MurtBBtiü- k
inng van lm
ANNAPAUIOW
Dinsdag 28 April 1893
D
Extranummer.
Buitengewone
40ste Jaargang 2To. 3033
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAGES, Laan, Iv 4.
Verslag der
der gemeente
1896, des avonds ten 7 ure.
al.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
gehouden op Maandag, 26 April
Tegenwoordig alle leden. Behalve door
de pers, werd deze vergad. nu nog bij
gewoond door een tiental ingezetenen.
Na opening der vergad. werden de
notulen der vorige vergad. gelezen.
Op den inhoud der notulen maakt de hr.
J. C. van Wijk,tevens Weth., de opmerking,
dat hij toevallig de concept-notulen had
gelezen en zich nu meent te herinneren,
dat thans daarin eene verandering is
gebracht, welke hij bij het lezen van het
concept niet heeft opgemerkt. Thans
staat er iets in de notulen, wat in de
betreffende vergadering van den raad
niet is geschied, nmldat door den
Voorzitter gezegd zou zijn, dat Dr.
Overduin de praktijk nog een half jaar
zal behouden. Voorz. heeft gezegd: „dat
hij dr. O. aangezocht heeft, nog een 1/2
j'aar de praktijk waar te nemen. Verder
is niets over dat punt gezegd, ook niet,
dat dr. O. het doen zou.
Voorz. de heer Th. J. Waller, zegt,
zich niet te herinneren of hij het woord
„houden" of „waarnemen" heeft ge
bruikt; doch meent zich wel te herinne
ren, er aan toegevoegd te hebben, dat
dr. O. de praktijk blijft waarnemen of
houden, het voorstel van den Raad
heeft aangenomen en zich wil ver
binden.
De heer Geerligs verklaart, zich ook
niet te herinneren, dat Voorz. dit zou
gezegd hebben.
Voorz. repliceert, dat een dergelijke
opvatting toch in de reden lag.
De heer Geer ligt merkt op, dat Voorz.
wel gezegd heeft, dat hij naar dr. O.
zou gaan en hem vragen of hij 't doen
wilde.
De heer van Wijk houdt vol, dat de
in de notulen neergezette verklaring in
de vergad. er niet achteraangekomen is.
En dat maakt juist een heel verschil,
waarover vanavond de kwestie zal
loopen.
Voorz., de heer Waller, zegt, van geen
kwestie iets af te weten. Meent de heer
v. Wijk, dat hij, Voorz., het in de
notulen genoteerde niet zou hebben ge
zegd en meenen de anderen heeren dat
ook, dan zal dit in de volgende notu
len aangeteekend worden.
Hierna werden de notulen gear
resteerd.
De heer Ih. J. Waller zegt nu, als
Voorz. van den raad, deze vergad. te
hebben belegd, tengevolge van een briefje
van drie leden van den Raad, die ver
zochten, dat er heden avond eene Open
bare Vergadering zou worden gehouden.
Bij die aanvrage hadden de drie hee
ren vergeten, mededeeling te doen van
de zaak, welke zij behandeld wensch-
ten. „Ik heb gemeend", zegt Voorz.,
„dat als drie leden het vragen, het in
ieder geval het belang der gemeente
betreft, en al verlangt de wet dat het
onderwerp bij de aanvrage vermeld moet
worden, dit verzuim was voor
mij geen reden om het verzoek naast
mij neer te leggentoch heb ik de
vergad. uitgeschreven. „Ik weet niet,
wat of het voorstel der 3 heeren is.
B. en W. zijn dan ook niet in de ge
legenheid geweest, vooruit te spreken
over de zaak. Ik geef nu het woord
aan den heer Geerligsdie de eerste on
derteekenaar is van het verzoek.
De heer v. Wjk merkt op dat de heer
Geerligs hem verzocht heeft
Voorz.: „De heer Geerligsis aan het
woord.
