LOTING
Alfsim Sieiis-,
literiiie-
llafl
Merlantt Tolt!
Zondag 2 Augustus 1398.
40ste Jaargang Jfo. 3120.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN een dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60*
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit Nummer behoort
een Bijvoegsel.
GemeenteSchagen.
Bekendmakingen.
Vergadering van den RAAD
Punten van behandeling:
II.
Nationale Militie.
voor de volgorde ter levering
van bij de keuring geschikt
bevonden paarden voor den
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van Schagen;
de Secretaris,
DENIJS.
De Eerste Kamer
en het Kiesrecht.
Aan het
ODRAAIT.
UitgeverJ. WINKEL
Bureau: SCHAGElü» laan, 19 4.
der gemeente Seliagcn op Dins
dag 4 Aug. 1896, des morgens ten
10 ure.
I. Ingekomen stukken.
Voordracht Zetters.
Benoeming lid Schoolcom
missie.
Aanbieding gemeentereke
ning 1895.
Benoeming Commissie tot
onderzoek der rekening.
Verpleging krankzinnige.
Herstellingen aan het Raad
huis.
Schagen, 31 Juli 1896,
De Burgemeester,
S. BERMAN.
III.
IV,
V.
VI
VII.
De Burgemeester van Schagen, daartoe
de noodige aanschrijving ontvangen heb
bende, brengt ter algemeene kennis dut
tot den werkelijken dienst worden opge
roepen, onderstaande verlofgangers der lich
tingen 1892, 1893 en 1894, te weten
Molenaar Jacob, Heudrikse'j Jan
Cornelis, behoorende tot het 4e Regiment
Vesting-artillerie, garnizoen Helder Jon
kers Andreas, behoorende tot het 6 Re
giment Infanterie, garnizoen Bivda, t e—
gen 17 Augustus aanstaande.
Meer van der Dirk, behoorende tot
het 7e Regiment Infanterie, garnizoen
Amsterdam Denijs Pieter, behoorende
tot het le Regiment Infanterie, garnizoen
Helder, tegen 27 Augustus aan
staande.
Jongh de Wilhelmus Karei, Koeman
Jacob, behoorende tot bet 4a Regement
Infanterie garnizoen Haarlem, tegen 4
September aanstaande.
Welke verlofgangers op gemelde datums
bij hunne korpsen present zullen moeten
zijn voor des namiddags 4 ure.
Schagen, 31 Jnli 1896.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
Gelet op art. 27bis van het Koninklijk
Besluit van 10 November 1892 (Staats
blad No. 253), gewijzigd bij Koninklijk
besluit van 5 Augustus 1895 (Staatsblad
No. 147), houdende o. a. vaststelling der
reglementaire bepalingen ter uitvoering
der Wet betrekkelijk de inkwartieringen
en het onderhoud van het krijgsvolk, en
de transporten en levefantiën voor de le
gers of verdedigingswerken van het Rijk
gevorderd
Brengen hiermede ter algemeene ken
nis, dat op Maandag, den 3en AllgUS-
tus 1896, des voormiddags te tien uur,
ten Raadhuize ten overstaan van het Ge
meentebestuur in het openbaar z J worden
gehouden de LOTING ter bepaling der
volgorde, waarin de in deze Gemeente,
blijkens de verzamellijst, voor den krijgs
dienst geschikt-bevonden paarden eventu
eel ter levering zullen moeten worden aan
geboden.
De eigenaar van het voor den krijgs
dienst geschikt-bevonden paard is gerech
tigd in persoon voor dat paard te loten
is hij eigenaar van meer dan één goedge
keurd paard, dan loot hij vcor elk paard
afzonderlijk.
Is de eigenaar niet bij de loting tegen
woordig, dan loot de Burgemeester voor
hem, ót de ambtenaar ten overstaan van
wien c. q. de loting geschiedt.
Afgekondigd en aangeplakt te Schagen,
den 30 Juli 1896.
De Burgemeester,
S. BERMAN.
Het Yoorloopig Verslag is versche
nen van het onderzoek der kieswet in
de afdeelingen der Eerste Kamer. Zoo
wat alle beschouwingen, die vroeger
over dit onderwerp zijn te berde ge
bracht, vinden we hier in beknopter
vorm terug. Het ligt niet in ons voor
nemen, dit verslag weder tot een onder
werp van bespreking te makeu want
dan zouden wij ook in eene herhaling
moeten treden van wat wij vroeger o-
ver de zaak gezegd hebben.
