Pierenverschrikkertjes.
beet in de steenen en steunde luid. Het
is geen gemakkelijke taak tot zulk een
mensch een troostwoord te zeggen, maar
Shoafer en ik deden wat wij konden
Shoater is een goede ziel
Richard/' zeide ik vervolgens, terwijl
hij nog altijd met het gehat op de stee-
nen lag, »Shoaler zal je alles vertellen.'
De cipier aarzelde eeu oogenbük; hi-rna
begon hij, evenals nit een boek lezende,
en met zachte, duidelijke s'em, zijn ge
sprek mot de vrouw te herhalen.
ToeD hij voortging, stond Richaid op
en zette zich op den rand van zijn bed.
Hij was bleek en zijn kin was als die van
een bulleiibijter. Vervolgens zeide hij
Mijneheeren, zeg tegen de dame, dat
mijue moeder dood isik zag hare be
grafenis. Ik ben nooit van mijn leven in
Memphis geweest. Ik ben niet ha»r zoon.
Zeg haar, dal zij komen kan, om zich-
zelve daarvan te overtuigen.'
Shoafer zeide fluisterend tot mij: »Ziet
ge, hij wil zijne eigene mosder verlooche
nen."
rRoep haar ziids hij.
Richard bedekte zijn gelaat met de han
den en mompelde »Het ware haar dood
Toen schreden op de corridor weerklon
ken, nam hij zijne handen van zijn gelaat
en stond op.
Shoafer trad binnen, vervolgens de
vrouw. Evenals Shoafer gezegd had, was
de gelijkenis opvallend. Wanneer er ooit
een moeder en zoon tegenover elkander
gestaan hadden, dan was het nu in deze
cel.
Oogenblikkelijk had zij hare armen om
zijnen hals geslagen en onder tranen,
kustte zij zijn voorhoofd, zijne oogen,
zijn mond. ffRichard, Richard, mijn kind,
mijn lieve, kleine zoon, eindelijk, einde
lijk
Richard stond daar, als een standbeeld,
met slap neerhangende armen. De vrouw
had even goed een steen kunnen liefko
zen.
Vervolgens sprak Richard.
„Gij vergist u, ik ben uw zoon niet."
„O, zwijg!" riep zij, en nogmaals
strekt zij hare armen uit, om zich
vaster tegen hem aan te vleien. „Richard,
kind, zij zullen ons nooit meer scheiden.
O, Richard, God zij dank I Ik heb mijn
kind gevonden; ik heb mijn kind gevon
den
Richard greep hare handen en maakte
deze van zijn hals los. Hij hield haar
vast, stevig vast en zeide
„Hoor mij even aan. Gij zijt zeer op
gewonden en daarom beeldt gij u in, dat
ik veel gelijkenis heb met iemand, die
gij lief hebt. Maar gij dwaaldet nooit zoo
zeer als nu.
„Mijne moeder was klein en blond. Gij
zijt groot en bruin. Acht jaar geleden,
stierf mijne moeder en werd in Maple-
wood Ereedhof begraven. Hoort ge Zij is
dood.
flGij ziet, ik ben geheel nuchter. U heb
ik nog nooit gezien 1"
Van tijd tot tijd brak de vrouw in
een hart-veischeurend snikken los,
maar zij hield zich kalm en ging
voort:
*Neen, vrouw Crane wanneer dit uw
zeide zij, terwijl zij zonder te zien of hij
baar volgde, de kamer verliet.
Fluks snelde zij in korte vlucht de ka
mers, die tot de woning van do gravin behoor
de, door, tot aan bet vertrek, waar men bare
zaken had noergelegd. Zij trof hier reeds
haar kamermeisje aan, dat zich dadelijk be
gon te verdedigen, dat zij het strijkijzer
niet gebruikt had; terwijl oenige mannen
reeds weder bezig waren, den boel naar Hil-
de's eigen kamer te breugen. Ëio enkel
oogenblik scheen Rjjde zeil de handen aan
het werk te willen slaan; maar het gc-
scbiedde slechts om een paar klcedingstuk-
ken om te slaan en een paar kleinigheden
ter zijde te schuiven.
