Pierenverschrikkertjes. beet in de steenen en steunde luid. Het is geen gemakkelijke taak tot zulk een mensch een troostwoord te zeggen, maar Shoafer en ik deden wat wij konden Shoater is een goede ziel Richard/' zeide ik vervolgens, terwijl hij nog altijd met het gehat op de stee- nen lag, »Shoaler zal je alles vertellen.' De cipier aarzelde eeu oogenbük; hi-rna begon hij, evenals nit een boek lezende, en met zachte, duidelijke s'em, zijn ge sprek mot de vrouw te herhalen. ToeD hij voortging, stond Richaid op en zette zich op den rand van zijn bed. Hij was bleek en zijn kin was als die van een bulleiibijter. Vervolgens zeide hij Mijneheeren, zeg tegen de dame, dat mijue moeder dood isik zag hare be grafenis. Ik ben nooit van mijn leven in Memphis geweest. Ik ben niet ha»r zoon. Zeg haar, dal zij komen kan, om zich- zelve daarvan te overtuigen.' Shoafer zeide fluisterend tot mij: »Ziet ge, hij wil zijne eigene mosder verlooche nen." rRoep haar ziids hij. Richard bedekte zijn gelaat met de han den en mompelde »Het ware haar dood Toen schreden op de corridor weerklon ken, nam hij zijne handen van zijn gelaat en stond op. Shoafer trad binnen, vervolgens de vrouw. Evenals Shoafer gezegd had, was de gelijkenis opvallend. Wanneer er ooit een moeder en zoon tegenover elkander gestaan hadden, dan was het nu in deze cel. Oogenblikkelijk had zij hare armen om zijnen hals geslagen en onder tranen, kustte zij zijn voorhoofd, zijne oogen, zijn mond. ffRichard, Richard, mijn kind, mijn lieve, kleine zoon, eindelijk, einde lijk Richard stond daar, als een standbeeld, met slap neerhangende armen. De vrouw had even goed een steen kunnen liefko zen. Vervolgens sprak Richard. „Gij vergist u, ik ben uw zoon niet." „O, zwijg!" riep zij, en nogmaals strekt zij hare armen uit, om zich vaster tegen hem aan te vleien. „Richard, kind, zij zullen ons nooit meer scheiden. O, Richard, God zij dank I Ik heb mijn kind gevonden; ik heb mijn kind gevon den Richard greep hare handen en maakte deze van zijn hals los. Hij hield haar vast, stevig vast en zeide „Hoor mij even aan. Gij zijt zeer op gewonden en daarom beeldt gij u in, dat ik veel gelijkenis heb met iemand, die gij lief hebt. Maar gij dwaaldet nooit zoo zeer als nu. „Mijne moeder was klein en blond. Gij zijt groot en bruin. Acht jaar geleden, stierf mijne moeder en werd in Maple- wood Ereedhof begraven. Hoort ge Zij is dood. flGij ziet, ik ben geheel nuchter. U heb ik nog nooit gezien 1" Van tijd tot tijd brak de vrouw in een hart-veischeurend snikken los, maar zij hield zich kalm en ging voort: *Neen, vrouw Crane wanneer dit uw zeide zij, terwijl zij zonder te zien of hij baar volgde, de kamer verliet. Fluks snelde zij in korte vlucht de ka mers, die tot de woning van do gravin behoor de, door, tot aan bet vertrek, waar men bare zaken had noergelegd. Zij trof hier reeds haar kamermeisje aan, dat zich dadelijk be gon te verdedigen, dat zij het strijkijzer niet gebruikt had; terwijl oenige mannen reeds weder bezig waren, den boel naar Hil- de's eigen kamer te breugen. Ëio enkel oogenblik scheen Rjjde zeil de handen aan het werk te willen slaan; maar het gc- scbiedde slechts om een paar klcedingstuk- ken om te slaan en een paar kleinigheden ter zijde te schuiven. „Het kan toeh maar zoo niet verdwenen zijn," wendde zij zich tot een der mannen. ,,Ik heb er overal reeds naar gevraagd lk bid u, zie alles eens g06d na Slechts eene kleinigheid,'* beantwoordde zij vervol gens de vraag van haar begeleider, of zij iets miste. „Men heeft in de haast bij het op ruimen niet op alles kunnen