Brieven uil do Maasstad.
Vallende Sterren.
Zondag 13 September 1896.
40ste Jaargang No. 3132.
BEKZAAM.
BIJVOEGSEL.
Rotterdam, 9 Sept. 1896.
Over 't algemeen bestaat bij jonge ge
promoveerden, doctoren in de genees
kunde en meesters in de recbten, een
groot verlangen bun practische werk
zaamheden aan te vangen in een groote
stad.
Een stad als Rotterdam bijvoorbeeld
lijkt hun een Eldorado en ik ken voor
beelden van lui, die een wisselvallig lot,
bijna een zeker mislukken, verkozen
boven een gevestigde goede practijk
in een of ander stil, maar welvarend
dorp.
't Scbijnt er voor gereed-gekomen
studenten als een bittere hopelooze el
lende uit te zien, het leven in een
dorp. Alsof daar geen conversatie be
stond en alsof daar geen ontwikkelde
lieden woonden, in wier omgang ook
een jongmensch van goeden huize ge
noegen kan vinden!
Neen als ze komen uit één van onze
drukke academiesteden, Leiden, Utrecht,
Groningen of Amsterdam durven zij 't
blijkbaar niet aan, in de plotselinge stil
te van een dorp te gaan leven. 'tZou
hun dood wezen, meenen zij.
Dat het in Rotterdam, om me daar
toe te bepalen, volstrekt geen botertje
tot den boom is, behoef ik niet te be-
toogen. De markt is hier van advoca
ten en doktoren meer dan overvoerd
en zelfs bij den gestadigen aanwas der
bevolking zijn er goede-raadgevers en
recepten-schrijvers voorde eerstvolgen
de jaren genoeg. Toch kan men min-
tens eenmaal in de maand in de plaat
selijke bladen het bericht van eene
nieuwe vestiging lezen.
Wat al desillusie en totale ontmoe
diging volgt daar in den regel op. Met
kunst- en vliegwerk of met het geld
van papa, houdt het slachtoffer van zij
ne liefde tot het groote stadsleven zich
wat op den been.
Een enkele, hoogst enkele handige
baas, of één die van familiewege con
necties heeft, weet zich een meer of
minder voldoende broodwinning te be
zorgen.
Bekendheid is éen van de hoofdver-
eischten tot het slagen en als die be
kendheid verkregen wordt, begint men
op weg te komen. Dus het parool is;
zorgen dat je bekend raakt.
Om bekendheid te krijgen heeft één
mijner vrienden, die zich hier korte-
FEUILLETON.
27.
lings als advocaat gevestigd heeft, een
nieuw middel uitgedacht. Hij is voor-
loopig pro deo adviezen gaan ge
ven. Menschen die 't niet breed heb
ben, kunnen bij hem gratis om raad
komen vragen.
Nu, de idéé is wel aardig. Als er
één heel mooi zaakje te doen komt,
is mijn vriend binnen.
Maar dat mooie zaakjehij wacht
er nu al drie maanden op en 't wil
vooralsnog niet komen.
Zoodra het bekend werd, dat men bij
hem voor niemendal raad kon krijgen,
kwamen er van alle zijden liefhebbers
opzetten.
Ik heb me daar natuurlijk geen mo
ment over verwonderd
't Is wel aardig dat de meeste ge
vallen, waarover men hem kosteloos
komt raadplegenhet huwelijk be
treffen.
Van twintig cliënten komen er vijf
tien vragen of meneer de advocater
hem of haar niet „vrij" kon maken.
Kijk, daar zou ie ze nou toch zoo'n
groot plezier meê doen
Een allergrappigst geval mocht ik
dezer dagen bijwonen en als ik de dé-
liquente zonder meer. Sientje noem, kan
ik er, zonder onbescheiden te zijn, wel
verslag van uitbrengen.
Op een middag dan, 't was spreek
uur, zat ik bij mijn vriend en Sientje
werd aangediend.
Ik wilde bescheidenlijk weggaan, maar
mijn vriend vond dat volstrekt niet
noodzakelijk. Zóó gewichtig zal 'tniet
wezen, je kunt er gerust bij blijven. Ik
bleef dus en Sientje werd, waar ik bij
was, in de studeerkamer gelateD.
Sientje was een nog al pootig wijf,
niets niemendal verlegen. Ze keek ons
beiden heel vrijmoedig aan.
U is zeker meneer de advocaat
zelf? vroeg ze mij.
Pardon, die ben ik, ga zitten en
wat is er van je dienstvroeg mijn
vriend.
