Mende Sterren. Donderdag 23 Juli 1396. 40ste Jaargang No. 3117. INGEZONDEN. BIJVOEGSEL. FEUILLETON. in. Th. W. v. d. "Woude. Gemengd Nieuws. {Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimm.er teruggegeven Noord-Hoiland en deJenever. Gemeentebelang en drankbestrij ding. In 1893 werd in de geheele provin cie f 205493.925 vergunningsrecht be taald, dat zal zoo ongeveer een gulden per gezin zijn. Per gezin, want de vergun ninghouders zijn slechts de tusschen- personen, zij nemen voor de Overheid de extra-belasting van hun afnemers in ontvangst. Per gezin dus een vrijwilli ge belastingverhooging van fl. Stel u eens voor, lezer, dat uw aanslagbiljet van de belasting naar het inkomen met een gulden meer prijkte dan het vorige jaarEen storm ging door het land Een regen van gepeperde moties kwam neer op die arme Overheid, die zulk een stout stuk durfde bestaanEn nu Yan deze f 205493.925 bracht Amster dam meer dan de helft op (f 124530.05). De drankwet van 1811 bepaalt in art. 2 het aantal kroegen, dat in een gemeente mag zijn in gemeenten met meer dan 50000 zielen, 1 op 500 inw. in gemeenten met meer dan 20000 inwoners en ten hoogste 50000 zielen, 1 op 400 inwoners in gemeenten met meer dan 10000 en ten hoogste 20000 zielen 1 op 300 in woners, en in de overige gemeenten 1 op 250 inw. Wij zien, dat het aantal, door de drankwet toegestaan, nog niet zoo heel gering iste Amsterdam zijn er zelfs acht-honderd vijf-en-zeventig toege staan. Op 1 Mei 1901 zal geen gemeente meer dan het bij de wet verleende aan tal mogen hebben. In verschillende ge meenten zal dus nog een geduchte op ruiminggehouden moeten worden Ware het voorstel van minister Modderman ongewijzigd aangenomen, deze opruiming zou reeds lang achter den rug zijn doch onze Kamerleden van 1881 hebben het, voor den eersten tijd althans, ge maakt „tot een weinig ingrijpenden Roman van Bobert Byr. TWEEDE BOEK. 12. De prins streelde even de wang van zijn dcehtertje en sprak eon paar medelijdende woorden tot baar. „Weer een ongelukje gehad, Leenlje Nu, zie er maar niet zoo terneergeslagen nit 1 Ga nu been, kleintje, en doe moeite, om het ambt van opvoedster onze goede excellentie zoo gemakkelijk mogelijk te ma ken." „Het is werkelijk waar, hoogheid, geen oogenblik kan men de oogen toedoen," ver oorloofde de excellentie op te merken. Hij troostte ook haar en gaf haar met een een goeden raad op den koop fee. „Wij mogen ons geduld niet zoo spoedig verliezen." Yervo'gens knikte hij beiden toe en zij trokken zich daarop in huis terug. De prins was blijkbaar ernstig gestemd, maar zijn blik werd vrijer en zachter, toen hij zich tot Reimar wendde, dien hij nog juist zag, daar deze, nadat hij het zonne scherm op de balustrade had neerge legd, wederom ongemerkt had willen ver dwijnen. „Blijf toch," riep de prins hem toe. „Waarom lult gij u aan mijn dank ont trekken Ik heb nog zoo juist kunnen zien, hoe gij mijne dochter zijt bijgespron gen. Gij hebt daarbij veel tegenwoordig heid van geest getoond." Reimar was nu op den prins toegetreden en maakte zijne buiging. Die wat al te bo venmatige lof, ontlokte hem een schertsen de uitdrukking. „Dat is ons beroep, hoogheid, altijd vlug bij de band, om zoo mogelijk ongolukkeu te voorkomen." De prins hief een weinig bovreemd het hoofd hoog op, eer er etn mat lachje om zijne lippen zich vertoonde en Reimar trek daaruit de gevolgtrekking dat bij zich in de oogen van zijn hoogen meester aan een verzuim had schuldig gemaakt. Hooge heeren ge ven gaarne zelf den toon aan, waarop het gesprek gevoerd moet worden, en daarnaar heeft den ander zijn instrument te stem men. Reimar nam zich