IAAT VERZOEND.
LOTING
ïalleióe Sterren.
Donderdag 1 Octoleer 1896.
40ste Jaargang Fo. 3138.
Nieuw Feuilleton.
Nationale Militie.
5
en
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag-
Zat e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
UitgeverJ. WINKEL
ISureau: 8CHA©®N, Laan, D 4.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60*
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.2ö;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit Nummer behoort
een Bijvoegsel.
GemeenteSchagen.
Beke ptlroaklii gr e ia.
'F E UIL LET ON.
Binnenlaodsch Nieuws,
Anna Paulowna 29 Sept '96.
Hulpkantoor WIERINGER-
WAARD. Vanaf 1 October e.k. is
het kantoor open van 8 tot ÏO1^ v.m.
van l tot 2 en van 4.30 tot 7 nur n.m.
De bus zal worden gelicht 10.15 v.m., 2
en 5 uur n.m.
Omnibusdienst des Vrijdags
van Wieringerwaard op Schagen
Aanvang 2 October e.k.
COURANT.
Alicrtutie- LsillnilM
In het volgend n u m m e r zal een
aanvang gemaakt worden met het nieuwe
Feuilleton, getiteld
Vertaald uit het Engelsch van Ella
Wald.
Een Engelsch edelinam had voor onge
veer honderd jaar tegenover een onschul
dige, jonge vrouw zijne wettige echt-
genoote een groot onrecht begaan, doordat
hij haar verloochende en haar en hare
kinderen aan den nood prijs gat. Tientallen
van jaren verliepen en de bewerker van
dit groote onrecht, was reeds lang bij
zijne vaderen begraven geworden, zonder
dat zijn euveldaad verzoend was. Eerst
zijn kleindochter, wier romantische levens
loop de stof voor deze hoogst interessante
geschiedenis uitmaakt, brengt de schuld
van haar overgrootvader aan het licht en
verkrijgt haar rechtmatig erfdeel. Ee
aard en de manier, waarop deze late verzoe
ning plaats grijpt, is in aangrijpende
ei\ ingewikkelde scènes geschetst, en de
handelende personen van dit verhaal, zijn
naar waarheid geteekend, zoodat wij over
tuigd zijn, met dit nieuwe feuilleton den
grootsten bijval onzer lezers te zullen ver
werven.
Eed.
Burgemeester en Wethouders der ge
meente SCHAGEN
Brengen, ter voldoening aan het tweede
gedeelte van Art. 28 der Wet op de Na
tionale Militie van den I9den Augustus
Roman van Bobert Byr.
VIERDE BOEK. 32.
Hoofdstuk IV.
Slot.
Nog een enkelen blik wierp Reimar op
de plaats, waar hij sinds eenigo dagen al
zjjn krachten had ingespannen om iets goeds
te wrochten. Daar lag nu het werk, waar
aan hij met zooveel vreugde begonnen was
en waaraan hij zich met boitengewonen ijver
had gewijd.
Hij stoud boven op den kleinen muur, ter
wijl bij zijn blikken op zjjn werk liet rusten
en hij was er zeer aan too, om in wee
moedige droomen te verzinken- Een Griek-
sche tempel zou hier na voorzeker niet ver
rijzen, maar zou de plek gronds, die hem
zoo dierbaar geworden was, daarom onver
anderd blijven? Zij, die het nu weder toebe
hoorde, zou daarin ook geen behagen schep
pen, dat do grond als een wildernis bleet
liggen.
In stom afscheid liet hij zijn oogen over
den geheelen omtrek dwalen. Van al de
lente-glorie en zomerpracht was niets meer
overgebleven. De bergketen toekende zich
wijfelend af tegen den grauwen hemel, de
verten verdwenen reeds in de schemering
en de vochtige, koude avondnevels begon
nen al zachtjes aan van het water op te
stijgen en deelden zich aan hunnen naasten
omtrek mede.
