Aanaifte m YerMizina.
leisel-
Zondag 3 Mei 1836.
40ste Jaargang No. 3094.
S C H UTTE R IJ.
en
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag-
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
UitgeverJ. WINKEL
Bureau: I<aan, D 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Atzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
Ge meenteSc hagen.
Bekendmakingen.
INSCHRIJVING
Beschrijving
Personeele Belasting.
naar zijn innerlijke waarde.
SCHAGER
Al Eu ic m Nieiws-.
CODRAIH.
Alurieitio- LnlkiiTllil
Burgemeester en Wethouders van Scha-
gen brengen ter kennis van belangheb
benden, dat wegens het invallen van den
Hemelvaartsdag op 14 Mei a.s., dat
de gewone Donderdagsche Markt
aldaar in die week zal worden gehouden
op Woensdag.
Schagen, 21 April 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BEKMAN,
de Secretaris,
DENIJS.
voor de
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der GemeenteS C HAGEN, noodigen bij
deze uit
10. alle mannelijke ingezetenen, geboren
in het jaar 1871
2°. alle mannelijke ingezetenen, gebo
ren in de jaren 1862 tot en met 1870,
die, ofschoon in andere gemeenten reeds
ingeschreven, sedert de inschrijving van
het vorig jaar in deze Gemeente zijn ko
men wonen
30. alle vreemdelingen, die sedert de
laatste inschrijving in de termen zijn ge
vallen, om als ingezetenen te worden be
schouwd
om, met overlegging van «en extract ge
boorte-aktezoo zij elders geboren zijn,
zich ter inschrijving voor de schutterij
aan te melden ter Gemeente-Secretarie
tusschen den 15den en den Sisten Mei
e. k.; terwijl voorts Wordt medegedeeld,
dat voor die inschrijving meer bepaaldelijk
zitting zal worden gehouden op alle werk
dagen des voormiddags van 9 tot 12 ure.
Wordende hierbij, ter voldoening aan art.
8 van het Koninklijk besluit van den 21
sten Maart 1828, Staatsblad No. 6, nog
medegedeeld eenige bepslingeD, vastgesteld
bij het Ilde hoofdstuk der Schutterij wet,
betrekkelijk de inschrijving voor de Schut
terij, luidende
Artikel 6. Elk jaar, vóór den eersten
Juni, zullen de ingezetenen, die op den
lsten Januari van het jaar hnn 25ste jaar
van ouderdom zullen zijn ingetreden, zon
der onderscheid of zij vermeenen mochten
al of niet lot de vrijgestelden of uit-
geslotenen te behooren, verplicht zijn, zich
bij het bestuur der Gemeente, in welke
zij wonen, voor de schutterij te doen in
schrijven.
Artikel 7. Zij, die in meer dan eece
Gemeente hun gewoon verblijf honden, of
den zetel van hnn vermogen hebben ge
vestigd, zullen tot de inschrijving verplicht
zijn, binnen die Gemeente, alwaar een
dienstdoende schutterij aanwezig is.
Bijaldien in die verschillende Gemeente al
leen dieustdoende of allen rustende schutterij
en besttaD, zullen zij zich doen inschrijven in
de Gemeente,alwaar zij voorde personeels be
lasting zijn aangeslagen, en de ambtenaren
in die Gemeente, alwaar zij ambtshalve ver
plicht zijn, hun verblijf te houden.
Artikel 8. Die van hunnen ouderdom geen
voldoend bewijs geven, znllen door het plaat
selijk bestuur worderi ingeschreven, naar des-
zelfs oordeel, onverminderd de bevoegdheid
vanden ingeschrevene, om van zijujuisten
ouderdom, nader te doen blijken.
Artikel 9. Die bevonden zullen worden
zich niet vóór 1 Juni te hebben doen in
schrijven, zullen door het plaatselijk be
stuur ambtshalve ingeschreven worden, en
door den schuttersraad worden verwezen
tot eene geldboete, terwijl zij daarenboven,
zonder loting bij de schutterij zullen wor
den ingelijfd, indien het ral blijken, dat
er, tijdens de verzuimde inschrijving, geen
redenen tot uitsluiting of vrijstelling te
hunnen aanzien bestonden.
Afgekondigd en aangeplakt te SCHA
GEN, den 28 April 1896.