Sientje keek naar den aangewezen
stoel, maar zij bleef er bij staan en
zette bêi heur handen in de zij.
Zoo, is u dat Nou, het komt
er niks op an wie het is.
Als 'k de avecaat maar heb. Meneer,
ik kom vanwege mezelf. Ik heb me
ingeformeerd dat u voor niemendal ave-
catert en toen dacht ik, da's net wa 'k
hebben mot. Ik kwam u vragen, of
u me niet eens heel gauw van m'n
man kan afhelpen, ik dank er den vent
nou hartelijk voor, wat verheelt ie zich
wel, zoo'n lammenard. Kan dat
Echtscheiden
Ja, zoo iets, kan dat?
't Kan wel, maar heel moeielijk.
De wet is zeer streng op dat punt. Wil
uw man scheiden.
Neehij wil niet. Van me leven
niet, zeit ie. Ik blijf bij me poesie.
Dat poesie ben ik, weet je. Een poe
sie O, meneer, as de vent dat zeit,
zou je 'm een lap op zijn oogen geven,
dat ie niet meer kijken kon. Een
poesie
Vertel me dan maar eens wat
er voor redenen zijn Hoe oud is u
Ik ben veertig en hij, die vent
van me is vijftig. Wij zijn nou, alles
bij mekaar twee en twintig jaar ge
trouwd en ik heb één zoon en die is
zes en twintig.
Zóó En wil je nu in eens
scheiden
Weineen. We waren nog geen
maand getrouwd of ik broeide er al
op. Al dien tijd heb ik niet geweten
waar 'k terecht kon, maar nou 'k het
weet, ga 'k van 'm af ook. Al zou 't
me vijf gulden kosten.
En welke redenen Drinkt je
man
Drinken? Nee dat mot u nog
vragenZuipen doet ie. Maar da's
minder, 'k lust zelf ook een borreltje
op m'n tijd en dat lust u ook, en dat
lust meneer daar ook.
(Lezer, 't is niet waar hoor, op mijn
woord niet.)
Een borrel gun ik hem. Maar
wat ik tegen 'm heb, 't is dat ie zoo'n
misselijke flauwert is, zoo'n lamme laffe
melkboer die water in zijn melk doet...
Nee' hij is geen melkboer van z'n ge
loof. Hij is koetsier op de tram. Maar
d'r is geen goed haar an 'm en hij is
zoo bang as een haas. Toen we nog
geen maand getrouwd waren liet ie
zich een pak slaag geven door een meid
uit de buurt en hij deed niks terug.
Zou u dat zoo maar toelaten, of me
neer
Ik knikte oprecht neen, en mijn vriend
bleef als een braaf ernstig jurist onbe
wegelijk zitten.
Nou, hq wel, hij liet dat zoo
maar toe. En toen kreeg ik al het
land an 'm. Hij heit nog nooit van
z'n leven een ruit ingeslagen, en hij
heit nog nooit eon anderen vent een
stomp op z'n oog gegeven en hij heit
nóóit nog in de wacht gezeteD.
Maar me lieve mensch, daar
moest je blij om wezen.
Blij Nee' daar ben ik niks blij
om. Een man is een man en als ie
nooit eens iets met de politie te doen
heeft gehad, deugt ie niet en dan is ie
een gluipert.
Jongens Sientje, jij houdt er zon-
linge theoriën op na.
Wat zeit u? As je 't land an
zoo'n vent hebt kun je toch wel schei
den U zult wel zeggen waarom loop
ie niet van 'm weg-
Neen, dat zeg ik Diet, zei mijn
vriend zeer nadrukkelijk.
Nou dan, denk u het, maar weg-
loopen kan ik niet, want dan kan ie
me door de politie laten terughalen.
Mooi is dat, dat zoo'n politie. Moor
denaars en dieven laten ze loopen, en
een eerlijke vrouw, die van 'r man is
weggegaan, brengen ze terug. Betalen
we daarom belasting? 'k Heb et al
eens geprobeerd maar of Jk terug moest
komen! En nou wou 'k schei'en. 'k
Heb het land an me man. Gisteren
is ie weer met een bloedneus thuisge
komen. Hij heeft zich gewoon laten
afranselen en niks deed ie terug, 'k
Heb 'm een wandelstok voor z'n vrije
dagen gekocht en ik zeg tegen 'm
slaat ze daar maar eens op 'r raap.
