1881 Mmtcilie- lallende Sterren. D Donderdag 6 Augustus 1893. 40ste Jaargang 33c. 3121. Nationale Militie. en Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- Zal e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. UitgeverJ. WINKEL jBureau: SCHAOEli» Laan, I> 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60* Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Ge meenteSc hagen. ülckendmakiiigen. FEUILLETON. Binnenlandse!) Nieuws. j De Burgemeester van Schagen, daartoe de noodige aanschrijving ontvangen heb bende, breDgt ter algemeene kennis dat tot den werkelijken dienst worden opge roepen, onderstaande verlofgangers der lich tingen 1892, 1893 en 1894, te weten Molenaar Jacob, Hendrikse Jan Cornelis, behoorende tot het 4e Regiment Vesting-artillerie, garnizoen llelder Jon kers Audreas, behoorende tot het 6 Re giment Infanterie, garnizoen Breda, t e— gen 17 Augustus aanstaande. Meer van der Dirk, behoorende tot het 7e Regiment Infanterie, garnizoen Amsterdam Denijs Pieter, behoorende tot het le Regiment Intanteris, garnizoen Helder, tegen 27 Augustus aan staande. Jongh de Wilhelmus Karei, Koeman Jacob, behoorende tot het 4s Regement Infanterie garnizoen Haarlem, tegen 4 September aanstaande. Welke verlofgangers op gemelde datums bij hunne korpsen present zullen moeten zijn voor des namiddags 4 ure. SchageD, 31 Juli 1896. De Burgemeester voornoemd, S. BERMAN. Burgemeester en Wethouders der Ge meente Schagen. Gezien art. 219, 2de alinea der Wet tot regeling van de samenstelling, inrich ting en bevoegdheid der Gemeentebestu ren, brengen ter keunisse van de ingeze tenen, dat de rekening dezer Gemeente over het afgeloopen dienstjaar 1895 ter Secretarie voor een ieder ter lezing is ne- dergelegd van af heden tot en met den 19 Augustus a. s. van des voormiddags tien tot des namiddags twee Hre, en het zij in druk, hetzij in atschtift, tegen be- Roman van Bobert Byr. DERDE BOEK. 16. Was het niet verwonderljjk dat een joDg meisje in den omgang met zulk een bekoor lijken prins, als de zoon van de prinses was, geheel onverschillig bleef f Nu ja, dat de kleine Brandolf zich op een afstand hield, kou niet anders dan prijzenswaardig gehes- ten worden; maar dat het haar daarbij geen strijd kostte, was sleohts dan te begrijpen, wanneer baar bart reeds voor een ander gesproken had. Dat was het onwederlegbaar- ste gevolg en prinses Amalia was te verstan dig en had teveel levenservaring, om zich in hare waarnemingen door een dwaalspoor te laten bedriegen. En kon de rust en kalmte harer toe- hoorderes iets anders dan schijn zijn „Ook wanneer men", zoo begon de prin ses, „aan zijne eigene rust en zekerheid gelooft, mjjn lieve, moet men zichzelve toch wantrouwen, want niet in eigenverheffing maar in de verdeemoediging nemen wij on ze toevlucht tot Hem, die ons alleen sterkte en kracht geven kan. Roep n dat altoos in gedaohte want het laat zich niet ver helen, dat gij hier opnieuw en wellicht in nog grooter mate beproevingen znlt hebben te doorstaan. Denk daarom, lieve kiod, dat die woorden voor ons gesproken zijn geworden, om ons te lonteren en op te hefien ons op te heffen boven ons zelve, boven onze zwakten en bartstoebten. Wij moeten voor alles ons eigen hart leeren be dwingen, hoe zwaar ons dat ook moge val len. In de overwinning alleen bestaat de ware waarde, bet doel en het loon van ods leven. Ik zeg n dat alles slechts nit har telijke liefdo en omdat ik wenscb en vor- wacht, dat