Achter de Jalouziën.
je, trots hare jeugd, een opvallende gave
voor dramatische kunst.beter kunste
nares dan dagloonster voor een karig
stak broodZoodra zij tot dit besluit
gekomen was, dacht de moeder met
minder kommer aan de torkomst van hiar
kind, ofschoon zij af eD toe door groote
twijfel werd overvallen, en zichzelre wel
honderdmaal afvroeg, of er voor haar
kind geen betere weg zon zijn, dan die
door die werdd van schijn met haar ver
lokkingen en gevaren voerde. Men heeft
de kunst lief, men bewondert, vereert ten
laatste diegenen, die haar veitolken
maarOver dat, „msar" kon zij zich
nog maar niet heenzettenen dan tracht
te zij zich voor te prateD, dat een pas
sende partij vóór dien tijd al die din
gen onnoodig zon maken.
Waar is de moeder, die niet aan de
natuurlijke verzorging harer dochter den
ken zou? L)e opmerkingen der moeder, die op
de tooneelloopbaan betrekking hadden,vieleu
bij het meisje op een vruchtbaren bodem
en voor haar bestond er in haar oog geen
andere toekomst meer en hare bezie
ling scheen meermalen hare moeder me
de te sleepen.
„Hen moet slechts anders zijn, dan de
anderen, dan is de «del, dien de kunst ken
merkt, niet geringer te achten dan die
der geboorte.'
Zoo sprak zij het kind toe; met die
gedachten zocht zij aar eigen anstig hart
te bevredigen, maar zeker geloofde zij
er toch zelve ook niet aan.
Het meisje was niet slechts begaafd, het
was ook met schoonheid en aanvalligheid
toegerust en had geluk, geluk
Men behoeft zichzelf niet te bedriegen
waar dit niet is, daar helpen zelfs de bes
te hulpmiddelen niet. Het is niet waar, dat
het werkelijke talent zich onder alle omstan
digheden baan breekt. Bij het tooneel is dit
zeker niet waar 1 Zij had geluk. Het
geschiedde, dat zij bij het tooneel in hare
geboortestad als leerlinge mocht optreden
en nadat zij een paar maal met succes in
de rol van een ongestelde tooneelspeelster
was opgetreden, werd zij vast geëngageerd.
Niet iedere tooneelspeelster wordt het be
gin zoo gemakkelijk gemaakt. Mama
zat nu nog langer 111 den nacht te
werken, zij had nu naast den arbeid voor
het dagelijksch brood ook nog te zo;gen
voor de tooneelgarderobe harer dochter.
Hier mocht niets aan ontbreken, niet eens
de kroon, die zij zoo gaarne op hare zak
doeken stiirte. Het kind moest geen oo-
genblik het bewustzijn verliezen, dat zij
alleen door de kunst met hare vakgenoo-
ten in verbinding stond....
De directeur van een der eerste thea
ters, die op zijn onderzoekingstocht naar
nieuwe talenten, de stad harer inwoning
bezocht, zag het meisje, en erkende haar ta
lent, dat hij aan zich wilde verbinden.
O, hoe gelukkig gevoelde zich de mama.
Zoo zonder doornen had zij zich die loop
baan niet gedacht. Het was al lang vast
gesteld, dat moeder en dochter nooit zou
den scheiden. Hare wederzijdsche liefde en
aanhankelijkheid was door den nood ver
hoogd geworden; zij hadden beiden het ge
voel, zonder elkander niet te kunnen leven.
Dit gevoel was twijfeloos echt. Een moe
der, die in 't algemeen met het leven af
gerekend heeft, mag doorgaans elke neiging
verstikken, deze moeder klemde zich aan
haar kind vast, als aan dat eenige, wat
haar nog met het leren verbond; zij had
slechts de liefde voor haar kind.
Er zijn moeders, die hare kinderen tot
gek wordens toe lief hebben, bij wie door
ste woorden; nog zachter, nog meer nit de
verte klonken de woorden, zijner moeder,
terwijl rij vroeg Wie is het?"
Mr Sealsfield."