Went ze weten allemaal dat ie een
gluipert is eu daarom zijn ze d'r alle
maal gek op, om eens ruzie met 'm te
hebben. En wat denk ie Den eer
sten vrijen dag den besten, hebben z'm
zijn stokkie... afgenomen. Nou hoe vindt
u dat En u meneer
Sientje zei mijn vriend, dat zijn
allemaal geen redenen.
Wat blieft u? Wat zeg u daar
nou? Geen redenen! Wat mo'k dan
doen Geen redenen. Als u en je
vrouw
Dat doet er nu niemendal toe.
Je kunt onmogelijk scheiden.
Onmogelijk Zeg, weet je dat
zeker Nou, ik geloof er niks van. Is
het je soms te veel moeite, omdat et
niks kosten mag. Zeg dat dan. Ver-
beeld-je dat ik niet scheiden kon.
Neen, het kan werkelijk niet.
Och, jij weet er niks van, jij. Ik
wet da'k nog meer van de wetten weet
dan jij. Doe je 't daarom zoo goed
koop. Ik zal je anrecommandeeren,
hoor..
Mijn vriend belde de meid om Sientje
die nu een formeole scheldpartij begon, uit
te laten. Wel een kwartier lang hoor
den we haar in den gang en op den
stoep razen.
Ik keek mijn vriend aan. Hij lachte
eens.
Alle wegen leiden naar Rome, zei
ie ten slotte, maar deze weg om bekend
te worden is toch al heel moeielijk
Ik gaf hem volkomen gelijk.
D.
GEMENGD NIEUWS.
wmmmm
COURANT
CV.
Roman van Bolert Byr.
VIERDE BOEK.
„Er zijn klachten omtrent n ingekomen,
die begon luitenant von Ringseis.
„Waarover
„Ja, dat is over de onregelmatigheden
bij den bouw.*
„Die nog nauwelijks begonnen is." Een
scherp lachje speelde er om Reimar's lippen;
de heer von Ringseis trok de wenkbrauwen
hoog op.
„Bij de inleidingen, voorbereidingen, het
sluiten van inkoopen. Het zijn wellicht en-
der u lieden usances, maar
„Mag ik u vriendelijk om duidelijkheid
verzoeken.*
„Het is mij werkeljjk pijnlijk,* antwoord
de de officierhij begreep, dat hij hier met
halve woorden geen stap verder zou komen,
dus moest hij hier wel open en bloot met
alles voor den dag komen. „Ik ben niet
zoo met die zaken op de hoogte, maar ik
geloof, dat het bij vele bouwondernemingen
gebruik is, wellicht in zekere mate een
stille overeenkomst zich bij de levering
van de eene of andere benoodigdheid eeni-
ge procenten der koopsom te laten uitbe
talen wanneer ik mjj niet vergis, noemt
men zoo iets provisie.*
„En die zou ik Het was hem, als
zag bjj plotseling de kleine prinses weder
voor zich met hare groote angstige oogen,
als hoorde hij weder hare dringende waar
schuwing „Men wil u vernietigen 1" Hier
had hij het bewijs, dat datgene niet een
bloote inbeelding was. Onwillig hiof hij het
hoofd op. „Dus een vormelijke diefstal, die
men mjj ten laste logt. 't Is wel een
beetje erg. Ik heb tot dusverre slechts, één
koopcontract gesloten met den houtloveran-
cior Luckhart."
„Juist I* viel de officier knikkend in.
„En van dien zou ik
„Hot wordt aoo beweerd.*
„Door hemzelf
„Hij kon het tenminste niet loochenen,
dat hij u duizend mark overhandigd had.*
„Ais waarborg*, zeido Reimar met na
druk.*
„Pardon! Die pleegt men toch gewoon-
lijk te quitteeren,* deed von Ringseis zich
scherp hooren. „Zulk een document en
dat heeft mijnheer Lnckbart trouwens ook
bevestigd, is niet voorhanden.*
„Omdat ik in dat oogenblik werd opge
houden en den tijd daarvoor niet had,* vor-
klaarde Reimar, wien het bloed naar het ge
laat gestegen was van onwil, dat hij tot
eene dergelijke rechtvaardiging gedwongen
was. „Maar ik bid n, dadelijk naar den
burgemeester van Bernan te telegrafeeren,
hij mag zoo dadelijk mjjn boeken verzegelen
en die door een vertrouwd persoon hierheen
doen brengen. Daardoor zal n bewezen
worden, dat die som nog dienzelfden dag,
als gestelde waarborg is geboekt, dos of
er een kwitantie van bestond of niet die
som bad geenszins naar mijn particuliere
zak verdwaald."