De heer Geerligs zegt„De reden van
ons verzoek is, dat wij spreken wil
len over den sollicitant, die hier dokter
wil worden."
Voorz. merkt op, dat verleden Zater
dag zich 1 sollicitant heeft aangemeld,
de heer Oostra. De heer Ooslra, arts
te Deventer, schreef, dat hij reflectee-
rende op de annonce in de Geneeskun
dige Courant, solliciteerde naar de be
trekking van Gemeente-geneesheer te An
na Paulowna. De professoren Stokvis en
Pel waren bereid omtrent sollicitant in
lichtingen te geven. Door Voorz. is toen
dadelijk aan deze heide heeren geschre
ven en van prof. Slokvis was ook ant
woord ontvangen, dat de heer Oostra is
een degelijk geneesheer, die met ij vel
en vlijt heeft gestudeerd.
„Ik weet dus nu," vervolgt de heer
Waller, „dat er 1 sollicitant is en wen-
schen de heeren nu er toe over te gaan,
dezen te benoemen
De heer J. G. v. Wijk zegt, dat hij in de
eerste plaats wil spreken over een be
richt in de Schager Courant, welke
plaatsing Spr. als voorbarig veroordeelt
en waarin vermeld stond, dat de raads
leden op eene vergad. met spoed aan
drongen en den heer Oostra wilden be
noemen.
Hoe de inzender aan dat bericht is
gekomen, is Spr. oubekend, want het
was eene geheime bijeenkomst van raads
leden, in welke dat besluit was geno
men.
„Enfin, dat geheim is uitgelekt," ver
volgt de heer v. Wjk, „en dat is ter
oore gekomen van iemand, die het heeft
opgezonden aan de Schager Courant.
„Ik vind liet bepaald niet net van dien
persoon, om zoo voorbarig te zijn met
bekendmaking van iets, wat de raads
leden geheim hadden willen houden
want als de raadsleden iets geheim wil
len houden, dan is hun doel daarmede
alleen, ten nutte der gemeente te han
delen. Doch als een geheim aan de
Courant wordt oververteld, dan wordt
daardoor aan het algemeen belang kwaad
gedaan. Ik hoop evenwel dat het be
richt geen kwaad gedaan heeft. Ik ver
klaar, dat de inzender geen dienst heeft
bewezen aan de raadsleden.
„Ik stel nu voorte beginnen,
met dr. Oostra met 1 Mei a.s.
te benoemen als gemeente
geneesheer.
De Voorz., de heer Waller, oordeelt
de klacht van den heer v. Wjk over de
plaatsing van het bericht, te zijn, eene
beschuldiging tegen zijn medeleden, want
bf één der heeren moet het verklapt
hebben, bf er moet aan het sleutelgat
geluisterd zijn. De Correspondent heeft
toen het nieuws gehoord en hem mag
men het niet kwalijk nemen, dat hij
het publiceert.
De heer D. Schenk zegt, dat, toen hij
d.d. 7 April zijn ontslag als raadslid in
diende, hij ook van meening was, de
raadsvergaderingen voor 't laatst bij te
wonen.„Ik heb bij U,Voorz., geïnformeerd
en U zei„ik zal 't niet weigeren, doch fei
telijk ben je geen lid meer." Ik gevoelde
dat ook. Maar nu stond in de Schager Ct.
in het verslag der laatste vergad., dat
ik met kennisgeving afwezig was. Ik had
dan wel het recht de zittingen nog bij
te wonen. Daarom heb ik als raadslid
ook het briefje geteekend, waarin deze
bijeenkomst verzocht werd.
(Bedoeld briefje was geteekend door
de heeren GeerligsSchenk en Volder).
DeVoorzitter antwoordt den heer Schenk,
dat deze hem dan niet goed heeft be
grepen. „Ik zeide u, dat als een raads-
lip zijn ontslag heeft ingediend, het in
den regel re$u is, dat zulk een raadslid
de verg. niet meer bijwoont. Doch het
recht heeft u wel te komen, net zoolang
tot u vervangen is. Ik zou u den toe
gang niet kunnen weigeren."