Dezelfde die - P"
„Die mjjn schilderij heeft gekocht."
Weder die diepe stilte van voorheen, we
der dat schijnbaar sterker wordende geraas
van vaor, regen en wind. Een paar maal
opende Boysen den mond om te spreken,
dooh telkens zweeg bij, als kon bij niet uit
spreken wat hij dacht. Eindelijk vermande
hij zich en begon, maar de woorden kwa
men aarzelend, zacht, stootend naar bui
ten:
„Zie moeder, dat alles ik heb het hon
derdmaal overdacht. Maar vandaag eerst,
ik heb er nog met niemand over knnnen
spreken dan met u beden sehjjnt mjj al
les begrijpelijker, en wanneer ik na, ik mag
er eigenlijk niet aan denken en toch moet
ik dat telkens doen, zie, wanneer hij
Saffi's vader is, en wanneer hare moeder ver
moord werd, was het dan niet mogelijk dat
hij zelf de moordenaar was P'1
„Richard, wat wilt gij mij aandoen
„Meer dan de vraag, meer dan de klank
der ademloos oitgestooten woorden, deed
haar persoon zelf hem ontstellen. Recht op
voor hem stond zijne moeder, de handen op
het tafelblad gesteund, het ziekelijke, bloede-
looze gelaat met oen angstige uitdrukking
naar hem toegekeerd- En zoo, met dezelfde
stem waaruit haar ontzetting sprak, vroeg
zjj nog eens „Richard wat wiit gij mij aan
doen?"
„Om Godswil moeder I*
Zij eehter lnisterde niet naar hem; zij
schees de handen niet te zien, die zich naar
haar uitstrekten, om baar voor vallen te
behoeden. De oogen zagen over hem heen
en staarden de ruimte in.
„Zoo, dos is hij teruggekomen, na lange,
lange jaren P En gij gij moet bet zijn,
die hem ontmoet f Gij moet aan het licht
brengen, wat voor altijd geheim had moe
ten bljjveD. Nu zult gij resenschap van hem
vorderen; gij, juist gij zult bem in 't verderf
storten."
Boysen was op haar toegetreden, bad zijn
arm om haar middel geslsgeD en zag haar
doods benauwd in het gelaat.
„Neen, moeder, neen, ik zoek slechts naar
waarheid, niets meer. Wat ik wil en zal en
moet, ik weet het niet I En wanneer gjj
de vriendschap harer kinderen met andc-
ten, jaloezie wordt opgewek;t die zelfs smar
telijk lijden, wanneer de gedachten kring
harer kindereu een andere richting neemt
dan de haren. Arme moeders I die in haar
kinderen een deel van zichzelf wenschen te
zier, die niet willen inzien, dat ieder in
dividu ook zijn eigen egoïsins bezitDe
ze moeder had dergelijke gedachten en
wenschen. Ea zij had niet bedacht, dat
de werkkring harer dochter niet alleen in
een andere wereld lag, dia zij met haar
adellijke afkomst niet kon beheerschen,
maar dat, zoo bet haar ernst was met hare
roeping voor het tooneel, deze haar het
grootste gedeelte vaD den dag in beslag
nam en de moeder tevreden moest zijn met
de tusschenpoozen daarin, die zij dan nog wel
met anderen moest deelen.De ontevredenheid
daarover kon Diet uitblijven en bleef ook
nitt uit. Dan trachtte zij zichzelve te,
treden te stellen; zij stelde zich voor oogen
dat een huwelijk haar geheel van hare
dochter zou hebben gescheiden; maar
dat was dan toch iets anders geweest, iets
heel anders Zij had hare dochter dan toch
in een zekere haven geweten, onder de
hoede van een man, die haar liefhad,
een man wanneer hij niet uit haar
stand geweest wa?, dan toch een brsve
man, die zijn vrouw zou weten te bescher
men. De lui, waarmede zij nu omging,
behoorden toch ook niet tot dien kring,
waaruit zij afkomstig waren.De
bevoorrechtte vriend harer dochter handel
de in groene zeepzeker, hij was
een opofferende vriend, die het dikwijls
uitgeputte kasgeld harer dochter steeds
aanvulde, en haar, de moeder, altijd zeer
beleefd de hand kuste, maarO,
dat ellendige „maar" Hoe haar dat kwelde,
hoe ongelukkig maakte haar dat „maar*.
