1881
Mmtcilie-
lallende Sterren.
D
Donderdag 6 Augustus 1893.
40ste Jaargang 33c. 3121.
Nationale Militie.
en
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag-
Zal e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
UitgeverJ. WINKEL
jBureau: SCHAOEli» Laan, I> 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60*
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Ge meenteSc hagen.
ülckendmakiiigen.
FEUILLETON.
Binnenlandse!) Nieuws.
j
De Burgemeester van Schagen, daartoe
de noodige aanschrijving ontvangen heb
bende, breDgt ter algemeene kennis dat
tot den werkelijken dienst worden opge
roepen, onderstaande verlofgangers der lich
tingen 1892, 1893 en 1894, te weten
Molenaar Jacob, Hendrikse Jan
Cornelis, behoorende tot het 4e Regiment
Vesting-artillerie, garnizoen llelder Jon
kers Audreas, behoorende tot het 6 Re
giment Infanterie, garnizoen Breda, t e—
gen 17 Augustus aanstaande.
Meer van der Dirk, behoorende tot
het 7e Regiment Infanterie, garnizoen
Amsterdam Denijs Pieter, behoorende
tot het le Regiment Intanteris, garnizoen
Helder, tegen 27 Augustus aan
staande.
Jongh de Wilhelmus Karei, Koeman
Jacob, behoorende tot het 4s Regement
Infanterie garnizoen Haarlem, tegen 4
September aanstaande.
Welke verlofgangers op gemelde datums
bij hunne korpsen present zullen moeten
zijn voor des namiddags 4 ure.
SchageD, 31 Juli 1896.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
Burgemeester en Wethouders der Ge
meente Schagen.
Gezien art. 219, 2de alinea der Wet
tot regeling van de samenstelling, inrich
ting en bevoegdheid der Gemeentebestu
ren, brengen ter keunisse van de ingeze
tenen, dat de rekening dezer Gemeente
over het afgeloopen dienstjaar 1895 ter
Secretarie voor een ieder ter lezing is ne-
dergelegd van af heden tot en met den
19 Augustus a. s. van des voormiddags
tien tot des namiddags twee Hre, en het
zij in druk, hetzij in atschtift, tegen be-
Roman van Bobert Byr.
DERDE BOEK.
16.
Was het niet verwonderljjk dat een joDg
meisje in den omgang met zulk een bekoor
lijken prins, als de zoon van de prinses
was, geheel onverschillig bleef f Nu ja, dat
de kleine Brandolf zich op een afstand hield,
kou niet anders dan prijzenswaardig gehes-
ten worden; maar dat het haar daarbij geen
strijd kostte, was sleohts dan te begrijpen,
wanneer baar bart reeds voor een ander
gesproken had. Dat was het onwederlegbaar-
ste gevolg en prinses Amalia was te verstan
dig en had teveel levenservaring, om zich in
hare waarnemingen door een dwaalspoor te
laten bedriegen.
En kon de rust en kalmte harer toe-
hoorderes iets anders dan schijn zijn
„Ook wanneer men", zoo begon de prin
ses, „aan zijne eigene rust en zekerheid
gelooft, mjjn lieve, moet men zichzelve toch
wantrouwen, want niet in eigenverheffing
maar in de verdeemoediging nemen wij on
ze toevlucht tot Hem, die ons alleen sterkte
en kracht geven kan. Roep n dat altoos
in gedaohte want het laat zich niet ver
helen, dat gij hier opnieuw en wellicht in
nog grooter mate beproevingen znlt hebben
te doorstaan. Denk daarom, lieve kiod,
dat die woorden voor ons gesproken zijn
geworden, om ons te lonteren en op te
hefien ons op te heffen boven ons zelve,
boven onze zwakten en bartstoebten. Wij
moeten voor alles ons eigen hart leeren be
dwingen, hoe zwaar ons dat ook moge val
len. In de overwinning alleen bestaat de
ware waarde, bet doel en het loon van ods
leven. Ik zeg n dat alles slechts nit har
telijke liefdo en omdat ik wenscb en vor-
wacht, dat gij, wat er ook in nw binnenste
moge omgaan, steeds de heerscheres over
uwe gevoelens zult zijn, en nooit nit het
oog znlt verliezen, waar gij «taan moet.
