Brieven uil do Maasstad. Vallende Sterren. Zondag 13 September 1896. 40ste Jaargang No. 3132. BEKZAAM. BIJVOEGSEL. Rotterdam, 9 Sept. 1896. Over 't algemeen bestaat bij jonge ge promoveerden, doctoren in de genees kunde en meesters in de recbten, een groot verlangen bun practische werk zaamheden aan te vangen in een groote stad. Een stad als Rotterdam bijvoorbeeld lijkt hun een Eldorado en ik ken voor beelden van lui, die een wisselvallig lot, bijna een zeker mislukken, verkozen boven een gevestigde goede practijk in een of ander stil, maar welvarend dorp. 't Scbijnt er voor gereed-gekomen studenten als een bittere hopelooze el lende uit te zien, het leven in een dorp. Alsof daar geen conversatie be stond en alsof daar geen ontwikkelde lieden woonden, in wier omgang ook een jongmensch van goeden huize ge noegen kan vinden! Neen als ze komen uit één van onze drukke academiesteden, Leiden, Utrecht, Groningen of Amsterdam durven zij 't blijkbaar niet aan, in de plotselinge stil te van een dorp te gaan leven. 'tZou hun dood wezen, meenen zij. Dat het in Rotterdam, om me daar toe te bepalen, volstrekt geen botertje tot den boom is, behoef ik niet te be- toogen. De markt is hier van advoca ten en doktoren meer dan overvoerd en zelfs bij den gestadigen aanwas der bevolking zijn er goede-raadgevers en recepten-schrijvers voorde eerstvolgen de jaren genoeg. Toch kan men min- tens eenmaal in de maand in de plaat selijke bladen het bericht van eene nieuwe vestiging lezen. Wat al desillusie en totale ontmoe diging volgt daar in den regel op. Met kunst- en vliegwerk of met het geld van papa, houdt het slachtoffer van zij ne liefde tot het groote stadsleven zich wat op den been. Een enkele, hoogst enkele handige baas, of één die van familiewege con necties heeft, weet zich een meer of minder voldoende broodwinning te be zorgen. Bekendheid is éen van de hoofdver- eischten tot het slagen en als die be kendheid verkregen wordt, begint men op weg te komen. Dus het parool is; zorgen dat je bekend raakt. Om bekendheid te krijgen heeft één mijner vrienden, die zich hier korte- FEUILLETON. 27. lings als advocaat gevestigd heeft, een nieuw middel uitgedacht. Hij is voor- loopig pro deo adviezen gaan ge ven. Menschen die 't niet breed heb ben, kunnen bij hem gratis om raad komen vragen. Nu, de idéé is wel aardig. Als er één heel mooi zaakje te doen komt, is mijn vriend binnen. Maar dat mooie zaakjehij wacht er nu al drie maanden op en 't wil vooralsnog niet komen. Zoodra het bekend werd, dat men bij hem voor niemendal raad kon krijgen, kwamen er van alle zijden liefhebbers opzetten. Ik heb me daar natuurlijk geen mo ment over verwonderd 't Is wel aardig dat de meeste ge vallen, waarover men hem kosteloos komt raadplegenhet huwelijk be treffen. Van twintig cliënten komen er vijf tien vragen of meneer de advocater hem of haar niet „vrij" kon maken. Kijk, daar zou ie ze nou toch zoo'n groot plezier meê doen Een allergrappigst geval mocht ik dezer dagen bijwonen en als ik de dé- liquente zonder meer. Sientje noem, kan ik er, zonder onbescheiden te zijn, wel verslag van uitbrengen. Op een middag dan, 't was spreek uur, zat ik bij mijn vriend en Sientje werd aangediend. Ik wilde bescheidenlijk weggaan, maar mijn vriend vond dat volstrekt niet noodzakelijk. Zóó gewichtig zal 'tniet wezen, je kunt er gerust bij blijven. Ik bleef dus en Sientje werd, waar ik bij was, in de studeerkamer gelateD. Sientje was een nog al pootig wijf, niets niemendal verlegen. Ze keek ons beiden heel vrijmoedig aan. U is zeker meneer de advocaat zelf? vroeg ze mij. Pardon, die ben ik, ga zitten en wat is er