Mende Sterren.
Zondag 28 Juni 1896.
40ste Jaargang No. 3110.
Het einde lsroont
het_werk.
FEUILLETON.
Politiek oraacM der week.
ISIJVOEGSEL.
Buitenlandsch Nieuws.
Het werk zal den meester loven. Dat
blijkt nu weder. Yan alle zijden wordt
den Minister van Houten lof toege
zwaaid na de aanneming der kieswet.
Zelfs het Handelsbladdat met van
Houten's product niet zoo bijzonder in
genomen was, is nu boven de wolken,
in die mate, dat het blad, om meer
licht te doen vallen op van Houten's
„reuzenfiguur", het vroeger gehuldigde
standpunt van Taic gaat smaden
Of de Minister dan geen lof verdient?
Dezen lof zullen wij hem niet onthou
den, dat hij van groote parlementaire
ervaring heeft blijk gegeven en het ei
genaardig talent heeft aan den dag ge
legd, dat gevorderd wordt om zulk maak
werk als het zijne te verdedigen. Ons
oordeel over de wet en over haren ont
werper is echter niet veranderd. Wij
vinden het een gebrekkig stelsel, en
zelfs als wij toegeven, dat er onder
de gegeven omstandigheden moeilijk veel
anders te geven was, konden toch in
het stelsel verbeteringen zijn aange
bracht, die zonder de totstandkoming der
wet in gevaar te brengen, de ergste bezwa
ren hadden weggenomen.
Het heeft niet zoo mogen zijn. Tak
was uit den booze. En al wat van
Tak's vrienden kwam, was dat nog
meer.
Het is dus te verklaren, dat deze hun
stem niet wilden geven aan een wet,
die zij in beginsel verkeerd vonden, en
die men geweigerd had voor hen
ook maar eenigszins aannemelijk te ma
ken
En toch, het is goed, dat de wet ten
slotte is aangenomen. Om de algemee-
ne politieke gevolgen, die eene verwer
ping zou gehad hebben, en omdat de
de wet ons in allen geval eene uitbrei
ding van het kiesrecht brengt.
Eene uitbreiding van het kiesrecht.
Zij is echter niet finaal, zegt de een.
En zij brengt ons slechts weinig meer
kiezers, zegt de ander. Het aantal kie
zers zal even groot zijn, misschien nog
grooter dan bij Tak's ontwerp, beweert
een derde. En volgens weer anderen
zal de kieswet-agitatie nu vooreerst uit
zijn, als niet althans die booze Takkia-
nen roet in het eten brengen en dade
lijk opnieuw op meer kiezers beginnen
aan te dringen 1
Uit al die beweringen volgt, dat men
Roman van Robert Byr.
EERSTE BOEK. 6.
De scherpe definitie, welke Hilde gaf
van hare betrekking aan het hof had wel
licht geestiger gewerkt, wanneer Hilde
zelve er niet zoo hoogst ernstig onder ge
bleven was. Haar vader vatte er echter
dadelijk vnur op,
„Nu, ik meen toch," antwoordde hij een
weinig uit zijn humeur, „zoo erg kwaad
moet het daar toch nog niet geweest zijn.
Gij hebt er altoos in de eerste krin
gen verkeerd, alle genot hebt gij gehad,
bals, concerten: het heerlijke groote leven;
en mevrouw de prinses was zoo op je bijzijn
gesteld, anders hadden wij er nooit in toe
gestaan, datje van ons weggingt en boven
dien liet de prinses baar rechten als onze
bloedverwante wol eenigszins ver, maar
het is toch zoo gelden. In de zeven
tiende eeuw heeft eene van de regeerende
Ormonts, een huwelijk met een dame uit de
Brandolfs gesloten. Ja, maar zoo is Hil
de eenmaal,besloot hij, haar uitdrukking
van zooeven verontschuldigende, „zij houdt er
van om van de standen karikaturen te ma
ker."
„Evenals mjjn papaatje ze heerlijk weet op
te schilderen," gat zij ditmaal in groote
openhartigheid ten antwoord.