voor, bij het be treden van zulk oen onbekenden bodem, maatregel", om de woorden van Kruseman te bezigen 1). Maar de opruiming zal dan toch ko men t Zeker, als wij maar geduld hebben. Yooralsnog behoeven de ver gunninghouders zich echter niet al te ongerust te maken. Een overgangsbepa ling, een noodwetje, of hoe zoo n ding genoemd zal worden, is spoedig gemaakt en aangenomen. Voor een al te vlug ge vermindering behoeft men zich onder het huidige bewind, vooral na de ver zekering van mr. v. Houten, niet be vreesd te maken, te meer niet als de beschermheer der „buitengewone vergun ningen*, de heer Lieftinck, zijn welspre kendheid in dienst dezer zoo nuttige in stellingen blijft stellen. Dat de gemeentebesturen slechts noode tot het oprüimen der kroegen overgaan, kan nog blijken uit de graagte, waar mede gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheid, verleend art. 2 al. 3 der wet. In deze al. wordt gesproken over het verlcenen van „buitengewone" ver gunningen als het wettelijk maximum reeds overschreden is. Het volgende staatje, ontleend aan mr. J. Kruseman, geeft ons een overzicht van de gevraagde en verleende „buitengewone" vergun ningen, gedurende de eerste vier jaren, dat de drankwet werkt2). Noord-Brabant aanvraagd 88 verleend 55 Gelderland 36 29 Zuid-Holland 94 87 Noord-Holland 177 137 Zeeland 10 6 Utrecht 16 10 Friesland 29 22 Overjjsel 38 27 Groningen 27 11 Drente 13 6 Limburg 39 30 En dit terwijl het te veel reeds zoo groot was! Na 1886 werden in Noord- IIolland nog 116 buitengewone vergun ningen verleend, waarvan Amsterdam 28, Zandvoort 23, Bussum 6, Nieuwer Am- stel, Haarlem en Hoorn ieder 5, Hilver sum, Naarden en Zaandam er ieder 4. Het kroegenparadijs, genaamd Wereld tentoonstelling voor Reis- en Hotelwezen, met zijn ruim honderd buitengewone vergunningen, is hier niet bijgeteld. Men moet een eenigszins zonderlinge opvatting hebben van de zorg voor bet wel en wee der gemeenschap, om met zoo kwistige hand vergunningen uit te deelenOf is, met een variatie op een gevleugeld woord van een bekend staatsman, deze zorg misschien geen overheidszaak Zeker, het aantal vermindert. In som mige plaatsen zelfs vrij sterk. Ja er zijn plaatsen, die reeds minder kroegen heb ben, dan zij volgens art. 2 der wet mo gen hebben doch dat zijn witte raven. In dat geval verkeerden (31 Dec. '93) Andijk, Bloemendaal, Heemskerk, Koe dijk, Marken, Twisk, Urk, Weespencar- spel en Wieringen. Voorts zijn er 15 gemeenten, waar het aantal kroegen juist in overeenstemming is met art. 2 der wet. Alle overige gemeenten gaan het wettelijk maximum flink te boven. Zoo heeft Amsterdam een te veel van zeshon derd kroegen, rekent men de clandestine kroegen er bij, dan zijn er minstens vijftienhonderd te veel, In 1882, het eerste jaar der drank wet, waren de verschillen beduidend grooter. Door twee oorzaken zijn zij kleiner geworden door toeneming van het aantal inwoners en door opheffing van kroegen. Het volgende staatje geeft ons een blik op de verhouding van het aantal kroegen en bet aantal inwo ners in de geheele provincie. Aantal inwon, op één kroeg. inwerke- lijkheid 172 234 volg. art 2 314 375 31 Dec. 1882 1892 Een overzicht van den toestand in de gemeenten met het hoogste drankmis bruik volge nog hieronder Gemeenten. Vergunning, in 1893. Vergunning, in 1882. Aan wezig. wettel max. Aan wezig- wettel max. Purmerend 70 22 77 21 Amsterdam3) 1475 875 1832 700 Velzen 42 30 54 23 Haarlem 206 125 243 105 's-Gravenland 10 5 11 5 Bussem 16 16 15 9 Beverwijk 21 17 26 15 Hilversum 65 44 73 36 Schagen 37 12 41 12 Alkmaar. 