnen; maar hjj ver
loor haar geen minuut uit het oog. Een vu
rig verlangen bezielde betn tot baar te spre
ken, de stem te booren, die op deze scboo-
ne lippen sliep.
Hjj was nu onroiddelljjk achter haar; de
mantel golfde om haar heen, in diepe, losse
plooien. Nu had hij haar bereikt, ging voorbjj
haar, en opende den mond, om tot haar te
sprekeD. Maar de woorden,welke hjj reeds zoo
vele malen bjj ziehzelven had overlegd, wilden
niet naar buitende moed verliet hem, bjj
zag haar slechts aan zonder te spreken. En
nu hield zij hare schreden in, om hem voor
bij te laten gaan; bjj waagde het niet, aan
bare zijde te bljjven, en achter bern ver
nam hij nu den klaok van haar lichten tred.
„Gij zjjt een dwaas 1* klonk het ia zijn bin
nenste. „Daar achter n loopt wellioht uw ge-
lak, en gjj waagt bet niet, tot haar te spre
ken.*
Met vast beBluit bleef hjj staan en wend-
da zich tot haar om. Maar nu geschiedde
iets onverwachts. In plaats van bem tijd
te laten baar aan te spreken, trad zjj zelve
op hem toe en teide„Wat wenscht gjj
van mjj Gjj vervolgt mjj I*
Boysen zag hare oogen achter haren sluier
toornig flikkeren, en terwijl hjj nu baar stem
voor de eerste maal hoorde, een weeke,
een weinig zwakke stem, waarin de opgewon
denheid sidderde, en aan welke sij tevergeefs
kracht en nadruk wilde geven, vond ook
hjj woorden om te antwoorden.
„Ja, ik vervolg u, waarde juffrouw," ant
woordde hjj, „en het eerste wat ik doe, is
n vergeving vragen voor mijne brutaliteit.
Geloof mjj, het geschiedt niet nit nieuwsgie
righeid. Zie mjj aan ik bid u, zie mjj
aan en zeg mjj, of ik er nit zie, zooals een
roover er zou uitzien.*
Hjj had de laatste woorden glimlachend
gezegd en deze vriendelijke toon scheen een
goeden indruk op haar uit te oefenen. Een
vluchtige, vragende, niet meer toornige blik,
vloog tut hem over; maar de woordeD, die
er op volgden, hadden nog geen zachten
klank.
„En wat wilt gjj dan van mjj
„U dienen, u beschermen.*
„Ik behoef uwe bescherming niet*.
»Gg gaat alleen in dit late, nachtelyk uur
vastgesteld op f 3035.25 en dat der Hon
denbelasting op f 225.
Verder deelt voorzitter mede, dat de
beer Schenk zijn ontslag als lid van den
raad had genomen, en deze vergadering
de laatste was, welken bjj zou bijwonen.
Voorzitter zag den heer Schenk met spijt
dit collegie verlaten; maar de redenen,
door den heer Schenk aangevoerd, kon
Spr. niet anders dan billijken.
Volgde nu het adres, betreffende het
aanstellen van een eigen dokter, door
een vrij groot aantal ingezetenen onder
teekend, waarin werd aangedrongen op het
verkrijgen van een eigen geneesheer. Te
vens werd beweerd, niets op den heer
Overduin tegen te hebbendat het zeer
gewenscht zou zijn, als de heer Over
duin zich in den polder zou komen ves
tigen, en dat de raad gevraagd werd in
deze zaak de noodige stappen te doen,
met het oog op de verbetering voor de in
gezetenen van den polder.
De heer Waller noemt dit adres een
periodiek verschijnsel. Spr. gelooft, dat
d t adres weinig discussie zal tengevolge
hebben; daar wij allen weten hoe de toe
stand is. Adressanten wenschen een dok
ter, ik wensch het ook; wie onzer zou
dat niet wenschen? Verder wordt er in
het adres beweerd, dat onze gemeente
uit 3000 zielen bestaat, en nu komt
er iets, dat ik niet met adressanten eens
ben: „dat een dokter hier een goed be-(
staan zal vinden." Verder erkennen adres
santen, en dat doet mij genoegen, de ver
diensten van den heer Overduin en be
weren, gaarne te willen, dat hij zich hier
zou komen vestigen; ik zelf zou dat ook
gaarne zien. Spr. zou er evenwel be
zwaar in zien, dr. Overduin daartoe te
bewegen, die zeer zeker voldoende re
denen voor weigering zou hebben. Dat
was ook de meening van B. en W. ge
weest en nu hadden B. en W. besloten,
voor te stellen, opnieuw eene advertentie
te plaatsen en dan te zien wat de re
sultaten waren, en gaf dat niets, dan
waren de kosten niet zoo bezwaarljjk.