Overdag had zij geen tijd tot denken, dan
nam het groote huishouden haar te veel
in beslag.
Dat waren hare gelukkigste uren, dan ge
voelde zij zich teruggeplaatst in de tijden
van haar goeden doen, van haar eigen
vroeger geluk. Er ontbrak niets in dit huis
hare dochter was in staat, eike harer wen
schen te vervullen. Wanneer de avonden
er maar niet waren geweest. Die wilden
maar geen einde nemen. Zoolang haar doch
ter in den schouwburg was, ging het nog.
Waarachtig! Zij had haar dochter het liefst
wani.eer zij haar op het tooneel wist. Zij
zelf ging zelden naar den schouwburg; in
de kleedkamer harer dochter kwam ze
nooit. Zij zou tot theater-moeder zijn ge
stempeld. Maar dan I Er verliep
bijna geen avond zonder bezoek. Zij regel
de alles daarvoor, maar zij was niet te
bewegen er zelve aan deel te nemen. Dan
zat zij alleen in haar kamer, te lezen of
te naaisD, tot laat in den nacht tot de
gasten zich hadden verwijderd. In dien tijd
kwam het //maar" haar pijnigen, als een
spook vatte het haar aan, het wilde haar
niet los laten. Dikwijls geloof
de zij dit leven niet langer te kunnen ver
dragen; ontelbare malen was zij besloten
hare dochter te verlaten, „die zij toch
maar in den weg was." Doch die gedach
te was spoedig vergeten, dat besluit spoe
dig aan het wankelen gebracht en Dadat
zij voor het te slapen gaan, haar kind een
kus op het voorhoofd gedrukt had, was zij
kalm en gelukkig.
Eu de dochter? Zij was kunstenares
men noemde ook haar naam, wanneer men
de eerste tooneelspeelsters opnoemde. Yan
de wereld waarin haar moeder leefde, had
zij zich spoedig losgerukt; die enge grenzen
hadden benauwend op haar gewerkt; hare
wereld was een andere, moest eeD andere
mij zegt, hij is onschuldig, hij heeft het niet
gedaan, zoo zal ik n duizendmaal danken,
want hij staat mij zoo nabjj, zoo oneindig
nabij 1"
„Gij zult het doen, want gij zjjt waar-
heidslievend, ik echter zal het bester
ven.*
Het was, als had zij den dood opgeroepen,
zoo het mogelijk was, werd haar gezicht
nog bleeker. De handen lieten de tafel
los en grepeu naar het hart, zonder het te
knnnen bereikeD. Het lichte liehaam,
Boysen voelde op dat oogenblik hoe licht
en teer het was zakte in zijne armen
ineen en hij legde haar op de sofa. Hij
vatte hare handen, verkoelde haar voorhoofd
wierp zich op zijne knieën en smeekte haar,
niet van hem heen te gaan.
„Moeder, moeder, zie mij nog eens aan 1
Hoort gij mij niet? Ik ben het, ik, die zal
zorgen, dat alle verdriet en kommer verre
van n blijft. Spreek met mij en zie mij
aan, met uwe lieve oogen, anders zou ik
denken dat kunt gij mij niet aandoen,
moeder, nietwaar
Geen woord kwam over de zwjjgende
lippen en de oogen openden zich niet, om
hem door een blik vol liefde te troosten.
Nu sprong hij op, snelde naar de deur,
rukte haar open en riep met een ontsteld
gelnid om de meid, die met moeite, zoo
vlug hare oude beenen haar konden dragen,
de trap kwam opBnellen.
„Rieke, zie eens hier, gij knnthet weten.