letten." „Wanneer ik er maar wat vroeger bij ge weest was, dan bud men in het geheel niet behoeven op te ruimen," krastle Felix op zijn gewoon slaperige manier. „Dit hadt gij eens kunnen zien, wanneer ik maar gespo ten had!" „Gij Maar gij zijt toch niet bij den brand weer." „Doet niets ter zake." ,,'t Is mogelijk, gij zoudt anders nw pak maar bemorst hebben en bovendien deze mooie manchetten en stijven boord nog?" Hij wierp zichzelf in den spiegel een wel- gevalligen blik toe, die bijzonder den hoogen witten boord gold, waarnit zijn lange bals zicb trots oprichtte, zoodat de boord niet eens zijn spitse kin aanraakte; bij rukte een eenigszins verschoven pnntje recht en be pleite daarbij met de grootste beslistheid zijne offervaardigheid. „Doet alles niets ter zake, ik had toch gespoten; voor u juffrouw Hilde, bad ik al les onder water gezet." „Ook mijn garderobe? Dank je voor je goeden wil." „Zeg bet zelve maar, n is niets aan die heelen rommel gelegen.'' „Zonder welken ik mij na eenmaal niet zou weten te helpen. Reeds nu ben ik in de verlegenheid. Aan verkleeden is nu niet te denkeD en ik moet naar beneden zoo als ik ben. Trek je het niet zoo aan Anna, 't is nu eenmaal niet te veranderen." Zy gaf haar hoed en scherm in banden van haar meisje, dat in hare verstoordheid, nog niet in staat was ergens hulp te ver- leenen, en Hilde stapte vervolgens voor den spiegel om haar en gewaad te monste ren, eer zy zich van den chaos verwij derde. naam is God zij dank, gij hebt uw zoon niet gevonden. Wilt gij in plaals *an hem een veio rrdeelden misdadiger aanne men Mijne moeder stieif, voor ik zoover kwam; het was haar geluk. Wanneer zaagt gc uw zoon eoor het laatst.' Voor twin tig jareu Dan is hij waarschijnlijk reeds dood. Ik wil wedden, dat hij u verliet, omdat hij zichzelf voor schaamde, hij heift zich nn in de hoogte gewtrst en is zeker eeu geheel ander man geworden. Het kan ook zijn, dat hij meende, dat hij u tot last was, en later mocht hij niet meer naar huis terugkeeren. jMaar hij heeft zijne moeder niet verge len ook dat zou ik durven wedden Mogelijk dat hij gestorven is in vrede en geacht gestorven, ot dat hij nog eens gelukkig en weibehouden terugkeert. Wat ook het geval moge zijn, het is altijd be ter, dan wanneer ik het was. Treur om hem, zoo ge wilt, vrouw Crane, maar ge loof nooit, dat hij op het schavot gestorven is. En nu, zie mij nog eenmaal aan, en gij znlt zelve vinden, dat ik sw zoon niet beu." Richart lachte. »Gij behoeft n door den naam niet te laten verhideD, want het is sinds een paar jaar eerst, dat ik Crane heet, daar mijn eigen naam mij wat lastig werd.' Hij liet haar los en zij zagen elkander aan. Vrouw Crane's kin beefde, de kin van Richard Crane beefde niet. Maar het was toch dezelfde Ho. Vrouw Crane's lippen waren half geopend. Richard Cra ne's lippen vast op eengesloten. Maar het waren dezelfde lippen. Vrouw Crane's oo gen staarden haar zoon wild aan, terwijl de zijnen koud en onverschillig bis ven, toch hadden beiden dezelfde ronde zwarte oogen met de diepe, donkere randen daar onder. Nog eenmaal nep vrouw Crane /Richard" en wilde zich wederom om zijn hals werpen, maar zijn mond vertrok zich tot een lachje, en zij weck terug. Vervolgens zeide hij „Gij znlt goed doen, nu heeu te gaan, vrouw Crane, en God te danker, dat uw zoon niet als moordenaar gestorven is." 