„Een effant terrible is zjj geworden,"
beklaagde de baron zich schertsend. Zijne
vrouw gaf ook hare ontevredenheid te kennen.
„Wat zal men wel van dat alles denken,
als men u er zoo zonder eerbied over boort
spreken?"
Hoe mild de vermaning ook uitviel, zij
scheen de dochter niet te behagen; deze maakte
tenminste een ongeduldige beweging, die ook
geen bewijs aflegde voor den grooten eerbied
voor haar moeder, evenals de toon, op welken
zij antwoord gaf.
„Ik zal mjj stil houden. Maar daarom
laat het zich toch niet loochenen, dat papa al
tijd een rozenroodeu bril bij zich draagt,
waardoor hij de dingen op zijn mooist ziet
en de anderen ook zoo maar schildert."
„'t Is toch in alle gevallen altijd aange
namer dan zwarten; men moot het leven van
den vrooljjksten kant opvatten," mompelde de
baron, die het niet vermoeide, om zich te
rechtvaardigen en tevens zya glas mot smaak
de hoofdvraag gelegen acht in wat meer
of minder kiezers. Och neen. Daar liep
de strijd niet over. Wij achten het in
't geheel niet onmogelijk, dat eene vol
ledige toepassing van Tak's stelsel ons
in aantal minder kiezers zou hebben ge
geven dan van Houten's wet. Maar
dit is het verschil, dat Tak niet en van
Houten wel willekeurige onderscheidin
gen maakt juist in die laag der bevol
king, tot welke in beider stelsel de kies
bevoegdheid zou wordeu uitgebreid En
nu zal de ervaring 'uitspraak doen. In
dien, zooals wij meenen duidelijk gemaakt
te hebben, in de kringen der werklieden
het kiesrecht wordt toegekend aan den
een en onthouden aan den ander, zonder
dat dit onderscheid gerechtvaardigd
wordt door verschil in toestand ten op
zichte van het kiesrecht, dan zal de er
varing ons in het gelijk stellen en dan
zullen de onrechtvaardig uitgeslotenen
natuurlijk op wijziging dier onbillijke
regeling aandringen.
Maar zoo daardoor kiesrechtvraagstuk
opnieuw aan de orde komt, dan zal het
zijn op andere wijze. De eigenlijke strijd,
de strijd, die de gemoederen verbitterde
en verwarring bracht in de staatkundige
verhoudingen, is volstreden het verzet
tegen eene ruime kiesrecht-uitbreiding is
gebroken.
Het is gebroken door Tak.
Het moge op het eerste gehoor klin
ken als een paradox waar is het
de man, aan wien van Houten zijne
zegepraal te danken heeft, heet Tak
van Poortvliet.
Het is met volkomen recht gezegd,
dat de wet, zooals die ten slotte gewor
den is, het noodzakelijk uitvloeisel is van
de gegeven omstandigheden.
Hoe waren die omstandigheden En
hoe zijn die geboren De omstandighe
den waren deze dat er links een groep
was, die onvervaard in eens het kies
recht wilde uitbreiden, tot zoover als on
der de bestaande grondwet mogelijk was;
rechts een groep, wien bij zulk stout
bestaan de sohrik om het harte sloeg, en
die niet alleen zoover niet wilde gaan,
maar liefst zoover mogelijk achter wil
de blijven. En daartusschenin zag de Mi
nister een talrijker groep, die niet zoo
ver vooruit durfde gaan en niet zoover
achter durfde blijven en die dus zwoer
bij het woord van den meester, die hun
beloofd had hun tusschen die twee klip
pen door te veel vooruit, te veel
naar achteren een veiligen weg te wij
zen.
Dat waren de gunstige omstandighe
den, waarvan de Minister, met zijne groo
te ervarenheid in het parlementaire le
ven en met zijne gemakkelijkheid, om,
te ledigen. Dat welbehagen liet zich zelfs na
een nederlaag nooit verdrijven. Bij een
goede flesch scheen do oude baron uiterma
te te genieten.