gij, wat er ook in nw binnenste moge omgaan, steeds de heerscheres over uwe gevoelens zult zijn, en nooit nit het oog znlt verliezen, waar gij «taan moet. Tegenover al do zonden cd verkeerdheden in deze wereld, is bet mjjn plicht en die van mijn hof, binnen deze muren een mo- delbnishonden te voeren. Gij hebt gorien, hoe streDg ik jaist op dit punt beu. Ver keerdheden duld ik in mjjn paleis nooit en stel daarom een elk, die in mjjee omgeving leeft, of iu mjjn dienst staat, streng ver taling der kosten algemeen verkrijgbaar wordt gesteld. Schagen, den 4 Augustus 1896. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. de Secretaris, DENIJS. V ergadering van den Raad der gemeente ZIJPE, gehouden op Dins dag 4 Augustus j.1., des morgens ten 10 ure. Aanwezig alle leden. Na opening der vergadering door den Voorzitter, worden door den Secretaris de notulen gelezen en goedgekeurd. Voorzitter deelt mede, dat mejuffrouw Oprust hare functie als onderwijzeres aan het Zand beeft aanvaard, en dat aanstonds zal worden overgegaan, om haar te benoe men. Verder zegt Voorzitter, dat de heer Van Ree van St. Maarten de bliksemafleiders van alle scholen heeft onderzocht en in orde heeft bevonden. Vervolgens wordt een voordracht voor zetters opgemaakt, wegens de aftreding der heeren A. Zijp en J. Otto. Op de voordracht worden geplaatst de heeren A. ZjpJ. OttoA. Bakker en J. F. Morra. Daarna worden de rekeningen der Gemeen te en v. Weeshuis en Armbestuur over 1895 aangeboden. Tot commissie van onder zoek worden benoemd, de heeren Vrijburg Morra en Zeeman. Da raad ging hierna over tot de benoe ming van eene onderwijzeres aan 't Zand. waartoe mejuffrouw C. C. Oprust van Delft met algemeene stemmen werd benoemd. Was ingekomen een missive van de af- deeling Zijpe, der Hollandsche Maatschap pij van Landbouw, tot aanvrage van de gewone jaarlijksche subsidie ad. f 10. Welke met algemeene stemmen wordt toe gestaan. De heer Feisset maakt daarbij nog de opmerking, dat, zoo de bloei van de paar denmarkt naar evenredigheid door de sub- antwoordelijk. Het voorbeeld dat ik in het voorjaar heb moeten stellen, beeft nu reeds goede vruchten gedragen; ik geloof niet, dat er spoedig weder brand zal ko men." „O, het was verschrikkelijk, neen ontzet tend Ik zal het mijn ganscbe leven nooit vergeten i" jammerde gravin Böhlen, die met een borduurwerkje in de venstornis zat. Het was toen werkelijk een sigaar ge weest, die met haar vnrigi-n gloed in de waschkamer niet slechts deze en een jong meisjeshart, maar ook het gansche eerwaar dige paleis met den geheelen kostbaren inhoud in gevaar gebracht had. Maar er was een ontzettend gericht gehouden geworden over deze sigaar, nadat het vermoeden, ver schrikkelijke waarheid was geworden. De prinses had over de beide schuldigen kort weg het verbannings-oordeel uitgesproken. Hilde's kamermeisje en de laDge Frans moest* n het huis uit en opdat de zedelijk heid bewaard bleef, morsten beiden dade lijk op boog bevel huwen, waartoe de prin ses grootmoedig de middelen gat en de beide schuldige boosdoeners hielden bet voor het verstandigst, aan dit bevel te ge hoorzamen. „Ik twijfel er volslrekt niet aan, mijn goede Sophie," merkte de prinses op, na den uitroep van hare vriendin, terwijl zij h°t hoofd een weinig naar haar toewendde, cik wil graag gelooven, dat gij niet met vnur zult spelen; maar er zjjn jonge schepseltjes genoeg hier, voor wio het gevaarlijk wor den kaD. Maar," zich nu