van je dienstvroeg mijn vriend. Sientje keek naar den aangewezen stoel, maar zij bleef er bij staan en zette bêi heur handen in de zij. Zoo, is u dat Nou, het komt er niks op an wie het is. Als 'k de avecaat maar heb. Meneer, ik kom vanwege mezelf. Ik heb me ingeformeerd dat u voor niemendal ave- catert en toen dacht ik, da's net wa 'k hebben mot. Ik kwam u vragen, of u me niet eens heel gauw van m'n man kan afhelpen, ik dank er den vent nou hartelijk voor, wat verheelt ie zich wel, zoo'n lammenard. Kan dat Echtscheiden Ja, zoo iets, kan dat? 't Kan wel, maar heel moeielijk. De wet is zeer streng op dat punt. Wil uw man scheiden. Neehij wil niet. Van me leven niet, zeit ie. Ik blijf bij me poesie. Dat poesie ben ik, weet je. Een poe sie O, meneer, as de vent dat zeit, zou je 'm een lap op zijn oogen geven, dat ie niet meer kijken kon. Een poesie Vertel me dan maar eens wat er voor redenen zijn Hoe oud is u Ik ben veertig en hij, die vent van me is vijftig. Wij zijn nou, alles bij mekaar twee en twintig jaar ge trouwd en ik heb één zoon en die is zes en twintig. Zóó En wil je nu in eens scheiden Weineen. We waren nog geen maand getrouwd of ik broeide er al op. Al dien tijd heb ik niet geweten waar 'k terecht kon, maar nou 'k het weet, ga 'k van 'm af ook. Al zou 't me vijf gulden kosten. En welke redenen Drinkt je man Drinken? Nee dat mot u nog vragenZuipen doet ie. Maar da's minder, 'k lust zelf ook een borreltje op m'n tijd en dat lust u ook, en dat lust meneer daar ook. (Lezer, 't is niet waar hoor, op mijn woord niet.) Een borrel gun ik hem. Maar wat ik tegen 'm heb, 't is dat ie zoo'n misselijke flauwert is, zoo'n lamme laffe melkboer die water in zijn melk doet... Nee' hij is geen melkboer van z'n ge loof. Hij is koetsier op de tram. Maar d'r is geen goed haar an 'm en hij is zoo bang as een haas. Toen we nog geen maand getrouwd waren liet ie zich een pak slaag geven door een meid uit de buurt en hij deed niks terug. Zou u dat zoo maar toelaten, of me neer Ik knikte oprecht neen, en mijn vriend bleef als een braaf ernstig jurist onbe wegelijk zitten. Nou, hq wel, hij liet dat zoo maar toe. En toen kreeg ik al het land an 'm. Hij heit nog nooit van z'n leven een ruit ingeslagen, en hij heit nog nooit eon anderen vent een stomp op z'n oog gegeven en hij heit nóóit nog in de wacht gezeteD. Maar me lieve mensch, daar moest je blij om wezen. Blij Nee' daar ben ik niks blij om. Een man is een man en als ie nooit eens iets met de politie te doen heeft gehad, deugt ie niet en dan is ie een gluipert. Jongens Sientje, jij houdt er zon- linge theoriën op na. Wat zeit u? As je 't land an zoo'n vent hebt kun je toch wel schei den U zult wel zeggen waarom loop ie niet van 'm weg- Neen, dat zeg ik Diet, zei mijn vriend zeer nadrukkelijk. Nou dan, denk u het, maar weg- loopen kan ik niet, want dan kan ie me door de politie laten terughalen. Mooi is dat, dat zoo'n politie. Moor denaars en dieven laten ze loopen, en een eerlijke vrouw, die van 'r man is weggegaan, brengen ze terug. Betalen we daarom belasting? 'k Heb et al eens geprobeerd maar of Jk terug moest komen! En nou wou 'k schei'en. 