Tegenover al do zonden cd verkeerdheden
in deze wereld, is bet mjjn plicht en die
van mijn hof, binnen deze muren een mo-
delbnishonden te voeren. Gij hebt gorien,
hoe streDg ik jaist op dit punt beu. Ver
keerdheden duld ik in mjjn paleis nooit en
stel daarom een elk, die in mjjee omgeving
leeft, of iu mjjn dienst staat, streng ver
taling der kosten algemeen verkrijgbaar
wordt gesteld.
Schagen, den 4 Augustus 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
de Secretaris,
DENIJS.
V ergadering van den Raad
der gemeente ZIJPE, gehouden op Dins
dag 4 Augustus j.1., des morgens ten 10
ure.
Aanwezig alle leden.
Na opening der vergadering door den
Voorzitter, worden door den Secretaris de
notulen gelezen en goedgekeurd.
Voorzitter deelt mede, dat mejuffrouw
Oprust hare functie als onderwijzeres aan
het Zand beeft aanvaard, en dat aanstonds
zal worden overgegaan, om haar te benoe
men.
Verder zegt Voorzitter, dat de heer Van
Ree van St. Maarten de bliksemafleiders
van alle scholen heeft onderzocht en in
orde heeft bevonden.
Vervolgens wordt een voordracht voor
zetters opgemaakt, wegens de aftreding der
heeren A. Zijp en J. Otto.
Op de voordracht worden geplaatst de
heeren A. ZjpJ. OttoA. Bakker en
J. F. Morra.
Daarna worden de rekeningen der Gemeen
te en v. Weeshuis en Armbestuur over 1895
aangeboden. Tot commissie van onder
zoek worden benoemd, de heeren Vrijburg
Morra en Zeeman.
Da raad ging hierna over tot de benoe
ming van eene onderwijzeres aan 't Zand.
waartoe mejuffrouw C. C. Oprust van Delft
met algemeene stemmen werd benoemd.
Was ingekomen een missive van de af-
deeling Zijpe, der Hollandsche Maatschap
pij van Landbouw, tot aanvrage van de
gewone jaarlijksche subsidie ad. f 10.
Welke met algemeene stemmen wordt toe
gestaan.
De heer Feisset maakt daarbij nog de
opmerking, dat, zoo de bloei van de paar
denmarkt naar evenredigheid door de sub-
antwoordelijk. Het voorbeeld dat ik in het
voorjaar heb moeten stellen, beeft nu reeds
goede vruchten gedragen; ik geloof niet,
dat er spoedig weder brand zal ko
men."
„O, het was verschrikkelijk, neen ontzet
tend Ik zal het mijn ganscbe leven nooit
vergeten i" jammerde gravin Böhlen, die
met een borduurwerkje in de venstornis
zat.
Het was toen werkelijk een sigaar ge
weest, die met haar vnrigi-n gloed in de
waschkamer niet slechts deze en een jong
meisjeshart, maar ook het gansche eerwaar
dige paleis met den geheelen kostbaren inhoud
in gevaar gebracht had. Maar er was een
ontzettend gericht gehouden geworden over
deze sigaar, nadat het vermoeden, ver
schrikkelijke waarheid was geworden. De
prinses had over de beide schuldigen kort
weg het verbannings-oordeel uitgesproken.
Hilde's kamermeisje en de laDge Frans
moest* n het huis uit en opdat de zedelijk
heid bewaard bleef, morsten beiden dade
lijk op boog bevel huwen, waartoe de prin
ses grootmoedig de middelen gat en de
beide schuldige boosdoeners hielden bet
voor het verstandigst, aan dit bevel te ge
hoorzamen.