„En toch ziet men door den zwarten bril het
meest nauwkeurig en scherp,' kloek het als
laatste woord uit Hilda's mond. „De schil
ders nemen in den laafsten tijd ook de came-
ra-obscura, te hulp. Gebruikt gij ook een
dergelijke bij uwe opname?"
Reimar bevestigde dit.
„Onder sommige omstandigheden. Hij ver
scherpt de vaststelling der lijnen, maar voor
de kleurenpracht heeft men het bloote oog
noodig, het verduistert anders te veel."
„Wat heb ik gezegd I Vroolijk liet de
baron, mat eten bezig zijnde, zich nogmaals
hooren.
„Weet ge, het is lang niet aardig van n,
dat gij uw schetsboek niet hebt meegebracht",
verklaarde Hilde; „ik heb reeds alle zakken
van nw paletot doorzocht, omdat ik het
eigenlijk niet recht geloofde, dat gij het
thuis gelaten hebt. De heeren willen altijd
hebben, dat men hen zoolang bidt en smeekt;
dat is zoo hunne coquetterie. Ik moest ei
genlijk heel boos zijn, tot dat gij terugkomt
en het medebrengt
En dat zeide zij hem met zulk e.en zoet
lachje en zulk een verlrouwelijken blik, dat
bij door hare zonderlinge manieren gansch
niet nadacht, hoe wonderlijk het hem ook
toeschijnen moest, dat een jong meisje de
zakken van zijn overjas doorzocht, en dit
zoo onbevangen zegt en tevens tegen hare
ouders op een dergelijke manier optreedt, dan
een jongen man, dien zij voor de eerste
maal ontmoet, zoo vertrouwelijk behandelt,
alsof het slechts een vernieuwing van een
oude kameraadschap geldt. Dat was niet
de verpersoonlijking van een duitsche vrouw,
waarvan hij eenmaal gedroomd had en waar
voor Erna eigenlijk veel beter paste; maar
wat of Hilde ook deed of zeide, het stond
haar goed. Alles aan haar was sierlijk, wat
oen onweerstaanbaren invloed op bom uitoe
fende. Zijne|volle opmerkzaamheid voor haar
te eischen, behoefde van haar kant geen
buitengewone moeite en toch wilde het bem
menigmaal niet uit de gedachte, dat zij al
haar best deed, den electrischen stroom, die
tnsschen hen beiden een onmerkbaren
band vormde, telkens sterker en sterker te
doen worden.
Do dienaar had de verdere schotels rond
gediend, welke dank zij de melkspijzen, niette
veel aftrek hadden; en de spaarzaamheid der
aanzittenden was zoo opvallend, dat de ba
ron ze too niet durfde laton passteien, zon
der er iets van te zeggen.
waar hij naar zijne beginselen niet han
delen kan, zich te voegen naar de ei
schen van het oogenblik, partij heeft ge
trokken.
Hoe zijn die omstandigheden ont
staan Door Tak's kloek en krachtig op
treden. Door zonder aarzelen ot versa
gen eene kiesrechtuitbreiding voor te
stellen, zoover als de grondwet toeliet,
heeft hij weliswaar een oogenblik doen
schrikken, maar toch aan hen, die met
hem van eenen geest waren, het doel aan
gewezen, waarnaar zij to streven hadden.
Dat velen met hem dien weg wilden,
bleek reeds in de Kamer. Maar meer
nog bleek het buiten de Kamer, na hare
ontbinding, dat do groote, nobele, prin-
cipiëele gedachte van Tak's ontwerp den
bjval der natie, der toenmalige kiezers
had.