Burgemeester en Wethouders voonoemd
De Burgemeester,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders der Ge
meente Schagen, maken bekend
lo. dat de primitieve beschrijving
voor de Personeele Belasting, voor het
dienstjaar 18961897, zal aanvangen op
Maandag, den 4en Mei aanstaande
2o. dat de Rijks-Ontvanger of zijn
gemachtigde aan de woningen van alle
ingezetenen zal uitreiken «en beschrijvings-
biljetde daarop voorkomende vragen
behooren met de meeste nauwkeurigheid
te worden ingevuld, waartoe de Ontvan
ger of zijn gemachtigde kosteloos de ge
vraagde inlichtingen zal verstrekken
80. dat het biljet behoort ondertee
kend te worden en na verloop van acht
dagen zal worden teruggehaald, waarvoor
een bewijs wordt afgegeven degene, die
geen biljet heeft ontvangen of te wiens
huize het niet wordt teruggehaald, kan
zich hierop niet beroepen, maar zal tot
vrijwariug van boete verplicht zijn ten
kantore van den Rijks-ontvanger de ver-
eischte saDgifte te doen, vóór of uiterlijk
op den 3lsten Mei aanstaande;
4o. dat een ieder gehouden is de te
doene aangiften met zijne handteeke-
ning te bekrachtigen en dat, wan
neer iemand verklaart niet te kun
nen schrijven, de Ontvanger of gemach
tigde de invulling des-gevraagd kosteloos
zal verrichten, waarna het biljet, na voor
lezing door den Ontvanger of zijn gemach
tigde, met een derden persoon zal worden
onderteekend
5o, dat in— en uitwonende dienstboden
der eerste, en de in- en uitwonende
dienstmeisjes der vierde klasse, die op 1
Mei 1896 reeds den leeftijd van 15 jaren
znllen hebben bereikt, in de belasting moe
ten worden aangegeven
60. dat geene aangifte behoeft te wor
den gedaan bij het in dienst hebben van
slechts óane vrouwelijke bediende, overigens
naar de eerste, derde of vierde klasse be
lastbaar, in dienst van den belastingplichti
ge, die geene andere bedienden houdt,
en vier of meer eigen of aangehuwde kin
deren, kindskinderen of pupillen bij zich
heeft inwonen, die op 1 Mei van dit jaar
jonger zijn dan een-en—twintig j*at
7o. dat degene die na 15 Mei dezes
jaars een perceel ingebmik neemt, voor
dit perceel de belasting naar de eerste vier
grondslagen voor den tijd des dienstjaars,
die dan nog over is, verschuldigd is hier
van behoort hij aangifte te doen ten kan
tore van den ontvangerwanneer de Ont
vanger in een andere gemeente gevestigd
is, kunnen die aangiften bij het Gemeen
tebestuur worden ingeleverd, alwaar koste
loos beschrijvingsbiljetten verkrijgbaar
zijnbehalve de dagteekening moet ook
het uur der aangifte worden vermeld
80. dat degene die in den loop des
dienstjaars een perceel verlaat, zonder daar
in eenige roerende goederen of iemand
in zijnen dienst achter te laten, hiervan
tegen bewijs, schriftelijke aangifte behoort
te doen ten kantore van den Ontvanger,
op een aldaar kosteloos verkrijgbaar bil
jet, binnen éene maand, volgende op die,
waarin het perceel is verlaten bij niet-
inachtneming van dezen termijn gaat de
aanspraak op afschrijving of teruggave van
behstiDg onherroepelijk verloren;
9o dat degene, dis zich bezwaard acht
met zijn aanslag, daartegen binnen drie
maanden na afkondiging van het kohier
een bezwaar-schrift kan indienen op ongeze
geld papier bij Heeren Gedeputeerde Sta
ten der Provincie of bij den Heer Inspec
teur te Helder, waarbij moet worden over
gelegd een duplicaat van het aanslagbiljet,
te verkrijgen bij den Ontvanger tegen beta
ling van 5 ets; de bezwaarschriften
tegen de schattingen of tegen eigen aan
giften moeten echter op zegel worden ge
steld
lOo. dat voor het dienstjaar 1896-1897
tot tegenscha'ters zijn benoemd, de Heeren:
Arie Meieren Pieter Honijk.
Afgekondigd en aangeplakt te Schagen.
Ie Mei 1896.