Hierop vervolgt de heer Schenk, dat
hij er erg veel belang in stelt, nu een
arts te benoemen. „Ik heb in deze zaak
reeds van 8 Maart '94 geageerd en al
had ik als raadslid niets anders gedaan,
dan zou ik, zoo hedenavond een dokter-
werd benoemd, tevreden zijn."
De heer Ih. J. Waller, zegt nu be
treffende het doel dezer vergadering
„In de voorlaatste vergadering hebben
de heeren, en ik beroep mij op die
notulen begrijpende de moeiehjkheid
om in den geneeskundigen dienst met
1 Mei reeds te voorzien, mij afgevaar
digd naar dr. Overduin, om hem te ver
zoeken of hij voor een half jaar bereid
is de praktijk nog waar te nemen
„In dat mij-afgevaardigen blijkt dus
dat de raad de bestaande overeenkomst
met dr. Overduin verlengde tot 1 No
vember e. k. Ik heb toen denzelfden
dag nog met dr. O. gesproken en deze
was bereid, ook zelfs voor een half jaar
dat te doen.
„Bij de mededeeling daarvan zelfs
al had ik de woorden niet gesproken, ge
lijk de heer o. Wijk beweert mijner
zijds, is toen door den raad niets gezegd,
noch werd er verzet tegen beteekend.
In die vergad. is, blijkens de notulen,
door de heeren steeds verondersteld dat
met 1 Nov e. k. in den geneesk. dienst
moest worden voorzien. Ook de adv.
roept sollicitanten op tegen 1 Novter
wijl de raad besloot in de adv. niet te
gewagen van liet fonds, noch van de wo
ning, omdat men niet wenschte den heer
Jelles de huur op te zeggen doch dat
tlians misschien het in aanmerking kon
komen om een docterswoning te bouwen.
„Het is dus geheel inden geest van
't genotuleerde, dat dr. O. tot 1 Nov.
is aangesteld. Mijns inziens zou het
zijn, geheel breken met goede trouw,
als men nu die overeenkomst met dr. O.
te niet doet. Want als de raad door
mijne tusschenkomst eene overeenkomst
sluit met dr. O. en deze stemt
toe, dan is de overeenkomst geslo
ten, Gelijk ik zeg, behalve dat het
onwettig is, met dr. O. te breken,
aou het ook strijden met goede trouw
en daaraan doe ik niet mede. Ik kan mij
best begrijpen, dat er zijn, die meenen
dat het belang van den Polder oogen-
schijnlijk gediend wordt met de benoe
ming van een dokterdoch ik vrees dat
het weder zal gaan, als met de voorgan
gers. Dan wordt daardoor de goede
verstandhouding van ons gemeente
bestuur met dr. Overduin in de waag
schaal gesteld.
„De heeren hebben eene andere opinie
ik eerbiedig hunne opinie en zal de
besluiten ook uitvoeren, behoudens ééne
zaak mits zij genomen worden op de
geschikte wijze en zij niet zijn tegen het
algemeen belang, noch de wet misken
nen. En nu zou ik, die reeds zoolang
hier woon en voorzitter ben van dit col
lege, ongaarne met de heeren in
conflict komen. Ik kan mij onmogelijk
neerleggen bij een besluit om den dok
ter met 1 Mei te benoemen; wel tegen
1 November. Als de heeren den nieu
wen dokter dus toch met 1 Mei benoe
men, zal ik verplicht zijn, dat besluit
niet uit te voeren en daarvan kennis te
geven aan Ged, Staten. Ik zeg nu maar
allee wat ik op mijn gemoed heb."