Niet waar, moeder is dikwijls zoo en het
zal niet gevaarlijk zijn? Wat moet gij
haar geven, wanneer zij onmachtig is
Kom bier, bedenk eens, wat kannen wij er
aan doen?*
De oude was op haar meesteres toege
treden, en zag naar haar met een beiorgd
gelaat. „Jawel, dat heeft zij meer gehad,
toen ik laatst naar de stad was, maar
„Maar?*
„De dokter heeft gezegd, wanneer het
weerkwam
Zij sprak niet verder en hij vroeg niets
meer; baar zwijgen zeide bem, wat bij in
woorden niet hooren wilde. Snol begon zy
nu baro hulpmiddelen aan te wenden, oponde
de onde mevrouw haar japon on legde ijs
op boold on borst. Over do bleeke, strak
ke lippen goot zij een paar drop
pels Bterken wijn en wreef baro koude bandeo.
„Is het de dood Is het mogelijk dat hij
zijn. Begrijp toch, dat de eene de andere
uitsluit 1 Zij had haar moedertje lief met
de geheele opgewondenheid van een kun
stenares, terwijl zij zich met de gewone
naïviteit van dergelijke menschen over de
zorgeu van haar moeder heenzette.
Wilt gij de eene bespotten,of de ande
re smaden Doe Boch het eene, noch het
andere. Wees rechtvaardig. Wilt gij iets
doenhoop dan, dat de liefde, evenals
hirr, altijd sterk genoeg is: want zij al
leen vermag twee gescheiden werelden te
verbinden.
Novelle van Siegfried Nagel.
Kwam hij dan nooit vandaag Camilla
stond op haar teenen achter de neergela
ten jalouziëa en zag door de spleten op
de straat neer. Hij kwam nog altijd niet.
Er gingen menschen voorbij. Een keuken
meid met een groote mand vol eetbare
waar aan den arm, een schooljongen met
een grooten ruiker voor zijne meester, lui
zooals er eiken morgen door de strast snel
den. Camilla liet haar blik door de straat
glyden; ah, daar aan den hoek kwam iemand.
Achter de jalouziën klopte hoorbaar een
meisjeshart.
Wat een treffende gelijkenis, het was
een ander. De gelijkenis was feitelijk
zeer gering, maar een liefhebbend oog
gelooft het geliefde wezen overal te zien.
En nogmaals kwam hij niet 1 Camilla
was reeds het staan op haar teenen aoede
geworden. Zij was esn kleine, sierlijke
gestalte, en daar de kamer nog al diep
gelegen was, moest zij zich zeer uitrekken,
om van boven af naar beneden te kunnen
zien. Reeds was zij van plan de jalou
ziën op te trekken, maar haar hatt begon
te kloppen, wanneer zij bedacht, dat hij
dan naar boven zou zien. Bloedrood trok
zij zich terug, als ware er 't verschrikke
lijkste gebeurd en liet zij zich, door het staan
vermoeid, in een fauteuil vallen.
Hare gedachten draaiden slechts om hem,
den eenige. Oskar heette hij en Miihlberg
daarenboven; reeds de naam bracht Ca
milla in verrukking. Dat moest mooi klin-
ben, Camilla Mühlberg. En hoe mooi was
hij 1 Zijn hoog voorhoofd, zijn glinsterende
oogen, zaken, die CLmilla's bloed gemak
kelijk in beweging brachten. En hoe
schuchter had hij zichzelf aan haar voor
gesteld I En hoe heerlijk danste hij 1 En
wat had hij veel tot haar gesproken 1
Julie Ebener had er haar boos op aange
zien anders had hij altijd met haar ge
praat. Vervolgens was zij bij haar geko
men en had schijnheilig gezegd „gjj hebt
uitstekend met Oskar gedansl, Camilla!"
Met Oskarhoe zou zij zich hebben
geërgerd, als zij gezien had, hce hij giste
ren wel een uur voor haar deur op en ne
der had geloopen. Zeker had hij gehoopt,
dat zij naar buiten gekomen zou ziju.
En telkens als hij op Jen hoek gekomen
was, had bij de andere straat afgezien;
huichelaar. Alsof hij van daar iemand ver
wachtte en nauwelijks had hij naar boven
durven zien. Die moest men ook onder den
arm nemen. WaDneer hij weder kwam,
dandat wil zeggen, hij moest eerst
een poosje wachten maar dan Cam-
milla snelde weder Daar haar observatie
post.