„Ik twijfel er volslrekt niet aan, mijn
goede Sophie," merkte de prinses op, na
den uitroep van hare vriendin, terwijl zij h°t
hoofd een weinig naar haar toewendde, cik
wil graag gelooven, dat gij niet met vnur
zult spelen; maar er zjjn jonge schepseltjes
genoeg hier, voor wio het gevaarlijk wor
den kaD. Maar," zich nu weder tot Hilde
wendende, „ik wil gaarne gelooven, dat gij
zult begrijpen, wat gij u zelve verplicht
zijt. Nog hebt ge een paar dagen vrij,
de lncht is nog rein dan echter do
oogen opan I*
Hilde zweeg; zij liet deze vermaningen
over baar hoofd gaan, zooals zij dat altijd
deed. Wanneer de prinses geweten had,
hoe het mot dat „voorloopig vrij zijn" stond
Wel bevond prins Eduard zich nog op jacht,
maar bij wachtte met den eersten welkoms-
groet geenzins tot de jacht afgeloopen was.
Hij moest zeer nauwkeurig ingelicht zijn
omtrent de terugkomst van do dames en
heden was er reeds een bode nit villa
Rubland, die voor barones Hilde rengreoten
bloemruiker gebracht htd. iuet voor de
vorstin iels, neen speciaal voor barones
Brandoll, zcoa's de boodschap luidde. Geen
kaart, geen regel was daaibj); de bloemen
moesten alleen spreken en wat zij zeiden,
was zoo bescheiden, zoo bolee.'d, dat Hilde
den gever niet toornen kon en geen enkele
sidie verhoogd wordt, Spr. er dan voor
zou zijü, die subsidie te verhoogen.
Voorz. noemt dit een uitnemend denk
beeld, maar acht het beter, dit een volgend
jaar te doen.
De voorzitter doet mededeeling, dat door
hem bij de telefoonmaatschappij was geïn
formeerd, waarom de aanleg zoo lang ach
terwege bleef. „Het antwoord bracht ons
geen stap nader tot den vrede*, vervolgt de
heer Buist. Van de Bell. telefoonmaat
schappij was bericht ingekomen, dat zij da
delijk een request tot H. M. de Koningin
had gericht en dat daarop na iy2 maand
wachtens geen antwoord was gekomen, en
daarna was een schrijven gericht tot den
minister van Waterstaat, Handel en Nijver
heid, om op bespoediging van de zaak
aan te driogen, waarop eveneens geen ant
woord was ingekomen. Nu had men zich
voor de tweede maal tot den minister ge
wend.
Daar er niets meer in portefeuille was,
volgde de algemeens rondvraag.
De heer Nobel vraagt nu het woord. Spr.
wenschte in de volgende vergadering gaarne
behandeld te zien de vraag: of het wenschelijk
is, dat het gemeentebestuur zich tot den
minister van BinneDlandsche zaken wend
de om bij de nieuwe Kieswet de gemeente
Zijpe in onderdistricteo te verdeelen. Spr.
zou dit gaarne in de volgende vergade
ring bespreken, opdat min in het verloop
van dien maand zou kunnen onderzoeken,
hoeveel kiezers er nu aanwezig zijn.
Spr. zou de Zijpe minstens in 3 onder
districten wrllen verdeelen, met betrekking
tot de oude kiezers, daar de nieuwe
kiezers tot de ouden zich wel eenigs-
zins in dezelfde mate zullen blijven ver
houden.
Spr. zou liever nu, voor dien tijd de
noodige stappen willen doeD, om te
verkrijgen, dat de Zijpe in onderdeden
werd verdeeld en niet afwachten wat van
hooger hand werd gedaan, daar om de een
maal bestaande dingen te veranderen al
tijd meer moeite noodig is.
Spr. zoo, zoo gezegd, de Zijpe ia drie
deelen willen verdeelen, waarvan Spr.
Schagerbrng, 't Zand en Burgerbrug de
hoofdplaatsen wilde maken, met ieder een
reden zou hebben kunnen opgeven, om deze
attentie af te wijzen, zonder dat zij den ge
ver daardoor zou hebben beleedigd.
Ohchoon deze attentie aan meer dan ge
wone belangstelling mocht worden toege
schreven, want de rozen, die precies gelijk
waren aan die welke bij bet afscheid op
het spoorweg-perron zulk een groote rol
hadden gespeeld, waren natuurlijk alleen
gezonden, om aan dien dag te herinneren,
oiscboon nie's bewees, dat dit eene herha
ling wns van het aanbod, dat hij haar
in de wachtkamer had gedaan. Evengoed
was het mogelijk, dat bot een stille bede
om vergiffenis was. Hilde wachtte zich er
evenwel sterk voor, geen aanknoopingspunt
meer te leveren voor het geëindigde ser
moen en vroeg, niterst kalm, den blik van de
prinses beantwoordende, of het haar toege
staan werd, met hare berichten voort te
gaan.