De officier had reeds lang afkeurend het
hoofd geschud.
„Wie zegt dat klonk bet nu.
„De aanklacht zegt het. En op znlk een
ongegronde beschuldiging onttrekt men mij,
zonder meer, het vertouwen, verdenkt men mij,
oordeelt over mij, voordat men mij een
woord ter mijner verdediging heeft doen
spreken. Voorwaar, ik had niet gedacht,
dat men hier zoo spoedig geloof zou slaan
aan oudewijvengeklets."
„Gij zijt op een verkeerd pad", antwoordde
Ringseis, het hoofd neigend, op de zachtst
mogelijken toon, om den ander zoo niet
meer te grieven. „De zaak is van een an
dere zijde, nn juist niet officieel, maar toch
in zekere mate ambtelijk."
„Hollman l" schoot het Reimar door het
hoofd. Zijn blik viel juist op het grasperk,
waar de kleine scène met de prinses toen
maals had plaats gehad en waarvoor zij hem
na hare dankbaarheid had betoond. Hij
herinnerde zich die ontmoeting nog opper
best en tevens de groote vertrouwelijkheid,
die er tusschen de beide dames heerschto.
Mevrouw von Stachelburg Jenisch
diens broeder de gehcele samenhang
stond kern nu klaar en helder voor den
„Overigens zult gij mij moeten toestem
men,* ging Ringseis voort, „dat er toch
eonige onregelmatigheid heeft plaats gehad,
dat er iets is nagelaten.*
„Ik zal mr tegen dat verwijt verde
digen."
„Ach neen mjjn waarde heer, zoo is het
geenzins bedoeld. Er mag niets geschieden,
wat de aandacht der buitenwereld trekt
aan de oprechtheid van uw karakter wordt
in geeno deelo getwijfeld. Mijne mededee-
lingen hebben niet hot doel u te kwetsen,
maar worden alleea slechts gedaan om n te
toonen, dat er redenen, of laat ons liever
zeggen, steenen des aanstoots aanwezig zijn,
die nn ja, die het wenschelijk maken, dat
gij n terugtrekt.*
Medegesleept door de opgewondenheid,
die in hem gloeide, richtte Reimar zich diep
beleedigd op.
„Dat kan ik niet en dat sal ik ook
niet I" antwoordde bij vast en in de beslist
heid, waarmede bij dit nitte, was niets van
zijne gewone bescheidenheid, die hem zijn
leven lang eigen geweest was. „Ik zon mij
zelf daardoor in het oog van de wereld in
het gelaat slaan. Is eeomaal een verdacht
making tegen mij uitgesproken, dan moet
een openbaar proces daarin maar uitspraak
doen. Dat verlangt, dat gebiedt mijn eer.
EerBt dan, wanneer dat geschied is, kan ik
vrij willig terngtrekken tot dat tijdstip blijft
het contract bestaan. Daarin ligt nn mijne
genoegdoening, of nn een onderzoek inge
steld worden zal of niet.*
„ProcesOnderzoek 1 Waartoe zal dat al
les geschieden, nadat ik a toch uitdrukkelijk
do verklaring gaf, dat zijne hoogheid uw
eer in 't minst niet in twijfel trekt! Te
gen wien zoudt ge willen procedeeren Te
gen de getnigen Die hebben niets anders
dan een daadzaak geconstateerd. Ik kan u
eerlijk verzekeren, dat Let niet dit punt is
geweest, dat de doorslag heeft gegeven.
Andere ontdekkingen.*
„Zeker van die opmerkingen, die de toe
komstige eigenares van Bernhansen heeft op
gedaan bij haar bezoek aan mij."
Dit werd zeer geringschattend gezegd
eerst zette von Ringseis een zeer verwon
derd gezicht, vervolgens echter speelde er
een sluw lachje om zijne lippen.
„Ja, ja, ik begrijp dat I Er schijnt even
wel een klein misverstand bij n te bestaan.
Ik weet tenminste niet, dat de toekomstige
eigenares van Bernhansen daar is geweest.
Zg heeft de residentie in de laatste dagen
niet verlaten. Om n de waarheid te zeggen
moet ik u een klein geheim verraden, dat
er evenwel spoedig geen een meer zal zijn.
Alzoo onder onsbet slot is een bruilofts
geschenk van zijne hoogheid aan zijne brnid.