131 54 161 46 Muiden 17 8 19 7 Hoorn 92 35 113 35 Zaandam 89 54 112 45 tienmaal zoo groot als Nederland), zoo lang zal van de drankwet geen kracht kunnen uitgaan ter bestrijding van den kanker, die aan onze gemeenschap knaagt. Drankwetten, die Staats- en ge meentevoordeel aan de dranksehenkerij verbinden, zullen steeds een doortasten de bestrijding van ons volks-euvel in den weg staan. Echter ons land is nog niet rijp voor zulk een wet als Noorwegen heeft. Eerst dient de publieke opinie zich er voor te verklaren: wetten, die niet wor telen in de ernstige overtuiging des volks, dat zulke wetten gebiedend nood zakelijk zijn, kunnen geen blijvende ver beteringen hebben. En de overtuiging, dat een volk in de eerste plaats nuch ter moet zijn, bestaat zelfs niet bij de hoogst geplaatsten in ons landgetuige het openstellen van Lombok voor den opiumverkoop. (Slot volgt). 1) M. J. Kruseman. De werking van de drankwet 2) T. a. p. 3) Bij Amsterdam koude men in het oog, dat be halve deze 1475 oificieele kroegen nog ongeveer 900 clandestiene kroegen zijn. De Gaulois deelt mede, dat du Fransche regeering officieus be richt heelt oi tvangen dat de keizer eu de keizerin van Rusland na het bezoek aan Berlijn, zich naar Frankrijk zullen bege ven. eerst boter het terrein te verkennen en vergenoegde er zich nu mede, de hem ge dane vragen, zoo uitvoerig mogelijk te be antwoorden. „Gij zijt dus, zooals ik vermoedde, inge nieur Reimar? Nu zooveel te beter. Ik had juist om u willen sturen. Het handelt hier niet over een feestelijke audiëntie, slechts om een korte bespreking, zooals ik u reeds heb deen mededeelen en die wij hier onder alle gunstige omstandigheden houden kunnen. Maar wellicht was bet toch beter dat wij naar binnen gingen, bet is aan de zonzijde wel wat warm." De zaal, waarin Reimar den prins volg de, geleek sprekend op de door juffrouw Jenisch gegeven beschrijving der muziekzaal. Buiten twee heerlijke vleugels en een har monium, stonden er slechts eenvoudige stoe len en de groote gladde wanden, waren slechts hier en daar met eenvoudige dra- periën behangen; dit alles was geschied, om een zoo goed mogelijke sccoustiek te verkrij gen. Aan het eiDde van de zaal bevonden zich een paar hoeken, die geheel door gor dijnen van de hoofdzaal waren afgescheiden. Naar een dezer boeken geleidde de prins zija beroeber. Bij het binnentreden daar van viel Reimar reeds dadelijk de pracht op, die er heerschte en hij bon niet nalaten een oogenblik dit alles gade te slaanhet was in zoo groote tegenstelling met zjjn eigene nederige omgeving. Op een der divans zette de prins zich ne der en wees zijn bezoeker een tweede aan, die Reimar eerst op de tweede nitnoodiging bezetten durfde. Er volgde nog een tweede vriendelijkheid: „of hij geen sigaar aansteken wilde," en nadat de prins hem het elegante rookstel had toegeschoven, werd er niet meer op aangedrongen. „Gij zjjt baan-ÏDgenieur vroeg hij ver volgeus, en zag daarbij Reimar scherp in de oogen. „Nog beb ik geen vasto aanstelling, hoogheid", moest Reimar hem ten antwoord geven. „En waart gij in Bernau werkzaam „Ongeveer gedurende drie weken." „Was dat de tijd van het arbeidersoproer? Men heeft daar een werkstaking gehouden, zoover ik mij herinneren kan. De couran ten hebben daarvan wat geschreven." „Meer dan de zaak zelf te beteekenen had," meende Reimar te moeten opmerken. Hij schetste daarop kort eu krachtig do ver houding tusschcn de fabrieksarbeiders en hun meester. „Het zijn van dio gewone voorvallen, die niet te vermijden zjjn, zoo lang de vorbouding van het produkt tot de Nu is het waar, dat bij een zoo groot te veel een paar kroegen meer of min der niet veel invloed hebben wordt een kroeg