Eu wat heeft men toen gedaan
De heer Hafmans heeft het op teeken-
achtige wijze gezegd: men heeft een groo
ten hoed genomen, waaronder men allen
vangen kon, die men tegen Tak en zjn
aanhang in het veld wilde brengen. Die
groote hoed wasruime kiesrecht-uit
breiding. Allen zongen toen het liedje
van ruime kiesrechtuitbreiding men zou
eveu ver gaan als Tak, of niet minder
ver, of nagenoeg even ver, misschien
nog wel verder maar men zou niet
de grondwet schenden
En toen heeft de burger ij, hoorende dat
de anti-Takkianen het goede doen wilden,
wat Tak deed, maar zonder het booze bij
voegsel dat, naar men haar w jsmaakte, er
in te vinden was, toen heett z j de meerder
heid geschonken aan de anti-Takkianen.
Maar nu zal de oude Haff-
mans het ons weder zeggen nu zitten
ze ook onder den hoed. Hoe dikwjls
heb ik dien hoed verwenschtriep de
veteraan der roomsch-katholieke partj
met zjne gewone rondborstigheid uit.
Eu slechts omdat zj onder den hoed
zaten, dat isomdat zj uit vrees voor
Tak's zegepraal zich voor ruime kies
recht-uitbreiding hadden verklaard,
achtten zj nu zich daartoe gebonden.
En zoo is er die voor van Houten
bruikbare middenstof gekomen, die wel
aanzelend en wel schoorvoetend zich
door hem liet meevoeren, maar die zich
gebonden achtte door de bij de stembus
afgelegde beloften, die alleen afgedwon
gen zjn door Tak's optreden en den
steun, dien dit in het wezen der zaak
bj de natie ondervond.
En al schjnt dus Tak de verslagene
en van Houten de overwinnaar zon
der Tak badde van Houten niet do ze
gepraal behaald, en zonder Tak waren
wj met het kiesrecht niet zoover geko
men, als wj nu eindeljk zjn.
Dat van Houten den weg bewande.
Inderdaad mijn lieve," wendde hij zich
met vriendelijke scherts tot zjjn vrouw, die
reeds na de eerste woorden, onafgewend in
do terrine staarde, „het had niet kwaad ge
weest, als gij in de keuken orders gegeven
had, dat het menu een weinig ruimer ge
weest was. Ik had daarover eerst inlich
tingen moeten vragen, eer ik onzen vriend
zoo zonder meer aan tafel noodigde. Ik
vrees, mijnheer de ingenieur, dat wij ons te
vreden zullen moeten stellco. Maar seker,
men heeft ook op de forellen gerekend, die
ik belootd had, te znllen medebrengen. Denk
eens kinders, drie volle nren op de vangst.
En dan niet een enkel viscbje, alles schijat
nitgestorven; niet een eokel wordt er gesnapt,
in dat heerlijke forellen water, waar het vroe
ger wemelde. Maar die fabrieken ik
zal nog tot een proces gedwoDgen worden.
Het is of door die uitmonding van het ka
naal alles vergiftigd; is niet eens in het
beekje komen de visschen meer.
„Maar het kanaal, papa, bestaat reeds ve
le jaren", bracht Erna hiertegen in. Het
was de eerste maal, dat zij het woord nam,
sedert men aan tafel zat; de baron nam het
bijna als een ongehoord feit op en scheen er
merkbaar over uit zijn humeur.
„Bestaat reeds lang, jawel, maar
men bondt geen rekening met al die soort
nieuwe uitvindingen. Al dat duivelstuig; ja
wie had dat ook vooruit kunnen weten. Ik
had anders, toen bet over het geven der
vergunning handelde, zeker niet mjjne toe
stemming gegeven. Toen beeft men mj
slechts voorgespiegeld, dat ik met den ver
koop van den ouden molen een goed zaakje
deed; dat ik mede hielp, om de arme be
volking brood te verschaffen. Dat is zoo een
van die mooie leugens van die zaaklui. Zj
weten wat honig op het brood te smeren,
vangen daarmede honne licbtgeloovige
slachtoffers, en wanneer zij hen eenmaal
hebben, dan doen zij hun macht gevoelen.