't Kan zijn, dat deze laatste verzeke ring. haar tot haar dood een troost mag zijn. Zij wierp hem nogmaals een laatsten blik toe en leunde snikkend tsgen den ka len muur. Met door tranen verduisterde oogen, waukelde zij naar de deur. Shoafer liet zijn hoed vallen, toen hij het slot omdraaide en hield zijn hoofd gebogen, zijne oogen op den grond geves tigd, alsof hij zijn hoed zocht, net zoo lang tot vrouw Crane naar buiten gestapt was. Richard luisterde naar zijn moeders schreden op de stoenen, tot zij aan het einde van den gang kwam, vervolgens hoorde hij naar nog eenmaal zijn naam roepen. Hierna weder schreden nog eenigea en weg was zij. Richard wierp zich op zijn bed. Zijn gelaat waa loodbleek. Wij lieten hem met zijn hart en zijn God allctn. Tegen den avond stuurde hij om mij. Hij lag nog altijd op bed. Zijn gelaat, ik zal het nooit vergeten, hoe vredig, hoe opgewekt en helder het er uitzag. Hij was blijkbaar geheel veranderd. //Help mij aan een ladder, dat ik in de hoogte „Moet ge zoo spoedig weder weg?" vroeg de graat, die haar als haar schaduw volgde en trachtte, haar, toen zg reeds op den gang waren, tot langer big ven te bewegen. „Tante heeft het op hare verantwoording genomen, waarom zoudt ge dan nog niet een poosje blijven Men kan u nooit een oogeublik alleen sprekon." „Daarvoor ben ik ook niet hier," zeide zg met gekunstelden hoogmoed, „wel tot dienst van hare hoogheid, movrouw de prinses." „Zeker, maar men gaat toch niet zoo ge heel in zijn dienst op. Weet ge, juffrouw Hildo, ge moest niot zoo nu, ja, zoo te gen mg zgn. U niet met zoo'n harnas vol spelden omgeven." „Evenals een egel. Ben ik dat dan?" Hg zag niet het spotachtig flikkeren harer oogen bg de schgnbaar onschuldige vraag en g'ög ijverig op het weinig vleiende ver gelijk in. „Zeker? Teginmij vooral. Dat is niet aardig van u. Tegen mg, die n toch hier heb gebracht." „Gg Ei, dat is iets nieuws voor mg." „Ja, mgn tante doet alles wat ik wil. Eerst had zg de vos-merrie op bet oog." „Vos-merrie Was er dan een plaats in den stal open Hg zag haar kluchtig in de oogen en lacht plotseling luid. „Ha, ha, ik bedoel Valeska Schwarze- nau. Wg noemen haar allen zoo; weet ga dat nog niet „N en. Hoe boosaardig! Dien naam hebt gij natuurlijk uitgedacht. Graaf, graaf, wanneer zg dat eens te welen komt „Dat weet zij reeds lang en zij trekt er zich niets van aan. Die is alle scherts het zelfde." „En die zon dus als boffrenle optre den De satire daarin geiegen, begreep bg niet. „Dat wil zeggen, tante wilde haar voor dragen", zeide bg weder ernstig wordend en strekte zich vervolgens zooveel mogelijk uit. „Maar daartegenover heb ik mgDe pro tégé gezet en mgn wil doorgedreven." „Alzoo, u heb ik dat geluk te danken? Het was inderdaad zeer lief, n zooveel moeite om mijnentwil te geven „Waarachtig niet, om mijnentwille „Ah 1" „Op mgn eer, om mijnentwil 1 Ik wil mij niet beter voorstellen dan ik ben," verze kerde bg met ridderlgke openhartigheid, „voor een ander doe ik het niet, 'daarvoor haal ik de kastanjes niet nit het vuur. Ge heel alleen om mijnentwil! Sedert ik u in Berchausen gezien heb, juffrouw Hiide, sedert dat oogeublik gloeit het in mg'. Reeds vao het eerste oogenblik af was bet zoo warm in mij zoo warm zoo kan komen om de zon te kunnen zien ondergaan,' verzocht hij, „morgen zal ik we Ier fliuk zijn, ik gevoel mij nu zoo moe." De 1 dder, die hij vroeger reeds gevraagd had, was op haar plaats. *Gij zijl aanlig zwaar, Richard," zeide ik, „maar wij znllen zien, wat daar te doen is.' En het ge- lnk e mij hem op mijn schouder te nemen. Ik heb gemerkt, dat ter dood veroordeel den altijd den wensch hebben, om den zons ondergang te zien. Hij zag rustigjes over het Abdallah- Park naar buiten. Juist waren de wedren nen afgeloopen. Op de groote open plaats watiden de dames