opgeruimd, een paar deuren ver der vindt men een ander. Nemen wij b. v. Haarlemmerdijk en straat, te Am sterdam, waar zich ruim dertig kroegen bevindenwat zal een vermindering tot zelfs twintig baten, waar tusschen de eer ste en de laatste kroeg nog geen tien minuten afstand bestaat Zoolang wij niet kunnen komen tot een radicale opruiming dezer schadelijke instellingen, zooals in Noorwegen, waar op het platteland geen dertig kroegen meer zijn (en Noorwegen is ongeveer Zich versproken. Lieveling, vleide het meisje, je heb mij zoo dikwijls verteld dat ik ja eerste lief de ben, beloof me nu ook, dat je nooit, nooit, als ons engagement ooit af mocht raken, mijn brieven zal laten lezen aan een ander. Waar denk je aan, kindlief P zeide hij, heb ik jou ooit de brieven laten lezen, die ik gekregen heb van Hier zweeg hij en zooals zij beiden toen zwegen, zoo sweeg er op aarde uooit een. Caïro, 18 Juli. De cho lera verspreidt dood en verdeif in het Egyptische expeditie-lager. Tot nog toe zijn 600 gevallen voorgekomen, de meeste met doodelijken afloop. Ziekenconvooien komen hieraan. De militaire hospitalen zijn prop?ol. Alle plaatsen in Boven—en Beneden-Egypte zijn besmet. Een weelderige dame. Yan de markiezin Li-IIung-Chang, de rijkste vrouw in China, wordt verteld, •lat zij vijftig manieren heeft van zich het haar te laten kappen. Zij heeft ge stadig 2000 kaïneniers tot haar dienst. In haar garderobe zijn 2000 kostumes, wat al een zeer ruime voorraad is, in aanmerking genomen, dat de markiezin maar kort achtereen kan loopeD. Merk waardig is 't, dat zij nooit in gebreke blijtt van hare onizaglijke huishoudelijke uitgaven nauwkeurig boek te houden. waarde daarvan niet een vaste regoling heeft ondergaan. Zulke bewegingen als in Beman zijn even doelloos als van weinige beteekenissi) behooren overigens tot de alledaagsche gebeurtenissen." „Zeker I" viel de prins, die geen oog van Reimar had afgewend, met nadruk in. Zijn voorhoofd had zich toornig gerimpeld en het overi'gde gedeelte van het gelaat, dat de baard vrijliet, was met een donkerrood over- togen. „Dat zijn van die toestanden, die men heeft laten geworden, en die men nn nauwelijks meer meester kan blijven. Veel te lang heeft; men reeds gewacht, en voor en na beeft men die oproerkraaiers de wa penen in handen gegeven, waarmede zij hun eigen verdedigers na verloop van tijd zullen bestrijden. Het geschiedt maar waarvoor zal ik mij warm maken gij hebt gelijk, volkomen geljjk, die dingen zijn al alle- daagsch geworden, maar doelloos en zonder beteekenis, kunnen wij ze, dunkt mij, nog wei niet noemen, wanneer men niet meer de gemakkelijke opvatting der jeugd bezit, zooals gij. Vraag het den sociaal-democra ten eens, of zij geen ander doel bebben, dan om de arme duivels een paar centen per nor meer te doen verdienen. En zij zullen geen beteekenis bebben in uw oog, omdat zij gewoonlijk nogal vredig afloopen? Maar dat is toch niet altijd het geval. Die roofdieren lekken toch menigmaal bloed. Het zjjn van die kleine proefjes van een lang zaam zich ontwikkolende kracht, tegen dat lamme, terugwijkende philisterdom; 't zijn oefeningen om hun organisatie en sterkte te beproeven en niemand stoort hen in die oefening. Men aarzelt evenals men geaar zeld heeft om het arme volk op te beffen, toen bet nog tjjd was om het op te beff-n en te bevredigen; toen het nog tijd was, om die gevaarlijke, eigenheil zoekende aan voerders onschadelijk te maken. Men heelt een gevecht geschuwd, nu zal men formeel slag leveren moc'en en dan kunnen slechts zij winnen,;die over de legers de baas zijn, en dat zijn de soldaten zelf." Reimar zag den prins