Nog eenmaal wilde hij naar beneden,
naar bet geliefkoosde punt, van waar hij,
zelfs te midden van de nevelen, Bernhauseu
nog het best zoo kunnen zien. Hij wist, dat
hij het slot niet meer zou mogen bouwen,
en het zou voor hem blijven, wat de ver
vaardigde schets na hare voltooïog voor
hem waseen ideaal. Toch kon hij zich
nu niet van de bekoring losmaken, zich nog
eenmaal met hart en ziel aan zijn plannen
over te geveo, en zich voor oogen te stellen,
wat hij daar zoo gaarne had zien verrijzen.
Men gaat immers ook naar het graf van een
doode, vooral eer men van den bodem waar
in zij rusten, afscheid noemt om nooit we
der te keeren.
Zoo sloeg bij dan het stjjlo voetpad in,
dat hem naar het gelief koosde plekje bren-
1861 (Staatsblad No. 72), voor de eerste
maal ter kennis van do belanghebbenden,
dat de loting van de in 1896 voor de
Nationale Militie ingeschrevenen, overeen
komstig de ontvangeae aanschrijving van
Zijne Excelleotie den Heer Commissaris
dezer Provincie, dato 2 September 1896,
No. 8/2231 M. S., zal plaats hebben op
den 24en October a.s. des namid
dags 1 ure, ten Raadhuize de
zer gemeente en worden zij, welke
daaraan moeten deelnemen gelast, om op
den bepaalden tijd aldaar, tot dat einde
aanwezig te zijn, of, bij verhindering, zich
aldaar door hun vader, moeder of voogd
te doen vertegenwoordigen.
Alsmede dat, overeenkomstig Art. Sé
van gesnelde Wet, dadelijk na de trek
king van het Nummer, de redenen van
vrijstelling, "welke de Ingeschrevene mocht
hebben, moeten worden opgegeven.
Indien hij vermeent, vrijstelling te
kunnen erlangen wegens BROEDER-
DIENST of op grond van te zijn
EENIGË WETTIGE ZOON, zal hij op
Dinsdag den 27 October d^s voortniddags
ten 10 ure, in het Gemeentehuis moeten
verschijnen, vergezeld van twee bij den
Burgemeester bekende en ter goeder naam
en faam staande meerderjarige ingezetenen,
die de vereischte getuigenis kunnen af
leggen en het aldaar op te maken getuig
schrift onderteakenen. WaDueer hij aan
spraak maakt op vrijstelling wegens
BROEDERDIENST, zal hij mede Voor
zien moeten zijn van zijne geboorte-acte
en van de geboorte-acten van al zijne nog
in leven zijnde broeders, alsmede van de
zakboekjes of paspoorten van gediend heb
bende broeders.
Bij overlegging van laatstgenoemde stuk
ken zullen door den Burgemeester bij den
Kommandaaf van het korps, waarbij zijn
broeders dieoen of gediend hebben, wor
den aangevraagd de bewijzen van werkelij-
ken dienst of een uittreksel uit het Stam
boek.
Schagen, den 25 September 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der gemeente SCHAGEN
Brengen naar aanleiding van art. 203,
alinea 3 der Wet van 23 Juni 1851,
(staatsblad No. 85) ter openbare kennis,
dat da Begrooting der plaatselijke inkom
sten en uitgaven voor 1897, zoo als zij
aan den Raad der gemeente is aangebo
den, op de Secretarie der gemeente voor
een ieder ter lezing is nedergelegd tot en
naet den 14en October a.s. en dat een
ieder daarvan, tfgen betaling der kosten,
een afschrift zal kunnen bekomen.
Schagen, den 30 September 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Vergadering van den Ge
meenteraad te Oude TNiedorp,
op Dinsdag 29 September jl., 's voerm.
10 ure.
Aanwezig: de Burgemeester, als Voor
zitter, en alle leden.
De voorzitter opent de vergadering,
waarna de notulen der voorgaande verga
dering worden gelezen en onveranderd
vastgesteld.