met hare parasols en zakdoeken. Maar Richard schonk haar zijne opmerkzaamheid niet. Hij zag ver, zoo ver mogelijk, de velden in en het avondrood weerspiegelde zich in zijne oo gen. Vervolgens zeide hij #Ik ben je te zwaar, besfe. Laat mij nu maar weder naar beneden, 't Is alles in orde.' Ik liet hem zakken en legde hem te bed. „Geef mij morgen een goed ontbijt, verzocht hij. „Niet waar, ik zal haar toch niet wederzien Wij spraken ongeveer nog een paar mi nuten met elkander, vervolgens reikte hij mij de hand. „Leef wel, God zrgene u, Peters.' Hij glimlachte tegen mij en sliep in. Een oogenblik later zng tik hem weder glimlachen hij fluisterde: yJa, moedertje, ik heb het u wel ge- zegd", Dat was Donderdagavond. Vrijdag was alles voorbij. Juffrouw Couédon ont maskerd. Het schijnt, dat juffrouw Couédon, door wie de aartsengel Gabriël tot de Parijze- naars heette fe sprekon, nu toch eindelijk ontmaskerd is. Een katholiek priester, den kapelaan van la Roquette, Valadier genaamd, komt de eer toe, de jonge da me er toe gebracht te hebben te beken nen dat zij niet helderder ziet dan de da mes die op de kermissen in Frankrijk de toekomst voorspellen. De kapelaan Valadier ging dezer dagen naar de ltue du Paradis, waar juffrouw Couédon woont, gaf zijn kaartje en werd dadelijk binnengelaten. Toen zij beun zag, begon de „voyante", zooals gewoonlijk allerlei gedeelten van versregels op te zeg gen, die niets beteekenden. De kapelaan viel haar in de rede en vroeg of hij met den engel Gabriël kon spreken. Juffrouw Couédon maakte toen eenige vreemde ge baren, draaide een psar keer in het rond en zeide: ffNu kunt u den Engel on dervragen". „Cur dixit angelus', begon de kapelaaD, waarop het medium verklaar de, dat de Engel geen Latijn verstaat. De kapelaan had onder den arm een pakje waarin een lege hostiedoos was. ffKan de Engel hier in zien vroeg hij. „Zeker," was het antwoord. „Wat is er dan in P" De juffrouw zocht aan het geven van eeu antwoord te ontkomen en begon psalmen op te zeggen. „Als er een gewijde hostie in was p' ging de de kaprlaan voort. „Dan zou de Engel wonderlgk „Hoe gevaarlijk j" riep sjj uit, terwgl zg staan bleef. „Een brand dus „Ja," antwoordde hg met groote vastbe radenheid, „ja het brandt." „Om Godswil j" riep zij mot alle teeke nen van ontzetting. „Spuit dan toch in Godsnaam, waarde graaf'" en met een on- deugenden blik hem nog eenmaal in de hoogsto wolken brengende, liet zij hem staan en snelde heen. Met beteuterde verwondering zag hij haar na met geopenden mond, rcodat zgn blonde snor ngdig voornits'ak. Zou dat een spoterng geweest zijn of een ernstige raad? Een geruime poos stond hij daar, ver volgens keerde hg zich om, om zgne ach tergebleven boed te halen en bleef daar we der in diep nadenken verzonken staan, waar bij de planteD, legen de wand in den gang geplaatst, hem een warme belangstelling in boezemden. Hg schudde het hoofd en knik te vervolgens weder, zooals hij eenige oo- genblikken geleden zijn evenbeeld in de spiegel had toegeknikt. De slotsom waartoe hg nu geraakte was onomstootelijk gewor den. „Te dom Te dom;" „Wie?" Een stem liet zich achter hom vernemen en een hand legde zich op zgn schouder". Wie dan, waarde Böhlen? To'oh niet een zelfbeschuldiging Felix draaide zich verrast, doch zonder eenige haast om en zag de breede gestalte van den hofmaarschalk der prinses voor zich. „Mijnheer van Klose, gg houdt ervan om te schertsen,'' zeide hg, na vertrouwelijken groet. „Ik dacht slechte. Gy ziet waarde vriend, hoe gevaarlijk het is, openlgk monologen te houden." „Wilde slechts zeggenhet