„Het kan toeh maar zoo niet verdwenen
zijn," wendde zij zich tot een der mannen.
,,Ik heb er overal reeds naar gevraagd
lk bid u, zie alles eens g06d na Slechts
eene kleinigheid,'* beantwoordde zij vervol
gens de vraag van haar begeleider, of zij iets
miste. „Men heeft in de haast bij het op
ruimen niet op alles kunnen letten."
„Wanneer ik er maar wat vroeger bij ge
weest was, dan bud men in het geheel niet
behoeven op te ruimen," krastle Felix op
zijn gewoon slaperige manier. „Dit hadt gij
eens kunnen zien, wanneer ik maar gespo
ten had!"
„Gij Maar gij zijt toch niet bij den brand
weer."
„Doet niets ter zake."
,,'t Is mogelijk, gij zoudt anders nw pak
maar bemorst hebben en bovendien deze
mooie manchetten en stijven boord nog?"
Hij wierp zichzelf in den spiegel een wel-
gevalligen blik toe, die bijzonder den hoogen
witten boord gold, waarnit zijn lange bals
zicb trots oprichtte, zoodat de boord niet
eens zijn spitse kin aanraakte; bij rukte een
eenigszins verschoven pnntje recht en be
pleite daarbij met de grootste beslistheid
zijne offervaardigheid.
„Doet alles niets ter zake, ik had toch
gespoten; voor u juffrouw Hilde, bad ik al
les onder water gezet."
„Ook mijn garderobe? Dank je voor je
goeden wil."
„Zeg bet zelve maar, n is niets aan die
heelen rommel gelegen.''
„Zonder welken ik mij na eenmaal niet
zou weten te helpen. Reeds nu ben ik in de
verlegenheid. Aan verkleeden is nu niet te
denkeD en ik moet naar beneden zoo als ik
ben. Trek je het niet zoo aan Anna, 't is
nu eenmaal niet te veranderen."
Zy gaf haar hoed en scherm in banden
van haar meisje, dat in hare verstoordheid,
nog niet in staat was ergens hulp te ver-
leenen, en Hilde stapte vervolgens voor den
spiegel om haar en gewaad te monste
ren, eer zy zich van den chaos verwij
derde.
naam is God zij dank, gij hebt uw
zoon niet gevonden. Wilt gij in plaals *an
hem een veio rrdeelden misdadiger aanne
men Mijne moeder stieif, voor ik zoover
kwam; het was haar geluk. Wanneer zaagt
gc uw zoon eoor het laatst.' Voor twin
tig jareu Dan is hij waarschijnlijk reeds
dood. Ik wil wedden, dat hij u verliet,
omdat hij zichzelf voor schaamde, hij
heift zich nn in de hoogte gewtrst en is
zeker eeu geheel ander man geworden.
Het kan ook zijn, dat hij meende, dat hij
u tot last was, en later mocht hij niet
meer naar huis terugkeeren.
jMaar hij heeft zijne moeder niet verge
len ook dat zou ik durven wedden
Mogelijk dat hij gestorven is in vrede
en geacht gestorven, ot dat hij nog eens
gelukkig en weibehouden terugkeert. Wat
ook het geval moge zijn, het is altijd be
ter, dan wanneer ik het was. Treur om
hem, zoo ge wilt, vrouw Crane, maar ge
loof nooit, dat hij op het schavot gestorven
is. En nu, zie mij nog eenmaal aan, en
gij znlt zelve vinden, dat ik sw zoon niet
beu."
Richart lachte. »Gij behoeft n door den
naam niet te laten verhideD, want het is
sinds een paar jaar eerst, dat ik Crane
heet, daar mijn eigen naam mij wat lastig
werd.'