'k Heb het land an me man. Gisteren is ie weer met een bloedneus thuisge komen. Hij heeft zich gewoon laten afranselen en niks deed ie terug, 'k Heb 'm een wandelstok voor z'n vrije dagen gekocht en ik zeg tegen 'm slaat ze daar maar eens op 'r raap. Went ze weten allemaal dat ie een gluipert is eu daarom zijn ze d'r alle maal gek op, om eens ruzie met 'm te hebben. En wat denk ie Den eer sten vrijen dag den besten, hebben z'm zijn stokkie... afgenomen. Nou hoe vindt u dat En u meneer Sientje zei mijn vriend, dat zijn allemaal geen redenen. Wat blieft u? Wat zeg u daar nou? Geen redenen! Wat mo'k dan doen Geen redenen. Als u en je vrouw Dat doet er nu niemendal toe. Je kunt onmogelijk scheiden. Onmogelijk Zeg, weet je dat zeker Nou, ik geloof er niks van. Is het je soms te veel moeite, omdat et niks kosten mag. Zeg dat dan. Ver- beeld-je dat ik niet scheiden kon. Neen, het kan werkelijk niet. Och, jij weet er niks van, jij. Ik wet da'k nog meer van de wetten weet dan jij. Doe je 't daarom zoo goed koop. Ik zal je anrecommandeeren, hoor.. Mijn vriend belde de meid om Sientje die nu een formeole scheldpartij begon, uit te laten. Wel een kwartier lang hoor den we haar in den gang en op den stoep razen. Ik keek mijn vriend aan. Hij lachte eens. Alle wegen leiden naar Rome, zei ie ten slotte, maar deze weg om bekend te worden is toch al heel moeielijk Ik gaf hem volkomen gelijk. D. GEMENGD NIEUWS. wmmmm COURANT CV. Roman van Bolert Byr. VIERDE BOEK. „Er zijn klachten omtrent n ingekomen, die begon luitenant von Ringseis. „Waarover „Ja, dat is over de onregelmatigheden bij den bouw.* „Die nog nauwelijks begonnen is." Een scherp lachje speelde er om Reimar's lippen; de heer von Ringseis trok de wenkbrauwen hoog op. „Bij de inleidingen, voorbereidingen, het sluiten van inkoopen. Het zijn wellicht en- der u lieden usances, maar „Mag ik u vriendelijk om duidelijkheid verzoeken.* „Het is mij werkeljjk pijnlijk,* antwoord de de officierhij begreep, dat hij hier met halve woorden geen stap verder zou komen, dus moest hij hier wel open en bloot met alles voor den dag komen. „Ik ben niet zoo met die zaken op de hoogte, maar ik geloof, dat het bij vele bouwondernemingen gebruik is, wellicht in zekere mate een stille overeenkomst zich bij de levering van de eene of andere benoodigdheid eeni- ge procenten der koopsom te laten uitbe talen wanneer ik mjj niet vergis, noemt men zoo iets provisie.* „En die zou ik Het was hem, als zag bjj plotseling de kleine prinses weder voor zich met hare groote angstige oogen, als hoorde hij weder hare dringende waar schuwing „Men wil u vernietigen 1" Hier had hij het bewijs, dat datgene niet een bloote inbeelding was. Onwillig hiof hij het hoofd op. „Dus een vormelijke diefstal, die men mjj ten laste logt. 't Is wel een beetje erg. Ik heb tot dusverre slechts, één koopcontract gesloten met den houtloveran- cior Luckhart." „Juist I* viel de officier knikkend in. „En van dien zou ik „Hot wordt aoo beweerd.* „Door hemzelf „Hij kon het tenminste niet loochenen, dat hij u duizend mark overhandigd had.* „Ais waarborg*, zeido Reimar met na druk.* „Pardon! Die pleegt men toch gewoon- lijk te quitteeren,* deed von Ringseis zich scherp hooren. „Zulk een document en dat heeft mijnheer Lnckbart trouwens ook bevestigd, is niet voorhanden.* „Omdat ik in dat oogenblik werd opge houden en den tijd daarvoor niet had,* vor- klaarde Reimar, wien het bloed naar het ge laat gestegen was van onwil, dat hij tot eene dergelijke rechtvaardiging gedwongen was. „Maar ik bid n, dadelijk naar den burgemeester van Bernan te telegrafeeren, hij mag zoo dadelijk mjjn boeken verzegelen en die door een vertrouwd persoon hierheen doen brengen. Daardoor zal n bewezen worden, dat die som nog dienzelfden dag, als gestelde waarborg is geboekt, dos of er een kwitantie van bestond of niet die som bad geenszins naar mijn particuliere zak verdwaald." De officier had reeds lang afkeurend het hoofd geschud. „Wie zegt dat klonk bet nu. „De aanklacht zegt het. En op znlk een ongegronde beschuldiging onttrekt men mij, zonder meer, het vertouwen, verdenkt men