De heer Toldér informeert of de tijd
daarvoor niet te kort is.
Voorzitter beweert, dat het dit jaar
door eenzame straten en behoeft geen be
scherming? Verbied mij, tot u te spre
ken, wanneer bet u lastig is of krenkt; maar
sta mjj toe, dat ik u volg en over o waak
opdat u geen onheil overkome. Dat is alles,
waarom ik u vraag."
Voor de eerste maal zag zjj bem nn vol
in het gelaat, zonder toorn of vooroordeel,
met een langen, onderzoekenden blik. Zjj ver
oorloofde hem niet in woorden haar te vol
gen, maar zjj wees hem ook niet larger le-
rng en schikte zich zwjjgend in zjjn gezel
schap; hjj nam het op, als haar te mogen
begeleiden, en giDg voort vriendelijk en har
telijk tot haar te spreken. Hjj kwelde haar
niet met vragenbjj noemde slechts zijn
naam, vertelde baar hoe bjj haar van uit
zijn kamer had gadegeslagen en baar jjlings
zjjn bescherming was komen aanbieden. Zij
gat hem geen antwoord, maar terwjjl hjj haar
meende gerost te Btellen, hoorde hjj plotse
ling een zacht weenen tot zich doordringen.
En na werd het sterker, een hevig snikken
deed haar lichaam sidderen; zij bleef staan,
greep een der jjzeren staven van een tuin
hek waarvoor zjj juist stonden, boog baar
hoofd tot op hare handen, en begon lnid te
weenen.
„Mjjn hemel, wat is er gebeurd Waarom
weent gjj P Heb ik n zoozeer gekrenkt, of
drukt u zulk een zwaar leed Zeg het mjj,
wanneer het mogel jjk is 1" De angst en zorg
om haar klonk uit elk zijner woorden,
maar zij hield niet op met weenen en sta
melde slechts „Laat mij laat mjj weenen."
Radeloos en zwjjgend stond hjj voor haar;
hjj vreesde, haar nog meer op te winden,
wanneer hjj sprak, en toch had hjj haar zoo
gaarne geholpen, haar gekalmeerd, haar den
last des kommers van het harte genomen.
Maar wellicht was het goed, dat bjj zweeg,
haar weenen werd minder hartstochtelijk,
het snikken verstomde, zjj richtte zich op.
En terwijl zjj hare tranen droogde, zeide zjj:
„nu ia het mij ruimer, daar ik uitgeweend heb.
Die last moet mjj eerst van het harte. Het
waren angst en vordriet beiden. Ik was zoo
bang voor n, toen gjj achter mjj aankwaamt,
maar nu ik n gezien heb en geweend
heb, ben ik niet meer bang."
Zjj lachtte, toen zjj hem nn aanzag en aan
zjjne zjjde verder ging, bjj echter vond een
verwjjt in hare woorden, dat hem smartte,
ofschoon hjj het verdiende: „Alzoo was
ik toch de schuld van uwe tranen?"
„Gjj niet alleen, zeker niet. Maar toen ik
u zoo moedig tegemoet trad, dat waa
toch moedig niet waar? toen sidderde ik,
zonder dat gij het zaagt, als een kind, dat
in een donkere kamer gestuurd wordt. Ik ben
niet zal gaan. Met Mei zal opnieuw met
dr. Overduin moeten worden gecontrac
teerd.
De heer Volder vindt, dat de behan
deling eerder had moeten komen, daar
het adres den lOen Februari reeds was
ingezonden.
Voorzitter zegt, dat er niet eerder
vergadering is geweest. Spr. kan toch
voor elk ingekomen schrijven geen ver
gadering beleggen. De heer van Wijk
herinnert, dat 29 Februari raadsvergade
ring is geweest.
De heer Volder wijst er nogmaals op
dat de inzending 10 Februari heeft plaats
gehad.
Voorzitter kan zulks moeilijk uitma
ken, daar er geen datum boven het adres
staat. Als het eerder had kunnen behan
deld worden, zou spr.het zeer zeker hebben
gedaan.
De beer Volder legt een bewijs van
den heer Kosterijover, waarop de
10 Februari wordt aangegeven, als de
datum van inzending.
Voorzitter acht dit zeer goed mogelijk
en informeert aan den secretaris, wanneer
de laatste raadsvergadering is geweest.