Hij liet haar los en zij zagen elkander
aan. Vrouw Crane's kin beefde, de kin
van Richard Crane beefde niet. Maar het
was toch dezelfde Ho. Vrouw Crane's
lippen waren half geopend. Richard Cra
ne's lippen vast op eengesloten. Maar het
waren dezelfde lippen. Vrouw Crane's oo
gen staarden haar zoon wild aan, terwijl
de zijnen koud en onverschillig bis ven,
toch hadden beiden dezelfde ronde zwarte
oogen met de diepe, donkere randen daar
onder. Nog eenmaal nep vrouw Crane
/Richard" en wilde zich wederom om
zijn hals werpen, maar zijn mond vertrok
zich tot een lachje, en zij weck terug.
Vervolgens zeide hij
„Gij znlt goed doen, nu heeu te gaan,
vrouw Crane, en God te danker, dat uw
zoon niet als moordenaar gestorven is."
't Kan zijn, dat deze laatste verzeke
ring. haar tot haar dood een troost mag
zijn. Zij wierp hem nogmaals een laatsten
blik toe en leunde snikkend tsgen den ka
len muur. Met door tranen verduisterde
oogen, waukelde zij naar de deur.
Shoafer liet zijn hoed vallen, toen hij
het slot omdraaide en hield zijn hoofd
gebogen, zijne oogen op den grond geves
tigd, alsof hij zijn hoed zocht, net zoo
lang tot vrouw Crane naar buiten gestapt
was. Richard luisterde naar zijn moeders
schreden op de stoenen, tot zij aan het
einde van den gang kwam, vervolgens
hoorde hij naar nog eenmaal zijn naam
roepen. Hierna weder schreden nog
eenigea en weg was zij.
Richard wierp zich op zijn bed. Zijn
gelaat waa loodbleek. Wij lieten hem met
zijn hart en zijn God allctn.
Tegen den avond stuurde hij om mij.
Hij lag nog altijd op bed. Zijn gelaat,
ik zal het nooit vergeten, hoe vredig,
hoe opgewekt en helder het er uitzag.
Hij was blijkbaar geheel veranderd. //Help
mij aan een ladder, dat ik in de hoogte
„Moet ge zoo spoedig weder weg?" vroeg
de graat, die haar als haar schaduw volgde
en trachtte, haar, toen zg reeds op den gang
waren, tot langer big ven te bewegen. „Tante
heeft het op hare verantwoording genomen,
waarom zoudt ge dan nog niet een poosje
blijven Men kan u nooit een oogeublik
alleen sprekon."
„Daarvoor ben ik ook niet hier," zeide
zg met gekunstelden hoogmoed, „wel tot
dienst van hare hoogheid, movrouw de
prinses."
„Zeker, maar men gaat toch niet zoo ge
heel in zijn dienst op. Weet ge, juffrouw
Hildo, ge moest niot zoo nu, ja, zoo te
gen mg zgn. U niet met zoo'n harnas vol
spelden omgeven."
„Evenals een egel. Ben ik dat dan?"
Hg zag niet het spotachtig flikkeren harer
oogen bg de schgnbaar onschuldige vraag
en g'ög ijverig op het weinig vleiende ver
gelijk in.
„Zeker? Teginmij vooral. Dat is niet
aardig van u. Tegen mg, die n toch hier
heb gebracht."
„Gg Ei, dat is iets nieuws voor mg."
„Ja, mgn tante doet alles wat ik wil.
Eerst had zg de vos-merrie op bet oog."
„Vos-merrie Was er dan een plaats in
den stal open
Hg zag haar kluchtig in de oogen en
lacht plotseling luid.
„Ha, ha, ik bedoel Valeska Schwarze-
nau. Wg noemen haar allen zoo; weet ga
dat nog niet
„N en. Hoe boosaardig! Dien naam hebt
gij natuurlijk uitgedacht. Graaf, graaf,
wanneer zg dat eens te welen komt
„Dat weet zij reeds lang en zij trekt er
zich niets van aan. Die is alle scherts het
zelfde."