Het is niet noodig ook. Want de
algemeene indruk van het verslag is,
dat het de verwachting bevestigt om
trent de gezindheid der Eerste Kamer
tot aanneming van van IIouten's ont
werp. Wij gelooven, dat dit een zeker
verstandige daad zal zijn. Zoolang de
zaak bij de Tweede Kamer in behande
ling was, en er dus nog eenige kans
was, dat er verbetering zou gebracht
worden in het ontwerp, hebben wij niet
opgehouden op de gebreken er van te
wijzen. Thans echter, nu er van ver
betering geen sprake meer kan zijn,
moet men zich de vraag stellen, wat in
's lands belang het beste is behoud van
het bestaande of aanneming van het
ontwerp van Houten en dan kan o i.
de keus niet twijfelachtig zijn. Al is
de uitbreiding niet voldoende, het is
toch eene uitbreiding en het brengt het
kiesrecht toch in de kringen dergenen,
die bij de uitbreiding het naast betrok
ken zijn en die dus wel zorgen zullen
om, voor zoover noodig, nader aan te
vullen, wat nu onvoldoende geschiedt.
Wij zullen er daarom vrede mede heb
ben, indien ook de Eerste Kamer bare
goedkeuring aan de kieswet hecht, te
meer omdat, zooals terecht werd opge
merkt in de afdeelingen, verwerping
slechts te verkrijgen zou zijn door sa
menwerking van hen, die verder zou
den willen gaan met hen, wien ook de
heer van Houten nog te ver ging, zoo
dat de verwarring op staatkundig ge
bied, maar te grooter zou worden.
De groote meerderheid der leden, die,
met het oog op de staatkundige ver
houdingen en de gebeurtenissen van den
laatsten tijd, zich bereid verklaarde om
hare stem niet aan dit wetsontwerp te
onthouden, deed dit evenwel in de ver
wachting en in de overtuiging, „dat de
ze en opvolgende regeeringen aan den
aandrang tot verdere uitbreiding van het
kiesrecht voortaan zouden weten weer
stand te bieden." Dit werd later nog
eens in eenigszins anderen vorm her
haald. De vraag zij echter geoorloofd,
wat men daarmee denkt te bereiken?
Of er aandrang zal bestaan tot verde
re uitbreiding van het kiesrecht, of
die aandrang zich spoedig openbaren
zal, of die kracht genoeg zal hebben,
om eene herleving der kiesrecht-agitatie
te weeg te brengen, dat zal afhan
gen, niet van het oordeel der leden van
de Eerste Kamer, die vóór stemmen,
maar van de wijze) waarop
de nieuwe kieswet werkt. Zeker
bestaat er aanleiding om te ver
wachten, dat het kiesrechtvraagstuk niet
voor goed van de baan isdat er na
de invoering der Dieuwe kieswet al zeer
spoedig op herziening en verdere uit
breiding zal worden aangedrongen dat
echter is niet te keeren door eenig voor
behoud, dat de leden der Eerste Kamer
maken bij de aanneming van het
ontwerp. Er ware éen middel ge
weest om dat te keeren dadelijk zoo
ver te gaan, als de grondwet toelaat.
Daarom hadden wij aan het ontwerp-
Tak de voorkeur gegeveneensdeels,
omdat het ons dadelijk eene voldoende
uitbreiding zou geschonken hebben: ander
deels, omdat het onvoldoende der nu aan
geboden kiesrecht-uitbreiding er licht toe
leiden kan, dat wij bij eene tweede uit
breiding veol verder zullen gaan, dan
ook wij wenschelijk achten. Wel zijn
wij van meening, dat de tijd voor de
„geleidelijke" uitbreiding, die ook nu
nog in de Eerste Kamer aanbevolen
werd, voorbij is, en dat, al is dit niet
de schuld der Eerste Kamer zij toch
met die omstandigheid rekening moet
houden maar wij zijn aan den an
deren kant van gevoelen, dat de uit
breiding van den heer Tak, strekkende
om allen te omvatten, die voorzien in
het onderhoud van zich en hun gezin,
èn aan behoeften des tijds èn aan de
eischen der grondwet voldeed. Het wa
re dus niet alleen wenschelijk zich
daartoe te bepalen, maar dit zou ook
mogelijk geweest zijn, omdat, wanneer
die uitbreiding ware tot stand gekomen,
er geen redelijke grond zou geweest
zijn om dadelijk verder te gaan. Dat
zoodanige grond er toch ook niet
ziju zal, als van Houten 's ontwerp is
ingevoerd, kan niemand met zekerheid
beweren, en als zoodanige grond inder
daad blijkt aanwezig te zijn, dan zal
het voorbehoud van een deel van de
leden der Eerste Kamer aan den aan
drang tot verdere uitbreiding niet het
zwijgen opleggen en zal ook niet eenige
regeering duurzaam aan dien aandrang
weerstand kunnen bieden.