De heer Volder vraagt maar waarom
dr. Overduin dan nu bedankt voor het
Nut's Ziekenfonds en een eigen fonds
opricht. Moeten allen nu weer in zijn
eigen fonds overgaan of moeten we thans
een tijd zonder geneeskundige hulp blij
ven
Voorz merkt op dat men den nieu
wen dokter wel met 1 Mei door het fonds
zal kunnen benoemen.
De heer van Wjk zegt„Blijkbaar
heeft er in de vorige vergad. misver-
i stand plaats gehad. Ik heb den in
druk dat dr. O. niet voor een 1/3 jaar
werd benoemd. De zaak is dezeik
stelde voor, dr. O. voor een half jaar
nog te benoemen. De heer Geerligs
zeide, zich daarbij wel te kunnen
neerleggen.
„U, mijnheer de Voorz, zou daarnaar
een onderzoek in stellen te Wieringer-
waard, hoewel Ir geloofde dat dr. O.
daarin niet zou treden; want, zei U,
dr. Overduin vond het niet netjes zoo
voor 1 jaar telkens benoemd te wor
den. En toen, in de volgende verga
dering, deelde U mede, dat O. liet zich
een half jaar zou laten welgevallen. Doch
art. 50 der Gemeentewet zegt: Allo be
sluiten worden door volstrekte meerder-
der stemmende leden opgemaakt. Er had
dus over dat punt moeten gestemd wor
den. En er is niet gestemd. Wil U dat
dus als eene benoeming doen gelden P
Art. 52 Gemeentewet zegt„Over alle
zaken wordt mondeling en hij hoof
delijke oproepitig gestemd, doch bij het
doen van keuzen of voordrachten van
personen, bij gesloten en ongeteekende
briefjes."
„In de laatste vergadering is toch geen
van die 2 dingen gebeurd. Ik
ging dus heen in de moening dat dat
later nog moest gebeuren. Toch bleek
later dat die vergad. niet zou volgen.
Daarna kwam er een sollicitant. En
later dat briefje van dr.Ovsrduin, waarin hij
op oene akelige manier ons, raadsleden,
clineert. Dat alles was een spoorslag
voor mij om dr. O. huiten spel te la
ten. Dr. Overduin is gemeente-ambte
naar, Stel nu eens, dat bijv. een onder
wijzer het gewaagd had aan het
gemeentebestuur zulk een brief te
schrijven als de ambtenaar Overduin deed
aan het raadslid Volder, dan zou die
onderwijzer onmiddellijk ontslagen zijn
g eworden.
„Het komt mij dus voor, dat als hij
benoemd was, zooals u beweert, maar
wat niet het geval is dan dr. Over
duin nu direct moet worden ontsla
gen. Dat vind ik, is een staaltje van
onzen plicht en daarom stel ik thans voor
een dokter te benoemen.
De heer Waller, voorz., wil niet te
rugkomen op het schrijven van dr. Over
duin aan den raad, die zich beklaagde o-
ver feiten, in den raad genoemd. „Ik heb
dadelijk gezegd, dat het mij speet, dat
dr. Overduin op dien toon had geschre
ven.
„De heeren hebben wij gecomiteerd,
naar dr. O. te gaan en dat is geschied
en toen heeft dr. O. ,ja' gezegd.
„Ik heb dat u medegedeeld en daar
tegen is toen door den raad geen verzet
aangeteekend. Een benoeming was niet
noodig, omdat liet hier slechts gold de
voorzetting van een bestaande overeen
komst voor een half jaar. Het was slechts
een voortzetting van een contract,
„In de laatste vergad. werd door de
heeren ook niet gesproken over de mo
gelijkheid van met 1 Mei reeds een
doctor te benoemen. De oproeping sprak
van 1 Nov. Er kan dus geen sprake
van zijn, dat toen door eenig lid van
den raad over 1 Mei is gesproken. Ik
behoefde de leden van den raad niet te
vragen te benoemen, want het gold
slechts voortzetting. Ik blijf er bij, dat
de voortzetting van het contract met
dr. O. voor een 1/2 jaar, door den raad
in de vorige vergad. is gesanctionneerd.