Ingekomen is een schrijven van het
Hoofdbestuur der Schippersvereeniging
„Schuttevaer", waarin wordt medegedeeld,
dat bij dat bestuur steeds klachten van
schippers inkomen over de verlaging der
Legerbrug, die daar de nogal drukke
scheepvaart belemmert en het bij eenigs-
zius sterken Zuidewind den schippers
zeer moeielijk maakt, deze brug in de
richting Niedorperverlaat te passseren; ter
wijl ze met de tegenwoordigs bediening voor
voetgangers of rijtuigen niet de vereischte
veiligheid oplevert. Genoemd bestuur
verzoekt daarom den raad, te bepalen dat
de brug ten gerieve der scheepvaart steeds
moet openblijven. Het geringe verkeer
over de brug zon door deze maatregel
niet geschaad worden als men zorgde, dat
ze door één persoon van beide zijden neer
gelaten kan worden.
Dit schrijven verwondert den Voorz.,
die dergelijke klachten,' het eerst in den
gen zou. Hoe verder Reimar voortschreed,
hoe banger werd het hom om 't harte. Hoe
had gebrek aan licht en zonnesehjjn een
heel ander cachet gedrukt op de lachende
idylle van voorheen. Het scheen, alsof die
bergen nauwer en dichter op elkander ston
den eo van plan waren alles wat zich tus-
schen hunne grauwe wanden bevond, te ver
pletteren. Geen enkel gelaid werd verno
men; overal stilte, doodscbe, benauwde stilte.
Ook de zwarte gestalte, die Reimar's oog
nu ook opmerkte, scheen onder den indruk
dezer stilte, want onbewegelijk en stil stond
zij daar op het houten bruggetje bij den in
ham van het meer, als een zwarte vlek
zich afteekenend tegen den grauwen hemel.
Reimar dacht eerst, dat het een arbeider
was, die daar met graafwerk belast was;
maar toen hij nader kwam, kon hij zeer
goed waarnemen, dat het een vrouw was,
op steedsche manier gekleed. Wat zou die
hier zoeken in zulk onvriendelijk weer en op
een plaats die zich voor wandelen maar
heel slecht leende P Dat kon onmogelijk een
begeerte naar vrije lucht zijn Het moest
een ongelukkige zijn, die de menschen ont
vluchtte en met hare gedachten alleen wil
de zijn.
Medelijden kreeg hij met haar, hij wilde
baar niet storen. Maar wanneer bij zijn
weg zoo voortzette, moest hij ook haar
passeeren. Hij zou het eerste het beste
pad inslaan, en zich een omweg getroosten;
het knarsen van het grint moest baar even
wel reeds uit hare mijmeringen gewekt heb
ben. Zij maakte eene beweging, zonder het
hoofd om te draaien en deed een paar stap
pen voorwaarts, om daar andormaal in die
eigenaardige houding over de leuning van de
brug te leunen.
Met een verbaasden blik had hij haar ge
volgd. Maar er bleef hom geen tijd, om de
zen indruk nader te verklaren. Een kraken
deed hem schrikken en onwillekeurig riep
hij nit„Neem u ïd acht, bet oude houtwerk
kan gemakkelijk breken."
Het scheen, alsof doze waarschuwing haar
deed ontstellen. Het was, alsof zij had wil
len omzien. Maar haar hoofd bleef in de
zelfde richting en haastig werd een voile
over het gelaat getrokken. Het bovenlijf
werd nog meer over do leuning gebogen,
zoodat het kraken nog waarschnwender zich
deed hooron
Niets kon Reimar nu moer terughouden.
Was dat soms het tarten van het gevaar, of
opzet P Nog een paar vlugge schreden
en hij stond naast de bedreigde. Niet zeer
zacht, maar meer op haar veiligheid bedacht,
pakte hij haar bij den arm en ttok haar
met geweld achteruit.
„Gij zoudt in 't water vallen! hield bij
haar welmcenend voor. Onmiddellijk daarop
volgde een uitroep van verwondering „Bil
de barones Hilde, gij hier?"
„Ja, zooals ge ziet." Het antwoord klonk
wat toonloos en onwillig. „Met evenveel
recht kan ik er mij over verwonderen, u hier
te zien."