,De directie van den kindertuin vraagt",
nam ze na bet gekregen verlof weder het
woord, „of de open plaats weder door juf
frouw Lammer bezet mag worden."
„Hoe? Ik begrijp den directeur niet I"
viel de prinses scherp nit: „die Lammer?
Hoe kan bij nu aan dat schepsel den
ken
„Zij heeft baar zenuwziekte gelukkig
doorstaan, is bekwaam voor hare betrek
king en heeft weder om de plaats verzocht
die tot nu slechts door een noodhulp be
zet was."
„Die zij echter vrijwillig heeft opgegeven
om te gaan trouwen. Het is voor haar een
geluk, want anders had men baar moeten
ontslaan en dat ware zonder opspraak niet
gegaan. Een meisje dat geene meesteresse
genoeg over haarzelve is en zich in het
water ik wil zeggen in het water
viel, is niet in staat op kinderen te passen
en voor hunne opvoeding zorg te dragen.
Dat is onmogelijk, geheel onmogelijk. Zeker,
de directeur heeft het recht, zijne onderge
schikten aan te stellen; maar in dat ge
val moet ik mijn bescherming ontzeg
gen."
„De zsak is andermaal nog eens grondig
onderzocht gowoidcn en door velerlei op
merkingen is deze aanvrage vergezeld, hoog
heid", zette Hilde hare mededeeling voort.
„Te begrijpen is, dat de arme in hare op
gewondenheid bij het bericht van den plot-
selingeu dood v»u haar bruidegom, in zekero
mate ontoerekenbaar te noemen is on door
hare torn zich retds openbarende zenuw
ziekte, onzeker in hare bewegingen is ge
worden, en terwijl zij langs den oever van
de rivier dwaalde, zoodoende in het
zooveel mogelijk evenredig aantal kiezers.
De heer Buist oordeelde dit uitstekend.
De heer Feisser gelooft niet, dat het aan
tal nieuwe kiezers zoo precies zal kunnen
worden opgegeven.
De heer Nobel zegt, dat ook niet te
willen; hij gelooft, dat de verhouding van
de oude kiezers tot de nieuwe in de ver
schillende deelen der gemeente zooreel
niet uit, elkander zullen loopeu en gelooft
dat de door hem aangegeven verdeeling de
beste is, met het oog op de afstanden.
De heer Feisser oordeelt dit plan ook
heel goed en gelooft ook tevens, dat het
wcnschtdijker is. 't Zand als hoofdplaats
te nemen, dan de Oudesluis, daar 't Zand
meer in 't midden ligt en meer kiezers
heeft dan OudeMnis, omdat te Oude
sluis de huurprijzen lager zijn.
De heer Hulst vindt het wel bezwaar
lijk om een geschikt locaal aan te wyzcD,
wasr zulk een stemming zal kunnen ge
houden woi den en of er personen geneigd
zullen zijn, het stembureau te vormen.
Da heer Nobel zegt, dat de kieswet het
toestaat, het stembureau aan te vullen bui
ten de leden van den raad om, en Spr. zou
het ten zeerste betreuren, als de Zijpe één
district bleef.
De heer Feisser vindt het ook in het
algemeen belang vau het publiek en te
vens veel gemakkelijker.
De heer Francis geeft fe kennen, dat
de Schagerbrug hel dichtst bij de stembus
is en de opkomst er toch het slechtst is.
De heer Feisser beweert het tegendeel
en zegt, dat men de menscheu aan de Scha-
gerbrug tellen kan, die wegblijveo.
Hierna gaat de raad in comité ter be-
behaudeling van een paar reclames op den
Hoofdelijken Omslag.
Verslag d e r v e r g a d e r i n g
van den Raad der gemeente Wierin-
gerwaard, gehouden op 3 Augustus
1896, des voormiddags ten 10 ure.
Tegenwoordig de heeren Jb. Zijp Hz
V. Bakker JzD. Kooij Jbz. J. B. Schenk
A. Sleutel en de Burgemeester C. Bz. Re-
zeiman.