Wanneer hij weder kwam, dan wilde
zij toch even naar beneden gaan. Er
was nog zooveel te doen. Zij had nog
zijde noodig voor haar borduurwerk. Ca
milla snelde naar haar werkdoosjuist,
bleekroode zijde is er niet meer, en dan...
ach ja, daar waren nog zes strengen bleek-
het is vroeg Boysen zich honderdmaal af,
terwijl hij haar hand streelde en de oogen
niet afwendde van de zoozeer geliefde trek
ken.
En nu meende hij een trekking der lippen
on der oogleden te zien; een diepe adem
tocht bewoog de borst hij had zich dus
niet bedrogen; zij keerde in het leven terug.
Ja, Gode zij geprezen, zij leefde. De gena
de des hemels was met hem, Hij liet toe, dat
bij weder goedmaakte, wat hij had misdaan.
Hij richtte haar op, hij steande haar met
zijn arm en hield baar overeind. De onde
meid echter, die de vreugdetranen in de
oogen stonden, fluisterde hem toe: „Nu
moet zij blijven liggeH, rast moet zij hebben-
Maar aangenaam, zeer aangenaam moet het
haar nu worden gemaakt. Kom, jongeheer,
wij willen haar in een stoel plaatsen en naar
haar eigen kamer overdragen.*
Zij was een lichtte last, en spoedig lag
zij rustig in hare kussens, mat, maar rastig
ademend. „Wij hebben haar nog eenmaal
behouden," zeide de onde dienstmaagd, „de
goede onde God heeft ons niet verlaten.*
Boysen drukte haar hand, die door jarenlan-
gen arbeid ruw geworden hand; te spreken,
vermocht hij niet. Vervolgens zette hij zich
aan haar bed en zag, hoe een lichte slaap
der afmatting zich van de zieke meester
maakto. De meid was heengegaan om den
dokter te balen, en nu was hij alleen met
zijn moeder, wier lichte ademhaling hij nau
welijks kon vernemen. Nu, hij wist,
dat zij leefde, kwam wederom de herinne
ring bij hem op van het zooeven gesproke
ne. Het gevoel der vrengde over het te-
rngkeorende loven zijner moeder, werd even
wel veel getemperd door de gedachte, die
nu werkelijkheid was geworden „Sealsfield
een moordenaar?"
Had iemand hem dat vreeseljjke woord
toegeroepen? Hij kromp ineen en zag ter
zijde, maar de kranke lag daar Blechts en
hare lippen haddon zich niet bewogen. In
hemzelf weerklonk de stem, die hem zoo had
doen ontstellen. In zjjn eigen borst, in zijn
gedachten brandden de woorden „Sealsfield,
een moordenaar I" Hjj kon ze niet meer van
zich wijzen, die ontzettende gedachte en do
schrik zijner moeder bad hem gezegd, dat
zekerheid was, hetgeen bjj hem een trenrig
vormoeden was guweest. Welk verband
bestond er evenwel tusschon het lot van dien
vreemden man en haar Hadden deze blee-
roode zijdemaar het zeegroene was bij
na op; j», maar dat had zij ook in 't ge
heel niet meer noodig. Nu dat hinderde
ook eigenlijk niets, zij kon het later wel
gebruiken. Plotseling viel haar iets in.
De palet, de onde palet was zoo slecht;
zij had een nieuwe noodig, wilde zij goed
schilderen. In de steeg vlak bij was een
handel in dergelijke dingen, maar die wa
ren onbruikbaar.
„Het zal noodig zijn, dat ik naar de stad
ga, om dat te koopennog beter, ik koop
er nog iets aardigs voormijzelf bij.