„Ik wilde slechts eene kleine wandeling
doen."
„En toen troft gij mij aan 't heeft mij
genoegen gedaan, u nog eenmaal te zien,
en u
„En mij?"
„Och niets ik zei maar iets Maar
het zou mij leed doen, als gij n om mijnent
wege van uwe wandeling liet afhouden."
„Dat wil zeggen, ik mag u niet verder
compromiteeren."
„Daarvoor bestaat geen gevaar meer."
„Dat begrijp ik. Gij zult uw gevolg in
uwe nabijheid hebben en dat zal u voor elk
verkeerd oordeel vrijwaren, maar dun had
mijnheer uw papa, die u anders als zijn oog
appel behoedt, wel een weinig beter op n
kunnen passen."
„Mijn vader? Daarmede is het uit."
Zij zeide dit op zulk een koudon toon,
die zoozeer verschilde van de aanhankelijk
heid van voorheon, dat het wel opvallen
moest. Hiervoor was evenwel een goede oor
zaak geweest, die een heelen ommekeer had
teweeg gebraoht.
Reeds de vele moeite die het haar gekost
had om haar vader er toe over te halen,
die geschenken naar den prins terug te zen
den, had al eenigszins een verwijdering doen
ontstaan. Heden morgen hadden vader en
dochter weer tegenover elkander gestaan, nu
evenwel eindigde het niet met vrade. Die
was reeds voor goed gestoord in het oogen-
blik, toen zij ontdekte dat haar vader zijn
woord niet had gehouden en haar bedro
gen had.
Nog in het late nachteljjk uur was zij,
daar zij door slapeloosheid geplaagd werd,
opgestaan, en was mot het inpakken harer
garderobe begonnen, opdat men morgen zijn
intrek op de villa zou kunnen nemen.
Alles was gebeurd zoo als zij gewensoht
had, werd haar 's avonds op haar vraag
medegedeeld en daar voor haar, ia een oude
sigarenkist van haar vader, die zij gekregen
had om kleinigheden van haar in te pak
ken, lag de zwarte étui. De kam ontbrak,
zoodat or geen twijfel meer mogelijk was.
Da schenkingsakte lag er ook nog, maar de
gouden bus wus verdwenen. Een leugen
dus die dingen waren niet teruggeven,
raad verwacht. Op Spr.'s voorstel wordt dan
ook algemeen besloten,het adres voor kennis
geving aan te nemen en het bestuur van
„Schuttevaer» ojigave te vragen van de
nameD, van hen die zich bij dat bestuur
beklaagden.
Aan de orde is de behandeling der ge
meente-begrooting voor 1897.
Door de daling der huurprijzen van
de landerijen zijn de gemeentelijke inkoms
ten minder geworden en om na even
wicht te verkrijgen, blijkt verhooging van
den hoofdelijken omslag of van de opcenten
op de personeele belasting noodzakelijk te
zijn.
De voorz. en de wethouders stellen voor,
de personeele opcenten van 10 op 30 te
brengendaardoor worden de lasten over
meer personen verdeeld, dan wanneer men
den hoofdelijken omslag verhoogt en zijn
ze dus voor ieder lichter te dragen.
De heer van der Qorcl acht met den heer
Stam, verhooging van den hoofdelijken om
slag wenschelijker. Deze toch, raakt alleen de
meer gegoedeD, terwijl men met vermeer
dering der personeele opcenten, vele min-
gegoeden den strijd om het bestaan be
moeilijkt.
De voorz. en de heeren Bos en Kr Uier
meenen, dat voor den (om 't zoo uit te
drukken) „kleinen man" deze verhooging
niet zoo hoog aanloopen door de vele bij
dragen en zij, di9 in den h. o. zijn aan
geslagen, betalen ook „personeel"; dus wor-
dan ook evenredig verhoogd.
De heer van der Oord zegt echter dat
een huurboer en een eigenaar met een
evengroot bedrijf door meerdere pers. opc.
e van veel verhoogd worden, hetgeen met
den h. o. niet het geval is en wat Spr.
ook zou afkeuren.
