Mende Sterren. Zondag 28 Juni 1896. 40ste Jaargang No. 3110. Het einde lsroont het_werk. FEUILLETON. Politiek oraacM der week. ISIJVOEGSEL. Buitenlandsch Nieuws. Het werk zal den meester loven. Dat blijkt nu weder. Yan alle zijden wordt den Minister van Houten lof toege zwaaid na de aanneming der kieswet. Zelfs het Handelsbladdat met van Houten's product niet zoo bijzonder in genomen was, is nu boven de wolken, in die mate, dat het blad, om meer licht te doen vallen op van Houten's „reuzenfiguur", het vroeger gehuldigde standpunt van Taic gaat smaden Of de Minister dan geen lof verdient? Dezen lof zullen wij hem niet onthou den, dat hij van groote parlementaire ervaring heeft blijk gegeven en het ei genaardig talent heeft aan den dag ge legd, dat gevorderd wordt om zulk maak werk als het zijne te verdedigen. Ons oordeel over de wet en over haren ont werper is echter niet veranderd. Wij vinden het een gebrekkig stelsel, en zelfs als wij toegeven, dat er onder de gegeven omstandigheden moeilijk veel anders te geven was, konden toch in het stelsel verbeteringen zijn aange bracht, die zonder de totstandkoming der wet in gevaar te brengen, de ergste bezwa ren hadden weggenomen. Het heeft niet zoo mogen zijn. Tak was uit den booze. En al wat van Tak's vrienden kwam, was dat nog meer. Het is dus te verklaren, dat deze hun stem niet wilden geven aan een wet, die zij in beginsel verkeerd vonden, en die men geweigerd had voor hen ook maar eenigszins aannemelijk te ma ken En toch, het is goed, dat de wet ten slotte is aangenomen. Om de algemee- ne politieke gevolgen, die eene verwer ping zou gehad hebben, en omdat de de wet ons in allen geval eene uitbrei ding van het kiesrecht brengt. Eene uitbreiding van het kiesrecht. Zij is echter niet finaal, zegt de een. En zij brengt ons slechts weinig meer kiezers, zegt de ander. Het aantal kie zers zal even groot zijn, misschien nog grooter dan bij Tak's ontwerp, beweert een derde. En volgens weer anderen zal de kieswet-agitatie nu vooreerst uit zijn, als niet althans die booze Takkia- nen roet in het eten brengen en dade lijk opnieuw op meer kiezers beginnen aan te dringen 1 Uit al die beweringen volgt, dat men Roman van Robert Byr. EERSTE BOEK. 6. De scherpe definitie, welke Hilde gaf van hare betrekking aan het hof had wel licht geestiger gewerkt, wanneer Hilde zelve er niet zoo hoogst ernstig onder ge bleven was. Haar vader vatte er echter dadelijk vnur op, „Nu, ik meen toch," antwoordde hij een weinig uit zijn humeur, „zoo erg kwaad moet het daar toch nog niet geweest zijn. Gij hebt er altoos in de eerste krin gen verkeerd, alle genot hebt gij gehad, bals, concerten: het heerlijke groote leven; en mevrouw de prinses was zoo op je bijzijn gesteld, anders hadden wij er nooit in toe gestaan, datje van ons weggingt en boven dien liet de prinses baar rechten als onze bloedverwante wol eenigszins ver, maar het is toch zoo gelden. In de zeven tiende eeuw heeft eene van de regeerende Ormonts, een huwelijk met een dame uit de Brandolfs gesloten. Ja, maar zoo is Hil de eenmaal,besloot hij, haar uitdrukking van zooeven verontschuldigende, „zij houdt er van om van de standen karikaturen te ma ker." „Evenals mjjn papaatje ze heerlijk weet op te schilderen," gat zij ditmaal in groote openhartigheid ten antwoord. „Een effant terrible is zjj geworden," beklaagde de baron zich schertsend. Zijne vrouw gaf ook hare ontevredenheid te kennen. „Wat zal men wel van dat alles denken, als men u er zoo zonder eerbied over boort spreken?" Hoe mild de vermaning ook uitviel, zij scheen de dochter niet te behagen; deze maakte tenminste een ongeduldige beweging, die ook geen bewijs aflegde voor den grooten eerbied voor haar moeder, evenals de toon, op welken zij antwoord gaf. „Ik zal mjj stil houden. Maar daarom laat het zich toch niet loochenen, dat papa al tijd een rozenroodeu bril bij zich