Gij moet n er Diet over verwonderen,
mijnheer de ingenieur, mij zoo te hoo
ren spreken; ik heb daaromtrent mijne er
varingen. Mijne gevoelens ontspringen Diet
uit dezelfde gronden, als bij zoo menigeen
uit onzen kring. Ik heb niets van dien be-
lachelijken trots van velen mijner stamgenoo-
ten; ik heb met deze vooroordeelen al lang
reeds gebrokenvoor m jn part bijvoor
beeld, mag mijn dochter trouwen met wien
zij wil, wanneer het slechts een ferme,
knappe kerel is, die zich in bare familie op
zijn plaats zon gevoelen. Ik zal niet vra
gen naar het wapen mijner schoonzoons; ik
schat den mensch als mensch, ja, ik beD
bijna een demccraat, een oprecht vriend
len kon, dien hij nu met goed gevolg
heeft afgelegd, heeft hij te danken aan
hem, dien hij met de grootste felheid en
bitterheid en onrechtvaardigheid bestre
den heeftaan Tak van Poortvliet,
die voor hem zijn pad heeft gebaand.
Ziehier onder welke gezegende voor
waarden, de SPAANSCIIE koloniën aan
het moederland zijn verbonden. In de
koloniën worden niet alleen de hooge
burgerlijke en militaire waardigheden,
maar ook alle overige ambten door
Spanjaarden bekleed. Hoewel de land
voogden voor hunne daden verant
woordelijk zijn, beteekent zulks in de
werkelijkheid weinig. In alle takken
van bestuur heerscht de geest van een
onbeperkt despotisme. In geschillen
tusschen Spanjaarden en Creolen, d.i.
de in Zuid Amerika geboron afstamme
lingen van Spanjaarden, wordt steeds
door de ambtenaren tegen de laatste
partij gekozen. De uitsluiting van alle
posten, vernederende en vermoeiende
arbeid, krenkende miskenning en ver
achting hebben de Creolen allengs tot
eene ongekende laagte doen zinken.
Alleen ten opzichte der geestelijkheid
heeft Spanje eene uitzondering toegela
ten. Deze is steeds in het bezit harer
rechten en inkomsten gebleven en uit
dankbaarheid daarvoor heeft zij steeds
krachtig medegewerkt, om het volk in
slaafsche onderworpenheid te houden.
Het dierbare moederland zorgde te
vens het volk onder economische voog
dij te houden, want terecht begreep het
dat materieele welvaart op den voet
gevolgd wordt door geestelijke ontwik
keling.
Daarom moesten de koloniën zooveel
mogelijk buiten betrekkingen met vreem
de natiën blijven. In hare havens
mochten niet anders dan Spaansche sche
pen komen. Zij handelden uitsluitend
met het moederland en dit voorzag haar
van producten die zij zeiven niet ople
verden. De verschillende gewesten
mochten geene andere producten telen,
dan die hun door het moederland wa
ren voorgeschreven. Yoor en na zijn
wel de rechten van vreemdelingen bij
internationale tractaten vastgesteld, maar
voor den creool is het geschetste stelsel
blijven bestaan. Om deze schoone toe
standen te handhaven onderhoudt Spanje
thans een leger van 200,000 manschap
pen op Cuba, waarvan gemiddeld 6000
in ziekenhuizen liggen. Het sterfte-cij-
«BgBE—MPj™-1^-niririwiiiinmaMWMMMinx
van het volk. Daarom heeft het mij giste
ren zoo gekrenkt, wegens een misverstand
door de arbeiders zoo behandeld te worden,
want ik sympathiseer met btD. Waarach
tig, ik kan ben geen ongelijk geven, bet is iets
ellendigs met het kapitaal, dat men alles, wat
door de ouden geheiligd en gewaarmerkt
is, ziet verslinden, evenals het de jeogd en
het vleesch der arbeiders inslikt. Die ban
kiers en fabrikanten, zelven allen nit het
volk geboren, vergeten hun oorsprong;
na zijn het heeren, neen de tyranuen der
wereld, erger nog dan zij, die |voor hen
leefden. Men behoeft er heusch niet ver
voor te gaan om dat alles te zien; wij heb
ben het dicht genoeg in onze nabijheid. Gjj
ziet, ik spreek oprecht, als man tegen man.