De Burgemeester,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethoulers van Scha
gen, brengen vcor zocreel noodig met het
oog op het verznim betrekkelijk het doen
van aangifie ter Secretarie bij verhuizing
binnen de gemeente, aan de ingezetenen
in herinnering, het bepaalde bij ait. 5
van de politieverordening dezer gemeeote,
luidende als volgt
„Ingeval van verhuizing binnen de ge-
»meente zal daarvan binnen acht dagen
„behooren te worden kennis gegeven ter
„Secretarie, te weten
„Voor een geheel gezin, inwonende
„dienst- en werkboden daaronder begrepen,
„door het hoofd van dat gezin
„Voor afzonderlijk levende personen
„door henzelf;
„Voor de geheele bevolking van ge
stichten of andere inrichtingen, waar per
sonen onder eenig bestuur te zamen wo-
„nen, door de bestuurders dier inrich-
„tingen
„Overtreding wordt gestraft met eene
„geldboete van ten hoogste één gulden.
Schagen, 1 Mei 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
de Secretaris,
DENIJS.
De Minister Van Houten geeft in 4
van zijne Memorie van Antwoord „Be
oordeeling van het stelsel van het (kies-
wets-)ontwerp naar zijne innerlijke waarde"
twee hoofdbezwaren toe, die tegen zijne
kenmerken zijn ingebracht.Hij erkent „dat
er personen te vinden zulleD zijn, die
geen der kenteekenen en toch wel eene
zekere mate van geschiktheid en maat-
schappelijken welstand bezitten. Ook
erkent hij, dat wie een der wettelijke ken
teekenen verliest, het kiesrecht verliest
(ook wat de Minister er niet bij zegt,
wat maar de eigenlijke kern van dit be
zwaar is ook al verliest hij de ver-
eischten voor de kiesbevoegdheid niet)
„Dit spreekt van zelf en is een on
vermijdelijk gevolg van het stelsel".
En als men „bet stelsel" niet goed
vindt, moet men de fout zoeken in de
Grondwet (hier dient bijgevoegdnaar
de lezing van den heer van Houten,
die volgens vele mannen van gezag de
goede leziDg niet is.)
Wie meent, dat de aangegeven ken
teekenen niet allen het kiesrecht doen
verwerven, die daarop naar de grondge
dachte van het ontwerp aanspraak heb
ben, zou verplicht zijn andere kenteeke
nen aan te geven, die voor opneming
in de wet in aanmerking kunnen ko
men. De Minister ziet hier van het
hooge standpunt, waarop hij zich tegen
over allen, die het niet met hem eens
zijn, heeft geplaatst, twee dingen over
het hoofd
1°. dat het aanwijzen van kenteeke
nen niet op den weg ligt van hen, die
overtuigd zijn, dat zoodanige kentee
kenen nooit eene goede oplossing geven
kunnen en ook niet door de Grondwet
geëischt worden
2°. en vooral dat het gebrekkige in
de uitwerking van het stelsel even goed
liggen kan en feitelijk ligt in het on
voldoende der gekozen kenteekenen zel
ve, als in het onvoldoende aantal.
Waar wij in het licht willen stellen,
dat dit laatste inderdaad het geval is,
vervullen wij tevens eene belofte, die wij
aan onze lezers deden, van te zullen
aantoonen, dat de gebreken van het
census-stelsel door de andere kenmer
ken verergerd in plaats van weggenomen
worden.
Een groepenstelsel, zooals het ont-
werp-vAN Houten er een geeft, kan
men zich op tweeërlei wijze voorstellen
men kan zich het volk verdeeld denken
in naast elkander staande groepen waar
digheidsbekleders, geleerden, ambtena
ren, krijgslieden, handelaren, fabrikan
ten, ambachtslieden, neringdoenden, vaste
werklieden, losse werklieden enz., en
aan die ieder afzonderlijk het kiesrecht
toekennen. Zoo iets wilde de hoogleer
aar Cort van der Linden in zijn be
kend {?i«fo-opstel, waarvan wij indertijd
de bezwaren hebben aangetoond. Dat is
ook niet het stelsel-van Houten, In zoo
danig stelsel zou met voeg van de aan
wijzing van nieuwe groepen sprake kun
nen zijn.
Goed uitgewerkt, zou het stelsel-van
Houten behooren tot de tweede soort
van groepenstelsels, en wel ditmen
denkt zich de kiesbevoegdheid uitgestrekt
tot zekere grens b. v„zoover als de
Grondwet toelaat" of tot „alle maat
schappelijk zelfstandigen". De kies-
bevoegden zijn omvat in een zeke
ren kring, waarvan de buitenste
grens wordt aangegeven door de in de
wet te stellen eischen. Maar nu zijn
er groepen, b. v. die van het ontwerp-
van Houten belastingbetalers, huur
waarde-, loonkiezers, kapitalisten en
capaciteiten, die vanzelf binnen dien
kring vallen, en aan wie men dus zon
der nader onderzoek den toegang bin
nen den kring verleent. Alleen van
hen, die niet tot die groepen behooren,
zou men dan moeten onderzoeken, of zij
voldoen aan de eischen, waaraan allen
zonder onderscheid moeten voldoen. Zóó
zou men zich zulk een groepenstelsel
moeten denken, als het goed uitgewerkt
ware. Dat is het ontwerp-van Hou
ten echter ook niet, want daaraan ont
breekt de buitenste kring. Derhalve
zouden nu de groepen, die binnen den
kring vallen, elkander zóó moeten aan
vullen, dat zij samen den gewenschten
buitensten kring vormen.