draagt, waardoor hij de dingen op zijn mooist ziet en de anderen ook zoo maar schildert." „'t Is toch in alle gevallen altijd aange namer dan zwarten; men moot het leven van den vrooljjksten kant opvatten," mompelde de baron, die het niet vermoeide, om zich te rechtvaardigen en tevens zya glas mot smaak de hoofdvraag gelegen acht in wat meer of minder kiezers. Och neen. Daar liep de strijd niet over. Wij achten het in 't geheel niet onmogelijk, dat eene vol ledige toepassing van Tak's stelsel ons in aantal minder kiezers zou hebben ge geven dan van Houten's wet. Maar dit is het verschil, dat Tak niet en van Houten wel willekeurige onderscheidin gen maakt juist in die laag der bevol king, tot welke in beider stelsel de kies bevoegdheid zou wordeu uitgebreid En nu zal de ervaring 'uitspraak doen. In dien, zooals wij meenen duidelijk gemaakt te hebben, in de kringen der werklieden het kiesrecht wordt toegekend aan den een en onthouden aan den ander, zonder dat dit onderscheid gerechtvaardigd wordt door verschil in toestand ten op zichte van het kiesrecht, dan zal de er varing ons in het gelijk stellen en dan zullen de onrechtvaardig uitgeslotenen natuurlijk op wijziging dier onbillijke regeling aandringen. Maar zoo daardoor kiesrechtvraagstuk opnieuw aan de orde komt, dan zal het zijn op andere wijze. De eigenlijke strijd, de strijd, die de gemoederen verbitterde en verwarring bracht in de staatkundige verhoudingen, is volstreden het verzet tegen eene ruime kiesrecht-uitbreiding is gebroken. Het is gebroken door Tak. Het moge op het eerste gehoor klin ken als een paradox waar is het de man, aan wien van Houten zijne zegepraal te danken heeft, heet Tak van Poortvliet. Het is met volkomen recht gezegd, dat de wet, zooals die ten slotte gewor den is, het noodzakelijk uitvloeisel is van de gegeven omstandigheden. Hoe waren die omstandigheden En hoe zijn die geboren De omstandighe den waren deze dat er links een groep was, die onvervaard in eens het kies recht wilde uitbreiden, tot zoover als on der de bestaande grondwet mogelijk was; rechts een groep, wien bij zulk stout bestaan de sohrik om het harte sloeg, en die niet alleen zoover niet wilde gaan, maar liefst zoover mogelijk achter wil de blijven. En daartusschenin zag de Mi nister een talrijker groep, die niet zoo ver vooruit durfde gaan en niet zoover achter durfde blijven en die dus zwoer bij het woord van den meester, die hun beloofd had hun tusschen die twee klip pen door te veel vooruit, te veel naar achteren een veiligen weg te wij zen. Dat waren de gunstige omstandighe den, waarvan de Minister, met zijne groo te ervarenheid in het parlementaire le ven en met zijne gemakkelijkheid, om, te ledigen. Dat welbehagen liet zich zelfs na een nederlaag nooit verdrijven. Bij een goede flesch scheen do oude baron uiterma te te genieten. „En toch ziet men door den zwarten bril het meest nauwkeurig en scherp,' kloek het als laatste woord uit Hilda's mond. „De schil ders nemen in den laafsten tijd ook de came- ra-obscura, te hulp. Gebruikt gij ook een dergelijke bij uwe opname?" Reimar bevestigde dit. „Onder sommige omstandigheden. Hij ver scherpt de vaststelling der lijnen, maar voor de kleurenpracht heeft men het bloote oog noodig, het verduistert anders te veel." „Wat heb ik gezegd I Vroolijk liet de baron, mat eten bezig zijnde, zich nogmaals hooren. „Weet ge, het is lang niet aardig van n, dat gij uw schetsboek niet hebt meegebracht", verklaarde Hilde; „ik heb reeds alle zakken van nw paletot doorzocht, omdat ik het eigenlijk niet recht geloofde, dat gij het thuis gelaten hebt. De heeren willen altijd hebben, dat men hen zoolang bidt en smeekt; dat is zoo hunne coquetterie. Ik moest ei genlijk heel boos zijn, tot dat gij terugkomt en het medebrengt En dat zeide zij hem met zulk e.en zoet lachje en zulk een verlrouwelijken blik, dat bij door hare zonderlinge manieren gansch