Mende Sterren.
Donderdag 23 Juli 1396.
40ste Jaargang No. 3117.
INGEZONDEN.
BIJVOEGSEL.
FEUILLETON.
in.
Th. W. v. d. "Woude.
Gemengd Nieuws.
{Niet geplaatste ingezonden stukken worden
nimm.er teruggegeven
Noord-Hoiland en deJenever.
Gemeentebelang en
drankbestrij ding.
In 1893 werd in de geheele provin
cie f 205493.925 vergunningsrecht be
taald, dat zal zoo ongeveer een gulden
per gezin zijn. Per gezin, want de vergun
ninghouders zijn slechts de tusschen-
personen, zij nemen voor de Overheid
de extra-belasting van hun afnemers in
ontvangst. Per gezin dus een vrijwilli
ge belastingverhooging van fl. Stel u
eens voor, lezer, dat uw aanslagbiljet
van de belasting naar het inkomen met
een gulden meer prijkte dan het vorige
jaarEen storm ging door het land
Een regen van gepeperde moties kwam
neer op die arme Overheid, die zulk
een stout stuk durfde bestaanEn
nu
Yan deze f 205493.925 bracht Amster
dam meer dan de helft op
(f 124530.05).
De drankwet van 1811 bepaalt in
art. 2 het aantal kroegen, dat in een
gemeente mag zijn
in gemeenten met meer dan 50000
zielen, 1 op 500 inw.
in gemeenten met meer dan 20000
inwoners en ten hoogste 50000 zielen,
1 op 400 inwoners
in gemeenten met meer dan 10000 en
ten hoogste 20000 zielen 1 op 300 in
woners, en
in de overige gemeenten 1 op 250
inw.
Wij zien, dat het aantal, door de
drankwet toegestaan, nog niet zoo heel
gering iste Amsterdam zijn er zelfs
acht-honderd vijf-en-zeventig toege
staan.
Op 1 Mei 1901 zal geen gemeente
meer dan het bij de wet verleende aan
tal mogen hebben. In verschillende ge
meenten zal dus nog een geduchte op
ruiminggehouden moeten worden Ware
het voorstel van minister Modderman
ongewijzigd aangenomen, deze opruiming
zou reeds lang achter den rug zijn
doch onze Kamerleden van 1881 hebben
het, voor den eersten tijd althans, ge
maakt „tot een weinig ingrijpenden
Roman van Bobert Byr.
TWEEDE BOEK. 12.
De prins streelde even de wang van zijn
dcehtertje en sprak eon paar medelijdende
woorden tot baar.
„Weer een ongelukje gehad, Leenlje
Nu, zie er maar niet zoo terneergeslagen
nit 1 Ga nu been, kleintje, en doe moeite,
om het ambt van opvoedster onze goede
excellentie zoo gemakkelijk mogelijk te ma
ken."
„Het is werkelijk waar, hoogheid, geen
oogenblik kan men de oogen toedoen," ver
oorloofde de excellentie op te merken.
Hij troostte ook haar en gaf haar met
een een goeden raad op den koop fee.
„Wij mogen ons geduld niet zoo spoedig
verliezen." Yervo'gens knikte hij beiden
toe en zij trokken zich daarop in huis
terug.
De prins was blijkbaar ernstig gestemd,
maar zijn blik werd vrijer en zachter, toen
hij zich tot Reimar wendde, dien hij nog
juist zag, daar deze, nadat hij het zonne
scherm op de balustrade had neerge
legd, wederom ongemerkt had willen ver
dwijnen.
„Blijf toch," riep de prins hem toe.
„Waarom lult gij u aan mijn dank ont
trekken Ik heb nog zoo juist kunnen
zien, hoe gij mijne dochter zijt bijgespron
gen. Gij hebt daarbij veel tegenwoordig
heid van geest getoond."
Reimar was nu op den prins toegetreden
en maakte zijne buiging. Die wat al te bo
venmatige lof, ontlokte hem een schertsen
de uitdrukking.
„Dat is ons beroep, hoogheid, altijd vlug
bij de band, om zoo mogelijk ongolukkeu te
voorkomen."
De prins hief een weinig bovreemd het
hoofd hoog op, eer er etn mat lachje om zijne
lippen zich vertoonde en Reimar trek daaruit
de gevolgtrekking dat bij zich in de oogen
van zijn hoogen meester aan een verzuim
had schuldig gemaakt. Hooge heeren ge
ven gaarne zelf den toon aan, waarop het
gesprek gevoerd moet worden, en daarnaar
heeft den ander zijn instrument te stem
men. Reimar nam zich voor, bij het be
treden van zulk oen onbekenden bodem,
maatregel", om de woorden van
Kruseman te bezigen 1).