„En die zon dus als boffrenle optre
den
De satire daarin geiegen, begreep bg niet.
„Dat wil zeggen, tante wilde haar voor
dragen", zeide bg weder ernstig wordend
en strekte zich vervolgens zooveel mogelijk
uit. „Maar daartegenover heb ik mgDe pro
tégé gezet en mgn wil doorgedreven."
„Alzoo, u heb ik dat geluk te danken?
Het was inderdaad zeer lief, n zooveel
moeite om mijnentwil te geven
„Waarachtig niet, om mijnentwille
„Ah 1"
„Op mgn eer, om mijnentwil 1 Ik wil mij
niet beter voorstellen dan ik ben," verze
kerde bg met ridderlgke openhartigheid,
„voor een ander doe ik het niet, 'daarvoor
haal ik de kastanjes niet nit het vuur. Ge
heel alleen om mijnentwil! Sedert ik u in
Berchausen gezien heb, juffrouw Hiide,
sedert dat oogeublik gloeit het in mg'.
Reeds vao het eerste oogenblik af was bet
zoo warm in mij zoo warm zoo
kan komen om de zon te kunnen zien
ondergaan,' verzocht hij, „morgen zal ik
we Ier fliuk zijn, ik gevoel mij nu zoo
moe."
De 1 dder, die hij vroeger reeds gevraagd
had, was op haar plaats. *Gij zijl aanlig
zwaar, Richard," zeide ik, „maar wij znllen
zien, wat daar te doen is.' En het ge-
lnk e mij hem op mijn schouder te nemen.
Ik heb gemerkt, dat ter dood veroordeel
den altijd den wensch hebben, om den zons
ondergang te zien.
Hij zag rustigjes over het Abdallah-
Park naar buiten. Juist waren de wedren
nen afgeloopen. Op de groote open plaats
watiden de dames met hare parasols en
zakdoeken. Maar Richard schonk haar
zijne opmerkzaamheid niet. Hij zag ver,
zoo ver mogelijk, de velden in en het
avondrood weerspiegelde zich in zijne oo
gen. Vervolgens zeide hij
#Ik ben je te zwaar, besfe. Laat mij
nu maar weder naar beneden, 't Is alles
in orde.' Ik liet hem zakken en legde
hem te bed.
„Geef mij morgen een goed ontbijt,
verzocht hij. „Niet waar, ik zal haar toch
niet wederzien
Wij spraken ongeveer nog een paar mi
nuten met elkander, vervolgens reikte hij
mij de hand.
„Leef wel, God zrgene u, Peters.'
Hij glimlachte tegen mij en sliep in.
Een oogenblik later zng tik hem weder
glimlachen hij fluisterde:
yJa, moedertje, ik heb het u wel ge-
zegd",
Dat was Donderdagavond. Vrijdag was
alles voorbij.
Juffrouw Couédon ont
maskerd.
Het schijnt, dat juffrouw Couédon, door
wie de aartsengel Gabriël tot de Parijze-
naars heette fe sprekon, nu toch eindelijk
ontmaskerd is. Een katholiek priester,
den kapelaan van la Roquette, Valadier
genaamd, komt de eer toe, de jonge da
me er toe gebracht te hebben te beken
nen dat zij niet helderder ziet dan de da
mes die op de kermissen in Frankrijk de
toekomst voorspellen.
De kapelaan Valadier ging dezer dagen
naar de ltue du Paradis, waar juffrouw
Couédon woont, gaf zijn kaartje en werd
dadelijk binnengelaten. Toen zij beun
zag, begon de „voyante", zooals gewoonlijk
allerlei gedeelten van versregels op te zeg
gen, die niets beteekenden. De kapelaan
viel haar in de rede en vroeg of hij met
den engel Gabriël kon spreken. Juffrouw
Couédon maakte toen eenige vreemde ge
baren, draaide een psar keer in het rond
en zeide: ffNu kunt u den Engel on
dervragen". „Cur dixit angelus', begon
de kapelaaD, waarop het medium verklaar
de, dat de Engel geen Latijn verstaat.