niet nadacht, hoe wonderlijk het hem ook toeschijnen moest, dat een jong meisje de zakken van zijn overjas doorzocht, en dit zoo onbevangen zegt en tevens tegen hare ouders op een dergelijke manier optreedt, dan een jongen man, dien zij voor de eerste maal ontmoet, zoo vertrouwelijk behandelt, alsof het slechts een vernieuwing van een oude kameraadschap geldt. Dat was niet de verpersoonlijking van een duitsche vrouw, waarvan hij eenmaal gedroomd had en waar voor Erna eigenlijk veel beter paste; maar wat of Hilde ook deed of zeide, het stond haar goed. Alles aan haar was sierlijk, wat oen onweerstaanbaren invloed op bom uitoe fende. Zijne|volle opmerkzaamheid voor haar te eischen, behoefde van haar kant geen buitengewone moeite en toch wilde het bem menigmaal niet uit de gedachte, dat zij al haar best deed, den electrischen stroom, die tnsschen hen beiden een onmerkbaren band vormde, telkens sterker en sterker te doen worden. Do dienaar had de verdere schotels rond gediend, welke dank zij de melkspijzen, niette veel aftrek hadden; en de spaarzaamheid der aanzittenden was zoo opvallend, dat de ba ron ze too niet durfde laton passteien, zon der er iets van te zeggen. waar hij naar zijne beginselen niet han delen kan, zich te voegen naar de ei schen van het oogenblik, partij heeft ge trokken. Hoe zijn die omstandigheden ont staan Door Tak's kloek en krachtig op treden. Door zonder aarzelen ot versa gen eene kiesrechtuitbreiding voor te stellen, zoover als de grondwet toeliet, heeft hij weliswaar een oogenblik doen schrikken, maar toch aan hen, die met hem van eenen geest waren, het doel aan gewezen, waarnaar zij to streven hadden. Dat velen met hem dien weg wilden, bleek reeds in de Kamer. Maar meer nog bleek het buiten de Kamer, na hare ontbinding, dat do groote, nobele, prin- cipiëele gedachte van Tak's ontwerp den bjval der natie, der toenmalige kiezers had. Eu wat heeft men toen gedaan De heer Hafmans heeft het op teeken- achtige wijze gezegd: men heeft een groo ten hoed genomen, waaronder men allen vangen kon, die men tegen Tak en zjn aanhang in het veld wilde brengen. Die groote hoed wasruime kiesrecht-uit breiding. Allen zongen toen het liedje van ruime kiesrechtuitbreiding men zou eveu ver gaan als Tak, of niet minder ver, of nagenoeg even ver, misschien nog wel verder maar men zou niet de grondwet schenden En toen heeft de burger ij, hoorende dat de anti-Takkianen het goede doen wilden, wat Tak deed, maar zonder het booze bij voegsel dat, naar men haar w jsmaakte, er in te vinden was, toen heett z j de meerder heid geschonken aan de anti-Takkianen. Maar nu zal de oude Haff- mans het ons weder zeggen nu zitten ze ook onder den hoed. Hoe dikwjls heb ik dien hoed verwenschtriep de veteraan der roomsch-katholieke partj met zjne gewone rondborstigheid uit. Eu slechts omdat zj onder den hoed zaten, dat isomdat zj uit vrees voor Tak's zegepraal zich voor ruime kies recht-uitbreiding hadden verklaard, achtten zj nu zich daartoe gebonden. En zoo is er die voor van Houten bruikbare middenstof gekomen, die wel aanzelend en wel schoorvoetend zich door hem liet meevoeren, maar die zich gebonden achtte door de bij de stembus afgelegde beloften, die alleen afgedwon gen zjn door Tak's optreden en den steun, dien dit in het wezen der zaak bj de natie ondervond. En al schjnt dus Tak de verslagene en van Houten de overwinnaar zon der Tak badde van Houten niet do ze gepraal behaald, en zonder Tak waren wj met het kiesrecht niet zoover geko men, als wj nu eindeljk zjn. Dat van Houten den weg bewande. Inderdaad mijn lieve," wendde hij zich met vriendelijke scherts tot zjjn vrouw, die reeds na de eerste woorden, onafgewend in do terrine staarde, „het had niet kwaad ge weest, als gij in de keuken orders gegeven had, dat het menu een weinig ruimer ge weest was. Ik had daarover eerst inlich tingen moeten vragen, eer ik onzen