Maar de opruiming zal dan toch ko
men t Zeker, als wij maar geduld
hebben. Yooralsnog behoeven de ver
gunninghouders zich echter niet al te
ongerust te maken. Een overgangsbepa
ling, een noodwetje, of hoe zoo n ding
genoemd zal worden, is spoedig gemaakt
en aangenomen. Voor een al te vlug
ge vermindering behoeft men zich onder
het huidige bewind, vooral na de ver
zekering van mr. v. Houten, niet be
vreesd te maken, te meer niet als de
beschermheer der „buitengewone vergun
ningen*, de heer Lieftinck, zijn welspre
kendheid in dienst dezer zoo nuttige in
stellingen blijft stellen.
Dat de gemeentebesturen slechts noode
tot het oprüimen der kroegen overgaan,
kan nog blijken uit de graagte, waar
mede gebruik gemaakt wordt van de
bevoegdheid, verleend art. 2 al. 3 der
wet. In deze al. wordt gesproken over
het verlcenen van „buitengewone" ver
gunningen als het wettelijk maximum
reeds overschreden is. Het volgende
staatje, ontleend aan mr. J. Kruseman,
geeft ons een overzicht van de gevraagde
en verleende „buitengewone" vergun
ningen, gedurende de eerste vier jaren,
dat de drankwet werkt2).
Noord-Brabant aanvraagd 88 verleend 55
Gelderland 36 29
Zuid-Holland 94 87
Noord-Holland 177 137
Zeeland 10 6
Utrecht 16 10
Friesland 29 22
Overjjsel 38 27
Groningen 27 11
Drente 13 6
Limburg 39 30
En dit terwijl het te veel reeds zoo
groot was! Na 1886 werden in Noord-
IIolland nog 116 buitengewone vergun
ningen verleend, waarvan Amsterdam 28,
Zandvoort 23, Bussum 6, Nieuwer Am-
stel, Haarlem en Hoorn ieder 5, Hilver
sum, Naarden en Zaandam er ieder 4.
Het kroegenparadijs, genaamd Wereld
tentoonstelling voor Reis- en Hotelwezen,
met zijn ruim honderd buitengewone
vergunningen, is hier niet bijgeteld. Men
moet een eenigszins zonderlinge opvatting
hebben van de zorg voor bet wel en wee
der gemeenschap, om met zoo kwistige
hand vergunningen uit te deelenOf
is, met een variatie op een gevleugeld
woord van een bekend staatsman, deze
zorg misschien geen overheidszaak
Zeker, het aantal vermindert. In som
mige plaatsen zelfs vrij sterk. Ja er zijn
plaatsen, die reeds minder kroegen heb
ben, dan zij volgens art. 2 der wet mo
gen hebben doch dat zijn witte raven.
In dat geval verkeerden (31 Dec. '93)
Andijk, Bloemendaal, Heemskerk, Koe
dijk, Marken, Twisk, Urk, Weespencar-
spel en Wieringen. Voorts zijn er 15
gemeenten, waar het aantal kroegen juist
in overeenstemming is met art. 2 der
wet. Alle overige gemeenten gaan het
wettelijk maximum flink te boven. Zoo
heeft Amsterdam een te veel van zeshon
derd kroegen, rekent men de clandestine
kroegen er bij, dan zijn er minstens
vijftienhonderd te veel,
In 1882, het eerste jaar der drank
wet, waren de verschillen beduidend
grooter. Door twee oorzaken zijn zij
kleiner geworden door toeneming van
het aantal inwoners en door opheffing
van kroegen. Het volgende staatje
geeft ons een blik op de verhouding van
het aantal kroegen en bet aantal inwo
ners in de geheele provincie.
Aantal inwon,
op één kroeg.
inwerke-
lijkheid
172
234
volg.
art 2
314
375
31 Dec.
1882
1892
Een overzicht van den toestand in de
gemeenten met het hoogste drankmis
bruik volge nog hieronder
Gemeenten.
Vergunning,
in 1893.
Vergunning,
in 1882.
Aan
wezig.
wettel
max.
Aan
wezig-
wettel
max.