De kapelaan had onder den arm een
pakje waarin een lege hostiedoos was.
ffKan de Engel hier in zien vroeg
hij. „Zeker," was het antwoord. „Wat
is er dan in P" De juffrouw zocht aan
het geven van eeu antwoord te ontkomen
en begon psalmen op te zeggen. „Als
er een gewijde hostie in was p' ging de
de kaprlaan voort. „Dan zou de Engel
wonderlgk
„Hoe gevaarlijk j" riep sjj uit, terwgl zg
staan bleef. „Een brand dus
„Ja," antwoordde hg met groote vastbe
radenheid, „ja het brandt."
„Om Godswil j" riep zij mot alle teeke
nen van ontzetting. „Spuit dan toch in
Godsnaam, waarde graaf'" en met een on-
deugenden blik hem nog eenmaal in de
hoogsto wolken brengende, liet zij hem staan
en snelde heen.
Met beteuterde verwondering zag hij haar
na met geopenden mond, rcodat zgn blonde
snor ngdig voornits'ak.
Zou dat een spoterng geweest zijn of een
ernstige raad?
Een geruime poos stond hij daar, ver
volgens keerde hg zich om, om zgne ach
tergebleven boed te halen en bleef daar we
der in diep nadenken verzonken staan, waar
bij de planteD, legen de wand in den gang
geplaatst, hem een warme belangstelling in
boezemden. Hg schudde het hoofd en knik
te vervolgens weder, zooals hij eenige oo-
genblikken geleden zijn evenbeeld in de
spiegel had toegeknikt. De slotsom waartoe
hg nu geraakte was onomstootelijk gewor
den.
„Te dom Te dom;"
„Wie?" Een stem liet zich achter hom
vernemen en een hand legde zich op zgn
schouder". Wie dan, waarde Böhlen? To'oh
niet een zelfbeschuldiging
Felix draaide zich verrast, doch zonder
eenige haast om en zag de breede gestalte
van den hofmaarschalk der prinses voor
zich.
„Mijnheer van Klose, gg houdt ervan om
te schertsen,'' zeide hg, na vertrouwelijken
groet.
„Ik dacht slechte. Gy ziet waarde vriend,
hoe gevaarlijk het is, openlgk monologen
te houden."
„Wilde slechts zeggenhet is te dom
het geheel in 't algemeen."
„Hoe waar en diepzinnig 1 Ja, dat zeg
gen, hebben reeds velen gedaan. Maar gij
staat mij toe, dathet vriendelg-
ko lacbje van den ouden hoveling ging
in een nek van strergbeid en volle verant-
woordelijkbeid over. „Ik moet nu spoedig
nazien, wat er geschied is. Ik mag mij wer
kelijk goon oogenblik van huis verwgderen
anders gaat ailes in de war. Men heelt
zoo zgn verdriet. Dat is ook zooals gij zegt
te dom."
Toen Hilde in het kleine salon trad, was
de vertelling van de oude gravin,
waarin bare assistentie den hoogsten
toon gevoerd had, zeer zeker reeds afgeloo
pen, want de princes was reeds bezig hare
hofdame gerust te stellen en te ti oosten,
De binnentredende hoorde neg juist hoe zg
op een goedige maar toch wel wat onge-
op zijn knieën vallen en haar aanbidden'.
