Achter de Jalouziën. je, trots hare jeugd, een opvallende gave voor dramatische kunst.beter kunste nares dan dagloonster voor een karig stak broodZoodra zij tot dit besluit gekomen was, dacht de moeder met minder kommer aan de torkomst van hiar kind, ofschoon zij af eD toe door groote twijfel werd overvallen, en zichzelre wel honderdmaal afvroeg, of er voor haar kind geen betere weg zon zijn, dan die door die werdd van schijn met haar ver lokkingen en gevaren voerde. Men heeft de kunst lief, men bewondert, vereert ten laatste diegenen, die haar veitolken maarOver dat, „msar" kon zij zich nog maar niet heenzettenen dan tracht te zij zich voor te prateD, dat een pas sende partij vóór dien tijd al die din gen onnoodig zon maken. Waar is de moeder, die niet aan de natuurlijke verzorging harer dochter den ken zou? L)e opmerkingen der moeder, die op de tooneelloopbaan betrekking hadden,vieleu bij het meisje op een vruchtbaren bodem en voor haar bestond er in haar oog geen andere toekomst meer en hare bezie ling scheen meermalen hare moeder me de te sleepen. „Hen moet slechts anders zijn, dan de anderen, dan is de «del, dien de kunst ken merkt, niet geringer te achten dan die der geboorte.' Zoo sprak zij het kind toe; met die gedachten zocht zij aar eigen anstig hart te bevredigen, maar zeker geloofde zij er toch zelve ook niet aan. Het meisje was niet slechts begaafd, het was ook met schoonheid en aanvalligheid toegerust en had geluk, geluk Men behoeft zichzelf niet te bedriegen waar dit niet is, daar helpen zelfs de bes te hulpmiddelen niet. Het is niet waar, dat het werkelijke talent zich onder alle omstan digheden baan breekt. Bij het tooneel is dit zeker niet waar 1 Zij had geluk. Het geschiedde, dat zij bij het tooneel in hare geboortestad als leerlinge mocht optreden en nadat zij een paar maal met succes in de rol van een ongestelde tooneelspeelster was opgetreden, werd zij vast geëngageerd. Niet iedere tooneelspeelster wordt het be gin zoo gemakkelijk gemaakt. Mama zat nu nog langer 111 den nacht te werken, zij had nu naast den arbeid voor het dagelijksch brood ook nog te zo;gen voor de tooneelgarderobe harer dochter. Hier mocht niets aan ontbreken, niet eens de kroon, die zij zoo gaarne op hare zak doeken stiirte. Het kind moest geen oo- genblik het bewustzijn verliezen, dat zij alleen door de kunst met hare vakgenoo- ten in verbinding stond.... De directeur van een der eerste thea ters, die op zijn onderzoekingstocht naar nieuwe talenten, de stad harer inwoning bezocht, zag het meisje, en erkende haar ta lent, dat hij aan zich wilde verbinden. O, hoe gelukkig gevoelde zich de mama. Zoo zonder doornen had zij zich die loop baan niet gedacht. Het was al lang vast gesteld, dat moeder en dochter nooit zou den scheiden. Hare wederzijdsche liefde en aanhankelijkheid was door den nood ver hoogd geworden; zij hadden beiden het ge voel, zonder elkander niet te kunnen leven. Dit gevoel was twijfeloos echt. Een moe der, die in 't algemeen met het leven af gerekend heeft, mag doorgaans elke neiging verstikken, deze moeder klemde zich aan haar kind vast, als aan dat eenige, wat haar nog met het leren verbond; zij had slechts de liefde voor haar kind. Er zijn moeders, die hare kinderen tot gek wordens toe lief hebben, bij wie door ste woorden; nog zachter, nog meer nit de verte klonken de woorden, zijner moeder, terwijl rij vroeg Wie is het?" Mr Sealsfield." Dezelfde die - P" „Die mjjn schilderij heeft gekocht." Weder die diepe stilte van voorheen, we der dat schijnbaar sterker wordende geraas van vaor, regen en wind. Een paar maal opende Boysen den mond om te spreken, dooh telkens zweeg bij, als kon bij niet uit spreken wat hij dacht. Eindelijk vermande hij zich en begon, maar de woorden kwa men aarzelend, zacht, stootend naar bui ten: „Zie moeder, dat alles ik heb het hon derdmaal