Bij stemming blijkt, dat voor verhoo
ging der opcenten zijn, de 5 heeren
BorstStrijbisKrillerKoemeester en Bos
en voor idem van den h. o. de twee
heeren Van der Oord en Stamzoodat
de opcenten op de pers. bel. van 10 op 30
zullen worden gebracht.
Vervolgens worden alle posten van in
komsten geraamd, welke raming zoowel
van inkomsten als van uitgaven f 9726.48
bedra»gf, dus „op ea toe". Deze aldus
vastgestelde begrooting zal gedurende 14
men had zich gehaast ze te verkoopen. Op
het oogenblik,dat ze inde villaRuhland hadden
moeten zijn, waren de voorwerpen wellich
reeds in handen van een koopman, of in
een lommerd.
O welk een schande Eindeloos schenen
haar de uren (oe, eer haar vader thuis
kwam; zij zat daar met het booid in de
handen op den rand van baar ledikant en
wachtte, om hem met het bewijs zjjner
schuld order de oogan te treden, dat
iedere ontkenning of uitvlucht te niet zou
doen.
Het duurde lang, het licht was bijna
uitgebrand, de laatste traan in haar oog
verdroogd, bet hart bevroren, toen bij ein-
deljjk binnen trad, als de verpersoonlijking
van bet lichtzinnig levensgenot, met den hoed
schuin op het hoofd, de sigaret nonchalant
tusscheu de lippen en met zijn gewonen
vrienlelijken lach. Van ter verantwoording
roepen, was geen sprake hij bekende alles
met een bartelijken lach, noemde baar een
lief, maar zeer onpraetisch kind en wilde
haar met zijn gewone buitensporige harte
lijkheid kussen. Zij had hem evenwel van
zich af gestooten en was de deur uitgegaan.
Wat wilde zij hier nog? De laatrle
band d<e haar aan hare familie bond, was
verbroken; in plaais van liefde was verach
ting ingetreden. Zij zag in een afgrond
van vuil en ongerechtigheid, dia haar mede
dreigde te verslinden. Had die bodwei-
mende, stinkende reuk haar niet reeds aan
getast Rillend nam zij de vlucht. Zjj had
ook nu geen vader meer. Ja, nu was allos
voorbij.
Waarom had zij op den weg, dien zij
vrij gewaand had, ook nu nog deze bezoe
king
«Goedendag," zeide zij tot Reimar.
„Wij zullen eikander niet heel spoedig
weerzien. Ik bid u, ga nu heen, laat mij
alleen."
Verstoord zag zij om haar heen.
Maar juist doze zenuwachtige haast bracht
Reimar er toe, hare wonschen tegen te gaan.
Zij was zoo ongewoon, zoo opgowonden, zij
maakte hem ongerust.
„Gij zjjt alleen, waarde juffrouw," ant
woordde hij, „en het begint reeds donker
te worden. Veroorloof mij, u naar Bornhau-
sen te vorgezollen. Gij zijt zekerlijk geko
men, om uwe bezitting in oogensohouw te
nemen
„Gij vergist u. Moa zal het n al reeds
hebben gezegd. Gij behoo't voor mij zoo
vele buitengewone honneurs niet te maken.
Het slot is niet meer van mij. Ik heb
zooeveu een zaakje gedaan, daarvoor was ik
dagen ter visie worden gelegd.
Voorts ter tafel gebracht een door B.
en W. opgemaakte suppletoire begroe
ting voor den dienst van 1896, vermelden
de een uitgaaf van f1200, noodzakelijk
geworden door de herstelling der Leijerbrug
ad f 800.en aankoop van den nieuwen
torenklok ad f 400. Deze te leenen f1200
zullen worden afgelost in 4 jaren met koog
stens 4 pCt. rente, welke kosten van
aflossing en rente zullen worden gedekt
door de gewone middelen. Op deze al
dus vastgestelde snppl -begrooting zal de
goedkeuring van H. H. Ged. Staten wor
den verzocht.