verrast aan, over zulk een heftige opwelling, die fen duide lijkste aangaf, dat de prins hem niet begre pen had. Maar hij liet het daarbij, want geeDzins bad hij, de eenvoudige ingenieur, het recht, bier ongevraagd zijne meening kenbaar te msken. De prins scheen ook tot andere gedachten te komen, zijn opgewekte wrevel had zich alleen geuit tegenover den geest des tijde in 't algemeen, en na een kleine op gewondenheid, was hot opflikkerende vuur gedoofd. „Doch ik heb u niet laten komen om politieke gesprekken met n te honden. Dat ligt niet in mijne bedoeling", zeide hij ver volgens, zonder te bemerken hoe zijn be zoeker onaangenaam door dit scherpe woord werd getroffen. Rustiger vroeg hij vervol gens of er vele fabrieken in Bernau wa reu. „Slechts eone", verzekerde Reimar. „Ah zoo, dat is goed. De nabuurschap daarvan is volsfrekt niet aangenaam." Snel, voegde hij er aan toe, als een vervolg van rijn gezegde: „Ik bedoel voor de bezitters van grond en buitenverblijven. Er is daar immers een mooi bosch „Aan de hcuvelbrug en in hel naburige dal; namelijk daar, waar het zich vanaf Bernhausen naar het gebergte nitstrekt." „Ja, juist. Bernhausen, dat den vrijheer von Brandolf toebehoort. Gij zijt daar im mers bij die familie bekend. Hebt gij veel met haar verkeerd?" „Ik hen er in 't geheel slechts tweemaal geweest," antwoordde Reimar, getroffen, dat hij in plaats vaD naar zijn werkkring naar dergelijke bijzaken gevraagd werd, die toch alleen voor hem van eenig belang waren. De prins moest echter door het ODtian- gen antwoord bevredigd zijn, want zijn ge laat klaarde aanmerkelijk meer op en de vorecbende blik waarmede bij Reimar had opgenomen, verloor de wantrouwende scherpte. „Zoo, slechts tweemaal Ik dacht, om- dat gij een schets daarvan gemaakt bad wellicht op verlangen dor dame misschien op bestelling." Reimar gevoelde zjjn hart geweldig klop- pen; hij wist evenwel zijne verlegenheid te verdringen. „Die schets werd reeds vroeger vervaar- d gd, eer ik de familie Brandolf kende," haaste hij zich te zeggen. „Door een toe val werd tij ontdekt, toen barones Hilde zich juist voor de reis gereed maakte en ik liet baar gaarne dat aandenken aan haar thnis." „Kleine geschenken onderhouden de vriendschap, zooals onze nabnren aan de Soine gelooven," zeide de prins welgelnimd. ,Ik heb kortelings deze schots toevallig gezien. Zij beeft mij verrast. Wel merkt men gebreken in rchool, do behandeling der klenren is een weinig bekrompen, de stem ming niet sprekend genoeg, maar het geeft toch getuigenis van een buitengewone gave, wat nameljjk den smaak en de fantasie van den entwerper betre't, 't past zoo geheel in de lijst dier omgeving. Hebt gij het geheel Uit Orense (Spanje) wordt gemeld, dat dieren, die hij den pastoor van Barjas wilden inbreken, twee dyna- mietboaimen onder het slaapvertrek van den pastoor lieten ontploffen, waardoor ontzaglijke schade werd aangericht. De pastoor bleef echter ongedeerd en loste verscheidene geweerschoten, waarop de in- brekeis op de vlucht sloegen. Tegen vliegen. Op vele plaatsen vertoonen zich nu reeds groote massa's kamervliegen, die het de menschen lastig genoeg maken. Behalve de bekende en meest gebruikte middelen tegeD dit brutale en vieze goed je, nl. vliegenpapier en vliegenglazeu, be staat er nog een ander, minder bekend, en dat tamelijk snel werkt. Een afkook sel van gemalen kwassiahout dat men heel goedkoop bij apotheker en drogist krijgen kan, zet men maar ergens in de kamer netr. Voor de vliegen is dit vocht doodelijk; voor den menscb levert bet geenerlei gevaar op. Dat een schilder schrijft over den toestand van de wegen, komt zeker