Doch. zouden die leden, vreezen-
de voor verdere uitbreiding, dan niet
wijzer doen, met nu maar deze wet te
verwerpen Wat zouden zij daarmede
bereiken Inderdaad, indien bij uitbrei
ding van het kiesrecht verdere uitbrei
ding verlangd wordt, dan zal men zeer
zeker zich niet rustig neerleggen bij
geheel behoud van het bestaande
Is er echter inderdaad reden, zich over
die uitbreiding te verontrusten Onze le
zers weten, dat naar onze meening, daar
voor hoegenaamd geen reden bestaat
wij hebben echter wel aanleiding, om
trent dit punt eene enkele opmerking
te maken in verband met wat er in het
Voorloopig Verslag gezegd wordt over
een „organisch kiesrecht". Onderschei
den leden hadden geen bezwaar tegen
een uitgebreid kiesrecht, maar wilden
niet verder gaan op den weg van het
„individualistisch kiesrecht". Dit toch
heeft, volgens hen, ten gevolge, dat el
ke uitbreiding het gevaar doet toenemen
van de overheersching der fijnere, meer
ontwikkelde, beschaafde elementen door
de ruwere, omdat daarbij enkel en al
leen de numerieke meerderheid beslist
en daardoor, hoe dieper men afdaalt,
des te grooter overmacht aan de ruwe
re elementen wordt gegeven. Men zou
mogen vragen, waarom die fijnere, meer
ontwikkelde en beschaafde elementen,
dan nu zoo weinig gebruik maken van
hun kiesrecht En ten andere of zij
niet, door hunne meerdere ontwikke
ling en beschaving veel meer en krach
tiger invloed kunnen uitoefenen dan
enkel door het uitbrengen van hun ei
gen stem, en of die moreele invloed niet
in kracht zal winnen, naarmate het kies
recht verder wordt uitgebreid
Doch dit daargelaten wij vinden dat
„organische kiesrecht" een heel mooi
woord, waarover fraaie verhandelingen
zijn te houden, doch waaraan moei
lijk een vast begrip is vast te knoopen.
Het zou ons wel aangenaam zijn, als
wij van zoo'n organisch kiesrecht eens
een eenigszins duidelijke voorstelling
mochten ontvangen. Wat men er mede
bedoelt is dit: terwijl bij een indivi
dualistisch kiesrecht ieder kiezer een
stem uitbrengt en iedere stem gelijke
waarde heeft, stelt men zich bij een
organisch kiesstelsel voor, dat de Staat
is een organisme, dat uit verschillende
organen bestaat, en dan wil men door
ieder der organen een deel der verte
genwoordiging laten kiezen, zooals dit
vroeger b. v. geschiedde door de rid
derschap, de geestelijkheid, de steden en
het platteland. Die indeeliDg zou nu
niet meer kunnen dienen men zou dus
eene andere moeten nemen b. v. amb
tenaren, geestelijken, geleerden, handela
ren, fabrikanten, landbouwers, nering
doenden, werklieden en arbeiders. Wij
laten de moeilijkheid der indeeling daar
maar zou men niet dadelijk bij ieder
organisme op zichzelf weder tot het in
dividualistisch stemrecht moeten teiug-
keeren
Doch ook dit daargelatenwaarom
staat men hier het organisch kiesrecht
voor Er ligt, zoo leest men, in het
toekennen van iudirecte regeermacht ge
vaar, wte grooter, wanneer die macht
wordt toegekend aan zeer velen, wier
gedachtenkring nagenoeg geheel opgaat
in de zorg voor eigen levensonderhoud,
omdat dezen, wanneer zij zich al met
iets anders dan hunne eigen zaken be
moeien, toch in den regel enkel hot oog
hebben op hetgeen hen of hunne stand-
genooten onmiddellijk raakt, en hunne
wenschen bevredigd willen zien zonder
acht te slaan op den samenhang en het
verband tusschen alle deelen van den
Staat. Voor zoover deze personen, hetzij
uit eigen beweging hetzij door anderen
daartoe aangezet, het kiesrecht verlan
gen, komen zij er voor uit, dat zij dit
doen om daardoor hunnen toestand en
dien van hunne standgenooten te ver
beteren van bevordering van het al
gemeen welzijn „is daar minder sprake."