weder tot Hilde wendende, „ik wil gaarne gelooven, dat gij zult begrijpen, wat gij u zelve verplicht zijt. Nog hebt ge een paar dagen vrij, de lncht is nog rein dan echter do oogen opan I* Hilde zweeg; zij liet deze vermaningen over baar hoofd gaan, zooals zij dat altijd deed. Wanneer de prinses geweten had, hoe het mot dat „voorloopig vrij zijn" stond Wel bevond prins Eduard zich nog op jacht, maar bij wachtte met den eersten welkoms- groet geenzins tot de jacht afgeloopen was. Hij moest zeer nauwkeurig ingelicht zijn omtrent de terugkomst van do dames en heden was er reeds een bode nit villa Rubland, die voor barones Hilde rengreoten bloemruiker gebracht htd. iuet voor de vorstin iels, neen speciaal voor barones Brandoll, zcoa's de boodschap luidde. Geen kaart, geen regel was daaibj); de bloemen moesten alleen spreken en wat zij zeiden, was zoo bescheiden, zoo bolee.'d, dat Hilde den gever niet toornen kon en geen enkele sidie verhoogd wordt, Spr. er dan voor zou zijü, die subsidie te verhoogen. Voorz. noemt dit een uitnemend denk beeld, maar acht het beter, dit een volgend jaar te doen. De voorzitter doet mededeeling, dat door hem bij de telefoonmaatschappij was geïn formeerd, waarom de aanleg zoo lang ach terwege bleef. „Het antwoord bracht ons geen stap nader tot den vrede*, vervolgt de heer Buist. Van de Bell. telefoonmaat schappij was bericht ingekomen, dat zij da delijk een request tot H. M. de Koningin had gericht en dat daarop na iy2 maand wachtens geen antwoord was gekomen, en daarna was een schrijven gericht tot den minister van Waterstaat, Handel en Nijver heid, om op bespoediging van de zaak aan te driogen, waarop eveneens geen ant woord was ingekomen. Nu had men zich voor de tweede maal tot den minister ge wend. Daar er niets meer in portefeuille was, volgde de algemeens rondvraag. De heer Nobel vraagt nu het woord. Spr. wenschte in de volgende vergadering gaarne behandeld te zien de vraag: of het wenschelijk is, dat het gemeentebestuur zich tot den minister van BinneDlandsche zaken wend de om bij de nieuwe Kieswet de gemeente Zijpe in onderdistricteo te verdeelen. Spr. zou dit gaarne in de volgende vergade ring bespreken, opdat min in het verloop van dien maand zou kunnen onderzoeken, hoeveel kiezers er nu aanwezig zijn. Spr. zou de Zijpe minstens in 3 onder districten wrllen verdeelen, met betrekking tot de oude kiezers, daar de nieuwe kiezers tot de ouden zich wel eenigs- zins in dezelfde mate zullen blijven ver houden. Spr. zou liever nu, voor dien tijd de noodige stappen willen doeD, om te verkrijgen, dat de Zijpe in onderdeden werd verdeeld en niet afwachten wat van hooger hand werd gedaan, daar om de een maal bestaande dingen te veranderen al tijd meer moeite noodig is. Spr. zoo, zoo gezegd, de Zijpe ia drie deelen willen verdeelen, waarvan Spr. Schagerbrng, 't Zand en Burgerbrug de hoofdplaatsen wilde maken, met ieder een reden zou hebben kunnen opgeven, om deze attentie af te wijzen, zonder dat zij den ge ver daardoor zou hebben beleedigd. Ohchoon deze attentie aan meer dan ge wone belangstelling mocht worden toege schreven, want de rozen, die precies gelijk waren aan die welke bij bet afscheid op het spoorweg-perron zulk een groote rol hadden gespeeld, waren natuurlijk alleen gezonden, om aan dien dag te herinneren, oiscboon nie's bewees, dat dit eene herha ling wns van het aanbod, dat hij haar in de wachtkamer had gedaan. Evengoed was het mogelijk, dat