De heer J. L. T. Groneman, volgens
kennisgeving, wegens afwezigheid verhin
derd.
water is gevallen, waar dan ook de klein
ste mispis voldoende voor was."
„Ja, dat is de officieele lezing," viel de
prinses Hilde op harden toon iu do rede.
„Ik ken dit medelijden, waarmede men der
gelijke gevallen tracht te verschoouen."
„Vreesalijk! O God, hoe afschuwelijk!"
zuchtte de gravin in haar vensterbank.
„Hoe ongelukkig moet zij zijn I"
„Zeg liever: hoe Godvergeten," oordeelde
de prinses streng en giog vervolgens, zon-
dcr zich aan het geklaag harer hofdame te
storen, streng voort, terwijl zij zich stijf
tot Hilde keerde: „Ik verwonderde er mij
ten zeerste over, dat gij n als voorvechtster
voor zulk een persoon deed kennen. Een
kleine zonde noemt gij zooiets Er zijn ge
breken, die men, hoe graag ook, niet
klein noemen ken, noch mag Dat rijn
de zonden, dio op gebrek aan zedelijk ge
voel gebaseerd zijn, en ter vernietiging van
ons heilig zielenleven voeren. Dat kan men
een jong geweten niet genoeg inprenten.
Het is ik herhaal hot niet bjjzor.de--
taktvol, voor zulk een verloren ziel in do
bres te springen."
„Dat doe ik volstrekt niet, zooais nwe
hoogheid genadigljjk gelieft op te merken,
masr wel de directeur," gaf Hilde, wier
geduld vandaag al reeds genoeg op de
proef was gesteld, niet zeer onderdanig ten
antwoord, „da directeur is het, die op de
groote werkkracht van de jonge dame wjjst
en uw medelijden ihroept voor haar nood
lot; die het een plicht van een medemensch
noemt, haar gelegeuheid te verschaffen, het
evenwicht in hare ziel te herstellen, en dat
grooteDdeels door al te groote ophef van
hetgeen er met haar is voorgevallen, hare
toekomst geheel veroietigd zou kunnen wor-
dondat zegt de directeur, niet ik."
Dat was de prinses volstrekt niet gew* on.dat
roen zoo tot haar sprak, en haar gelaat nam
een eigenaardige strakke uitdrukking aan
Doch eer zij nog eou woord spreken kon,
trad een kamerdienaar binnen en meldde mijn
heer de kamerheer von Debrn.
„Het is goed," zeido zij, nadat zij den
dienaar hai toegeknikt, botweg elke verdere
inlichting afwijzende, „gij moet den directeur
d&deljjk schrijven, dat ik het onmogelijk
vind. Er zal voor die persoou gezorgd
worden, maar op een andere manier; niet hier
en niet in den kindertuin. Daarvoor kan men
slechts vrome, van God hun bei! verwach
tende harten gebruikon. Wilt gij daar da
delijk voor zorgen, en nog iets I Vergeet
niet, dat wanneer wij dwalingen ver
ontschuldigen, wjj ons in den geest aan
dezelfde zonde overgeven. Ik heb medeljj-
De Voorzitter opsnt de vergadering en
stelt in de eerste plaats aan de orde, de
installatie van den heer A. Sleuteltot
wiens toelating als raadslid 15 Juli j.1.
was besloten.
Na beëediging heet de Voorz. het nieu
we raadslid welkom, feliciteert hem met
zijne benoeming en spreekt den wensch uit,
dat hij zich op waardige wijze vau zijn
taak zal weten te kwijten eu de belangen
der gemeente met zijn beste krachten zal
behartigen.
Na lezing en goedkeuring der notulen
deelt de Voorz. mede, dat wegens de pe
riodieke aftreding van de Hesren: B. R.
Kaan en Jb. Zijp Hz. als ledon van het
Collegie van Zetters der Directe belastin
gen in deze gemeente, een voordracht dient
te worden opgemaakt, bevattende een op
gaaf van tweemaal zooveel personen als er
leden te benoemen zijn.
Uit de gehouden stemming blijkt, dat
de voordracht zal luiden, als volgt
No. 1. B. R. Kaan.