Eigenaardig is, dat degenen, die tot
dusver van het kiesrecht verstoken wa
ren, beweren, dat zij, die het thans uit
oefenen, uitsluitend op hun belangen
letten en niet, en zeker niet genoeg
op de belangen dergenen, die niet kies
gerechtigd zijn?
Doch ook hierbij willen wij niet stilstaan,
maar alleen vragen, hoe men er toe
komen kan om te meenen, dat
men het op den voorgrond stellen van
tóMfifo-belangen zou voorkomen door
het kiesrecht te doen uitoefenen door
organismen, dat is door groepen, ca-
tegoriën, standen Inderdaad, dit zou
het ware middel zjjn, om bij de ver
kiezingen in ieder organisme, dat is in
iederen stand, hot standsbelang, en dat
alleen te doen gelden. Bij het indivi
dualistisch kiesrecht daarentegen zal dit
veel minder het geval zijn, niet omdat
dan de menschen minder oog hebben voor
hun eigen belangen, maar omdat dan de
grenzen der standen meer vervloeien.
Zijn allen ingedeeld in standen, dan
zullen zij zich aangesloten gevoelen bij
den stand, waarbij zij ingedeeld zijn.
Zijn zij niet ingedeeld, dan zullen de
genen, bij wie het standsbelang minder
spreekt en het algemeen welzijn meer
kracht uitoefent, zich bij andere aan
sluiten, die voor dat algemeen belang
insgelijks een open oog hebben.
Dit is niet eene theoretiscbe bespie
geling, maar eene op ervaring ge
gronde waarneming. Naar gelang ver
schillende stroomingen zich in het staat
kundig leven openbaarden, heeft de
meerderheid zich telkens gewijzigd, wat
zeker niet het geval zou kunnen zijn,
als ieder individueel kiezer steeds in
dezelfdevickting stemde, wat men wel moet
aannemen, als men het individualistisch
kiesrecht bestrijden wil
Birmenlandsch Nieuws.
Ds werkstaking te MAASTRICHT
duurt voort, en de firma Petrus Regout 8f
Co. tracht de overtuiging ingang te doen
vinden, dat zij door de werklieden verlo
ren moet worden.
Nooit zullen wij de zeven Bestuursle
den weder in dienst nemen, roept zij het
Nedeilandsche Volk op allerlei wijzen toe.
Zoo antwoordt zij den drie leden der Eer
ste Kamer, den heeren: A. C. Weriheim,
A. Prins en Jlir. Alberda van Ekenstein
1 in dien geest schreef zij een drietal leden
van het Bestuur der Radicale Vereeniging
die om een onderhoud vroegen; aldus wees
zij de uitnoodiging van den heer Pytter-
sen afzoo deed zij haar besluit kenuep
in haar verweer tegeu de artikelen van
Mr. Kruseman in het Handelsblad. Gaat
toch niet voort met de stakers te steunen,
wil zij zeggen. Natuurlijk, want dan wint
de firma den strijd, dan moeten ten slotte
de leden der Glasslijpcrs-vereeEiging, door
den hoDger gedwongen, hun zeven Be
stuurders in den steek laten en is het
vrije vereeuigingslevon te Maastricht ge
knakt.
Wat zal het Nederlandsche Volk op de
ze verklaring der firma Regout antwoorden
Wat zal het stellen tegenover deze manoeu
vre om werklieden krachteloos temaken
Hoe langer deze werkstaking duurt, des
te duidelijker komt het aan het liebt dat
de werkstakende giasslijpers den bijstand
verdienen van alle ordelievenden, omdat zij
langs wettigen weg naar verbetering van
hun toestand streven en zich trouw be-
tooaen aan een Bestuur, dat voor hen
heeft geijverd en om hetgeen het voor
hen deed, met ontslag werd gestraft. De
Maastrichtsche werkstakers hebben recht
op de sjmpathie van allen om het begin
sel, waarvoor zij strijden, om de trouw,
de volharding, het geduld en de zelfbe-
beerschicg, door hen, gedurende geruimen
tijd, onder zoo moeilijke omstandigheden
aan den dog gelegd.