En juffrouw Brandolf behoolt
„Zeo is het waar? Do prins heeft zich
verloofd P" riep Reimar uit, zonder het ein
de van den heer von Ringseis af te wach
ten. „En juffrouw von Brandolf
„Gij zult daar toch immers wel reeds van
gehoord hebben," antwoordde de officier op
deze vraag. ,De couranten deelden het be
richt reeds mede."
Reimar was opgesprongen, stond stom en
De heer Auésine Allainvan
Saint Cyr-du Vaudreuil, die Zondag, met
de opening der jacht, voor de eerste maal
opgewonden daar, in zijne gedachten spookte
het zonderling om en om de prins Hilde
Bernhansen en voor haar bouwen,
voor haar onmogelijk nooit 1
Intusschen herhaalde ook Ringseis het
zooeven van Reimar gehoorde, in gedach
ten. „Bezoekt Hahahal Zeer goed. heel
aardig I* Dat zon een niet onaardige
anecdote geven, als dat in do residentie
bekend werd en zon een lastig persoon van
de baan schuiveD. Hij moest zich nn even
wel weer bemoeien met de zaak, die nn aan
de orde was. Deze wederspannige moest
toegeven. Het ontbrak hem niet aan mid
delen, om zijn doel te bereiken. „Wat ik
n verzoeken mag, ga toch zitten 1" En nn
werd Reimar die feitelijk met zijn gedach
ten bij heel iels anders was, onder handen
genomen. „Maar om op de andere ontdekkin
gen te komen, die feitelijk het zwaarste
gewicht in de schaal leggeD, betreft zooals
ik n niet vertellen mag, nwe politieke ge
loofsbelijdenis. Wellicht hadt gij beter ge
daan ik kan mij van die gedachte niet
los maken, met de opdracht van den
prins niet te aanvaarden. Ik wil er u even
wel geen verwijt van maken, er komen
znlke verschillende beweeggronden in 't
spel, ik weet dat, maar gij kent den groolen
tegenzin van zijne hoogheid in elke radicale
of sociale gevoelens. Gij hebt gelegenheid
genoeg gehad, de gevoelens van den prins
omtrent zekere dingen in de maatschappij
te weten te komen, zonder dat het noodig
was, dat gijzelf kleur bekendeten zeg nn
zelf, welk een onaangenamen indrnk bet ma
ken moet, wanneer het nitkomt, dat gij,
die men toch zijn vertronweD heeft geschon
ken, tot die oproerige partij behoort. Een
sociaal-democraat als architect van zijne
hoogheid, ja nog meer, als hertogelijk be
ambte dat schijnt me toch niet te best
bjj elkander te passen."
„Mijne politieke overtuiging zeide
Reimar, die nog had toegeluisterd.
„Mag zich wellicht gematigd hebben,*
viel de officier toestemmend in, „wellicht
ook veranderd in den loop der jaren, maar
zij is tcch het fundament nwer gevoelens
en daarvan kan men alles verwachten. Wel
licht herinnert gij n dit schrijven nog?*
Bij deze woorden had hij van tasschen
zijne papieren een brief te voorschijn ge
baald. Met één oogopslag had Reimar dien
herkend. De brief stamde van zijn jon
genstijd af, toen hij met Sehmitz in ver
trouwelijke correspondentie verkeerde. Fluks
en lachend zag hij er naar. Hoe had die
den weg hierheen gevonden? De kleine
prirses hed dus in alles geljjk. Daar was
van zijn leven op jacht ging, heeft een
in Frankrijk zeldzaam wild geschoten.
Hij zag iets loopen en meenende, dat
het een haas was, legde hij aan, toen
eensklaps het dier tegen een boom opliep
en zich in de takken verborg. De heer
Allain naderde zachtjes, schoot, en bij
het tweede schot tuimelde het dood naar
benedeD.
Het was een aapVermoedelijk uit de
een of andere ktrmistent ontsnapt.
Nn was hij eindelijk weder thuis. Acht
maanden aaneen zoolang had zijn echt
scheidingsproces geduurd had hij in
den vreemde rondgezwalkt. Wat hij met
deze „pleizierreis", gelijk hij iD een aan
val van ironie zijn reis noemde, beoogde,
had hij bereikt. Hij gevoelde zich nn
gesterkt, verfrischt, met nieuwen levens
moed bezieldde onbeschrijfelijke pijn,
welke hem gedurende de eerste maand na
die gebeurtenis, welke hem uit zijn ech
telijken geluksdroom had verjaagd, had
ondermijnd, was van hem geweken. Hij
was nu niet meer, als toen in, duister ge
peins over het raadselachtige geval ver
zonken. Het beeld van zijne vrouw
zweelde hem nu niet meer als vroeger
in tastbare helderheid voor den gresthet
wenkte, het lokte hem niet meer. Het
was verbleekt, een schaduw, een schim.