bot een stille bede om vergiffenis was. Hilde wachtte zich er evenwel sterk voor, geen aanknoopingspunt meer te leveren voor het geëindigde ser moen en vroeg, niterst kalm, den blik van de prinses beantwoordende, of het haar toege staan werd, met hare berichten voort te gaan. ,De directie van den kindertuin vraagt", nam ze na bet gekregen verlof weder het woord, „of de open plaats weder door juf frouw Lammer bezet mag worden." „Hoe? Ik begrijp den directeur niet I" viel de prinses scherp nit: „die Lammer? Hoe kan bij nu aan dat schepsel den ken „Zij heeft baar zenuwziekte gelukkig doorstaan, is bekwaam voor hare betrek king en heeft weder om de plaats verzocht die tot nu slechts door een noodhulp be zet was." „Die zij echter vrijwillig heeft opgegeven om te gaan trouwen. Het is voor haar een geluk, want anders had men baar moeten ontslaan en dat ware zonder opspraak niet gegaan. Een meisje dat geene meesteresse genoeg over haarzelve is en zich in het water ik wil zeggen in het water viel, is niet in staat op kinderen te passen en voor hunne opvoeding zorg te dragen. Dat is onmogelijk, geheel onmogelijk. Zeker, de directeur heeft het recht, zijne onderge schikten aan te stellen; maar in dat ge val moet ik mijn bescherming ontzeg gen." „De zsak is andermaal nog eens grondig onderzocht gowoidcn en door velerlei op merkingen is deze aanvrage vergezeld, hoog heid", zette Hilde hare mededeeling voort. „Te begrijpen is, dat de arme in hare op gewondenheid bij het bericht van den plot- selingeu dood v»u haar bruidegom, in zekero mate ontoerekenbaar te noemen is on door hare torn zich retds openbarende zenuw ziekte, onzeker in hare bewegingen is ge worden, en terwijl zij langs den oever van de rivier dwaalde, zoodoende in het zooveel mogelijk evenredig aantal kiezers. De heer Buist oordeelde dit uitstekend. De heer Feisser gelooft niet, dat het aan tal nieuwe kiezers zoo precies zal kunnen worden opgegeven. De heer Nobel zegt, dat ook niet te willen; hij gelooft, dat de verhouding van de oude kiezers tot de nieuwe in de ver schillende deelen der gemeente zooreel niet uit, elkander zullen loopeu en gelooft dat de door hem aangegeven verdeeling de beste is, met het oog op de afstanden. De heer Feisser oordeelt dit plan ook heel goed en gelooft ook tevens, dat het wcnschtdijker is. 't Zand als hoofdplaats te nemen, dan de Oudesluis, daar 't Zand meer in 't midden ligt en meer kiezers heeft dan OudeMnis, omdat te Oude sluis de huurprijzen lager zijn. De heer Hulst vindt het wel bezwaar lijk om een geschikt locaal aan te wyzcD, wasr zulk een stemming zal kunnen ge houden woi den en of er personen geneigd zullen zijn, het stembureau te vormen. Da heer Nobel zegt, dat de kieswet het toestaat, het stembureau aan te vullen bui ten de leden van den raad om, en Spr. zou het ten zeerste betreuren, als de Zijpe één district bleef. De heer Feisser vindt het ook in het algemeen belang vau het publiek en te vens veel gemakkelijker. De heer Francis geeft fe kennen, dat de Schagerbrug hel dichtst bij de stembus is en de opkomst er toch het slechtst is. De heer Feisser beweert het tegendeel en zegt, dat men de menscheu aan de Scha- gerbrug tellen kan, die wegblijveo. Hierna gaat de raad in comité ter be- behaudeling van een paar reclames op den Hoofdelijken Omslag. Verslag d e r v e r g a d e r i n g van den Raad der gemeente Wierin- gerwaard, gehouden op 3 Augustus 1896, des voormiddags ten 10 ure. Tegenwoordig