De heer tlelies ligt in 29 Februari.
De voorzitter zegt, dat er toen geen ver-
van B. en W. geweekt is en de raad
toch een advies van B. en TV. verlangt
in dergelijke zaken.
De heer v. Wijk vraagt of de overeen
komst met den heer Overduin nu in de
ze vergadering zal worden behandeld?
De voorzitter zegt, dat dit kan, zooals
de heeren verkiezen.
De heer Geerligs is daar niet voor,
daar het niet op de agenda voorkomt.
De voorzitter oordeelt, dat voor Mei
nog heel goed eene vergadering kan wor
den belegd.
De heer Waiboer acht beter een
volgende vergadering.
De heer v. Wijk geeft te kennen, aan
deze vergadering de voorkeur te geven.
Spr. zegt, dat deze beweging niet is ge
richt tegen den heer Overduin, dien hij
als geneesheer hoog acht. Maar wan
neer er nu weer een jaar over heen
moet gaan, vindt Spr. dit te lang. Spr.
lang met papa in de binnenvelden geweest,
daar leert men voor zichzelve instaan, wan
neer het noodig is; maar in den grond van
mjjn hart ben ik toch bang."
Zjj lachtte waarachtig? Zooeven nog
tranen, nn lachen, zoo rein en helder, mild
en llefeljjk. Zjj scheen zjjne gedachten te ra
den, en antwoordde hom, zonder dat hjj ge
sproken had:
„Ik kan niet lang treurig zjjn, ook bui
tengewoon vroolijk ben ik niet, ik lach niet
dikwijls, maar het verdriet is iets leeljjks,
dat moest er eigenlijk Diet in de wereld
zjjn. Daar doe ik de oogen liever voor toe
en denk
,Acb, het leven is toch schoon.*
Hjj zag voor zioh neder en antwoordde
met zacht vibreerende stem „Dat herinnert
mjj sterk aan eene vrouw, die ik zeer lief
heb".
„Een vrouw Er klonk eenigszins ver
wondering in haar stem; hjj echter hoorde
het niet en antwoordde eenvoudig „Ja, mjjoe
moeder".
„Uwe moeder 1 En die hebt ge zoo
lief P*
Den toon der vrengde in haai stem, ver
nam hjj nu toch. Zjj had hem het hoofd
toegekeerd en terwjjl hjj baar in de oogen
keek, die hem vriendelijk aanzagen, gaf hjj
ten antwoord„Zjj wss mjj tot heden het
dierbaarste op de wereld."
„Tot heden P* vroeg zjj vlug/ maar ver
volgens scheen haar het overglde woord te
berouwen en zjj sprak nu verder, zonder
hem tijd tot antwoorden te laten. „Mij-
ne arme papa. Het is slecht van mij, om
op dit oogenblik aan iets anders te den
ken*.
„Ik waagde het niet, naar hem te vragen.
Is hjj ziek
„Zeer ziek, vrees ik. Daarom ziet gij mjj
in dit nachteljjke uur op straat.*
„En waarom alleen Vergeef mjj mjjne on
bescheiden vraag; maar waarom gaat gjj
zonder geleide, zonder dienaar?*
Zjj aarzelde, voor zij antwoorddemaar
vervolgens zeide zjj„Ómdat hjj niet wil, dat
de bedienden er iets van te weten komen.
Ik heb het hem moeten beloven, vast en
heilig, en ik doe wat ik kan, om zjjo wil te
vervollen. Wanneer een zjjner aanvallen
komt, ga ik zelf naar den dokter, breng
dien met mij mede, of wacht hem aan de deur
op, opdat niemand met hem spreekt. Men
mag het een zeldzame luim vaD pipa noe
men, maar bjj ziokon moet men met de lui
men rekening houden, niet waar
„En heden P*
„Na ia hjj zeer ziek. Ik heb hem een
zou er voor zijn, dat dr. O voor oen half
jaar werd benoemd.
Voorzitter beweert, dat om een con
tract te sluiten 2 personen noodig zijn
en Spr. gelooft niet, ofschoon hij vol
strekt geen zekerheid hoeft en alleen
zijn eigen meening verkondigt, dat de
heer Overduin daarvoor zal te vinden
zijn. Het zal den heer Overduin, oor
deelt Spr., al genoeg hinderen, dat er
steeds op hetzelfde chapitre gehamerd
wordt. Spr. gelooft het zeer twijfelach
tig of de heer O. hierin zal toestemmen.