vriend zoo zonder meer aan tafel noodigde. Ik vrees, mijnheer de ingenieur, dat wij ons te vreden zullen moeten stellco. Maar seker, men heeft ook op de forellen gerekend, die ik belootd had, te znllen medebrengen. Denk eens kinders, drie volle nren op de vangst. En dan niet een enkel viscbje, alles schijat nitgestorven; niet een eokel wordt er gesnapt, in dat heerlijke forellen water, waar het vroe ger wemelde. Maar die fabrieken ik zal nog tot een proces gedwoDgen worden. Het is of door die uitmonding van het ka naal alles vergiftigd; is niet eens in het beekje komen de visschen meer. „Maar het kanaal, papa, bestaat reeds ve le jaren", bracht Erna hiertegen in. Het was de eerste maal, dat zij het woord nam, sedert men aan tafel zat; de baron nam het bijna als een ongehoord feit op en scheen er merkbaar over uit zijn humeur. „Bestaat reeds lang, jawel, maar men bondt geen rekening met al die soort nieuwe uitvindingen. Al dat duivelstuig; ja wie had dat ook vooruit kunnen weten. Ik had anders, toen bet over het geven der vergunning handelde, zeker niet mjjne toe stemming gegeven. Toen beeft men mj slechts voorgespiegeld, dat ik met den ver koop van den ouden molen een goed zaakje deed; dat ik mede hielp, om de arme be volking brood te verschaffen. Dat is zoo een van die mooie leugens van die zaaklui. Zj weten wat honig op het brood te smeren, vangen daarmede honne licbtgeloovige slachtoffers, en wanneer zij hen eenmaal hebben, dan doen zij hun macht gevoelen. Gij moet n er Diet over verwonderen, mijnheer de ingenieur, mij zoo te hoo ren spreken; ik heb daaromtrent mijne er varingen. Mijne gevoelens ontspringen Diet uit dezelfde gronden, als bij zoo menigeen uit onzen kring. Ik heb niets van dien be- lachelijken trots van velen mijner stamgenoo- ten; ik heb met deze vooroordeelen al lang reeds gebrokenvoor m jn part bijvoor beeld, mag mijn dochter trouwen met wien zij wil, wanneer het slechts een ferme, knappe kerel is, die zich in bare familie op zijn plaats zon gevoelen. Ik zal niet vra gen naar het wapen mijner schoonzoons; ik schat den mensch als mensch, ja, ik beD bijna een demccraat, een oprecht vriend len kon, dien hij nu met goed gevolg heeft afgelegd, heeft hij te danken aan hem, dien hij met de grootste felheid en bitterheid en onrechtvaardigheid bestre den heeftaan Tak van Poortvliet, die voor hem zijn pad heeft gebaand. Ziehier onder welke gezegende voor waarden, de SPAANSCIIE koloniën aan het moederland zijn verbonden. In de koloniën worden niet alleen de hooge burgerlijke en militaire waardigheden, maar ook alle overige ambten door Spanjaarden bekleed. Hoewel de land voogden voor hunne daden verant woordelijk zijn, beteekent zulks in de werkelijkheid weinig. In alle takken van bestuur heerscht de geest van een onbeperkt despotisme. In geschillen tusschen Spanjaarden en Creolen, d.i. de in Zuid Amerika geboron afstamme lingen van Spanjaarden, wordt steeds door de ambtenaren tegen de laatste partij gekozen. De uitsluiting van alle posten, vernederende en vermoeiende arbeid, krenkende miskenning en ver achting hebben de Creolen allengs tot eene ongekende laagte doen zinken. Alleen ten opzichte der geestelijkheid heeft Spanje eene uitzondering toegela ten. Deze is steeds in het bezit harer rechten en inkomsten gebleven en uit dankbaarheid daarvoor heeft zij steeds krachtig medegewerkt, om het volk in slaafsche onderworpenheid te houden. Het dierbare moederland zorgde te vens het volk onder economische voog dij te houden, want terecht begreep het dat materieele welvaart op den voet gevolgd wordt door geestelijke ontwik keling. Daarom moesten de koloniën zooveel mogelijk buiten betrekkingen met vreem de natiën blijven. In hare havens mochten niet anders dan Spaansche sche pen komen. Zij handelden uitsluitend met het moederland en dit voorzag haar van producten die zij zeiven niet ople verden. De