Toen stond de priester op en zeide plecli-
ti<r„Dan moot de Engel weten of er
een hostie in deze doos is, ja of neen
Juffrouw Couédon viel op haar knieen,
de tranen stroomden over lr:ar wangen en
zij riep: „Hij weet dut er een hostie to
de doos is, hij ziet haar en aanbidt htar
Nadat zij gebeden had zeide de kapelaan
streng„Gij zijt niet helderziend. Gij
hebt geen bovennatuurlijke hulp, dat is
bewezen, want zie, er is geen hostie iu de
doos'. Toen begon juffrouw Couédon hard
te schreien en vroeg den priester vergiftenis.
Koffiegebruik.
Dronkenschap door koffie is een nieuw
gevaar, waartegen de dokters ons willen
waarschuwen. Dr. W. Drake, teNew-ïork,
heeft een speciale studie van deze quaes-
tio gemaakt en als ziju bevinding medege
deeld, dat vergiftiging door veelvuldig kof-
fisgebruik meei voorkomt, dan men oogen-
schijnhjk wel zou denken De ziektever
schijnselen ten gevolge van misbruik van
koffie vertoonen zeer veel overeenkomst
met die door misbruik van alcohol, om
dat koffie-dyspepsia veel op alcohol-dys-
pepsia gelijkt. De patiënten toonen een
afkeer van alle voedsel en die afkeer kan
zoo groot worden, dat zij alleen nog maar
koffie kannen gebruiken of brood in koffie
gedoopt.
Dr. Mendel te Berlijn heeft langen tijd
de arbeidsters te Essen tot het onder
werp zijner studie gemaakt, daar er velen
onder haar zijn, die een pond koffie per week
gebruikten. De zieken onder die vrouwen
klaagden allen over gedrukthsid in het hoofd
en veelvuldige hoofdpijnen, gepaard met sla
peloosheid. Een sterke dosis koffie beurde
haar wel een tijdlang op, maar spoedig
keerden de ziekteverschijnselen terug. De
spieren verslapten, de handen beefden en
de slachtoffers gevoelden zich zóó ziek en
zwak, dat zij niet nalaten konden nog
meer koffie te drinken, uit vrees andeis
te zullen sterven.
Een nieuw muziekinstru-
ment.
Door middel van acht buizen van ste
vig cartonpapier van verschillende lengte
doch dezelfde middellijn, kau men een
nieuw muziekinstrument vervaardigen, dat
wij tubophone zullen doopen en dat origi
neel verdient te worden genoemd, omdat
er op geslagen en niet geblazen wordt.
Wie goed met cortonnagewerk overweg
kan mag de buizen zelf maken, anders
moet men het den boekbinder laten doen
daar men van een slecht muziekinstrument
weinig pleizier heeft.
Nemen wij voor de noot C een buis
7an 43 cM. aaD, dan zijn de volgende
maten
"Voor D 38.25, voor E 34.40, voor F
32.25, voor G 28.50, voor A 25.80,
voor B 28 en voor de octaaf van C
21.50 centimeter. De buizen mogen wel
iets te lang, maar in geen geval te kort
zijn, omdat ze anders onbruikbaar zijn.
Van te lange buizen kan men altijd zoo
veel afsnijden, fot ze den juisten toon ge
ven, terwijl men daarentegen te korte
buizen niet kan verlengen. Om het in-
duldigsn toon al het verdere geklaag trachtte
af te snijden.
„Maar lieve Sofie, n is geen haartje ge
krenkt geworden. Gij wordt van dag tot
dag zenuwachtiger. Wij moeien den hemel
danken, dat alles zoo is afgeloopen. Geluk
kig is er niets beschadigd en niemand heeft
eenig lichamelgk letsel bekomen en eigen
lijk is er volstrekt geen sloornis in iets ge
komen. Alles gaat zgn gewonen gang en
geschiedt op tijd."
Zeker, hier was niets van oenige stoornis
to bemerken. Dat bleef van dit deel van
het paleis zorgvuldig verwgderd. Hiar be
vend zich alles op zijn gewone plaats. Geen
enkel meubel had zijn plaats ook maar één
voetbreed verlaten!
