Naar het Kerkhofje. Verlovingen en huwelijken. dene officieren. Ik zag, dat hij toot zich, naast zijn bord, een stuk goudgeld had liggen, dat hij, toen hij ging opstaan, in den zak stak. jZiet n," zeide hij tot mij, jrdit goudstuk leg ik sedert eene maand voor mij neer met het vaste voornemen, het dien dag aan de armen te geven, waarop deze heeren van iets anders spre ken dan van hnn paarden, vrouwen en promotie. Ik kan mijn geld altijd hou den. Het is een donkere winteravond, tegen Sinterklaas. Groote, kille sneeuwvlokken dalen, langzaam en statig, niet door het minste windje bewogen, op de goorwitte straatsteenen en op de schotsjes ijs, die in 't water en in de plassen drijven. Op de onderste treê van eene hooge, blauw- steenen stoep aan het Bezuidenhout, die dien middag nog schoongeveegd is, zit, onder het roode schijnsel van eene besneeuw de lantaarn, een klein meisje. Op haar schoot, gedekt door een gelapt, blauw-ge- ruit boezelaartje, hangt een groote, zware bak met doosjes lucifers, aan twee riemen, om haar hals een versleten stnk wasdoek tot beschutting er los overheen geworpen. En tbch worden haar lncifers nat, de doek glijdt bij elke beweging, die ze maakt, er weer meer af en als zij langzaam haar linkerbeen naar voren uitstrekt, valt hij eensklaps met een licht plofje in de vui le sneeuw, aan haar voeten. Zij merkt het niet, en de kille vlokken dalen gestaag op haar doosjes. Ze is eventjes ingedom meld, door telang-onlbeerden slaap over mand, en nu voelt ze zich gelukkig, heel erg gelukkigwèg is alle aardsche kom mernis, en ze droomt van haar moesje, haar arm, lief moesje, dat eilaas te vroeg moest heengaan. Een ruwe stoot van een jongen, die te gen heur koud linkervoetje aanloopt, doet haar ontwaken. In een oogenblik ziet ze hoe haar doosjes natsneenwen, gauw raapt ze het stuk wasdoek op, slaat het een paar malen nit, en spreidt het dan weer netjes over haar bak heen. Eene equipage rolt haar voorbij. Het is Diligentia-concert, in het Gebouw. Daar om loopt het nogal druk en er rijden veel rijtuigen; de livrei op den bok, stijf, kaarsrecht, in rijke, bont-omzoomde pele rines, met hooge, zwartglazende hoeden en lange, leverkleurige kaplaarzen, reikend tot aan de korte broek met gouden knoop jes op zij, ter hoogte vaD de knieën. Ook begeven er zich veel menschen te voet naar toeheeren in doukerbruine, lange bonten jassen met groote knoopen van on deren tot boven toegeknooptdames met sorties en waaiers en lange, harige krol lende boa's over donkerblauwe mantels met grijs of licht-blauw bont afgezet bont, alles bont wat men zietiedereen is in 't bont. En als bet lucifarsmeisje zoo iemand aan ziet komen, alleen of met eene dame, soms ook een groepje van drie, dan staat ze bibberend op om za een eindje na te loo. pen, steeds bedelend, een half pasje achter ze. Maar zij haalt niet veel opde meesteu staan liever niet stil, of wel ze houden de handen in de lekker-warme zakken, net doend of ze Regine niet zien, niet hooren. Een enkele schudt vluchtig- jes van „neen,* of laat een norscb, on verstaanbaar gebrom hooren, dadelijk weer verder pratend, in het fransch, met de dame aan zijn arm. En toch mag ze niet thuis komen eer z'n een kwartje heeft. De koude en hardvochtige stiefmoeder moet jenever kun nen drinken, om zich van binnen te ver warmen tegen de kou en kilte, die bin nen stroomt door de reten van het tochtige huis en door het gat van den schoorsteen, waar geen vuur onder ligt. Anders zal ze Rsegje slaan, tot zij het hofje bijeen- krijt en de buren zeggen „och arm, vrouw Rofmans, ransel die stakker niet dagen op