is te dom het geheel in 't algemeen." „Hoe waar en diepzinnig 1 Ja, dat zeg gen, hebben reeds velen gedaan. Maar gij staat mij toe, dathet vriendelg- ko lacbje van den ouden hoveling ging in een nek van strergbeid en volle verant- woordelijkbeid over. „Ik moet nu spoedig nazien, wat er geschied is. Ik mag mij wer kelijk goon oogenblik van huis verwgderen anders gaat ailes in de war. Men heelt zoo zgn verdriet. Dat is ook zooals gij zegt te dom." Toen Hilde in het kleine salon trad, was de vertelling van de oude gravin, waarin bare assistentie den hoogsten toon gevoerd had, zeer zeker reeds afgeloo pen, want de princes was reeds bezig hare hofdame gerust te stellen en te ti oosten, De binnentredende hoorde neg juist hoe zg op een goedige maar toch wel wat onge- op zijn knieën vallen en haar aanbidden'. Toen stond de priester op en zeide plecli- ti<r„Dan moot de Engel weten of er een hostie in deze doos is, ja of neen Juffrouw Couédon viel op haar knieen, de tranen stroomden over lr:ar wangen en zij riep: „Hij weet dut er een hostie to de doos is, hij ziet haar en aanbidt htar Nadat zij gebeden had zeide de kapelaan streng„Gij zijt niet helderziend. Gij hebt geen bovennatuurlijke hulp, dat is bewezen, want zie, er is geen hostie iu de doos'. Toen begon juffrouw Couédon hard te schreien en vroeg den priester vergiftenis. Koffiegebruik. Dronkenschap door koffie is een nieuw gevaar, waartegen de dokters ons willen waarschuwen. Dr. W. Drake, teNew-ïork, heeft een speciale studie van deze quaes- tio gemaakt en als ziju bevinding medege deeld, dat vergiftiging door veelvuldig kof- fisgebruik meei voorkomt, dan men oogen- schijnhjk wel zou denken De ziektever schijnselen ten gevolge van misbruik van koffie vertoonen zeer veel overeenkomst met die door misbruik van alcohol, om dat koffie-dyspepsia veel op alcohol-dys- pepsia gelijkt. De patiënten toonen een afkeer van alle voedsel en die afkeer kan zoo groot worden, dat zij alleen nog maar koffie kannen gebruiken of brood in koffie gedoopt. Dr. Mendel te Berlijn heeft langen tijd de arbeidsters te Essen tot het onder werp zijner studie gemaakt, daar er velen onder haar zijn, die een pond koffie per week gebruikten. De zieken onder die vrouwen klaagden allen over gedrukthsid in het hoofd en veelvuldige hoofdpijnen, gepaard met sla peloosheid. Een sterke dosis koffie beurde haar wel een tijdlang op, maar spoedig keerden de ziekteverschijnselen terug. De spieren verslapten, de handen beefden en de slachtoffers gevoelden zich zóó ziek en zwak, dat zij niet nalaten konden nog meer koffie te drinken, uit vrees andeis te zullen sterven. Een nieuw muziekinstru- ment. Door middel van acht buizen van ste vig cartonpapier van verschillende lengte doch dezelfde middellijn, kau men een nieuw muziekinstrument vervaardigen, dat wij tubophone zullen doopen en dat origi neel verdient te worden genoemd, omdat er op geslagen en niet geblazen wordt. Wie goed met cortonnagewerk overweg kan mag de buizen zelf maken, anders moet men het den boekbinder laten doen daar men van een slecht muziekinstrument weinig pleizier heeft. Nemen wij voor de noot C een buis 7an 43 cM. aaD, dan zijn de volgende maten "Voor D 38.25, voor E 34.40, voor F 32.25, voor G 28.50, voor A 25.80, voor B 28 en voor de octaaf van C 21.50 centimeter. De buizen mogen wel iets te lang, maar in geen geval te kort zijn, omdat ze anders onbruikbaar zijn. Van te lange buizen kan men altijd zoo veel afsnijden, fot ze den juisten toon ge ven, terwijl men daarentegen te korte buizen niet kan verlengen. Om het in- duldigsn