Purmerend
70
22
77
21
Amsterdam3)
1475
875
1832
700
Velzen
42
30
54
23
Haarlem
206
125
243
105
's-Gravenland
10
5
11
5
Bussem
16
16
15
9
Beverwijk
21
17
26
15
Hilversum
65
44
73
36
Schagen
37
12
41
12
Alkmaar.
131
54
161
46
Muiden
17
8
19
7
Hoorn
92
35
113
35
Zaandam
89
54
112
45
tienmaal zoo groot als Nederland), zoo
lang zal van de drankwet geen kracht
kunnen uitgaan ter bestrijding van den
kanker, die aan onze gemeenschap
knaagt. Drankwetten, die Staats- en ge
meentevoordeel aan de dranksehenkerij
verbinden, zullen steeds een doortasten
de bestrijding van ons volks-euvel in den
weg staan.
Echter ons land is nog niet rijp
voor zulk een wet als Noorwegen heeft.
Eerst dient de publieke opinie zich er
voor te verklaren: wetten, die niet wor
telen in de ernstige overtuiging des
volks, dat zulke wetten gebiedend nood
zakelijk zijn, kunnen geen blijvende ver
beteringen hebben. En de overtuiging,
dat een volk in de eerste plaats nuch
ter moet zijn, bestaat zelfs niet bij de
hoogst geplaatsten in ons landgetuige
het openstellen van Lombok voor den
opiumverkoop.
(Slot volgt).
1) M. J. Kruseman. De werking van de drankwet
2) T. a. p.
3) Bij Amsterdam koude men in het oog, dat be
halve deze 1475 oificieele kroegen nog ongeveer 900
clandestiene kroegen zijn.
De Gaulois deelt mede,
dat du Fransche regeering officieus be
richt heelt oi tvangen dat de keizer eu de
keizerin van Rusland na het bezoek aan
Berlijn, zich naar Frankrijk zullen bege
ven.
eerst boter het terrein te verkennen en
vergenoegde er zich nu mede, de hem ge
dane vragen, zoo uitvoerig mogelijk te be
antwoorden.
„Gij zijt dus, zooals ik vermoedde, inge
nieur Reimar? Nu zooveel te beter. Ik
had juist om u willen sturen. Het handelt
hier niet over een feestelijke audiëntie,
slechts om een korte bespreking, zooals ik
u reeds heb deen mededeelen en die wij hier
onder alle gunstige omstandigheden houden
kunnen. Maar wellicht was bet toch beter
dat wij naar binnen gingen, bet is aan de
zonzijde wel wat warm."
De zaal, waarin Reimar den prins volg
de, geleek sprekend op de door juffrouw
Jenisch gegeven beschrijving der muziekzaal.
Buiten twee heerlijke vleugels en een har
monium, stonden er slechts eenvoudige stoe
len en de groote gladde wanden, waren
slechts hier en daar met eenvoudige dra-
periën behangen; dit alles was geschied, om
een zoo goed mogelijke sccoustiek te verkrij
gen. Aan het eiDde van de zaal bevonden
zich een paar hoeken, die geheel door gor
dijnen van de hoofdzaal waren afgescheiden.
Naar een dezer boeken geleidde de prins
zija beroeber. Bij het binnentreden daar
van viel Reimar reeds dadelijk de pracht op,
die er heerschte en hij bon niet nalaten een
oogenblik dit alles gade te slaanhet was
in zoo groote tegenstelling met zjjn eigene
nederige omgeving.
Op een der divans zette de prins zich ne
der en wees zijn bezoeker een tweede aan,
die Reimar eerst op de tweede nitnoodiging
bezetten durfde. Er volgde nog een tweede
vriendelijkheid: „of hij geen sigaar aansteken
wilde," en nadat de prins hem het elegante
rookstel had toegeschoven, werd er niet
meer op aangedrongen.
„Gij zjjt baan-ÏDgenieur vroeg hij ver
volgeus, en zag daarbij Reimar scherp
in de oogen.
„Nog beb ik geen vasto aanstelling,
hoogheid", moest Reimar hem ten antwoord
geven.
„En waart gij in Bernau werkzaam
„Ongeveer gedurende drie weken."
„Was dat de tijd van het arbeidersoproer?
Men heeft daar een werkstaking gehouden,
zoover ik mij herinneren kan. De couran
ten hebben daarvan wat geschreven."
„Meer dan de zaak zelf te beteekenen
had," meende Reimar te moeten opmerken.