reis te gaan en kwam juist bij tijds aan bet station om den sneltrein te pakken. Zij zelve was bijna ontsteld over hetgeen zij gedaan had, want zij bad na hare reis nit de ouderlijke woning, niet meer alleen gereisd. „Maar, eene gehuwde vrouw kan overal heengaan", zeide zij met opgewone bitter heid, toen zij zich do woorden van haren echtgenoot herinnerde. „Eene gehuwde vrouw!" herhaalde zij met bleeke, trillende lippen. „Nog minder dan een jaar getrouwd en nu reeds verlaten en verwaarloosd." Zij bereikte Ronen juist tegen bet vallen van don avond en toen zij naar bet hotel Gespard roed, zag zij op bijna allo hoeken der straten, de bonte aanplakbiljetten der operavoorstellingen. Op hare plaats van bestemming aangeland schreef zij met verdraaide hand baar naam in hot vreemdelingen-boek: Mrs. Reynolds en las dan haastig de namen welke op da laatste pagina's stonden. Ja daar was do naam, dien zij zocht: „Midaaae Goldiüg, Parijs.* „Ah, ba," dacht Rath, „zjj geneert zich waarachtig niet, om reeds mevrouw voor haar naam te zetten Maar ofschoon zij eiken regel zorgvuldig doorlas, kon zij toch dea naam van haar man niet vinden. Zij was daar blij en ont steld Ie gelijk over, wie weet of hij Inez mot eens gevolgd was, en nu thuis vertoefde en zich ten zeerste verwonderde over hare afwezigheid. Toch was haar argwaan niet geheel be- vredigd, daar hot ie verwachten was, dat als Ralph zich in de stad bevond, hijten minste verstandig genoeg geweest zou zijn, met in hetzelfde hotel eene kamer te huren als do vrouw, dio Rath zoozeer vorafuch uwdo, Zij b»d nu evenwel don Dorsten stap gedaan, en kon dienzelfden avond niet meet naar Parijs terugkeren, zelfs al had zij dat ge wild. Zij besloot zoodoende, 09' zlJ volgenden dag naar huis terug g,n.g eerst te overtuigen, of Ralph zich w 11119 Goldings gezelschap bevond of niet. Zij kocht eene kaart voor de opera ?n zocht eene plaats op den eersten rang nit, waar zij eene uitstekende gelegenheid bad, de menigte in parket en loges te kunnen om zien Vervolgens ging zij dadelijk naar h»r kamer, waar zij haren maaltijd gebrul zoo, je aal d'r nog-is vermoorden En dan wordt zij opnieuw uitgestaard in den kouden winternacat, om te bsdelen tot het kwartje voltallig is. Neen, eerder durft zij niet naar hnis gaan. Daar komt haastig een heer aanloopen, de handen in de zakken, met hoog-opge- trokken schouders, de kraag staande in den nek, den hoogen hoed vastgedrukt op den kop, diep over het breede voorhoofd. Als hij naderkomt, rijst zij langzaam op. De bak hangt loodzwaar aan haar ma ger halsje. En als hij voorbijloopt bedelt ze, met één doosje in de hand, meehup- pclend om zijn grooten pas bij te houden: Lucifers, m'nheer Och, toe, koop u één doosje van mevoor één cent, m'nheer. Ach... toeik word zoo moe en ik heb 't zoo koud", Neen meisje, ga maar door, niet noodig. Ga maar bij 'n ander. Och, m'nheer, neemt u één doosje van me Nee, wat moet ik d'r mee doen.... ik heb zelf lucifers bij me. Geeft u me dan 'n centje....? Zeg-isleg nou niet langer te zeu ren, je zon me uit m'n humeur maken met dat gelamenteer. Allez, vort 1 Och, m'nheer. En ze keert om, terug naar de hooge stoep, die dien middag, in den schemer, nog is bijgeveegd. Doch eensklaps trekt iets haar aan dacht; de heer, dien zij daar net heeft nageloopen, haalt zijn zakdoek uit zijn zak, maar brengt daarmee meteen eene poitemoanaie te voorschijn, die ongemerkt valt, in de zachte sueeuw gernischloos ne- derzinkt. Als eene hinde is ze weer opgesprongen, en bij het verlorene. Dnizend ideeën doorkruisen in een paar seconden heur moe, ziek kinderbrein. Houden, niet