Gjj zult, zoo lang gij hier aan 't werk zijt,
reeds allerlei praatjes in de stad geboord
hebben, in dat kletsnest. Gelooft ge, dat
bet die menscben genoeg is, rijkdommen
op rijkdommen te hoopen? Die zij
dan nog Diet eens weten te ge
bruiken; want de ware manier om te leven,
leeren zij nooit, dat moet een mensch aan
geboren zijn en zij zijn en blijven parvenus.
In wezen evenals in het denken schei
den zij zich of van datgene waarnit zij ge
boren zijn en bespotten degenen die het
goed met huns gelijken voor hebben. Dat
optreden is het wat mij afstoot en daarom
is de lens bij mijgeen fabrikantenkioders
Daar moet ik mijn goedertierenheid ont
zeggen. Niet nit adeltrots; maar dat ge
biedt mij mijne overtuiging. Wanneer
men zich met dergelijke inidjes inlaat, is
men voor geene beleedigingen gevrijwaard.
Vroeger was de ridder een kleine sonve-
rier op zijn burcht, heden woont bij in een
bonten hnïsi zij echter wonen in honne
prachtige villa's en paleizen en zij, dio ze
voor hem gobonwd hebben, in ongezonden
vochtige holen en krotten. Stuksgewijze
ontstelen zij de bezittingen van de vroege
re heeren en verbannen hen nit elke betrek
king van invloed, van de kamerzetels, ja
oit alles. Zy verbranden het wond, zij ver
nietigen het wild, zij verpesten het water,
zij zuigen hot land uit en laten de lui ver
hongeren, slechts alleen, om hnnnen gelddorst
te knnen bevredigen; hun leus is enkel: bij
elkander scharrelen en rnpen wat zij krijgen
kannen, door eorlyke of oneerlijke midde
len."
„Papa, mijnheer Seiler is een zeer achtens
waardig man en geen bedrieger 1" viel Erna
plotseling in.
De baron scheen gewoon te zijn, thuis
hot grootste woord te voeren en het scheen
allen seer te verwonderen, dat syne tweede
fer bedraagt thans 10 per dag of 70 in
een week, behalve de krijgslieden, die
dagelijks in de gevechten met de op
standelingen blijven.
Thans koestert men het voornemen om
over een paar maanden nogmaals 100000
manschappen naar de Antillen te zen
den. Op de jaarlijksche begrooting is
voor een en ander ongeveer 150 mil-
lioen gulden uitgetrokken, dat is vrij
wel de helft van het budget. Zes mil-
lioen gulden zullen besteed worden voor
de ontwikkeling van de nij verheid en
den landbouw. Een aardige verhouding
nietwaar. En nog is men op Cuba en
in de andere bezittingen met de moe
derlijke waakzaamheid niet tevreden.
De hooge hergen, de dichte bosschen,
de uitgestrekte vlakten, waarin alles
vrijheid ademt, hebben den moreelen
ondergang van het volk gered. Alge
meens ontevredenheid is het ondank
bare loon, dat het moederland voor zijn
zorgvol toezicht in-oogst.
Ontevredenheid hier, ontevredenheid
daar, ontevredenheid overal. Gaf eerst lord
Chamberlain zijn ontevredenheid over het
binnenlandsch beheer der ZUID-AFRI-
KAANSCHE REPUBLIEK te kennen,
thanswordt hij door Kruger en zijn raads
lieden met gelijke munt betaald.Dr. Leyds
heeft in een paar telegrammen de grie
ven derZuid-Afrikaansche regeering bloot
gelegd.
De beide telegrammen, welke dr.