overdacht. Maar vandaag eerst, ik heb er nog met niemand over knnnen spreken dan met u beden sehjjnt mjj al les begrijpelijker, en wanneer ik na, ik mag er eigenlijk niet aan denken en toch moet ik dat telkens doen, zie, wanneer hij Saffi's vader is, en wanneer hare moeder ver moord werd, was het dan niet mogelijk dat hij zelf de moordenaar was P'1 „Richard, wat wilt gij mij aandoen „Meer dan de vraag, meer dan de klank der ademloos oitgestooten woorden, deed haar persoon zelf hem ontstellen. Recht op voor hem stond zijne moeder, de handen op het tafelblad gesteund, het ziekelijke, bloede- looze gelaat met oen angstige uitdrukking naar hem toegekeerd- En zoo, met dezelfde stem waaruit haar ontzetting sprak, vroeg zjj nog eens „Richard wat wiit gij mij aan doen?" „Om Godswil moeder I* Zij eehter lnisterde niet naar hem; zij schees de handen niet te zien, die zich naar haar uitstrekten, om baar voor vallen te behoeden. De oogen zagen over hem heen en staarden de ruimte in. „Zoo, dos is hij teruggekomen, na lange, lange jaren P En gij gij moet bet zijn, die hem ontmoet f Gij moet aan het licht brengen, wat voor altijd geheim had moe ten bljjveD. Nu zult gij resenschap van hem vorderen; gij, juist gij zult bem in 't verderf storten." Boysen was op haar toegetreden, bad zijn arm om haar middel geslsgeD en zag haar doods benauwd in het gelaat. „Neen, moeder, neen, ik zoek slechts naar waarheid, niets meer. Wat ik wil en zal en moet, ik weet het niet I En wanneer gjj de vriendschap harer kinderen met andc- ten, jaloezie wordt opgewek;t die zelfs smar telijk lijden, wanneer de gedachten kring harer kindereu een andere richting neemt dan de haren. Arme moeders I die in haar kinderen een deel van zichzelf wenschen te zier, die niet willen inzien, dat ieder in dividu ook zijn eigen egoïsins bezitDe ze moeder had dergelijke gedachten en wenschen. Ea zij had niet bedacht, dat de werkkring harer dochter niet alleen in een andere wereld lag, dia zij met haar adellijke afkomst niet kon beheerschen, maar dat, zoo bet haar ernst was met hare roeping voor het tooneel, deze haar het grootste gedeelte vaD den dag in beslag nam en de moeder tevreden moest zijn met de tusschenpoozen daarin, die zij dan nog wel met anderen moest deelen.De ontevredenheid daarover kon Diet uitblijven en bleef ook nitt uit. Dan trachtte zij zichzelve te, treden te stellen; zij stelde zich voor oogen dat een huwelijk haar geheel van hare dochter zou hebben gescheiden; maar dat was dan toch iets anders geweest, iets heel anders Zij had hare dochter dan toch in een zekere haven geweten, onder de hoede van een man, die haar liefhad, een man wanneer hij niet uit haar stand geweest wa?, dan toch een brsve man, die zijn vrouw zou weten te bescher men. De lui, waarmede zij nu omging, behoorden toch ook niet tot dien kring, waaruit zij afkomstig waren.De bevoorrechtte vriend harer dochter handel de in groene zeepzeker, hij was een opofferende vriend, die het dikwijls uitgeputte kasgeld harer dochter steeds aanvulde, en haar, de moeder, altijd zeer beleefd de hand kuste, maarO, dat ellendige „maar" Hoe haar dat kwelde, hoe ongelukkig maakte haar dat „maar*. Overdag had zij geen tijd tot denken, dan nam het groote huishouden haar te veel in beslag. Dat waren hare gelukkigste uren, dan ge voelde zij zich teruggeplaatst in de tijden van haar goeden doen, van haar eigen vroeger geluk. Er ontbrak niets in dit huis hare dochter was in staat, eike harer wen schen te vervullen. Wanneer de avonden er maar niet waren geweest. Die wilden maar geen einde nemen. Zoolang haar doch ter in den schouwburg was, ging het nog. Waarachtig! Zij had haar dochter het liefst wani.eer zij haar op het tooneel wist. Zij zelf ging zelden naar den schouwburg; in de kleedkamer harer dochter kwam ze nooit. Zij zou tot theater-moeder zijn ge stempeld. Maar