niet eiken dag voor. De be kende Russische veldslagschilder Weresjts- jdgin heeft aan de Nówosti een brief ge richt waarin hij de noodzakelijkheid van de verbetering van de Russische landwe gen betoogt. Vroeger dacht hij dat er geen slechtere wegen waren dan die van Mid den-Rusland, maar daarna heett hij leeren inzien dat ze in 't noorden nog meer te wenschen overlaten, en nu heeft hij ge merkt, dat ze in 't zuiden al niet beter zijn. Een landeigenaar uit de omstreken van Kertsj of Berdjansk heeft met een rijtuig met vier paarden tusschen de zes en acht uur noodig om twintig tot dertig werst (21 tot 32 kilometer) ai te leggen. Men kan dus nagaan hoeveel tijd een boer verspilt om zijn koren naar de stad te brengen. Het gevolg is dat het vervoer naar de haven vaak duurder is dan de vracht van Odessa of Berdjansk naar Marseille. Zoo wordt concurrentie met Amerika of zelfs met InJië onmogelijk, zegt de schrijver. En een Russisch blad maakt de opmerking dat ook in de steden de straten dikwijls zoo slecht geplaveid zijn dat de vracht er aanmerkelijk door verhoogd wordt. Men betaalt bij voorbeeld even veel voor het vervoer van het graan van het station naar de haven te Nikolajef, sis de vracht van die haven naar Marseille bedraagt. alleen gemaakt?» Met klimmende verwondering had Reimar dat alles aangehoorddus niet zijn moeite volle arbeid had de aandacht op hem ge vestigd, neen, alleen iets, dat hij als lief hebberij beschouwde en waaraan hij zelf geenszins eenig gewicht heehtte, bad de oogen zijner meerderen op hem doen vestigen. Hij had die schets in andere han den doen overgaan en die handen waren hem tot geluk geweest; daar had eerst zijn werk waarde verkregen. Bij deze gedachten smolt zijn hart van vreugd». Hij behield nauwelijks zijne kalmte, om met de noodige rust te kunnen verzekeren, dat hij alles naar eigen fantasie had uitgevoerd. Hij bad slechts een schets trachten te vervaardigen, die hem de ruïne zelf ia don geest gelegd had. „Ja, er ligt kunst en teekening in dat ding, maar minder van den schilder, dan van den architect", merkte de prins op. „Men zou gelooven, dat een dor zulken het heeft gemaakt." „In mijn jengd heb ik lang geaarzeld of ik niet bouwmeester worden zou," verie- kerde Reimar. „Mijne neiging was een beetje wijfelende, tot ik er eindelijk toe besloot, ingenieur te worden. Zoo komt het, dat ik mij ook een poos in bet arebiteetnur- teekenen oefende. „Dacht ik al reeds. Het was ie opvallend. Kunstenaars-uitingen, die sleohts op verwe zenlijking,wachten.Zoudt ge n zelf in staat ach ten, een plan naar die schets te ontwerpen? Ik bedoel, of ge in staat zoudt zijn, een dergelijk bouwwerk te leiden „Het is een groote onderneming, hoog heid," antwoordde Reimar meer en meer verrast. „Maar in meerder of mindere mate zijn wij ingenienren toch tot bouwen ge rechtigd; wij zijn aan bouwen gewend, moe ten zelf onze plannen teekenen en berekeoen, en mooten ons zelf nit den nood weten te helpen, Waar ons onze eigene middelen ontoereikend zijn, blijft ons niets anders over, dan anderen raad te schaffen. Voor het louter handwerk, zijn er altijd hulpkrach ten." „Heel goed, ik houd van zelfvertrouwen, en bedaardheid," gaf do prins ten antwoord, bem vriendelijk toeknikkend. „Zoo wil ik n een voorstel doen. De schets bevalt mij, zooals zij is. Veranderd behoeft er niet aan te worden. Ik heb bet in mijn hoofd, zulk een gebouw te laten boawen. Waar, wan neer, doet niels ter zake. Ean slotje, elegant, maar goen buitengewone dingon. Vroolijk en confortabie met al de gerie felijkheden van onzen tijd ingerioht. De

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5