Het verleden was dood en begraven in
zijn hart. Zoo geloofde hij tenminste. Hij
had dan ook zijne moeder, toen zij hem
verwelkomde, lachend omhelsd. De grij
ze vrouw was een weinig beschroomd ge
weest; zij scheen zich er angstvallig voor
te hoeden, hem aan het echtseheidings-
proces te heriDnereD. Hij bemerkte dit
en bracht het daarom zelf ter sprake. Hij
sprak er over, als over een zakelijk geval,
koel, bedaard, af en toe zelfs op een jo-
vialen toon. Hij vroeg zelfs naar de bij
zonderheden der laatste gerechtszitting
hij vernam, dat zijne #gewezene", gelijk
hij Emma nu schertsend betitelde, door
tusschenkomst van vrienden en bekenden
het daarheen had zoeken te brengen, dat
het kind, hetwelk het gerecht hem had
toegewezen, haar zou worden toegekend.
Zij had zelfs gedreigd, dat zij het hem
met geweld zou ontrukken, ingeval men
het haar niet goedschiks overgaf. Heden
nog had de oude vrouw van baar een
laDgen brief ontvangen, waarin zij haar
verzoek smeekend herhaalde. Ook dat
hoorde hij kalm lachend aan. Zijne on
verschilligheid verliet hem eerst in het
oogenblik, toen hij voor het ledikantje
stond, waarin zijn Fritsje te sluimeren lag.
Het beeld van dit kind was in zijn ge
heugen niet verbleekt. O neen. Hij had
er onafgebroken aan gedacht, in eiken
dus ook de brief, waarover zjj had ge
sproken.
„Gij zult toegeven," nam Ringseis an
dermaal het woord, nadat hij zijn bezoeker
van den eersten indruk, tijd gelaten had,
om weer op zjjn verhaal te komen. „Gij
znlt moeten toegeven, dat de inbond van
dezen brief voldoende is. Tenminste als
het er een van n is. Het is toch geen
valsche
„Neen, ik heb dien geschreven," bekends
Reimar volmondig. „Ik zon het nn niet
meer schrijven, doch dat doet niets ter zake-
Gij hebt gelijk, mijnheer de officierhet
kan zoo niet langer blijven, ik zie dat in
en zoodoende blijft mij niet verder over, dan
het contract te verbreken, rekening en ver
antwoording te doen en ambt en eeretitel
neer te leggen."
Hij was opgestaan en wilde heengaan,
maar Ringseis, verheugd, dat hij het doel
zoo spoedig en gemakkelijk had bereikt,
hield hem terug, dat Reimar zoo zonder
eenigo vergoeding zon vertrekken.
„Mooi, mooi! Zeer goedl Ik kan n
volmondig verzekeren, dat men u overigens
niets in den weg had te leggen. Yan deze
geheele zaak zal niets nitlekken en schade
loosstelling zal n natuurlijk geworden."
Kalm, maar beslist weigerde Reimar.
„Maar zijn hoogheid kan uw aan
het werk besteedden tijd en moeite, toch on
mogelijk als geschenk aannemen."
„Welaan," gaf Reimar op deze argumen
ten ten antwoord, „dan zal ik zelf den prijs
bestemmen. Ik moet evenwel uitdrukkelijk
weigeren, ook maar iets meer aan te ne
men, dan door m|j is opgogoven geworden
dat moet ik n nog doen opmerken ook
ik neem geen geschenken aan."
„Maar men betaalt toch overal rouw
geld."
„Daarvan kan hier geen sprake zijn,"
zeide Reimar trots. „Ik ben het, die te
rugtreedt." Tegen|zulk eene afwijzing was
geen praten meer en na een korte pauze
ging Reimar op minder scherpen toon
voort„Ik heb n slechts nog te verzoe
ken, dat ten spoedigste iemand tot over
name tal gezonden worden. Yan dit oo
genblik af, zal ik mg beschouwen als van
m|jne verplichtingen ontheven en tal allen
arbeid doen staken."
„Het doet mg zeer leed," wilde Ringseis
hem de verzekering zjjner hoogachting
geren, maar Reimar liet hem den t|jd er
niet toe.
„Gjj zijt slechts de bemiddelaar bij deze
boodschap. Ik dank o voor den jovialen vorm
waarop gg n van die taak hebt gekweten.