meer behoeven te bedelen, stiefmoeder ie- deren avond een kwartje geven, net doen of dit op straat gebedeld is, maar in wer kelijkheid ergens gaan zitten, lekker, warm, gezellig. Of teruggeven, eerlijk zijn, niet stelen.... gauw, dadelijk is hij weg 1 OfhoudaD, er mee op reis gaan, vluchten, ver, naar eene andere stad. Of teruggeven, eerlijk eene belooning verdie- neD. Ofeen krans op het graf van moetje. Ofneen, de zware kamp is gestreden, in één ondeelbaar oogenblik. M'nheerZe loopt hem na. Och, kind, zeur nietben je non nog niet weg. Is dat van u U verliest uw porte- monnaie. Kij houdt stileen vriendelijke lach glijdt over zijn gelaat. Ah, kleintjeDat is braaf van je, hoor. Dank je wel, en de rechterhand komt uit den zakGeef me non-is 'n hand, wil je Zij laat haar kleine handje rusten in zijne groote. In het rosse licht der lan taarn schitteren de diamanten aan z'n vingers, straalvolle, veelkleurige lichtbun dels uitzendend. Ziezoolast ik je handje maar vasthouden en vertel me nu eens het een en ander. Waar woon je P In het Kerkhofje. No. 16, m'nheer. Zoo. En hoe heet je wel P Regina, meheer. Ei, dat's een mooie naam. En hoe nu verder P Verder?Ik hiet niat verder, meneer. Zij antwoordde niet veel, schuchter en bedeesd als ze was. Maar toen hij haar eenmaBl aan den gang had, was zij aan 't babbelen, zéé, dat zij voor z'n huis ston den, eer hij het wist. Hier woon ik. Nou kom je d'r toch zeker even mee in. Dan kan je je wat warmen en een boterhammetje eten. O, dolgraag, mijnheer Ea hij, de vestibule doorstappende en in deu gang 'n dear openend Wijfje, ik heb een gastje voor je Toen het nur, waarop de opera begon, geslagen had, reed zij naar den schouwburg, waar zij naar hare plaats werd gebracht en weldra met haar tooneelkijker alle gezichten rondom haar begon te bespionneeren,of zij ben ook vond, dien zij dacbi te vinden. Jaist toen het teeken weerklonk om het echertn op te halen, scheen haar het harte stil te staan, want zij zag haar echtgenoot in gezelschap van miss Golding de parterre-loge f echts van het tooneel binnenkomen, waar Ine* de draperiën zoo ordende, dat zij eenigsrios voor nieuwsgierige blikken gevrij- waaid waren. Rath was evenwol gedwongen zich be daard te honden, zij kon daar in 't publiek toch geen scène gaan maken. Hot was evenwel eene groote kwelling, drie uren lang verplicht te zijn, daar te zitten, terwijl zjj nauwelijks in staat was eenen blik op het tooneel te werpen. Zjj hoorde niets, zag niets dan de beide half verborgen ge stalten tegenover haar. Eenige malen zag Ruth de met ringen ver sierde handen van Ine Golding zich vol gratie heen en weer bewegen, in het volgende oo genblik boog haar lachend gelaat zich voor over, om nieuwsgierig do menigte eens op te nemen. Rath trok haar dikke voile dadelijk voor haar gelaat en boog achterover, toen zij de bewegingen van Inez gewaar word; en zij was dankbaar, dat Ralph op den achtergrond bleef, want zij gevoelde, dat zij anders door haar ondragelijken toestand gedreven, in luid weenon zou uitbarsten. Do laatste akte was nog maar half in gang, of Ruth verliet kalm bet operagebouw en keerde naar het hotel terug. Onmiddellijk, nadat zij hare kamer bereikt had, belde zij om een kamermeisje. 