dan I Er verliep bijna geen avond zonder bezoek. Zij regel de alles daarvoor, maar zij was niet te bewegen er zelve aan deel te nemen. Dan zat zij alleen in haar kamer, te lezen of te naaisD, tot laat in den nacht tot de gasten zich hadden verwijderd. In dien tijd kwam het //maar" haar pijnigen, als een spook vatte het haar aan, het wilde haar niet los laten. Dikwijls geloof de zij dit leven niet langer te kunnen ver dragen; ontelbare malen was zij besloten hare dochter te verlaten, „die zij toch maar in den weg was." Doch die gedach te was spoedig vergeten, dat besluit spoe dig aan het wankelen gebracht en Dadat zij voor het te slapen gaan, haar kind een kus op het voorhoofd gedrukt had, was zij kalm en gelukkig. Eu de dochter? Zij was kunstenares men noemde ook haar naam, wanneer men de eerste tooneelspeelsters opnoemde. Yan de wereld waarin haar moeder leefde, had zij zich spoedig losgerukt; die enge grenzen hadden benauwend op haar gewerkt; hare wereld was een andere, moest eeD andere mij zegt, hij is onschuldig, hij heeft het niet gedaan, zoo zal ik n duizendmaal danken, want hij staat mij zoo nabjj, zoo oneindig nabij 1" „Gij zult het doen, want gij zjjt waar- heidslievend, ik echter zal het bester ven.* Het was, als had zij den dood opgeroepen, zoo het mogelijk was, werd haar gezicht nog bleeker. De handen lieten de tafel los en grepeu naar het hart, zonder het te knnnen bereikeD. Het lichte liehaam, Boysen voelde op dat oogenblik hoe licht en teer het was zakte in zijne armen ineen en hij legde haar op de sofa. Hij vatte hare handen, verkoelde haar voorhoofd wierp zich op zijne knieën en smeekte haar, niet van hem heen te gaan. „Moeder, moeder, zie mij nog eens aan 1 Hoort gij mij niet? Ik ben het, ik, die zal zorgen, dat alle verdriet en kommer verre van n blijft. Spreek met mij en zie mij aan, met uwe lieve oogen, anders zou ik denken dat kunt gij mij niet aandoen, moeder, nietwaar Geen woord kwam over de zwjjgende lippen en de oogen openden zich niet, om hem door een blik vol liefde te troosten. Nu sprong hij op, snelde naar de deur, rukte haar open en riep met een ontsteld gelnid om de meid, die met moeite, zoo vlug hare oude beenen haar konden dragen, de trap kwam opBnellen. „Rieke, zie eens hier, gij knnthet weten. Niet waar, moeder is dikwijls zoo en het zal niet gevaarlijk zijn? Wat moet gij haar geven, wanneer zij onmachtig is Kom bier, bedenk eens, wat kannen wij er aan doen?* De oude was op haar meesteres toege treden, en zag naar haar met een beiorgd gelaat. „Jawel, dat heeft zij meer gehad, toen ik laatst naar de stad was, maar „Maar?* „De dokter heeft gezegd, wanneer het weerkwam Zij sprak niet verder en hij vroeg niets meer; baar zwijgen zeide bem, wat bij in woorden niet hooren wilde. Snol begon zy nu baro hulpmiddelen aan te wenden, oponde de onde mevrouw haar japon on legde ijs op boold on borst. Over do bleeke, strak ke lippen goot zij een paar drop pels Bterken wijn en wreef baro koude bandeo. „Is het de dood Is het mogelijk dat hij zijn. Begrijp toch, dat de eene de andere uitsluit 1 Zij had haar moedertje lief met de geheele opgewondenheid van een kun stenares, terwijl zij zich met de gewone naïviteit van dergelijke menschen over de zorgeu van haar moeder heenzette. Wilt gij de eene bespotten,of de ande re smaden Doe Boch het eene, noch het andere. Wees rechtvaardig. Wilt gij iets doenhoop dan, dat de liefde, evenals hirr, altijd sterk genoeg is: want zij al leen vermag twee gescheiden werelden te verbinden. Novelle van Siegfried Nagel. Kwam hij dan nooit vandaag Camilla stond op haar teenen achter de neergela ten jalouziëa en zag door de spleten op de straat neer. Hij kwam nog altijd niet. Er gingen menschen voorbij. Een keuken meid met een groote mand vol eetbare waar aan den arm, een schooljongen met een grooten ruiker voor zijne meester, lui