mij, oordeelt over mij, voordat men mij een woord ter mijner verdediging heeft doen spreken. Voorwaar, ik had niet gedacht, dat men hier zoo spoedig geloof zou slaan aan oudewijvengeklets." „Gij zijt op een verkeerd pad", antwoordde Ringseis, het hoofd neigend, op de zachtst mogelijken toon, om den ander zoo niet meer te grieven. „De zaak is van een an dere zijde, nn juist niet officieel, maar toch in zekere mate ambtelijk." „Hollman l" schoot het Reimar door het hoofd. Zijn blik viel juist op het grasperk, waar de kleine scène met de prinses toen maals had plaats gehad en waarvoor zij hem na hare dankbaarheid had betoond. Hij herinnerde zich die ontmoeting nog opper best en tevens de groote vertrouwelijkheid, die er tusschen de beide dames heerschto. Mevrouw von Stachelburg Jenisch diens broeder de gehcele samenhang stond kern nu klaar en helder voor den „Overigens zult gij mij moeten toestem men,* ging Ringseis voort, „dat er toch eonige onregelmatigheid heeft plaats gehad, dat er iets is nagelaten.* „Ik zal mr tegen dat verwijt verde digen." „Ach neen mjjn waarde heer, zoo is het geenzins bedoeld. Er mag niets geschieden, wat de aandacht der buitenwereld trekt aan de oprechtheid van uw karakter wordt in geeno deelo getwijfeld. Mijne mededee- lingen hebben niet hot doel u te kwetsen, maar worden alleea slechts gedaan om n te toonen, dat er redenen, of laat ons liever zeggen, steenen des aanstoots aanwezig zijn, die nn ja, die het wenschelijk maken, dat gij n terugtrekt.* Medegesleept door de opgewondenheid, die in hem gloeide, richtte Reimar zich diep beleedigd op. „Dat kan ik niet en dat sal ik ook niet I" antwoordde bij vast en in de beslist heid, waarmede bij dit nitte, was niets van zijne gewone bescheidenheid, die hem zijn leven lang eigen geweest was. „Ik zon mij zelf daardoor in het oog van de wereld in het gelaat slaan. Is eeomaal een verdacht making tegen mij uitgesproken, dan moet een openbaar proces daarin maar uitspraak doen. Dat verlangt, dat gebiedt mijn eer. EerBt dan, wanneer dat geschied is, kan ik vrij willig terngtrekken tot dat tijdstip blijft het contract bestaan. Daarin ligt nn mijne genoegdoening, of nn een onderzoek inge steld worden zal of niet.* „ProcesOnderzoek 1 Waartoe zal dat al les geschieden, nadat ik a toch uitdrukkelijk do verklaring gaf, dat zijne hoogheid uw eer in 't minst niet in twijfel trekt! Te gen wien zoudt ge willen procedeeren Te gen de getnigen Die hebben niets anders dan een daadzaak geconstateerd. Ik kan u eerlijk verzekeren, dat Let niet dit punt is geweest, dat de doorslag heeft gegeven. Andere ontdekkingen.* „Zeker van die opmerkingen, die de toe komstige eigenares van Bernhansen heeft op gedaan bij haar bezoek aan mij." Dit werd zeer geringschattend gezegd eerst zette von Ringseis een zeer verwon derd gezicht, vervolgens echter speelde er een sluw lachje om zijne lippen. „Ja, ja, ik begrijp dat I Er schijnt even wel een klein misverstand bij n te bestaan. Ik weet tenminste niet, dat de toekomstige eigenares van Bernhansen daar is geweest. Zg heeft de residentie in de laatste dagen niet verlaten. Om n de waarheid te zeggen moet ik u een klein geheim verraden, dat er evenwel spoedig geen een meer zal zijn. Alzoo onder onsbet slot is een bruilofts geschenk van zijne hoogheid aan zijne brnid. En juffrouw Brandolf behoolt „Zeo is het waar? Do prins heeft zich verloofd P" riep Reimar uit, zonder het ein de van den heer von Ringseis af te wach ten. „En juffrouw von Brandolf „Gij zult daar toch immers wel reeds van gehoord hebben," antwoordde de officier op deze vraag. ,De couranten deelden het be richt reeds mede." Reimar