Camilla lachtte in zichzelf; zeker, die
weg was lang. Weder sprong zij Daar
het venster. Niets te zienZij zag op
haar klein horloge. Het was eerst half
tien. Gister kwam hij om tien uur. Ner
veus zette zij zich weder in den fiuteuil
neder. Ach, hoe langzaam ging de tijd
voorhijVerschrikkelijk Wat zou hij wel
zeggen, wanneer hij haar zag
„Ach, welk een aangenaam toeval juf
frouw, u hier aan te treffen.' „Er zijn
zulke toevallen." „Hoe maakt u het
juffrouw Cammilla?' „O, dank u, ik
heb altijd zooveel te doen, nu moet ik
weder naar de stad eenige inkoopen doen.'
„Dan znlt gij zeker toestaan, dat ik u
begeleidik heb ook iets te doen in de
stad, namelijk ik moet daar een vriend
bezoeken'. „Ei dat is aardig.' En
vervolgens zou hij haar zeggen, h je hij het
toeval dankte en hoe gelukkig hij zich
in hare nabijheid gevoelde, en zoo praten
de zouden zij in de stad komen. „U staat
mij wel toe, jnffronw Camilla, dat ik zoo
lang op u wacht." „Wellizht bezorgt gij
in dien tusschentijd uwe eigene aangelegen
heden „Ik herinner mij zooeven,
dat mijne vriend verhuisd is ik geloof
van naar Döbliogik weel niet waar hij nu
woont.' „Ei, hoe onaangenaam voor u;
nu dan kunt u hier mij afwachten.' En
dan zou hij op haar wachten en zij terug
komen en dan samen naar huis wandelen
en weder met elkander babbelen.
Wal zou hij al niet met haar tc bepraten
hebben. Zou hij mij
Deze woorden had Camilla luid ge
dacht zij voleindigde haar zin niet en
zag schuw om zich heeneen warme
bloedstroom was haar naar de wangen ge
vloeid. Hoe klopte haar het hart. Zij wip
te naar het venster. Daar stond hij weder
en keek de straat af. Wat had hij daar
toch te zoeken Een bange gedachte greep
haar aan. Zij vergal al hare luchtkasteelen.
Wat zou hij wel deuken van haar, als zij
nu naar beneden ging Neen, neen, van
daag mocht het niet gebeuren. Zou hij
morgen nog smachten, wellicht morgen
ja morgen, wanneer hij weder komt".
Zij trippelde opgewonden door de ka
mer en begon weder luchtkasteelen te
bouwen. Zou zij nog naar beneden gaan,
hij zou zich zoo verheugen. Hare ge
dachten naman een andere richting. Hoe
zou hij aan de weet gekomen zijn,
waar zij woonde Julie Ebner zal het
hem gezegd hebben. O, die Julie, hoe
zal zij er zich over ergeren, wanoeer ik
het haar vertel. O, die ijverzucht, ces
jalousies 1 Zij betrapte zich op deze her
innering uit haar fransche grammatica en
trad weder achter de jalouziëa. Doch te
vergeefsch rekte zij zich uit, te vergeefsch
keek zij alle richtingen heen. Hij was
weg. Alzoo morgen 1 En Camilla trok
de jalouziën in de hoogte en dacht er niet
meer aan. Maar zij kon het toch niet
verhinderen, dat de nacht haar van haar
Oskar deed droomen.
Vroegtijdig wasCamilla den volgenden dag
ke, stomme lippen tot hem geproken in vroe
ger d»gen, wier herinnering haar nu nog
pijnlijk aandeed En wanneer dit geschied
was waren het dan woorden van liefde ge
weest Daar was zij weder, die hatelijke
verdachtmaking, die door een vreemde hand
het eerst in zijn ziel was geschreven en die
nu telkens terngkwam en niet zwijgen
wilde. En die toch zwijgen moest tot eiken
prijs, die geen recht had luid te worden,
bij dit beeld van lijden. Neon, geen rechtl
En hoe meer Boysen dit zichselven zeide,
des te vaster bij den blik op het gelaat zij
ner moeder vestigde, te meer verstomden
ook die aanklagende stemmen en maakten
hot vetrouwen en de achting voor de oude
vrouw zich opaieuw meester van zijn hart.