zooals er eiken morgen door de strast snel den. Camilla liet haar blik door de straat glyden; ah, daar aan den hoek kwam iemand. Achter de jalouziën klopte hoorbaar een meisjeshart. Wat een treffende gelijkenis, het was een ander. De gelijkenis was feitelijk zeer gering, maar een liefhebbend oog gelooft het geliefde wezen overal te zien. En nogmaals kwam hij niet 1 Camilla was reeds het staan op haar teenen aoede geworden. Zij was esn kleine, sierlijke gestalte, en daar de kamer nog al diep gelegen was, moest zij zich zeer uitrekken, om van boven af naar beneden te kunnen zien. Reeds was zij van plan de jalou ziën op te trekken, maar haar hatt begon te kloppen, wanneer zij bedacht, dat hij dan naar boven zou zien. Bloedrood trok zij zich terug, als ware er 't verschrikke lijkste gebeurd en liet zij zich, door het staan vermoeid, in een fauteuil vallen. Hare gedachten draaiden slechts om hem, den eenige. Oskar heette hij en Miihlberg daarenboven; reeds de naam bracht Ca milla in verrukking. Dat moest mooi klin- ben, Camilla Mühlberg. En hoe mooi was hij 1 Zijn hoog voorhoofd, zijn glinsterende oogen, zaken, die CLmilla's bloed gemak kelijk in beweging brachten. En hoe schuchter had hij zichzelf aan haar voor gesteld I En hoe heerlijk danste hij 1 En wat had hij veel tot haar gesproken 1 Julie Ebener had er haar boos op aange zien anders had hij altijd met haar ge praat. Vervolgens was zij bij haar geko men en had schijnheilig gezegd „gjj hebt uitstekend met Oskar gedansl, Camilla!" Met Oskarhoe zou zij zich hebben geërgerd, als zij gezien had, hce hij giste ren wel een uur voor haar deur op en ne der had geloopen. Zeker had hij gehoopt, dat zij naar buiten gekomen zou ziju. En telkens als hij op Jen hoek gekomen was, had bij de andere straat afgezien; huichelaar. Alsof hij van daar iemand ver wachtte en nauwelijks had hij naar boven durven zien. Die moest men ook onder den arm nemen. WaDneer hij weder kwam, dandat wil zeggen, hij moest eerst een poosje wachten maar dan Cam- milla snelde weder Daar haar observatie post. Wanneer hij weder kwam, dan wilde zij toch even naar beneden gaan. Er was nog zooveel te doen. Zij had nog zijde noodig voor haar borduurwerk. Ca milla snelde naar haar werkdoosjuist, bleekroode zijde is er niet meer, en dan... ach ja, daar waren nog zes strengen bleek- het is vroeg Boysen zich honderdmaal af, terwijl hij haar hand streelde en de oogen niet afwendde van de zoozeer geliefde trek ken. En nu meende hij een trekking der lippen on der oogleden te zien; een diepe adem tocht bewoog de borst hij had zich dus niet bedrogen; zij keerde in het leven terug. Ja, Gode zij geprezen, zij leefde. De gena de des hemels was met hem, Hij liet toe, dat bij weder goedmaakte, wat hij had misdaan. Hij richtte haar op, hij steande haar met zijn arm en hield baar overeind. De onde meid echter, die de vreugdetranen in de oogen stonden, fluisterde hem toe: „Nu moet zij blijven liggeH, rast moet zij hebben- Maar aangenaam, zeer aangenaam moet het haar nu worden gemaakt. Kom, jongeheer, wij willen haar in een stoel plaatsen en naar haar eigen kamer overdragen.* Zij was een lichtte last, en spoedig lag zij rustig in hare kussens, mat, maar rastig ademend. „Wij hebben haar nog eenmaal behouden," zeide de onde dienstmaagd, „de goede onde God heeft ons niet verlaten.