De kamer, welke officieel het „kleine'1 sa
lon genoemd werd, bohooide tot die onge
zellige groote vertrekken, zooals men ze
slechts in oude kasteeleu vinden kan, waar
de grootsche inrichting van vroeger dagen
nog niet door den geest des tijds verdron
gen is.
Alles scheen er zoo kaal en ongezellig
in het onbeteugeld binnenstroomende licht
al da prachtige meubelen stonden als stijve
schildwachten langs de wanden, alsof ze
evenals doornroosje lot een honderdjarigen
slaap veroordeeld waren.
Dat was de plaals, waar de prinses hare
intieme kennissen placht te ontvangen en zoo
zat zg nu ook, terwijl gravin Yaleska een
klein leeren stoeltje voor lief nam, tegenover
de vriendin harer jeugd, die zij nu weder
sedert jaren in hare naaste omgeving gehaald
had en ook wanneer zg hare eigenschap als
hofdame niet noodig had, toch gaarne in
hare nabijheid zag.
„Dat het een groot en ontzettend oDga-
luk had kunnen worden, is niet te ontken
nen," ging zij levendig voort. Zij hield er
evenwel vaD, als de jeugd er bij tegenwoor
dig was, de jongelui op minder goede
eigenschappen te wijzen. „Maar men doet
er verkeerd aan, de fantasie met al te
schrille voorstellingen van streek te ma
ken. Ook de fantasie is een vlam, die wel
bewaakt zijn wil, zooals Schiller zoo aardig
zegtWeldadig is de macht van hot
vuur, wanneer zg den mensch temt en be
waakt. Anders kan het de vreeselgkste
dingen aanrichten en den mensch onredbaar
in het verdorl storten, vooral diegenen die
zich aan sgn zoete influisteringen overge
ven en zich door zgn inblazingen laat
drgven."
„Ach jal" zuchtte gravin Böhlen dee
moedig en berouwhebbend, omdat zij zich ook
door hot vuur der fantasie had laten mee-
slcepen.
„Daarmede wil ik volstrekt niet zeggen,"
girg de prinses voort, „dat men tegenover
elk gevaar onverschillig zijn moet. Onver
strument in elkander te zetten, leggen we
de buizen volgens de lengte onder elkan
der op tafel cn binden ze dan
op onderlinge afstanden van 2
centimeter met gekleurde koordjes aan
elkander vast. Twee linialen, aan de bo
ven en onderzijde van het instrument vast
gemaakt, dienen als handvatsels, terwijl een
houten hamertjo de tonen uit de papieren
kokers te voorschijn roept. Heeft men
op dit instrunent een zekeren graad van
virtuositeit bereikt, dan kan men er een
maken, waarop ook de halve tonen voor
komen, Letterk. Bijv.
Een wraakoefening.
Den 24sten Mei spoelde op het strand
in de nabijheid van Fuenteventnra een
kist aan, waarin zich het lijk bevond van
een 20-jarige vrouw, getooid in een
prachtige zijden japon, De ooren waren
versierd met diamanten bellen en aan de
linkerhand prijkten twee diamanten ringen.
Het lichaam was vreeselijk verminkt;
het hoofd vertoonde diepe wonden en de
oogen waren uit hunne kassen gedrukt.
Onmogelijk kon de identiteit van het lijk
worden vastgesteldalle onderzoek bleef
vruchteloos en men had reeds de verdere
pogingen, om achter deze geheimzinnige
misdaad te komen, opgegeven, toen een
Spanjaard van het eiland Ferro in het
verminkte lichaam zijn dochter herkende.
Nu kwam aan het licht, dat de moord
een wraakoefening was van een gewezen
vriend van den vader.
Pieren verschrikkertjes
Zijn steeds nog in eer;
Verschrikkeu zij piereD,
De menschen nog meer.
De schrikbre koning Alcohol
Speelt onverstrooibaar maar zijn rol,
Hij maakt nog de arme menschheid dol,
De beurs der drinkers plat als schol,
Maar 't tuchthuis meer dan vol.