Hierna wordt de vergadering gesloten.
Het onderzoek naar de aanwezigheid van
brongas bij de dokterswoning is ge
staakt. Toch is dit gas op andere plaat
sen in den polder wel degelijk aanwezig en
enkele personen hebben reeds hel voorne
men opgevat, eene gasleiding te doen aan-
leggen.
Aangeteekende brieven en postpaketten,
die men wenscht verzonden te hebben
moeten minstens 1/4 uur voor elke bus
lichting op hst kantoor zijn. De telefoon
dienst blijft onveranderd.
vaa Wieringerwaard 7.15 v.m.
1.30 n.m.
van Schagen 8.25 v.m.
i/ u 2.45 n.m.
Dringend worden belanghebbenden aange
maand tot deelneming, opdat de ondernemer
in de gelegenheid zij, het vol te kunnen hou
den. Nog zij bericht, dat des donderdags
vanaf 8 October, de wagen des morgens
om 8 uur van Wieringerwaard vertrekt,
Ds. W. Baxzal Zondag 4
Octb. bij gelegenheid der Godsdienstoefening
te Kolhorn, die ten half 10 ure aan-
naar hier gekomen,"
Ja, zjj had inderdaad een zaak afgehan
deld waarmede zij hoogst onverwaeht den
ouden heer Seiler op het lijf gevallen
was.
De zoon, dien zij eerst te spreken ver
langde, was voor een paar dagen op reis,
en ïoo lang kon zjj niet wachten; er bleef
haar niets anders over, dan zich tot den
vader te wendan. Het was na juist geen
vriendelijke ontvangst die haar daar ten deel
viel, maar het gesprek nam ten laatste toch
eene wending, die tot het gewenschle resul
taat leidde.
De uitingen, die baron Brandolf zich ten
koste van den heer Seiler bad geoorloofd,
waren grootendeelB door kleinzielige wan
gunst ingegeven. De oude heer wilde zeer
gaarne zijne bezittingen vergrooten, maar
nam daartoe geen slinkscbe middelen te
baat. Toen Hilde hem vertelde, dat zij ei
genares van Bernhausen was, begreep hij in
't geheel niet, waar zij been wilde. Reeds
in den zomer ging het praatje, dat
de prins het oude Bernhausen weder wilde
opbouwen, en bem waren van dien kant
zeer aannemelijke aanbiedingen gedaan, om
de gedeelten, die hem toebehoorden, hem af
to koopen. Hij daohi dan ook niet anders
of doze dame kwam met betzelfde doel; het
verwonderde hem evenwel zeer, dat er geen
tusschonpersoon verschenen was. Het was
zeer wonderlijk, dat de aanstaande van den
prins in eigen persoon daarover kwam spre
ken. Maar het slot van het zaakje was,
dat er heel in 't geheim een akte gemaakt
werd, waarbij aan Erna von Bernaa, de
heerlijkheid Bernhausen word geschonken bij
haar huwelijk met den jongenheer Seiler,
welke akte de oude heer Seiler als schoon
vader ondertoekende.
Zoo waren zij dan in de beste verstand
houding gesoheidon, en de oude heer, die
Ililde eerst met een zekere minachting had
bejegend, was ten laatste in een galante
ridder veranderd en zou met haar naar 't
station zijn gegaan, als zijn jichtige voet
het had gedoogd. Een geleide dat hjj haar
had aangeboden, had zij geweigerd en in
plaats van naur het station, was zij hierheen
gegaan. Het zaakje was gesloten on nu
bleef haar nog iets te doen over.
„Ja, één zaak 1" herhaalde zij op denzelf-
dun snijdenden toon. „En zoo laat het zich
verklaren, d it gij mij hier ziet. Maar boe
komt het eigenlijk, dat gij nog bier zjjt? Ik
dacht, dat gij Bcrnhouson reeds lang hadt
verlaten."
„Ik was ook reeds vrij," antwoordde hjj,
gekrenkt door de bedoeling, dia hij in hare