* Boysen drukte haar hand, die door jarenlan- gen arbeid ruw geworden hand; te spreken, vermocht hij niet. Vervolgens zette hij zich aan haar bed en zag, hoe een lichte slaap der afmatting zich van de zieke meester maakto. De meid was heengegaan om den dokter te balen, en nu was hij alleen met zijn moeder, wier lichte ademhaling hij nau welijks kon vernemen. Nu, hij wist, dat zij leefde, kwam wederom de herinne ring bij hem op van het zooeven gesproke ne. Het gevoel der vrengde over het te- rngkeorende loven zijner moeder, werd even wel veel getemperd door de gedachte, die nu werkelijkheid was geworden „Sealsfield een moordenaar?" Had iemand hem dat vreeseljjke woord toegeroepen? Hij kromp ineen en zag ter zijde, maar de kranke lag daar Blechts en hare lippen haddon zich niet bewogen. In hemzelf weerklonk de stem, die hem zoo had doen ontstellen. In zjjn eigen borst, in zijn gedachten brandden de woorden „Sealsfield, een moordenaar I" Hjj kon ze niet meer van zich wijzen, die ontzettende gedachte en do schrik zijner moeder bad hem gezegd, dat zekerheid was, hetgeen bjj hem een trenrig vormoeden was guweest. Welk verband bestond er evenwel tusschon het lot van dien vreemden man en haar Hadden deze blee- roode zijdemaar het zeegroene was bij na op; j», maar dat had zij ook in 't ge heel niet meer noodig. Nu dat hinderde ook eigenlijk niets, zij kon het later wel gebruiken. Plotseling viel haar iets in. De palet, de onde palet was zoo slecht; zij had een nieuwe noodig, wilde zij goed schilderen. In de steeg vlak bij was een handel in dergelijke dingen, maar die wa ren onbruikbaar. „Het zal noodig zijn, dat ik naar de stad ga, om dat te koopennog beter, ik koop er nog iets aardigs voormijzelf bij. Camilla lachtte in zichzelf; zeker, die weg was lang. Weder sprong zij Daar het venster. Niets te zienZij zag op haar klein horloge. Het was eerst half tien. Gister kwam hij om tien uur. Ner veus zette zij zich weder in den fiuteuil neder. Ach, hoe langzaam ging de tijd voorhijVerschrikkelijk Wat zou hij wel zeggen, wanneer hij haar zag „Ach, welk een aangenaam toeval juf frouw, u hier aan te treffen.' „Er zijn zulke toevallen." „Hoe maakt u het juffrouw Cammilla?' „O, dank u, ik heb altijd zooveel te doen, nu moet ik weder naar de stad eenige inkoopen doen.' „Dan znlt gij zeker toestaan, dat ik u begeleidik heb ook iets te doen in de stad, namelijk ik moet daar een vriend bezoeken'. „Ei dat is aardig.' En vervolgens zou hij haar zeggen, h je hij het toeval dankte en hoe gelukkig hij zich in hare nabijheid gevoelde, en zoo praten de zouden zij in de stad komen. „U staat mij wel toe, jnffronw Camilla, dat ik zoo lang op u wacht." „Wellizht bezorgt gij in dien tusschentijd uwe eigene aangelegen heden „Ik herinner mij zooeven, dat mijne vriend verhuisd is ik geloof van naar Döbliogik weel niet waar hij nu woont.' „Ei, hoe onaangenaam voor u; nu dan kunt u hier mij afwachten.' En dan zou hij op haar wachten en zij terug komen en dan samen naar huis wandelen en weder met elkander babbelen. Wal zou hij al niet met haar tc bepraten hebben. Zou hij mij Deze woorden had Camilla luid ge dacht zij voleindigde haar zin niet en zag schuw om zich heeneen warme bloedstroom was haar naar de wangen ge vloeid. Hoe klopte haar het hart. Zij wip te naar het venster. Daar stond hij weder en keek de straat af. Wat had hij daar toch te zoeken Een bange gedachte greep haar aan. Zij vergal al hare luchtkasteelen. Wat zou hij wel deuken van haar, als zij nu naar beneden ging Neen, neen, van daag mocht het niet gebeuren. Zou hij morgen nog smachten, wellicht morgen ja morgen, wanneer hij weder komt". Zij trippelde opgewonden door de ka mer en begon weder luchtkasteelen te bouwen. Zou zij nog naar beneden gaan, hij zou zich zoo verheugen. Hare ge dachten naman een andere richting. Hoe zou hij aan de weet gekomen zijn, waar zij woonde Julie Ebner zal het hem gezegd hebben. O, die Julie, hoe zal zij er zich over ergeren, wanoeer ik het haar vertel. O, die ijverzucht, ces jalousies 1 Zij betrapte zich op deze her innering uit haar fransche grammatica en trad weder achter de jalouziëa. Doch te vergeefsch rekte zij zich uit, te vergeefsch keek zij alle richtingen heen. Hij was weg. Alzoo morgen 1 En Camilla trok de jalouziën in de hoogte en dacht er niet meer aan. Maar zij kon het toch niet verhinderen, dat de nacht haar van