No. 2. Jb. Zijp Hz.
No. 3. K. A. Schenk.
No. 4. P. Bz. Schenk.
Verder wordt overgegaan tot benoeming
van een schatter der localiteiten tot ver
koop van sterken drank in 't klein, in
plaats van den heer W. Teengs.
Met algemeene stemmen wordt de heer
C. Haringhuizen als zoodanig benoemd.
Hierna biedt de Voorz. nameDS Burg.
en Wetb. den Raad aan, de rekening en
verantwoording der gemeente over 1895,
met de daarbij behoorende bescheiden, zoo
mede die van het Burgerlijk Armbestuur
over hetzelfde dienstjaar.
Eerstgenoemde bedraagt
In ontvangst f 13003.476
In uitgaaf v 11891.92
Voordeolig saldo f 1111.555
die van het Burgerlijk armbestuur
Ia ontvangst f 3300.
Iu uilgaaf 3458.35
Nadeelig saldo f 158.35
Da Voorz. stelt voorbeide rekeningen
aan het onderzoek van een commissie fe
onderwerpen en daartoe 2 leden te be
noemen.
den met alle ongelukkigen, slechts met zelf
moordenaars heb ik geen erbarmen en
erger nog dan de lichamelijke, is de zelf
moord, aan de ziel bedreven. Overdenk dat,
mijn waarde 1"
Hilde, die zich haastig en eenigszins opge
wonden verwijderde, liep in de andere ka
mer den aangemelde tegen het lijf en deze
kwam nog juist vroeg genoog om de door de
prinses geuite opmerking te hooren.
„Ean eigenzinnig schepsel. Ik weet niet,
of wij het op den duur wol met elkander
zullen kunnen uithouden. Er ziju van die
karakters, die de beste opvoedkundige les
sen niet kunnen opnemen in hun harte."
„Zij is nog zoo jong,"wilde gravinBöhlen tot
Hiide's gnnst inbrengen, maar vond daarvoor
geen gehoor, want do prinses was reeds opge
staan en ontving den binnentredende met de
buitengewone vriendelijkheid, welke zjj tegen
elkeen, dien zij vertrouwde, aan den dag legde.
Mijnheer von Dehrn, die in betrekking
stond met den regeerenden hertog, was een
der weioigeu, die zioh in diens vriendschap
mocht verheugen- Hij was, ofschoon zijn
boogen meester nog in zijn zomerverblijf te
Tannenburg was, hierheen gekomcD, om zijn
hooggeëerde vriendin eerbiedig te begroeten
en baar de holde en zjjn grenzeloozen eer
bied aan de voeten te leggen. De prinses
was echter te verstandig en te slim en
zij kende den kleinen man te goed om niet da
delijk te begrijpen, dat er voor zijn bezoek
nog een andere reden bestond dan bloot een
beleefde attentie en om te informeoren, boe ha
re hoogheid zich na de reis gevoelde.
„En wat brengt gij (ons voor nieuws?"
luidde onwillekeurig haar eerste vraag na de
begroeting. „Ik hoop, dat er toch niet iets
bijzonders is voorgevallen, dat ons reeds
onze eerste dagen kan veronaangenamen?"
Dat zou inderdaad zeer betreurenswaardig
ziju, meende mijnheer von Dehrn en bi) zou
het z'.chzelvo noo't kannen vergeven, als
hij daartoe de oorzaak zou rijn geweest.
Dehrn was nog een vrjj jong persoon, die,
zonder zich geheel van al tjjne bekoorlijk
heden als gentleman te ontrooven, toch het
deftige cachet droeg een man van ge
wicht te zijn, wat een goed staatsman zich
al reods jong weet eigen te maken. Een
ieder had bom ouder dan veertig jaar ge
geven, zoo ernstig en bedaard en statig zsg
bij gewoonlijk voor zich been, alsof geen
vlaag van vroolijkheid eenigen invloed op
hem bad, on hij alle lachen verleerd was;
slechts zeer zelden was een vrooljjke trek
op zijn gelaat merkbaar; aileen waren er bij
zijne ooghoeken eenigo vouwtjes merkbaar,
wanneer hij zjjn vriendelijkheid wilde toonen;