„Ik meen dus dat liet niet overeen te
brengen is met de goede trouw en zoo
noodig zal ik gebruik maken van art.
70 der Gemeentewet, dat zegt„Het
besluit dat, naar zijn (des voorzitters)
oordeel, als strijdig met de wet of het
algemeen belang, door ons kan worden
geschorst of vernietigd, brengt hij (de
voorzniet ten uitvoer. Hij geeft van
dit gevoelen binnen vierentwintig uren
na het nemen van het besluit, kennis
aan het Collegie, (v. d. Raad), dat het
nam en aan de Gedeputeerde Staten."
„Daarvoor", zegt de heer v. Wijk,
„maak ik mij niet bang. Ik ben in de
vorige vergad, ook ter goeder trouw ge
weest en verklaar, dat ik meende, dat
er nog eene vergad. moest komen voor
het contract met dr. Overduin.
„En andere leden waren met mij van
hetzelfde gevoelen. U heeft verzuimd uw
voorstel in stemming te brengen. Der
halve is dr. O. ook niet benoemd-"
De heer WallerVoorz. antwoordt
„Ik heb niets verzuimd, er was niets te
verzuimen. Als de raad met iemand
een overeenkomst sluit en deze door dien
iemand aangenomen wordt, dan is die
overeenkomst geldig voor de wet. Bijv. als
u mij uitkiest en zegt: ga naar A, vraag of
hij die koe koopt voor dat geld, en hij zegt
ja, dan is die koe verkocht. En zoo is
het ook met dit geval. De raad heeft
tot mij gezegd „ga naar dr. O. en dat
heb ik gedaan en dus is het con
tract voor een half jaar vernieuwd. Of
u nu in de verbeelding verkeerde, dat
er nog een vergadering had moeten zijn,
wel, alle dagen zien wij elkaar, dan had
u dat aan mij moeten vragen.
„Integendeel dat deed u nietik verwijt
het u niet, doch ik meen toch dat u mijn
heer v.Wijk, als Wethouder,niet buiten het
college van B. en W. om had moeten
vergaderen; doch het college van B. fy W.
had moeten respecteerea.
„U heeft evenwel met anderen 'een
conferentie gehad met dr. Oostra. Te
gen die conferentie met dr. Oostra heb
ik nietswas ik thuis geweest, dan had
ik verwacht dat u mij ook uitgenoodigd
had. Doch ik was afwezig.
„Ik blijf bij mijn gevoelen en nu mag
u met mij verschillen ik respecteer
uwe opinie, doch ik ben niet door uwe
redeneering overtuigd. En als nu door
I den raad word aangenomen, met 1 Mei
den nieuwen docter te benoemen, dan leg
ik mij daar niet hij neer."
De heer v. Wijk: Het doet mij ge
noegen, dat U mjjn kwaliteit als wet
houder ter sprake brengt. Hoe ik er
toe gekomen ben, om in de laatste da
gen te handelen, gelijk ik gedaan heb
Daarvoor had ik zeer gewichtige rede
nen. Het spijt mij, maar ik vind, dat
uwe positie als Voorzitter van den raad
en als burgemeester, d. i. burgervader,
eene vreemde houding aanneemt. Ik zai
trachten te bewijzen.
„Den 10 Februari was een adres van
personen, die een gemeentedokter ver
langen, bij den Burgemeester ingekomen.
„De Burgemeester kon wel den brief,
die den lieer Volder clineert, in den
raad brengen, zonder een voorafgaande
vergad. van B. W. Doch het rekest,
ingediend door de ingezetenen, dat kon
niet. Eerst, meent u, moesten B. W.
daarover vergaderen.