't Tappersbaantje vindt men smaad'lijk,
Maar de tapper zrgt„wel, man,
Sterke draak is ook niet schaad'iijk
Want ik word er betsr van.
„Die heeft 'm stasn,' zei iemand.
Ik keek den stumper aan,
Die 'm staan hadmaar och, de arme
Kon loopen, gaan noch staan.
Wie kan naar sterken drank
Verlangen, hakeD, wenschen
Hij maakt gezonden krank
Van sterke, zwakke menschen.
Men neemt wel eens een taaie,
Een flinke taaie hap
Ma-»r door de vele taaien,
Wordt menigeen heel slap.
Meelij moet het hart vervullen,
Als het oog een dronkaard ziet.
Blijf tot matigheid vermanen
Maar vóer allesdrink zelf niet.
W. M. Tz.
schilligheid baart onvoorzichtigheid en nit
onvoorzichtigheid kan het ergste voortvloeien,
zooals wij een voorbeeld voor ons hebben.
Daar zgn twee nieuwe modes, die derge-
Igke gevallen begunstigen. Wanneer de
jonge dames altijd de krullentang in handen
hebben, sous in haar zak, alle oogenblikken
de spirituslamp ontsteken, om hare lokjes
netjes te doon krullen, nemen de boden
uatuurlgk dezelfde allures over en slepen
het gevaarlijke vuurtuig overal rond. Dan is
het ook geen wonder dat een nog half aan
zijnde lucifer wordt weggeworpen, een drop
pel spiritus wordt weggespat en het onheil
is reeds aangericht. Bg een gewoon opma
ken van het haar, wat toeh even goed ele
gant kan zijn, is zoo iets buitengesloten."
Ditmaal was de wenk meer voor de jonge
dames, wier haardracht geenszins geleek op
het gladde, net gescheiden haar der onde
dame. De oude gravin tastte kleurend, naar
de haar hoofd bedekkende muts, die zg meer
uit een oogpunt van gezondheid dan van
mooi-vinden droeg en veroorloofde zich de
opmerking, dat men gezegd had, dat het
door een kool uit een strgkgzer
„Is dat reeds bewezen viel de prinses
in. Hilde, die stillekons aan Valeska's zijde
was gaan zitten en tot w'e de vraag ge-
rieht was, moest antwoorden, dat zg nog in
't geheel niet had geïnformeerd naar de
oorzaak.
„Mijnheer von Klose zal de schuldige
wel ontdekken", haastte de gravin eich te
zeggen. De prinses schudde evenwel afkeu
rend het hoofd.
„Ik wil niet," riep zij beslist, „dat iemand
omtrent deze zaak schade zal Igden. De
schrik en de uitgestane angst zgn reeds straf
genoeg. Ik ben overtuigd, dat zg, door wier
schuld het is geschied, zich zelve in stilte de
scherpste verwgtingen zal doen, en dat is de
beste weg, die tot verbetering leidt. Men
moat rekening houden met do zwakheden
d«r menschen.'1
„O, wat een bewonderenswaardige goed
heid i* riep de gravin geroerd; ook Valeska
sloot zich onthousiastisch bij deze lofrede aan
terwijl zg in stille verrukking de handen
vouwde.
„Welk een heerljjk voorbeeld van ziele-
grootheid en edele menschenliefde, geeft gij
daar, uwe hoogheid. Hoezeer ik mijzelve
ook zal trachten to verbeteren, dat zal voor
mij onbereikbaar blijven."
Slechts Hilde hield zich stil. Haar zwg-
gen^ werd ook ditmaal niet opgemerkt, daar
de kamerdienaar verscheen en nog mot alle
zenuwachtigheid meldde, dat zijne hoogheid
prins Eduard, zooeven met een rijtuig voor
bet paleis was blyven stilstaan en reeds de
trap opkwam WORDT VERVOLGD.
Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.