toon al het verdere geklaag trachtte af te snijden. „Maar lieve Sofie, n is geen haartje ge krenkt geworden. Gij wordt van dag tot dag zenuwachtiger. Wij moeien den hemel danken, dat alles zoo is afgeloopen. Geluk kig is er niets beschadigd en niemand heeft eenig lichamelgk letsel bekomen en eigen lijk is er volstrekt geen sloornis in iets ge komen. Alles gaat zgn gewonen gang en geschiedt op tijd." Zeker, hier was niets van oenige stoornis to bemerken. Dat bleef van dit deel van het paleis zorgvuldig verwgderd. Hiar be vend zich alles op zijn gewone plaats. Geen enkel meubel had zijn plaats ook maar één voetbreed verlaten! De kamer, welke officieel het „kleine'1 sa lon genoemd werd, bohooide tot die onge zellige groote vertrekken, zooals men ze slechts in oude kasteeleu vinden kan, waar de grootsche inrichting van vroeger dagen nog niet door den geest des tijds verdron gen is. Alles scheen er zoo kaal en ongezellig in het onbeteugeld binnenstroomende licht al da prachtige meubelen stonden als stijve schildwachten langs de wanden, alsof ze evenals doornroosje lot een honderdjarigen slaap veroordeeld waren. Dat was de plaals, waar de prinses hare intieme kennissen placht te ontvangen en zoo zat zg nu ook, terwijl gravin Yaleska een klein leeren stoeltje voor lief nam, tegenover de vriendin harer jeugd, die zij nu weder sedert jaren in hare naaste omgeving gehaald had en ook wanneer zg hare eigenschap als hofdame niet noodig had, toch gaarne in hare nabijheid zag. „Dat het een groot en ontzettend oDga- luk had kunnen worden, is niet te ontken nen," ging zij levendig voort. Zij hield er evenwel vaD, als de jeugd er bij tegenwoor dig was, de jongelui op minder goede eigenschappen te wijzen. „Maar men doet er verkeerd aan, de fantasie met al te schrille voorstellingen van streek te ma ken. Ook de fantasie is een vlam, die wel bewaakt zijn wil, zooals Schiller zoo aardig zegtWeldadig is de macht van hot vuur, wanneer zg den mensch temt en be waakt. Anders kan het de vreeselgkste dingen aanrichten en den mensch onredbaar in het verdorl storten, vooral diegenen die zich aan sgn zoete influisteringen overge ven en zich door zgn inblazingen laat drgven." „Ach jal" zuchtte gravin Böhlen dee moedig en berouwhebbend, omdat zij zich ook door hot vuur der fantasie had laten mee- slcepen. „Daarmede wil ik volstrekt niet zeggen," girg de prinses voort, „dat men tegenover elk gevaar onverschillig zijn moet. Onver strument in elkander te zetten, leggen we de buizen volgens de lengte onder elkan der op tafel cn binden ze dan op onderlinge afstanden van 2 centimeter met gekleurde koordjes aan elkander vast. Twee linialen, aan de bo ven en onderzijde van het instrument vast gemaakt, dienen als handvatsels, terwijl een houten hamertjo de tonen uit de papieren kokers te voorschijn roept. Heeft men op dit instrunent een zekeren graad van virtuositeit bereikt, dan kan men er een maken, waarop ook de halve tonen voor komen, Letterk. Bijv. Een wraakoefening. Den 24sten Mei spoelde op het strand in de nabijheid van Fuenteventnra een kist aan, waarin zich het lijk bevond van een 20-jarige vrouw, getooid in een prachtige zijden japon, De ooren waren versierd met diamanten bellen en aan de linkerhand prijkten twee diamanten ringen. Het lichaam was vreeselijk verminkt; het hoofd vertoonde diepe wonden en de oogen waren uit hunne kassen gedrukt. Onmogelijk kon de identiteit van het lijk worden vastgesteldalle onderzoek bleef vruchteloos en men had reeds de verdere pogingen, om achter deze geheimzinnige misdaad te komen, opgegeven, toen een Spanjaard van het eiland Ferro in het verminkte lichaam zijn dochter herkende. Nu kwam aan het licht, dat de moord een wraakoefening was van een gewezen vriend van den vader. Pieren verschrikkertjes Zijn steeds nog in eer; Verschrikkeu zij piereD, De menschen nog meer. De schrikbre koning Alcohol Speelt onverstrooibaar maar zijn rol, Hij maakt nog de arme menschheid dol, De beurs der drinkers plat als schol, Maar 't tuchthuis meer dan vol. 