Hij schetste daarop kort eu krachtig do ver
houding tusschcn de fabrieksarbeiders en
hun meester. „Het zijn van dio gewone
voorvallen, die niet te vermijden zjjn, zoo
lang de vorbouding van het produkt tot de
Nu is het waar, dat bij een zoo groot
te veel een paar kroegen meer of min
der niet veel invloed hebben wordt een
kroeg opgeruimd, een paar deuren ver
der vindt men een ander. Nemen wij
b. v. Haarlemmerdijk en straat, te Am
sterdam, waar zich ruim dertig kroegen
bevindenwat zal een vermindering tot
zelfs twintig baten, waar tusschen de eer
ste en de laatste kroeg nog geen tien
minuten afstand bestaat
Zoolang wij niet kunnen komen tot
een radicale opruiming dezer schadelijke
instellingen, zooals in Noorwegen, waar
op het platteland geen dertig kroegen
meer zijn (en Noorwegen is ongeveer
Zich versproken.
Lieveling, vleide het meisje, je heb mij
zoo dikwijls verteld dat ik ja eerste lief
de ben, beloof me nu ook, dat je nooit,
nooit, als ons engagement ooit af mocht
raken, mijn brieven zal laten lezen aan
een ander.
Waar denk je aan, kindlief P zeide hij,
heb ik jou ooit de brieven laten lezen,
die ik gekregen heb van
Hier zweeg hij en zooals zij beiden
toen zwegen, zoo sweeg er op aarde
uooit een.
Caïro, 18 Juli. De cho
lera verspreidt dood en verdeif in het
Egyptische expeditie-lager. Tot nog toe
zijn 600 gevallen voorgekomen, de meeste
met doodelijken afloop. Ziekenconvooien
komen hieraan. De militaire hospitalen
zijn prop?ol. Alle plaatsen in Boven—en
Beneden-Egypte zijn besmet.
Een weelderige dame.
Yan de markiezin Li-IIung-Chang, de
rijkste vrouw in China, wordt verteld,
•lat zij vijftig manieren heeft van zich
het haar te laten kappen. Zij heeft ge
stadig 2000 kaïneniers tot haar dienst.
In haar garderobe zijn 2000 kostumes,
wat al een zeer ruime voorraad is, in
aanmerking genomen, dat de markiezin
maar kort achtereen kan loopeD. Merk
waardig is 't, dat zij nooit in gebreke
blijtt van hare onizaglijke huishoudelijke
uitgaven nauwkeurig boek te houden.
waarde daarvan niet een vaste regoling
heeft ondergaan. Zulke bewegingen als in
Beman zijn even doelloos als van weinige
beteekenissi) behooren overigens tot de
alledaagsche gebeurtenissen."
„Zeker I" viel de prins, die geen oog van
Reimar had afgewend, met nadruk in. Zijn
voorhoofd had zich toornig gerimpeld en het
overi'gde gedeelte van het gelaat, dat de
baard vrijliet, was met een donkerrood over-
togen. „Dat zijn van die toestanden, die
men heeft laten geworden, en die men nn
nauwelijks meer meester kan blijven. Veel
te lang heeft; men reeds gewacht, en voor
en na beeft men die oproerkraaiers de wa
penen in handen gegeven, waarmede zij hun
eigen verdedigers na verloop van tijd zullen
bestrijden. Het geschiedt maar waarvoor
zal ik mij warm maken gij hebt gelijk,
volkomen geljjk, die dingen zijn al alle-
daagsch geworden, maar doelloos en zonder
beteekenis, kunnen wij ze, dunkt mij, nog
wei niet noemen, wanneer men niet meer
de gemakkelijke opvatting der jeugd bezit,
zooals gij. Vraag het den sociaal-democra
ten eens, of zij geen ander doel bebben,
dan om de arme duivels een paar centen
per nor meer te doen verdienen. En zij
zullen geen beteekenis bebben in uw oog,
omdat zij gewoonlijk nogal vredig afloopen?
Maar dat is toch niet altijd het geval. Die
roofdieren lekken toch menigmaal bloed.
Het zjjn van die kleine proefjes van een lang
zaam zich ontwikkolende kracht, tegen dat
lamme, terugwijkende philisterdom; 't zijn
oefeningen om hun organisatie en sterkte te
beproeven en niemand stoort hen in die
oefening. Men aarzelt evenals men geaar
zeld heeft om het arme volk op te beffen,
toen bet nog tjjd was om het op te beff-n
en te bevredigen; toen het nog tijd was,
om die gevaarlijke, eigenheil zoekende aan
voerders onschadelijk te maken. Men heelt
een gevecht geschuwd, nu zal men formeel
slag leveren moc'en en dan kunnen slechts
zij winnen,;die over de legers de baas zijn,
en dat zijn de soldaten zelf."