haar Oskar deed droomen. Vroegtijdig wasCamilla den volgenden dag ke, stomme lippen tot hem geproken in vroe ger d»gen, wier herinnering haar nu nog pijnlijk aandeed En wanneer dit geschied was waren het dan woorden van liefde ge weest Daar was zij weder, die hatelijke verdachtmaking, die door een vreemde hand het eerst in zijn ziel was geschreven en die nu telkens terngkwam en niet zwijgen wilde. En die toch zwijgen moest tot eiken prijs, die geen recht had luid te worden, bij dit beeld van lijden. Neon, geen rechtl En hoe meer Boysen dit zichselven zeide, des te vaster bij den blik op het gelaat zij ner moeder vestigde, te meer verstomden ook die aanklagende stemmen en maakten hot vetrouwen en de achting voor de oude vrouw zich opaieuw meester van zijn hart. Met de meid kwam de dokter,met een ernsti ge uitdrukking op het anders zoo vriendelijke gelaat. Hij onderzocht de zieke behoedzaam, zonder haar uit hare sluimering te wekken, en zjjn gelaat werd nog ernstiger. „Zij is zeer zwak,* zeide hij, „rast, on gestoorde rust is noodig.* Vervolgens gaf hij zijne bevelen, beloofde 's middags en 's avonds nog eens terug te komen en ging heen. Weder zat Boysen voor het bed van de zieke; hot bezoek van den dokter had hom geen troost geschonken en toen deze tegen den middag terugkeerde en den toestand van verzwakking onveranderd vond, vatte een nieuwe angst in zijn ziel post. Do meid wilde hem bepraten iets te gebruiken, hij weigerde echter en bleef. Eerst toen de namiddag kwam, en een gevoel van duize ligheid, ten gevolge van een leege maag, hem overviel, was hij bereid eenige ver- frissching tot zich te nemen ei de plaats aan het bed voor een korte poos aaa de oude dienstmeid over te laten. Hjj giog naar de zijkamer en zette zich aan de tafel neder, waar bij 's morgens nog met zjjne moeder had gezeten. Voor de eerste maal week hier het gevoel van on rast od zorg, van een de-ziel-beknellende smart, en het gelaat tegen ziju arm druk kende, weende hij in stilte. Vervolgons droogde hij zijn tranen, ging langzaam de kamor op en neder, bskeek da familiepor tretten aan de wanden menig daarvan scheen hem vandaag zoo vreemd, als hsd hij het nooit te voren gezien, en wierp somwijlen een biik in de ziekenkamer, of do toestand daar ook niet was ver- walcker. Haar hart moest don ganschen Dacht geklopt hebben, want nvuwelijks ont waakt ot Camilla hoorde het reeds luid kloppen. Een fijn rood lag er over hare wangen en zij zag veiward in bare kamer rond. Ach ja 1 Zij sloot de oogen we der als wilde zij den heerlijken droom vast houden, die haar de laatste oogenblikken in ziju armen had gewiegd. Zij sloeg nog maals de oogen op en zag weder om zich heen. Ja, vandsag moest het gebeuren 1 Zij moest het zich eerst recht weder dui delijk maken, dat het heden nog gebeu ren moest. Eindelijk begreep zij het. Het kleine uurwerk wees op negen. Reeds negen en binnen een uur Ca milla snelde door de kamer heen en weder en kleedde zich in razende haast aan, om toch binnen een uur gereed te zijn. Prec'es tien nur,stond zij weder op de uitkijk. Niemand vertoonde zich nog; slechts dezelfde keukenmeid met de groote mand ging voor bij, om hare inkoopen te doen, anders niemand Daar Camilla's hart klopte luidruchtig daar stond hij, ja plotseling op den hoek van de straatnu kwam hij op haar huis toe. Wilde hij binnengaan Neen, bij keerde weder terug. En wederom zag hij den hoek om de straat in. Camilla stond ademloos op haar post. Nu kwam hij weder op het huis toe en verwijderde zich weder. Nu er oplosCamilla zette haar allermooiste baret op, die haar zoo goed stond en bond een voile voor haar blozend gelaat. Hoe zou hij zich verheugen. Camilla wierp nog een laalsten blik door de jalouziën, en kromp tot in haar binnen ste getroffen in een. Van af den anderen hoek der straat, kwam langzaam haar vriendin Julie Ebner