Met de meid kwam de dokter,met een ernsti
ge uitdrukking op het anders zoo vriendelijke
gelaat. Hij onderzocht de zieke behoedzaam,
zonder haar uit hare sluimering te wekken,
en zjjn gelaat werd nog ernstiger.
„Zij is zeer zwak,* zeide hij, „rast, on
gestoorde rust is noodig.* Vervolgens gaf
hij zijne bevelen, beloofde 's middags en
's avonds nog eens terug te komen en
ging heen.
Weder zat Boysen voor het bed van de
zieke; hot bezoek van den dokter had hom
geen troost geschonken en toen deze tegen
den middag terugkeerde en den toestand
van verzwakking onveranderd vond, vatte
een nieuwe angst in zijn ziel post. Do
meid wilde hem bepraten iets te gebruiken,
hij weigerde echter en bleef. Eerst toen de
namiddag kwam, en een gevoel van duize
ligheid, ten gevolge van een leege maag,
hem overviel, was hij bereid eenige ver-
frissching tot zich te nemen ei de plaats
aan het bed voor een korte poos aaa de
oude dienstmeid over te laten.
Hjj giog naar de zijkamer en zette zich
aan de tafel neder, waar bij 's morgens nog
met zjjne moeder had gezeten. Voor de
eerste maal week hier het gevoel van on
rast od zorg, van een de-ziel-beknellende
smart, en het gelaat tegen ziju arm druk
kende, weende hij in stilte. Vervolgons
droogde hij zijn tranen, ging langzaam de
kamor op en neder, bskeek da familiepor
tretten aan de wanden menig daarvan
scheen hem vandaag zoo vreemd, als hsd
hij het nooit te voren gezien, en wierp
somwijlen een biik in de ziekenkamer, of do
toestand daar ook niet was ver-
walcker. Haar hart moest don ganschen
Dacht geklopt hebben, want nvuwelijks ont
waakt ot Camilla hoorde het reeds luid
kloppen. Een fijn rood lag er over hare
wangen en zij zag veiward in bare kamer
rond. Ach ja 1 Zij sloot de oogen we
der als wilde zij den heerlijken droom vast
houden, die haar de laatste oogenblikken
in ziju armen had gewiegd. Zij sloeg nog
maals de oogen op en zag weder om zich
heen. Ja, vandsag moest het gebeuren 1
Zij moest het zich eerst recht weder dui
delijk maken, dat het heden nog gebeu
ren moest. Eindelijk begreep zij het. Het
kleine uurwerk wees op negen.
Reeds negen en binnen een uur Ca
milla snelde door de kamer heen en
weder en kleedde zich in razende haast
aan, om toch binnen een uur gereed te zijn.
Prec'es tien nur,stond zij weder op de uitkijk.
Niemand vertoonde zich nog; slechts dezelfde
keukenmeid met de groote mand ging voor
bij, om hare inkoopen te doen, anders
niemand Daar Camilla's hart klopte
luidruchtig daar stond hij, ja plotseling
op den hoek van de straatnu kwam hij
op haar huis toe. Wilde hij binnengaan
Neen, bij keerde weder terug. En wederom
zag hij den hoek om de straat in. Camilla
stond ademloos op haar post. Nu kwam
hij weder op het huis toe en verwijderde
zich weder. Nu er oplosCamilla zette haar
allermooiste baret op, die haar zoo goed
stond en bond een voile voor haar blozend
gelaat. Hoe zou hij zich verheugen.
Camilla wierp nog een laalsten blik door
de jalouziën, en kromp tot in haar binnen
ste getroffen in een. Van af den anderen
hoek der straat, kwam langzaam haar
vriendin Julie Ebner aangeloopen.
Camilla geloofde haar verstand te zul
len verliezen. Want Oskar Mühlberg
snelde bet meisje te gemoei, hij kuste
haar de hand en scheen zich uitermate te
verheugen Eu zij lachten beiden zoo ge
lukkig, alsof er geen jong meisjeshart was,
dat onder een ondragelijke pijn gebogen
ging. En terwijl het paar daar beneden
om den anderen hoek der straat verdween,
wreef Camilla zich als wezenloos de oogen.