„In de tweede plaats, verklaarde U
in de vergad personen die informeeren
komen te zullen verwijzen naar mij,
v. Wijk, omdat ik, zoo u gezegd hebt,
nauwkeuriger antwoord zou kunnen
geven. Dat was 7 April. Den 9den
April kwam de sollicitant dr. Oostra
hier in de gemeente en kwam bij u
en u gaf hem zulke informatien, dat hij
als de wind weer naar het spoor ging,
in plaats dat u hem naar mij zond.
Dr. Oostra was te vroeg aan het spoor
en las daar de Schager Courant, waarin
het verslag en dacht toen er over na.
Hij ging evenwel naar Amst. en toen
schreef hij mij een brief en zoodoendo
ben ik met dr. Oostra in kennis geko
men.
„U heeft gezegd sollicitanten naar mij
te zullen verwijzen en u geeft zelf in
formaties. Zoo ook aan dr. v. Koevorden.
„U heeft ook geschreven aan den heer
Hol, arts te Baxum
„Ik wil alleen maar bewijzen, dat u
ons tegenwerkt en ik acht mij verplicht
als wethouder mij daarom te scharen aan
de zijde der ingezetenen.
„De heer üol schreef mij, dat hij hoop
te, dat ik hem niet lastig zou vinden,
doch omdat de burgemeester hem tegen
een eigen-docter bleek, wilde hij ook de
tegenpartij hooren."
„Daaruit blijkt alweer dat U ons te
genwerkt om hier een dokter te krijgen.
En daarom hebben wij in hetgeheim verga
derd en besloten des noods dr. Overduin
direct te ontslaan, en zelf een doctor te
nemen, die met 1 Mei hier komt. En
of u nu ons besluit uitvoert of niet, dat
scheelt mij niemendal."
„Deheer Waller, Yoorz., antwoordt:
„Als ik burgemeester in een gemeente
hen, dan heb ik als zoodanig plichten te
vervullen d. i. h. inlichtingen te geven,
zooals ze gegeven moeten worden. Ten
deze heb ik een stereotiepen brief ge
schreven en dien door den klerk laten
copieeren en daarin staat„er zijn twee
stroomingende eene meent dat een
doctor geen bestaan heeft, de ander
meent van wel, en er zijn er zelfs die er
nog het woordje goed aan toevoegen.
„Ik behoor tot hen, die meenen dat
er geen bestaan is voor twee doctoren.
Mijn vermoeden is gegrond op de on
dervinding van vorige jaren de vori
ge dokters zijn allen zoo spoedig moge
lijk heengegaan. Ik word beschuldigd
pessimistisch te zijn. De heer van Wijk
is evenals dé raadsleden van een ander
oordeel.
„Daarom zeg'ik tegen de sollicitanten,
ga naar v. Wijk, die ziet het rooskleu
rig in en zal u encourageeren u hier te
vestigen. Ik zal geen benoeming van
een doctor tegenwerken, noch zal den
nieuwen doctor onvriendelijk aanzien als
hij komt; doch ik hoop, dat die nieuwe
dokter het mij niet euvel zal duiden,
als ik bij den ouden dokter blijf.
„Als ik overtuigd ben, dat wij hier
wel een dokter krijgen voor korten tijd,
dan heb ik mijne overtuiging aan u
medegedeeld. Ongaarne zou ik zien, dat
de nieuwe dokter weer spoedig heen
gaat door teleurstelling.
„Als ik dus op deze wijze schreef aan
de doctoren, dan is uw verwijt geheel
ongegrond. Ik werk niets tegen, doch geef
mijne meening over den toestand, gelijk
die is. Ik zal niet beweren, dat u te roos
kleurige verklaringen geeft. U ziet toch,
dat ik de heeren naar u verwijs.
„Ik kwam op den bedoelden dag thuis
om 1 uur. Dr. Oostra was reeds bij
mij geweest en hot rijtuig van Smit
stond te wachten. Bij dominé
„Dominé Parcau heeft hem niet
willen ontvangen", merkt de heer van