Leijds aan den waarnemenden gouver
neur te Kaapstad heeft gezonden, luiden
aldus
No. 1 Ik heb de eer ter kennis van
Uwe Excellentie te brengen, om aan de
Britsche regeering mede te deelen, dat,
met het oog op het welzijn en den vre
de van Zuid-Afrika, deze regeering over
tuigd is, dat de bewijsstukken in het
bezit en ter beschikking van de Brit
sche regeering, nu voldoende rechtvaar
digen en dringen tot het gerechtelijk
vervolgen van de heeren Cecil Rhodes,
Alfred Beit en dr. Ruthenfoord Harris,
evenals reeds geschied is met dr. Jame-
son en zijne medeplichtigen. In het be
lang van geheel Zuid-Afrika gevoelt
deze regeering zich verplicht, bij de
Britsche regeering aan te driDgen op
het nemen van dezen stap.
No. 2. Deze regeering ziet met groot
leedwezen het uitstel in het onderzoek
naar de medeplichtigheid en verant
woordelijkheid van de Chartered Com-
pany in verband met den strooptocht
van dr. Jameson en zijn korps op het
gebied van deze republiek. Deze regee
ring beschouwt het als haar recht en
plicht aan te dringen op het spoedig
houden van dit onderzoek, niet alleen
omdat zij de beleedigde partij is, maar
dochter zich nn al reeds voor de tweede
maal, op zulk een besliste wijze deed hoo
ren. Wanneer zij hot nog lechend of spot
tend had gedaan, zooals hare znster; maar
zij zat daar hoog opgericht, het bloed naar
het gelaat gestroomd, de door tranen voch
tig zijnde oogen, vol trotsch vuur en gereed,
den tegenstand krachtig voort te zotten.
Reimar kon een gevoel van sympathie voor
het nit hare schnchterheid gedrevene kind
niet onderdrnkken. Hij bad overigens de
rede van den baron zwijgend aangehoord.
Zeldzaam 1 Maar het scheen hem menig
maal toe, alsof hij zijn vriend Sehmitz hoor
de spreken. Die phrases moeten toch over
al wel bekend zijn, daar meD ze overal hoor
de.
„Ik geloof toch," gaf hij den baron in den
den meest beleefden vorm ten antwoord, „dat
met zulk eene beoordeeling in het algemeen
veel onrecht gedaan wordt."
„Nn ja, ik wil wel eenige uitzondering
doen gelden," gaf de baron toe. „Ook beb
ik geen namen genoemdhet ligt niet in
mijn plan, persoonlijk te worden. Dat is
vronwenaard. Overigens, mijnheer de ingi-
nenr, geloo'de ik een democraat voor mij te
hebben tenminste nit de wyze, op welke
gij met het volk gereed kwaamt gerekend
de gehoorzaamheid, welke n bewezen
werd
„Die had ik slechts aan het gezond ver
stand van die luidjes te danken," antwoord
de Reimar, den invloed, die hem op de arbei
dersbeweging werd toegeschreven, daardoor
van de hand wijzende; „doch laten wij de
barones liever niet aan dat onaangename
voorval herinneren, dat al reeds een tester
ken indrnk op haar gemaakt heeft."
Het gelaat en de bedrukte houding dar
huisvrouw rechtvaardigden dit gezegde. Ook
Hilde hielp hem, de spanning die er was in
getreden, te verdrijven. Zjj meende, dat er
een weinig muziek gemaakt moest worden.
Toch verklaarde zij echter, toen haar vader
dit gretig toestemde, zich voor te weinig
gedisponeerd en school het op haar zusters
schouders, die haar voor deze gelegenheid,
om zich meteen even te kannen verwijderen,
dankbaar was en haastig opstond.
„Gij rookt niet Dan moet ik my daarbij
alleen gezelschap houden," zeide de baron,
zoodra bet eerste accoord op de piano in het
salon werd aangeslagen, „ook zult gij wel
eenigszins verontschuldigen willen, wanneer
lk slechts een enkelen blik de laatste
voorjaarswedrennen en daarbij had hjj
reeds het sportblad, dat hem door den be
diende op een blad werd aangeboden, aange
nomen, waaria hij na eenige oogenblikken