Zij maakte haar sluier los en zstte de ba
ret. af, die haar zoo goed stond. Vervolgens
echter was het met haar rast gedaan. Haar
hoofdje zonk op de vensterbank en zij
snikte zielsbedroefd. Een oneindig wee
lag er over haar ziel. O, die brandende
ijverzucht, o ces jalousies 1
Ingemetseld.
Te Parijs heeft een huiseigenaar een
nieuw middel bedacht om ziju huurders
tot betaling, of tot verlaten van zijn huis
te dwingen. Hij heett ze ingemetseld.
Een zolderkamertje in zijn huis werd
bewoond door drie vrouwen. Toen deze
de huur niet konden betalen, vroegen zij
bem een leegstaanden hooizolder, boven
zijn stal, in huur tegen een huurprijs van
10 francs per maand. Zelfs dit bleek nog
te veel, want dikwijls blijven ze met de
betaling in gebreke, tot dit eindelijk den
eigenaar begon te vervelen. Hij verzocht
haar zijn zolder te verlaten, maar de drie
viouweD, niet wetende, waarheen te gaan,
weigerden hardnekkig en bleven. De man
liet toen voor den ingang van den stal
een muur bouwen.
Een muur was het eigenlijk niet, maar
een barricade, die van de vrouwen nu wel
geen gevangenen maakte, want twee van
haar gingen deze week nog uit,maar die haar
toch een gevaarlijke klimpartij bezorgde,
telkens als zij in- en uit wilden. Het is
zeer waarschijnlijk dat de huisheer ziju
doel zal bereiken. s
aoderd.
Nu begaf hij zich naar het venster en keek
naar buiten, in den natten, droevigen tuin. De
schemering begon reeds te vallen, maar het
was nog vrij licht, slechts belemmerde de val
lende regen het uitzicht. Hoe stil en
doodseh was het daar buiten, 't Was als
of hier nooit bloemen badden gebloeid en
vogels gaeaagen hadden, als hadden nooit
menschen gewandeld in de schaduw dier
boomeD. Niets bewoog zich rondom, en
toch, was dat slechts een schaduw, of een
menscbeljjke gestalte? Buiten op den weg,
aan het hek, door de kale twijgen heen,
meende hij het te hebben gezien. En daar
was het nog eens, bij had zich niet be
drogen, het bewoog zich, verdween en dook
weder op, net naar mate of het verder
ging of naderbij kwam. Wanneer hjj zioh
niet bedroog, was het een vrouwelijke ge
stalte. Nu scheen zij zich vanat het hek
naar de over2ijde van deu weg te bewegen
daar kon hij haar wellicht herkennen. Zeld
zaam dat deze eenzame gestalte daar buiten,
hem te midden van don regen zoo onophou
delijk gadesloeg. Wat bekommerde by in
dit uur van nood er zich over, wie dat zon
kunnen zijn En toch volgde hy haar met
de oogen en zag scherp toe, als zij daar
buiten nu een oogenblik staan bleef, en het
gelaat naar hem toekeerde, dan SafE I
was zij het werkelijk Hadden zijne oogen
hem bedrogen, of was zij hem tot hier
gevolgd
Terwijl hij zich dat alles afvroeg, was
zij reeds weder weggegaan van de plaat»,
waar hij baar zoo goed had kunnen gade
slaan; zij gleed nu het hek langs en ver
dween voor zijne oogen. Zij was weg
niets meor bewoog zich in de stille, doode
natuur, dan de kale takken der boomen
waarvan do regendroppelen afdropen. Was
zij het geweest Een oogenblik hield deze
godachte hem nog benig. Vervolgens pre
velde bij zicb voor, dat het een beeld zijner
fantasia zal zijn geweest, een beeld zijner
gedachten, ten gevolge van het treurige
onderhoud met zijne moeder. En nn
maakten angst en zorg zich zoo geweldig
van hom meester, dat alles daarnevens ver
zonk, zoodat hij haastig zjjn plaats aan het
venster verliet, om do dienstmaagd weder
af te lossen aan het ziekbed.
WORDT VERVOLGD.