De heer Wijk gelooft dat nietSpr.
meent, als dokter Overduin eerlijk is en
dat gelooft hij gaarne, hij dan zal in
zien, dat de Anna Paulowna een dokter
toekomt en dat een ij2 jaar toch zeker
niet te lang is om een nieuwen genees
heer te zoeken.
Voorz. blijft bij zijn gedachte, maar
aegt Spr., wanneer de heer v. Wijk denkt,
dat het wel gaan zal, dan kan de raad
dit besluit nemen en Voorz. is met het
meeste genoegen bereid, den heer Over
duin daaromtrent persoonlijk te vra
gen en zijn invloed ten gunste aan ta
wenden.
De heer Schenk geeft te kennen, dat
hij gaarne gelooft, dat de heer Overduin,
die telkens terugkeerende adressen niet
aangenaam zal vinden en dan heeft hij
van zijn standpunt volkomen gelijk; doch,
vervolgt spr., de ingezetenen, die om een
eigen dokter vragen hebben van hun stand
punt ook gelijk, want hoe knap en wel
ke goede hoedanigheden dr. O. ook mag
hebben, iedereen te gelijk bedienen, kan
hij toch niet. Verwonderlijk vindt spr. het
evenwel, dat dit request reeds een maand
geleden is ingekomen.
Voorzitter beweert nogmaals, dat het in
de eerste vergadering van B. en W., op
de inzending volgende, is behandeld.
De heer Schenk oordeelt zulks een re
quest van genoegzame waarde, om daar
voor een aparte vergadering te beleggen.
De heer Volder zou maar gaarne wil
len weten,waar het dan zoolang geweest is.
Voorzitter vraagt den secretaris inlich
ting, wanneer of de voorlaatste vergade
ring van B. en W. is geweest.
weinig chloral gegeven, opdat bij wat kal-
meeren zal, maar de voorraad was op en in
de haast kon ik het recept niet vinden. Toen
heb ik mjj aangekleed om den arts te gaan
halen.*
„Uw vader was juist zooeven thuisgeko
men, Diet waar
„Vóór een kwartier, maar hoe weet
g9 dat?"
„Ik liep vlak achter hem bij het naar hnis
gaan. Reeds op straat maakte hg den iudrnk
op mij, van zeer aiek te zijn.*
„Die arme papa I Gij kunt n niet voor
stellen hoe treurig het is, hem zoo te zien
lijden. Die vreeselijke angst, dat vertrekken
van zijn gelaat, dat snakken naar adem, en
hem dan niet te kannen helpen I*
„Maar kan de doctor het?*
„Die geeft papa een middel tot kalmee
ring en wanneer hij slapen kan, is hij spoe
dig wed >r gezond. Maar het is in den laat-
sten tijd dikwijls voorgekomen; sedert wij
hier in Duitschland zijn, is hij zieker ge
worden, en zijn toestand baart mij zorg."
„Dan kunt gij den hemel dobbel dankbaar
zijn, dat hg n de gave gegeven heelt, dat
gij nw verdriet van u kunt afschudden
ïcoals gij mg gezegd hebt. Anders lag ar
te veel op uwe jonge schouders."
„Ik denk altijd er is nog altijd iets
schoons in 't leven, ook voor den armsten
en treaiigsten meosch. Ziet ge, de hemel
is geheel doDker, maar daar achter sche
mert toch nog een ster. Zulk een ster moet
men ook in 't leven zoeken, als men onge
lukkig is".
Hij volgde met de oogen haar ai'gestoken
hand, en daar boren vereenigden zich hun
ne blikken op een lichtende, in het blauwe
duister flikkerende ster, die van uit de don
kere wolkenmassa te voorschijn trad. Maar
als hadden zij het afgesproken, zoo wendde
zij beiden hunne oogen van de star af en
sagen elkander vast in de oogen.
„Ik zal de ster nooit vergeten, die ik he
den gevonden beb" zeide Boysen. Zij gaf
hem geen antwoord, sloeg de oogen neder
en ging zwijgend verder. Ook hem was de
ziel te vol om verder woorden te vin
den.
Zoo kwamen zjj aan het hnis van den
dokter, dat in een zijstaat lag, aan het begin
van den keizerstraat. Voor één der vele vil
la's hield het meisje stil en zeide tot Boy
sen „Wilt gij hier op mij wachten? Ik bel
slechts aao en doe mjjn boodschap en ga da
delijk weder met n mede. Maar, wat ik n
ver/.oeken mag, ga een weinig in het don
ker ataan.*
U# (Zie vervolg ByroegtelJ