Steeds meer ziet men in dat hun on
recht werd aangedaan. Wie eerst nogzwe-
geD, beginnen te spreken. Spoedig na on
zen oproep getuigden de heer Fan Har-
ken en hst Vaderland. Later voegde zich
daarbij Mr. Kruseman die, in opdracht van
hel Handelsbladde z->ak der stakers ter
plaatse onderzocht. Mannen van allerlei
richting, Liberalen, Anti-Revolutionairen,
Radicalen, Socialisten, eindelijk ook
Roomsch-Katholieken erkenden dat de fir
ma Regout door de uitsluiting der zeven
Bestuursleden //onverstandig en onbillijk'
heeft gehandeld. Over het principieele
punt bij deze staking betrokkenhet on
geoorloofde om Bestuursleden te ontslaan,
teneinde het verenigingsleven der werklie
den te fnuiken, heerscht nagenoeg maar
één opinie in Nederland, de afkeuring
daarvan is algemeen.
Dat dan het Nederlandsche Volk deze
zijne vsroordeelirig van Regout's drijven
bekrachtiga door de stakers te steunen, zóó
lang, tot de firaia hare fout inzie en, door
haar woord terug te nemen, het onrecht
en de schade herstelle, haar werklieden
aangedaan.
De firma Regout heeft zich tegenover
het Nederlandsche Volk geplaatstmet ver
trouwen toepen wij dus alle voorstanders
van een verbetering van den toestand der
werklieden langs wettigen, geleidelijken, orde
lijken weg, nogmaals tot krachtige mede
werking op.
Het Comité uit de 63 ondei-
teekenaars van den Oproep
CH. R. KOUVELD,
UK. EM. DENEKAMP.
P. NOLT1NG.
V o o r de Loterij d e r lentoonstel-
ling van Landbouw en Zaansche Nijverheid
ZAANDAM, zijn de volgende prijzen
aangekocht.
Een prachtige Landauer met twee Paar
den en Tuigen. Een Dogcart met Paard
en Tuig. Paardentuigen. Verschillende
Velocipèdes en Sportkarren. Een com
pleet Ameublement. Een massief eiken
houten BatFet. Diverse meubelen. Brand
kast. Ledikant met Matras (Bed der
toskomst). Pendules met Coupes. Hang
klok. Dames-Horlogiëa. 24 stel Tafel
zilver. Een zilveren Theepot. Antiek
Zaansche Suikerlepeltjes. Zilveren Soep
lepel en verschillende anderen Zilveren
Voorwerpen. Schilderijen, Etsen en Gra
vures. Bloemenmand met Zaangezichten.
Parfuineriën. Albums en Boekwerken.
Cacao en Chocolade. Noord—Hollandsche
Kazen. Verschillende Landbouwartikelen.
Kooien, Varkeus, Pluimgedierte, enz.
Den jolleman Jan Tusschen-
broek (bijgenaamd Oude Jan), die met zijn
vlet de passagiers tusschen de Hoedema-
kers- en le Paikstraat fe AMSTERDAM
over den Amstel zet, werd sedert eenigen
tijd door zekereu S., wonende in de Hoe-
demakers9traat, het leven op allerlei wijze
zeer lastig gevallen. Toen dit spelletje
Woensdag ook den gehe:len dag had ge
duurd, kwam het des avonds tot een uit
barsting en diende onze Jan, S. een flink
pak slaag toe. De vrouw van S., hierover
verbolgen, begaf zich Woensdag om 9 uur
naar den Amstel, stapte in de vlet en be
gon met een stuk hout Jan op zijn hoofd
te timmeren. Dat J.»n hiermede niet ge
diend was, ligt voor de hand en met de
woorden „Slaan wil ik je niet, miar je
mot zwemmen', nam hij de vrouw op en
smeet haar over boord.
Dat het verfrisschend bad haar niet
gekalmeerd had, toen zo er een oogen-
blik later door Jan weer werd uitge
haald, blijkt wel, want ternauwernood op
het droge geholpen, begon zij opnieuw te
dreigen, en zóó, dal de politie er aan te
pas moest komen. (Tijd).
Wielrijden. Jaap Eden is
Vrijdagmorgen in DEN HAAG gekomen.