was opgesprongen, stond stom en De heer Auésine Allainvan Saint Cyr-du Vaudreuil, die Zondag, met de opening der jacht, voor de eerste maal opgewonden daar, in zijne gedachten spookte het zonderling om en om de prins Hilde Bernhansen en voor haar bouwen, voor haar onmogelijk nooit 1 Intusschen herhaalde ook Ringseis het zooeven van Reimar gehoorde, in gedach ten. „Bezoekt Hahahal Zeer goed. heel aardig I* Dat zon een niet onaardige anecdote geven, als dat in do residentie bekend werd en zon een lastig persoon van de baan schuiveD. Hij moest zich nn even wel weer bemoeien met de zaak, die nn aan de orde was. Deze wederspannige moest toegeven. Het ontbrak hem niet aan mid delen, om zijn doel te bereiken. „Wat ik n verzoeken mag, ga toch zitten 1" En nn werd Reimar die feitelijk met zijn gedach ten bij heel iels anders was, onder handen genomen. „Maar om op de andere ontdekkin gen te komen, die feitelijk het zwaarste gewicht in de schaal leggeD, betreft zooals ik n niet vertellen mag, nwe politieke ge loofsbelijdenis. Wellicht hadt gij beter ge daan ik kan mij van die gedachte niet los maken, met de opdracht van den prins niet te aanvaarden. Ik wil er u even wel geen verwijt van maken, er komen znlke verschillende beweeggronden in 't spel, ik weet dat, maar gij kent den groolen tegenzin van zijne hoogheid in elke radicale of sociale gevoelens. Gij hebt gelegenheid genoeg gehad, de gevoelens van den prins omtrent zekere dingen in de maatschappij te weten te komen, zonder dat het noodig was, dat gijzelf kleur bekendeten zeg nn zelf, welk een onaangenamen indrnk bet ma ken moet, wanneer het nitkomt, dat gij, die men toch zijn vertronweD heeft geschon ken, tot die oproerige partij behoort. Een sociaal-democraat als architect van zijne hoogheid, ja nog meer, als hertogelijk be ambte dat schijnt me toch niet te best bjj elkander te passen." „Mijne politieke overtuiging zeide Reimar, die nog had toegeluisterd. „Mag zich wellicht gematigd hebben,* viel de officier toestemmend in, „wellicht ook veranderd in den loop der jaren, maar zij is tcch het fundament nwer gevoelens en daarvan kan men alles verwachten. Wel licht herinnert gij n dit schrijven nog?* Bij deze woorden had hij van tasschen zijne papieren een brief te voorschijn ge baald. Met één oogopslag had Reimar dien herkend. De brief stamde van zijn jon genstijd af, toen hij met Sehmitz in ver trouwelijke correspondentie verkeerde. Fluks en lachend zag hij er naar. Hoe had die den weg hierheen gevonden? De kleine prirses hed dus in alles geljjk. Daar was van zijn leven op jacht ging, heeft een in Frankrijk zeldzaam wild geschoten. Hij zag iets loopen en meenende, dat het een haas was, legde hij aan, toen eensklaps het dier tegen een boom opliep en zich in de takken verborg. De heer Allain naderde zachtjes, schoot, en bij het tweede schot tuimelde het dood naar benedeD. Het was een aapVermoedelijk uit de een of andere ktrmistent ontsnapt. Nn was hij eindelijk weder thuis. Acht maanden aaneen zoolang had zijn echt scheidingsproces geduurd had hij in den vreemde rondgezwalkt. Wat hij met deze „pleizierreis", gelijk hij iD een aan val van ironie zijn reis noemde, beoogde, had hij bereikt. Hij gevoelde zich nn gesterkt, verfrischt, met nieuwen levens moed bezieldde onbeschrijfelijke pijn, welke hem gedurende de eerste maand na die gebeurtenis, welke hem uit zijn ech telijken geluksdroom had verjaagd, had ondermijnd, was van hem geweken. Hij was nu niet meer, als toen in, duister ge peins over het raadselachtige geval ver zonken. Het beeld van zijne vrouw zweelde hem nu niet meer als vroeger in tastbare helderheid