verschillende gewesten mochten geene andere producten telen, dan die hun door het moederland wa ren voorgeschreven. Yoor en na zijn wel de rechten van vreemdelingen bij internationale tractaten vastgesteld, maar voor den creool is het geschetste stelsel blijven bestaan. Om deze schoone toe standen te handhaven onderhoudt Spanje thans een leger van 200,000 manschap pen op Cuba, waarvan gemiddeld 6000 in ziekenhuizen liggen. Het sterfte-cij- «BgBE—MPj™-1^-niririwiiiinmaMWMMMinx van het volk. Daarom heeft het mij giste ren zoo gekrenkt, wegens een misverstand door de arbeiders zoo behandeld te worden, want ik sympathiseer met btD. Waarach tig, ik kan ben geen ongelijk geven, bet is iets ellendigs met het kapitaal, dat men alles, wat door de ouden geheiligd en gewaarmerkt is, ziet verslinden, evenals het de jeogd en het vleesch der arbeiders inslikt. Die ban kiers en fabrikanten, zelven allen nit het volk geboren, vergeten hun oorsprong; na zijn het heeren, neen de tyranuen der wereld, erger nog dan zij, die |voor hen leefden. Men behoeft er heusch niet ver voor te gaan om dat alles te zien; wij heb ben het dicht genoeg in onze nabijheid. Gjj ziet, ik spreek oprecht, als man tegen man. Gjj zult, zoo lang gij hier aan 't werk zijt, reeds allerlei praatjes in de stad geboord hebben, in dat kletsnest. Gelooft ge, dat bet die menscben genoeg is, rijkdommen op rijkdommen te hoopen? Die zij dan nog Diet eens weten te ge bruiken; want de ware manier om te leven, leeren zij nooit, dat moet een mensch aan geboren zijn en zij zijn en blijven parvenus. In wezen evenals in het denken schei den zij zich of van datgene waarnit zij ge boren zijn en bespotten degenen die het goed met huns gelijken voor hebben. Dat optreden is het wat mij afstoot en daarom is de lens bij mijgeen fabrikantenkioders Daar moet ik mijn goedertierenheid ont zeggen. Niet nit adeltrots; maar dat ge biedt mij mijne overtuiging. Wanneer men zich met dergelijke inidjes inlaat, is men voor geene beleedigingen gevrijwaard. Vroeger was de ridder een kleine sonve- rier op zijn burcht, heden woont bij in een bonten hnïsi zij echter wonen in honne prachtige villa's en paleizen en zij, dio ze voor hem gobonwd hebben, in ongezonden vochtige holen en krotten. Stuksgewijze ontstelen zij de bezittingen van de vroege re heeren en verbannen hen nit elke betrek king van invloed, van de kamerzetels, ja oit alles. Zy verbranden het wond, zij ver nietigen het wild, zij verpesten het water, zij zuigen hot land uit en laten de lui ver hongeren, slechts alleen, om hnnnen gelddorst te knnen bevredigen; hun leus is enkel: bij elkander scharrelen en rnpen wat zij krijgen kannen, door eorlyke of oneerlijke midde len." „Papa, mijnheer Seiler is een zeer achtens waardig man en geen bedrieger 1" viel Erna plotseling in. De baron scheen gewoon te zijn, thuis hot grootste woord te voeren en het scheen allen seer te verwonderen, dat syne tweede fer bedraagt thans 10 per dag of 70 in een week, behalve de krijgslieden, die dagelijks in de gevechten met de op standelingen blijven. Thans koestert men het voornemen om over een paar maanden nogmaals 100000 manschappen naar de Antillen te zen den. Op de jaarlijksche begrooting is voor een en ander ongeveer 150 mil- lioen gulden uitgetrokken, dat is vrij wel de helft van het budget. Zes mil- lioen gulden zullen besteed worden voor de ontwikkeling van de nij verheid en den landbouw. Een aardige verhouding nietwaar. En nog is men op Cuba en in de andere bezittingen met de moe derlijke waakzaamheid niet tevreden. De hooge hergen, de dichte bosschen, de uitgestrekte vlakten, waarin alles vrijheid ademt, hebben den moreelen ondergang van het volk gered. Alge meens ontevredenheid is het ondank bare loon, dat het moederland voor zijn zorgvol toezicht in-oogst. Ontevredenheid hier, ontevredenheid daar, ontevredenheid overal. Gaf eerst lord Chamberlain