't Tappersbaantje vindt men smaad'lijk, Maar de tapper zrgt„wel, man, Sterke draak is ook niet schaad'iijk Want ik word er betsr van. „Die heeft 'm stasn,' zei iemand. Ik keek den stumper aan, Die 'm staan hadmaar och, de arme Kon loopen, gaan noch staan. Wie kan naar sterken drank Verlangen, hakeD, wenschen Hij maakt gezonden krank Van sterke, zwakke menschen. Men neemt wel eens een taaie, Een flinke taaie hap Ma-»r door de vele taaien, Wordt menigeen heel slap. Meelij moet het hart vervullen, Als het oog een dronkaard ziet. Blijf tot matigheid vermanen Maar vóer allesdrink zelf niet. W. M. Tz. schilligheid baart onvoorzichtigheid en nit onvoorzichtigheid kan het ergste voortvloeien, zooals wij een voorbeeld voor ons hebben. Daar zgn twee nieuwe modes, die derge- Igke gevallen begunstigen. Wanneer de jonge dames altijd de krullentang in handen hebben, sous in haar zak, alle oogenblikken de spirituslamp ontsteken, om hare lokjes netjes te doon krullen, nemen de boden uatuurlgk dezelfde allures over en slepen het gevaarlijke vuurtuig overal rond. Dan is het ook geen wonder dat een nog half aan zijnde lucifer wordt weggeworpen, een drop pel spiritus wordt weggespat en het onheil is reeds aangericht. Bg een gewoon opma ken van het haar, wat toeh even goed ele gant kan zijn, is zoo iets buitengesloten." Ditmaal was de wenk meer voor de jonge dames, wier haardracht geenszins geleek op het gladde, net gescheiden haar der onde dame. De oude gravin tastte kleurend, naar de haar hoofd bedekkende muts, die zg meer uit een oogpunt van gezondheid dan van mooi-vinden droeg en veroorloofde zich de opmerking, dat men gezegd had, dat het door een kool uit een strgkgzer „Is dat reeds bewezen viel de prinses in. Hilde, die stillekons aan Valeska's zijde was gaan zitten en tot w'e de vraag ge- rieht was, moest antwoorden, dat zg nog in 't geheel niet had geïnformeerd naar de oorzaak. „Mijnheer von Klose zal de schuldige wel ontdekken", haastte de gravin eich te zeggen. De prinses schudde evenwel afkeu rend het hoofd. „Ik wil niet," riep zij beslist, „dat iemand omtrent deze zaak schade zal Igden. De schrik en de uitgestane angst zgn reeds straf genoeg. Ik ben overtuigd, dat zg, door wier schuld het is geschied, zich zelve in stilte de scherpste verwgtingen zal doen, en dat is de beste weg, die tot verbetering leidt. Men moat rekening houden met do zwakheden d«r menschen.'1 „O, wat een bewonderenswaardige goed heid i* riep de gravin geroerd; ook Valeska sloot zich onthousiastisch bij deze lofrede aan terwijl zg in stille verrukking de handen vouwde. „Welk een heerljjk voorbeeld van ziele- grootheid en edele menschenliefde, geeft gij daar, uwe hoogheid. Hoezeer ik mijzelve ook zal trachten to verbeteren, dat zal voor mij onbereikbaar blijven." Slechts Hilde hield zich stil. Haar zwg- gen^ werd ook ditmaal niet opgemerkt, daar de kamerdienaar verscheen en nog mot alle zenuwachtigheid meldde, dat zijne hoogheid prins Eduard, zooeven met een rijtuig voor bet paleis was blyven stilstaan en reeds de trap opkwam WORDT VERVOLGD. Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6