Zóó bedoelt de Minister zijn ontwerp
inderdaad. Hij wijst er bijv. op, dat
zoo er zijn die hun kiesrecht verliezen
door veranderingen in woonplaats, wo
ning, grootte van het gezin of dienst
betrekking, er andere kenmerken zijn,
die „blijvend" zijn en dus „steeds ze
kerheid geven voor plaatsing op de
kiezerslijsten". Voorts zegt hij, dat in
het kenmerk van het spaarboekje „een
groote waarborg ligt, dat niemand, die
ook maar een bescheiden mate van
maatschappelijken welstand de zijne kan
moeme, uitgesloten behoeft te zijn"- Wij
treden nu in geen beoordeeling van de
ze stellingen, maar halen ze alleen aan
als afdoende bewijzen, dat ook volgens
den Minister de kenmerken elkander
moeten aanvullen, in dien zin, dat wie
het kiesrecht niet op de eene wijze er
langt, het op de andere bekomen moet,
altijd voor zoover hij er naar de wet
aanspraak op heeft.
Dat is echter het geval niet. Vooreen
groot deel dekken de verschillende krin
gen elkander, wat in zoo'n stelsel na
tuurlijk is. De meesten dergenen, die
meer dan het vereischte loon verdienen,
zullen ook wel in een huis van meer
dan de gevorderde huurwaarde wonen,
ook wel belasting betalen, misschien zelfs
wel het gevraagde kapitaal en de ver
langde capaciteit bezitten. Om echter het
stelsel te beoordeelen, moet men niet
letten op de elkander dekkende gedeel
ten, maar op die, waar de eene groep
buiten de andere uitsteekt omdat die
uitstekende deelen van de verschillende
groepen met elkander den buitenrand
zouden moeten vullen. Met andere woor
den wie zijn kiesrecht niet ontleent aan
belasting of huurwaarde, zou het moeten
bekomen door het verdiende loonwie
geen kiezer werd wegens zijn loon of zijn
belastingbetaling, zou het moeten wor
den door zijne huurwaarde en wie door
loon of huurwaarde Diet tot kiezer ge
maakt wordt, moet het door belastingbe-
talen kunnen worden. Altijd natuurlijk
voor zoover de aspirantkiezer aan de
voor allen te stellen minimum-eischen
voldoet.
Tot zekere hoogte heeft de grondge
dachte, die aan het stelsel-van Houten
zou moeten ten grondslag liggen, den
Minister hij het ontwerpen zijner wet
wel voor oogen gezweefd, bij de loon-
staten nl. Het denkbeeld, waarvan men
hierbij is uitgegaan, is dit, dat men
maatschappelijk zelfstandig kan zijn met
eon inkomen, kleiner dan het minimum,
waarvoor men in vermogens- of bedrijfs
belasting wordt aangeslagen, en dat der
halve gezegd wordtlaat ons tot het
kiesrecht toelaten menschen, die minder
inkomen hebben. Zoo dit denkbeeld goed
toe te passen ware, wat wij betwijfelen,
maar waarop wij nu niet verder ingaan,
zou dit aanbeveling verdienen. Maar het
is zeer zeker niet goed toegepastwant
behalve, dat de looneiseh in vele geval
len te hoog blijkt, om alle maatschappe
lijk zelfstandigen te omvatten, wordt de
geheele zaak nog bovendien bedorven
door den dwazen eisch, dat men dat loon
moet ontvangen hebben gedurende 13
maanden in eene zelfde dienstbetrekking.