Reimar zag den prins verrast aan, over
zulk een heftige opwelling, die fen duide
lijkste aangaf, dat de prins hem niet begre
pen had. Maar hij liet het daarbij, want
geeDzins bad hij, de eenvoudige ingenieur,
het recht, bier ongevraagd zijne meening
kenbaar te msken.
De prins scheen ook tot andere gedachten
te komen, zijn opgewekte wrevel had
zich alleen geuit tegenover den geest des
tijde in 't algemeen, en na een kleine op
gewondenheid, was hot opflikkerende vuur
gedoofd.
„Doch ik heb u niet laten komen om
politieke gesprekken met n te honden. Dat
ligt niet in mijne bedoeling", zeide hij ver
volgens, zonder te bemerken hoe zijn be
zoeker onaangenaam door dit scherpe woord
werd getroffen. Rustiger vroeg hij vervol
gens of er vele fabrieken in Bernau wa
reu.
„Slechts eone", verzekerde Reimar.
„Ah zoo, dat is goed. De nabuurschap
daarvan is volsfrekt niet aangenaam." Snel,
voegde hij er aan toe, als een vervolg van
rijn gezegde: „Ik bedoel voor de bezitters
van grond en buitenverblijven. Er is daar
immers een mooi bosch
„Aan de hcuvelbrug en in hel naburige
dal; namelijk daar, waar het zich vanaf
Bernhausen naar het gebergte nitstrekt."
„Ja, juist. Bernhausen, dat den vrijheer
von Brandolf toebehoort. Gij zijt daar im
mers bij die familie bekend. Hebt gij veel
met haar verkeerd?"
„Ik hen er in 't geheel slechts tweemaal
geweest," antwoordde Reimar, getroffen,
dat hij in plaats vaD naar zijn werkkring
naar dergelijke bijzaken gevraagd werd,
die toch alleen voor hem van eenig belang
waren.
De prins moest echter door het ODtian-
gen antwoord bevredigd zijn, want zijn ge
laat klaarde aanmerkelijk meer op en de
vorecbende blik waarmede bij Reimar
had opgenomen, verloor de wantrouwende
scherpte.
„Zoo, slechts tweemaal Ik dacht, om-
dat gij een schets daarvan gemaakt bad
wellicht op verlangen dor dame misschien
op bestelling."
Reimar gevoelde zjjn hart geweldig klop-
pen; hij wist evenwel zijne verlegenheid te
verdringen.
„Die schets werd reeds vroeger vervaar-
d gd, eer ik de familie Brandolf kende,"
haaste hij zich te zeggen. „Door een toe
val werd tij ontdekt, toen barones Hilde
zich juist voor de reis gereed maakte en
ik liet baar gaarne dat aandenken aan
haar thnis."
„Kleine geschenken onderhouden de
vriendschap, zooals onze nabnren aan de
Soine gelooven," zeide de prins welgelnimd.
,Ik heb kortelings deze schots toevallig
gezien. Zij beeft mij verrast. Wel merkt
men gebreken in rchool, do behandeling der
klenren is een weinig bekrompen, de stem
ming niet sprekend genoeg, maar het geeft
toch getuigenis van een buitengewone gave,
wat nameljjk den smaak en de fantasie van den
entwerper betre't, 't past zoo geheel in de
lijst dier omgeving. Hebt gij het geheel
Uit Orense (Spanje) wordt
gemeld, dat dieren, die hij den pastoor
van Barjas wilden inbreken, twee dyna-
mietboaimen onder het slaapvertrek van
den pastoor lieten ontploffen, waardoor
ontzaglijke schade werd aangericht. De
pastoor bleef echter ongedeerd en loste
verscheidene geweerschoten, waarop de in-
brekeis op de vlucht sloegen.
Tegen vliegen.
Op vele plaatsen vertoonen zich nu
reeds groote massa's kamervliegen, die
het de menschen lastig genoeg maken.
Behalve de bekende en meest gebruikte
middelen tegeD dit brutale en vieze goed
je, nl. vliegenpapier en vliegenglazeu, be
staat er nog een ander, minder bekend,
en dat tamelijk snel werkt. Een afkook
sel van gemalen kwassiahout dat men
heel goedkoop bij apotheker en drogist
krijgen kan, zet men maar ergens in de
kamer netr. Voor de vliegen is dit
vocht doodelijk; voor den menscb levert
bet geenerlei gevaar op.