de heeren Jb. Zijp Hz V. Bakker JzD. Kooij Jbz. J. B. Schenk A. Sleutel en de Burgemeester C. Bz. Re- zeiman. De heer J. L. T. Groneman, volgens kennisgeving, wegens afwezigheid verhin derd. water is gevallen, waar dan ook de klein ste mispis voldoende voor was." „Ja, dat is de officieele lezing," viel de prinses Hilde op harden toon iu do rede. „Ik ken dit medelijden, waarmede men der gelijke gevallen tracht te verschoouen." „Vreesalijk! O God, hoe afschuwelijk!" zuchtte de gravin in haar vensterbank. „Hoe ongelukkig moet zij zijn I" „Zeg liever: hoe Godvergeten," oordeelde de prinses streng en giog vervolgens, zon- dcr zich aan het geklaag harer hofdame te storen, streng voort, terwijl zij zich stijf tot Hilde keerde: „Ik verwonderde er mij ten zeerste over, dat gij n als voorvechtster voor zulk een persoon deed kennen. Een kleine zonde noemt gij zooiets Er zijn ge breken, die men, hoe graag ook, niet klein noemen ken, noch mag Dat rijn de zonden, dio op gebrek aan zedelijk ge voel gebaseerd zijn, en ter vernietiging van ons heilig zielenleven voeren. Dat kan men een jong geweten niet genoeg inprenten. Het is ik herhaal hot niet bjjzor.de-- taktvol, voor zulk een verloren ziel in do bres te springen." „Dat doe ik volstrekt niet, zooais nwe hoogheid genadigljjk gelieft op te merken, masr wel de directeur," gaf Hilde, wier geduld vandaag al reeds genoeg op de proef was gesteld, niet zeer onderdanig ten antwoord, „da directeur is het, die op de groote werkkracht van de jonge dame wjjst en uw medelijden ihroept voor haar nood lot; die het een plicht van een medemensch noemt, haar gelegeuheid te verschaffen, het evenwicht in hare ziel te herstellen, en dat grooteDdeels door al te groote ophef van hetgeen er met haar is voorgevallen, hare toekomst geheel veroietigd zou kunnen wor- dondat zegt de directeur, niet ik." Dat was de prinses volstrekt niet gew* on.dat roen zoo tot haar sprak, en haar gelaat nam een eigenaardige strakke uitdrukking aan Doch eer zij nog eou woord spreken kon, trad een kamerdienaar binnen en meldde mijn heer de kamerheer von Debrn. „Het is goed," zeido zij, nadat zij den dienaar hai toegeknikt, botweg elke verdere inlichting afwijzende, „gij moet den directeur d&deljjk schrijven, dat ik het onmogelijk vind. Er zal voor die persoou gezorgd worden, maar op een andere manier; niet hier en niet in den kindertuin. Daarvoor kan men slechts vrome, van God hun bei! verwach tende harten gebruikon. Wilt gij daar da delijk voor zorgen, en nog iets I Vergeet niet, dat wanneer wij dwalingen ver ontschuldigen, wjj ons in den geest aan dezelfde zonde overgeven. Ik heb medeljj- De Voorzitter opsnt de vergadering en stelt in de eerste plaats aan de orde, de installatie van den heer A. Sleuteltot wiens toelating als raadslid 15 Juli j.1. was besloten. Na beëediging heet de Voorz. het nieu we raadslid welkom, feliciteert hem met zijne benoeming en spreekt den wensch uit, dat hij zich op waardige wijze vau zijn taak zal weten te kwijten eu de belangen der gemeente met zijn beste krachten zal behartigen. Na lezing en goedkeuring der notulen deelt de Voorz. mede, dat wegens de pe riodieke aftreding van de Hesren: B. R. Kaan en Jb. Zijp Hz. als ledon van het Collegie van Zetters der Directe belastin gen in deze gemeente, een voordracht dient te worden opgemaakt, bevattende een op gaaf van tweemaal zooveel personen als er leden te benoemen zijn. Uit de gehouden stemming blijkt, dat