Men bedenke welhet bezwaar is niet
dit,aan alle grensbepalingen gemeen,
dat in sommige gevallen die eisch onge
lijke uitkomsten geeft, maar dit, dat die
eisch met de maatschappelijke zelfstandig
heid ter wereld niets te maken heeft. De
zelfstandigheid heeft niets uitstaande met
den baas, die het loon betaalt. Zij is al
leen afhankelijk van de bestaansmiddelen
van den aspirant-kiezer zelf. En er zijn
in ons gezegend vaderland tal van per
sonen, die op volkomen eerlijke wijze een
bescheiden, maar voldoend bestaan heb
ben, ook al komen zij nooit met een baas
in aanraking, of al hebben zij menig
maal een andere baas. Alle bezwaren, die
tegen dezen eisch zijn ingebracht de
willekeurige onderscheiding de mogelijk
heid om iemand zijn kiesrecht te doen
verliezenen andere hoe ernstig ook
op zichzelf, vallen in het niet tegen
over deze grondfoutdat de eisch is een
volkomen miskenning van de maat
schappelijke toestanden onder die laag
der bevolking, met wier omstandigheden
hier alleen rekening is te houden.
En zoo zullen van degenen, die buiten
de belasting-kiezers vallen, een zeker
aantal het kiesrecht erlangen als loonkie
zers; maar er zullen evenzeer velen,
waarschijnlijk een veel grooter aantal het
niet deelachtig worden, ofschoon zij in
dezelfde omstandigheden verkeeren.
Met de huurwaarde is het nog
erger, omdat de geëischte huurwaarde
nagenoeg evenwijdig loopt met die, waar
bij men belastingplichtig wordt. Het ligt
dus in de rede, dat slechts weinigen in
aanmerking zullen komen om wegens
huurwaarde het kiesrecht te erlangen.
Van die weinigen zullen nog weer velen
afvallen door den eisch, dat men 6 maan
den in een zelfde woning moet vertoefd
hebben een eisch, waarvoor 00 kal
geen enkele goede grond is aan te voe
ren. Mag het als een bewijs van maat
schappelijke zelfstandigheid aangezien
worden, dat men woont, betrekkelijk
goed woont en dus een woning van ze
kere huurwaarde in gebruik heeft, met
die zelfstandigheid niets heeft te maken,
waar men woont en wanneer men ver
huist. Neemt men hierbij nu in aanmer
king dat er onder hen, die meer dan de
gevorderde huurwaarde verwonen, zijn
zullen, die hun kiesrecht verliezen, om
dat zij met het betalen der belasting in
gebreke blijven dan kan men zich
gemakkelijk voorstellen, hoe de grens
lijn haar grillige bochten maakt, nu eens
naar binnen springend om wat belasting
kiezers af te snijden, dan weer naar bui
ten, om een paar huurwaardekiezers bin
nen te halen en in die grillige bochten
scheiding makend tusschen menschen,
wier maatschappelijke omstandigheden
geen wezenlijk verschil opleveren.
Dat de kenmerken van capaciteit en
van kapitaalbezit in het ontwerp in ee
nig opzicht deze cardinale fout verbete
ren, zal wel niemand in goeden ernst
durven beweren. En dan bedenke men
bovenaldit is niet een Takkiaansch be
zwaar tegen een anti-Takkiaansch ont
werp, dit is een gebrek, dat het ontwerp-
van Houten in zijn eigen systeem aan
kleeft.
Dit alles bewijst echter nog niet, dat
door de kenmerken loon en huurwaarde
het gebrek der onderlinge afhankelijk
heid van kiesrecht en belasting verergerd
wordt. Toch volgt dit er rechtstreeks
uit. Wij hebben aangetoond, dat er naast
de belasting-kiezers loonkiezers zijn, die
minder inkomen hebben, dan waarvoor
men in de bedrijfsbelasting wordt aan
geslagen. Wordt nu dit laatste verhoogd
of verlaagd, dan zal daarvan het een
voudig gevolg zijn, dat een deel der be
lasting-kiezers loonkiezers wordt of omge
keerd.
Dan zou men zoo meenen, en zoo zou
het moeten zijn, als het goed was. Maar
zoo is het niet. Bij verhooging van het
belastbaar minimum geraakt een deel
dergenen, die nu kiezers zijn in de ca
tegorie dergenen, die geen 13 maanden
bij één baas blijven en dus hun kies
recht verliezen. Bij verlaging van het
belastbaar minimum zullen daarentegen
velen, die nu uitgesloten zijn, omdat zij
geen 13 maanden in éen dienstbetrek
king bleven, het kiesrecht erlangen. Is
dit zoo erg P
Het laatste zeker niet, het eerste wel
maar wat van meer belang is, is dit
door die omstandigheid ontstaat er eene
onzekerheid voor den invloed, dien de
wijziging der belasting op het kiesrecht