Dat een schilder schrijft
over den toestand van de wegen,
komt zeker niet eiken dag voor. De be
kende Russische veldslagschilder Weresjts-
jdgin heeft aan de Nówosti een brief ge
richt waarin hij de noodzakelijkheid van
de verbetering van de Russische landwe
gen betoogt. Vroeger dacht hij dat er
geen slechtere wegen waren dan die van Mid
den-Rusland, maar daarna heett hij leeren
inzien dat ze in 't noorden nog meer te
wenschen overlaten, en nu heeft hij ge
merkt, dat ze in 't zuiden al niet beter
zijn.
Een landeigenaar uit de omstreken van
Kertsj of Berdjansk heeft met een rijtuig
met vier paarden tusschen de zes en
acht uur noodig om twintig tot dertig
werst (21 tot 32 kilometer) ai te leggen.
Men kan dus nagaan hoeveel tijd een
boer verspilt om zijn koren naar de stad
te brengen.
Het gevolg is dat het vervoer naar de
haven vaak duurder is dan de vracht van
Odessa of Berdjansk naar Marseille. Zoo
wordt concurrentie met Amerika of zelfs
met InJië onmogelijk, zegt de schrijver.
En een Russisch blad maakt de opmerking
dat ook in de steden de straten dikwijls
zoo slecht geplaveid zijn dat de vracht er
aanmerkelijk door verhoogd wordt. Men
betaalt bij voorbeeld even veel voor het
vervoer van het graan van het station naar
de haven te Nikolajef, sis de vracht van
die haven naar Marseille bedraagt.
alleen gemaakt?»
Met klimmende verwondering had Reimar
dat alles aangehoorddus niet zijn moeite
volle arbeid had de aandacht op hem ge
vestigd, neen, alleen iets, dat hij als lief
hebberij beschouwde en waaraan hij zelf
geenszins eenig gewicht heehtte, bad
de oogen zijner meerderen op hem doen
vestigen. Hij had die schets in andere han
den doen overgaan en die handen waren
hem tot geluk geweest; daar had eerst zijn
werk waarde verkregen. Bij deze gedachten
smolt zijn hart van vreugd». Hij behield
nauwelijks zijne kalmte, om met de noodige
rust te kunnen verzekeren, dat hij alles
naar eigen fantasie had uitgevoerd. Hij bad
slechts een schets trachten te vervaardigen,
die hem de ruïne zelf ia don geest gelegd
had.
„Ja, er ligt kunst en teekening in dat
ding, maar minder van den schilder, dan
van den architect", merkte de prins op.
„Men zou gelooven, dat een dor zulken het
heeft gemaakt."
„In mijn jengd heb ik lang geaarzeld of
ik niet bouwmeester worden zou," verie-
kerde Reimar. „Mijne neiging was een
beetje wijfelende, tot ik er eindelijk toe
besloot, ingenieur te worden. Zoo komt het,
dat ik mij ook een poos in bet arebiteetnur-
teekenen oefende.
„Dacht ik al reeds. Het was ie opvallend.
Kunstenaars-uitingen, die sleohts op verwe
zenlijking,wachten.Zoudt ge n zelf in staat ach
ten, een plan naar die schets te ontwerpen?
Ik bedoel, of ge in staat zoudt zijn, een
dergelijk bouwwerk te leiden
„Het is een groote onderneming, hoog
heid," antwoordde Reimar meer en meer
verrast. „Maar in meerder of mindere mate
zijn wij ingenienren toch tot bouwen ge
rechtigd; wij zijn aan bouwen gewend, moe
ten zelf onze plannen teekenen en berekeoen,
en mooten ons zelf nit den nood weten te
helpen, Waar ons onze eigene middelen
ontoereikend zijn, blijft ons niets anders
over, dan anderen raad te schaffen. Voor het
louter handwerk, zijn er altijd hulpkrach
ten."
„Heel goed, ik houd van zelfvertrouwen,
en bedaardheid," gaf do prins ten antwoord,
bem vriendelijk toeknikkend. „Zoo wil ik n
een voorstel doen. De schets bevalt mij,
zooals zij is. Veranderd behoeft er niet aan
te worden. Ik heb bet in mijn hoofd, zulk
een gebouw te laten boawen. Waar, wan
neer, doet niels ter zake. Ean slotje,
elegant, maar goen buitengewone dingon.
Vroolijk en confortabie met al de gerie
felijkheden van onzen tijd ingerioht. De