aangeloopen. Camilla geloofde haar verstand te zul len verliezen. Want Oskar Mühlberg snelde bet meisje te gemoei, hij kuste haar de hand en scheen zich uitermate te verheugen Eu zij lachten beiden zoo ge lukkig, alsof er geen jong meisjeshart was, dat onder een ondragelijke pijn gebogen ging. En terwijl het paar daar beneden om den anderen hoek der straat verdween, wreef Camilla zich als wezenloos de oogen. Zij maakte haar sluier los en zstte de ba ret. af, die haar zoo goed stond. Vervolgens echter was het met haar rast gedaan. Haar hoofdje zonk op de vensterbank en zij snikte zielsbedroefd. Een oneindig wee lag er over haar ziel. O, die brandende ijverzucht, o ces jalousies 1 Ingemetseld. Te Parijs heeft een huiseigenaar een nieuw middel bedacht om ziju huurders tot betaling, of tot verlaten van zijn huis te dwingen. Hij heett ze ingemetseld. Een zolderkamertje in zijn huis werd bewoond door drie vrouwen. Toen deze de huur niet konden betalen, vroegen zij bem een leegstaanden hooizolder, boven zijn stal, in huur tegen een huurprijs van 10 francs per maand. Zelfs dit bleek nog te veel, want dikwijls blijven ze met de betaling in gebreke, tot dit eindelijk den eigenaar begon te vervelen. Hij verzocht haar zijn zolder te verlaten, maar de drie viouweD, niet wetende, waarheen te gaan, weigerden hardnekkig en bleven. De man liet toen voor den ingang van den stal een muur bouwen. Een muur was het eigenlijk niet, maar een barricade, die van de vrouwen nu wel geen gevangenen maakte, want twee van haar gingen deze week nog uit,maar die haar toch een gevaarlijke klimpartij bezorgde, telkens als zij in- en uit wilden. Het is zeer waarschijnlijk dat de huisheer ziju doel zal bereiken. s aoderd. Nu begaf hij zich naar het venster en keek naar buiten, in den natten, droevigen tuin. De schemering begon reeds te vallen, maar het was nog vrij licht, slechts belemmerde de val lende regen het uitzicht. Hoe stil en doodseh was het daar buiten, 't Was als of hier nooit bloemen badden gebloeid en vogels gaeaagen hadden, als hadden nooit menschen gewandeld in de schaduw dier boomeD. Niets bewoog zich rondom, en toch, was dat slechts een schaduw, of een menscbeljjke gestalte? Buiten op den weg, aan het hek, door de kale twijgen heen, meende hij het te hebben gezien. En daar was het nog eens, bij had zich niet be drogen, het bewoog zich, verdween en dook weder op, net naar mate of het verder ging of naderbij kwam. Wanneer hjj zioh niet bedroog, was het een vrouwelijke ge stalte. Nu scheen zij zich vanat het hek naar de over2ijde van deu weg te bewegen daar kon hij haar wellicht herkennen. Zeld zaam dat deze eenzame gestalte daar buiten, hem te midden van don regen zoo onophou delijk gadesloeg. Wat bekommerde by in dit uur van nood er zich over, wie dat zon kunnen zijn En toch volgde hy haar met de oogen en zag scherp toe, als zij daar buiten nu een oogenblik staan bleef, en het gelaat naar hem toekeerde, dan SafE I was zij het werkelijk Hadden zijne oogen hem bedrogen, of was zij hem tot hier gevolgd Terwijl hij zich dat alles afvroeg, was zij reeds weder weggegaan van de plaat», waar hij baar zoo goed had kunnen gade slaan; zij gleed nu het hek langs en ver dween voor zijne oogen. Zij was weg niets meor bewoog zich in de stille, doode natuur, dan de kale takken der boomen waarvan do regendroppelen afdropen. Was zij het geweest Een oogenblik hield deze godachte hem nog benig. Vervolgens pre velde bij zicb voor, dat het een beeld zijner fantasia zal zijn geweest, een beeld zijner gedachten, ten gevolge van het treurige onderhoud met zijne moeder. En nn maakten angst en zorg zich zoo geweldig van hom meester, dat alles daarnevens ver zonk, zoodat hij haastig zjjn plaats aan het venster verliet, om do dienstmaagd weder af te lossen aan het ziekbed. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6