zijn ontevredenheid over het binnenlandsch beheer der ZUID-AFRI- KAANSCHE REPUBLIEK te kennen, thanswordt hij door Kruger en zijn raads lieden met gelijke munt betaald.Dr. Leyds heeft in een paar telegrammen de grie ven derZuid-Afrikaansche regeering bloot gelegd. De beide telegrammen, welke dr. Leijds aan den waarnemenden gouver neur te Kaapstad heeft gezonden, luiden aldus No. 1 Ik heb de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, om aan de Britsche regeering mede te deelen, dat, met het oog op het welzijn en den vre de van Zuid-Afrika, deze regeering over tuigd is, dat de bewijsstukken in het bezit en ter beschikking van de Brit sche regeering, nu voldoende rechtvaar digen en dringen tot het gerechtelijk vervolgen van de heeren Cecil Rhodes, Alfred Beit en dr. Ruthenfoord Harris, evenals reeds geschied is met dr. Jame- son en zijne medeplichtigen. In het be lang van geheel Zuid-Afrika gevoelt deze regeering zich verplicht, bij de Britsche regeering aan te driDgen op het nemen van dezen stap. No. 2. Deze regeering ziet met groot leedwezen het uitstel in het onderzoek naar de medeplichtigheid en verant woordelijkheid van de Chartered Com- pany in verband met den strooptocht van dr. Jameson en zijn korps op het gebied van deze republiek. Deze regee ring beschouwt het als haar recht en plicht aan te dringen op het spoedig houden van dit onderzoek, niet alleen omdat zij de beleedigde partij is, maar dochter zich nn al reeds voor de tweede maal, op zulk een besliste wijze deed hoo ren. Wanneer zij hot nog lechend of spot tend had gedaan, zooals hare znster; maar zij zat daar hoog opgericht, het bloed naar het gelaat gestroomd, de door tranen voch tig zijnde oogen, vol trotsch vuur en gereed, den tegenstand krachtig voort te zotten. Reimar kon een gevoel van sympathie voor het nit hare schnchterheid gedrevene kind niet onderdrnkken. Hij bad overigens de rede van den baron zwijgend aangehoord. Zeldzaam 1 Maar het scheen hem menig maal toe, alsof hij zijn vriend Sehmitz hoor de spreken. Die phrases moeten toch over al wel bekend zijn, daar meD ze overal hoor de. „Ik geloof toch," gaf hij den baron in den den meest beleefden vorm ten antwoord, „dat met zulk eene beoordeeling in het algemeen veel onrecht gedaan wordt." „Nn ja, ik wil wel eenige uitzondering doen gelden," gaf de baron toe. „Ook beb ik geen namen genoemdhet ligt niet in mijn plan, persoonlijk te worden. Dat is vronwenaard. Overigens, mijnheer de ingi- nenr, geloo'de ik een democraat voor mij te hebben tenminste nit de wyze, op welke gij met het volk gereed kwaamt gerekend de gehoorzaamheid, welke n bewezen werd „Die had ik slechts aan het gezond ver stand van die luidjes te danken," antwoord de Reimar, den invloed, die hem op de arbei dersbeweging werd toegeschreven, daardoor van de hand wijzende; „doch laten wij de barones liever niet aan dat onaangename voorval herinneren, dat al reeds een tester ken indrnk op haar gemaakt heeft." Het gelaat en de bedrukte houding dar huisvrouw rechtvaardigden dit gezegde. Ook Hilde hielp hem, de spanning die er was in getreden, te verdrijven. Zjj meende, dat er een weinig muziek gemaakt moest worden. Toch verklaarde zij echter, toen haar vader dit gretig toestemde, zich voor te weinig gedisponeerd en school het op haar zusters schouders, die haar voor deze gelegenheid, om zich meteen even te kannen verwijderen, dankbaar was en haastig opstond. „Gij rookt niet Dan moet ik my daarbij alleen gezelschap houden," zeide de baron, zoodra bet eerste accoord op de piano in het salon werd aangeslagen, „ook zult gij wel eenigszins verontschuldigen willen, wanneer lk slechts een enkelen blik de laatste voorjaarswedrennen en daarbij had hjj reeds het sportblad, dat hem door den be diende op een blad werd aangeboden, aange nomen, waaria hij na eenige oogenblikken

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5