de voordracht zal luiden, als volgt No. 1. B. R. Kaan. No. 2. Jb. Zijp Hz. No. 3. K. A. Schenk. No. 4. P. Bz. Schenk. Verder wordt overgegaan tot benoeming van een schatter der localiteiten tot ver koop van sterken drank in 't klein, in plaats van den heer W. Teengs. Met algemeene stemmen wordt de heer C. Haringhuizen als zoodanig benoemd. Hierna biedt de Voorz. nameDS Burg. en Wetb. den Raad aan, de rekening en verantwoording der gemeente over 1895, met de daarbij behoorende bescheiden, zoo mede die van het Burgerlijk Armbestuur over hetzelfde dienstjaar. Eerstgenoemde bedraagt In ontvangst f 13003.476 In uitgaaf v 11891.92 Voordeolig saldo f 1111.555 die van het Burgerlijk armbestuur Ia ontvangst f 3300. Iu uilgaaf 3458.35 Nadeelig saldo f 158.35 Da Voorz. stelt voorbeide rekeningen aan het onderzoek van een commissie fe onderwerpen en daartoe 2 leden te be noemen. den met alle ongelukkigen, slechts met zelf moordenaars heb ik geen erbarmen en erger nog dan de lichamelijke, is de zelf moord, aan de ziel bedreven. Overdenk dat, mijn waarde 1" Hilde, die zich haastig en eenigszins opge wonden verwijderde, liep in de andere ka mer den aangemelde tegen het lijf en deze kwam nog juist vroeg genoog om de door de prinses geuite opmerking te hooren. „Ean eigenzinnig schepsel. Ik weet niet, of wij het op den duur wol met elkander zullen kunnen uithouden. Er ziju van die karakters, die de beste opvoedkundige les sen niet kunnen opnemen in hun harte." „Zij is nog zoo jong,"wilde gravinBöhlen tot Hiide's gnnst inbrengen, maar vond daarvoor geen gehoor, want do prinses was reeds opge staan en ontving den binnentredende met de buitengewone vriendelijkheid, welke zjj tegen elkeen, dien zij vertrouwde, aan den dag legde. Mijnheer von Dehrn, die in betrekking stond met den regeerenden hertog, was een der weioigeu, die zioh in diens vriendschap mocht verheugen- Hij was, ofschoon zijn boogen meester nog in zijn zomerverblijf te Tannenburg was, hierheen gekomcD, om zijn hooggeëerde vriendin eerbiedig te begroeten en baar de holde en zjjn grenzeloozen eer bied aan de voeten te leggen. De prinses was echter te verstandig en te slim en zij kende den kleinen man te goed om niet da delijk te begrijpen, dat er voor zijn bezoek nog een andere reden bestond dan bloot een beleefde attentie en om te informeoren, boe ha re hoogheid zich na de reis gevoelde. „En wat brengt gij (ons voor nieuws?" luidde onwillekeurig haar eerste vraag na de begroeting. „Ik hoop, dat er toch niet iets bijzonders is voorgevallen, dat ons reeds onze eerste dagen kan veronaangenamen?" Dat zou inderdaad zeer betreurenswaardig ziju, meende mijnheer von Dehrn en bi) zou het z'.chzelvo noo't kannen vergeven, als hij daartoe de oorzaak zou rijn geweest. Dehrn was nog een vrjj jong persoon, die, zonder zich geheel van al tjjne bekoorlijk heden als gentleman te ontrooven, toch het deftige cachet droeg een man van ge wicht te zijn, wat een goed staatsman zich al reods jong weet eigen te maken. Een ieder had bom ouder dan veertig jaar ge geven, zoo ernstig en bedaard en statig zsg bij gewoonlijk voor zich been, alsof geen vlaag van vroolijkheid eenigen invloed op hem bad, on hij alle lachen verleerd was; slechts zeer zelden was een vrooljjke trek op zijn gelaat merkbaar; aileen waren er bij zijne ooghoeken eenigo vouwtjes merkbaar, wanneer hij zjjn vriendelijkheid wilde toonen;

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 1