voor den gresthet wenkte, het lokte hem niet meer. Het was verbleekt, een schaduw, een schim. Het verleden was dood en begraven in zijn hart. Zoo geloofde hij tenminste. Hij had dan ook zijne moeder, toen zij hem verwelkomde, lachend omhelsd. De grij ze vrouw was een weinig beschroomd ge weest; zij scheen zich er angstvallig voor te hoeden, hem aan het echtseheidings- proces te heriDnereD. Hij bemerkte dit en bracht het daarom zelf ter sprake. Hij sprak er over, als over een zakelijk geval, koel, bedaard, af en toe zelfs op een jo- vialen toon. Hij vroeg zelfs naar de bij zonderheden der laatste gerechtszitting hij vernam, dat zijne #gewezene", gelijk hij Emma nu schertsend betitelde, door tusschenkomst van vrienden en bekenden het daarheen had zoeken te brengen, dat het kind, hetwelk het gerecht hem had toegewezen, haar zou worden toegekend. Zij had zelfs gedreigd, dat zij het hem met geweld zou ontrukken, ingeval men het haar niet goedschiks overgaf. Heden nog had de oude vrouw van baar een laDgen brief ontvangen, waarin zij haar verzoek smeekend herhaalde. Ook dat hoorde hij kalm lachend aan. Zijne on verschilligheid verliet hem eerst in het oogenblik, toen hij voor het ledikantje stond, waarin zijn Fritsje te sluimeren lag. Het beeld van dit kind was in zijn ge heugen niet verbleekt. O neen. Hij had er onafgebroken aan gedacht, in eiken dus ook de brief, waarover zjj had ge sproken. „Gij zult toegeven," nam Ringseis an dermaal het woord, nadat hij zijn bezoeker van den eersten indruk, tijd gelaten had, om weer op zjjn verhaal te komen. „Gij znlt moeten toegeven, dat de inbond van dezen brief voldoende is. Tenminste als het er een van n is. Het is toch geen valsche „Neen, ik heb dien geschreven," bekends Reimar volmondig. „Ik zon het nn niet meer schrijven, doch dat doet niets ter zake- Gij hebt gelijk, mijnheer de officierhet kan zoo niet langer blijven, ik zie dat in en zoodoende blijft mij niet verder over, dan het contract te verbreken, rekening en ver antwoording te doen en ambt en eeretitel neer te leggen." Hij was opgestaan en wilde heengaan, maar Ringseis, verheugd, dat hij het doel zoo spoedig en gemakkelijk had bereikt, hield hem terug, dat Reimar zoo zonder eenigo vergoeding zon vertrekken. „Mooi, mooi! Zeer goedl Ik kan n volmondig verzekeren, dat men u overigens niets in den weg had te leggen. Yan deze geheele zaak zal niets nitlekken en schade loosstelling zal n natuurlijk geworden." Kalm, maar beslist weigerde Reimar. „Maar zijn hoogheid kan uw aan het werk besteedden tijd en moeite, toch on mogelijk als geschenk aannemen." „Welaan," gaf Reimar op deze argumen ten ten antwoord, „dan zal ik zelf den prijs bestemmen. Ik moet evenwel uitdrukkelijk weigeren, ook maar iets meer aan te ne men, dan door m|j is opgogoven geworden dat moet ik n nog doen opmerken ook ik neem geen geschenken aan." „Maar men betaalt toch overal rouw geld." „Daarvan kan hier geen sprake zijn," zeide Reimar trots. „Ik ben het, die te rugtreedt." Tegen|zulk eene afwijzing was geen praten meer en na een korte pauze ging Reimar op minder scherpen toon voort„Ik heb n slechts nog te verzoe ken, dat ten spoedigste iemand tot over name tal gezonden worden. Yan dit oo genblik af, zal ik mg beschouwen als van m|jne verplichtingen ontheven en tal allen arbeid doen staken." „Het doet mg zeer leed," wilde Ringseis hem de verzekering zjjner hoogachting geren, maar Reimar liet hem den t|jd er niet toe. „Gjj zijt slechts de bemiddelaar bij deze boodschap. Ik dank o voor den jovialen vorm waarop gg n van die taak hebt gekweten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 5