'Joon ilti votHühoon, «Irulcio v.ij baar oono flinke fooi iu do hand ©n zeide „Ik heb ontdekt, dat er eene bekende van mij hi r logeert.Kunt gij mij ook zeggen, waar hare kamer is. Miss Golding is haar naam.u Het meisje antwoordde dadelijk, dat de kamer van Inee op dezelfde gang was als die van Ruth, dat zij de geheele hoekka- mer m >t gebruik had; no. 9 stond er op de deur. ^°'h gevoelde zich zeer gerustgesteld, toen zij dit alles te weten kwam, want de nauw keurige inlichtingen van het meisje bespaar de" „hear veel moeite. Zij zond het meisje weg, blies haar licht wat eten van io'n honger, 't en hst kleine doen, zéé, dat er pleizier in in. dit meegebracht. Hab je nog vanmiddag. Zs heeft z schaap. Ja, er wis nog eten maagje kon zich te gosd de twee groote menschen kregen. Toen wilde Reegje weer weggaan doch dat wilde mevrouw volstrekt niet hebben, midden in den nacht, alléén, in die don- kerl Neen, eDgeltje, je blijft hier hoor je zal wat lekker slapen in het warme logeerbed. Ik zal het bij ons op de kamer laten zetten je slaapt zeker liever niet alleen En toen mevrouw haar weinige kleertjes uittrok, trilde eene huivering door Regina's lichaampje, ze kreeg eene vreeselijke hoest bui en naar de kom loopende wierp zij er te midden van een plasje speeksel, twee groote, roode droppels Mevrouw werd doodsbleek toen zij zag. Ik word nooit uitgekleed, verklaarde het meisje. Regina was ziek gewordeD, dien nacht. Wel niet heel erg, maar zij mocht er toch niet aan denken om naar huis te gaan, vooreerst, had de dokter gezegd. Toch hield zij zelf goeden moed, de klei ne meid, en ze vroeg iederen nieawen dag waDneer zij nu naar het Kerkhofje zou kunuen gaan. Misschien al heel gauw, had de grijze huisarts eens op 'n morgen gezegd, met een diep ernstigen blik. Op het portaal fluisterde hij later nog heel lang met mijnheer.; en zij lag in het bedje, niet wetend of zij zich moest ver heugen dat zij weer gauw naar het Kerk hofje ging. Dien middag kwam de dokter ferng. Wat zon je er van denken poesje, als je moe eens hier kwam ze verlaugt zoo er naar je eens te zien liggen in dit mooie ledikantje En onbeschrijfelijk weemoedig antwoordt 'f kind Moesje, is in d'n hemelik heb geen moeder meer, dokter. Nu, je tweede moeder dan Hè Toen de dokter weggtDg bleef ongemerkt de deur op een kiertje staan en zoo hoor de zij hem duidelijk zeggen: Ja, mevrouw, we kunnen het ons niet ontveinzen, dat de toestand levensge vaarlijk is; het minste schokje zal vol doende zijn. Zend u dadelijk den knecht naar het Kerkhofje, hij kan van mijn rij tuig gebruik maken. En toen rees eene zware sluier op van voor haar kinderoogen. O, God nu be greep ze het! Nu wist ze alles 1 Moest ze dan werkelijk dood En niet terug, uiorgen, naar het Kerkhofje Niet meer leven Of wist de dokter het niet Ja, maar de dokter had Eene hoestbui overviel haar dood-afge- mat lichaam. Schokkend heen en weer de teringzieke borst, kwam eene groote, don- kerroode golf haar op de lippen. Wat roodgrijs schuim, en het kind zonk terng in de overeind gezette kussens. Zoo, Hendrik En Komen ze Ik heb maar alleen dat wijf thuis- gevondeD, mevrouw, met uw permissie, zoo dronken als een kartouw. Zij kon geen boa of ba zeggen Maar d'r buurvrouw, dat was eer. heel goedwillig menschje, die heeft me verteld, dat »hij' uit was, om werk te zoeken. Maar zoo gauw as hij thuis kwam, zou z'rn hierheen sturen. 't Is goed, Hendrik..., Het lieve kind heeft het al afgelegd. Och Ja Och-arm Is het hier, mevrouw P Ja, mijnheer, hier ligt ze; gaat u nit en zette zich, met de denr op een' kier, op een stoel bij de deur neder om de thuis komst van het paar af te wachten. Meer dan een nur verliep, eer hare droe ve wacht een einde nam. „Natuurlijk eten zij gelijk hnn avond brood," dacht Rath met bittere wee in 't harte, toen zij daar alleen ter neder zat, ter wijl iedere zenuw van opgewondenheid sid derde en klopte. Maar eindelijk hoorde zij toch den klank van Inez Goldings scherpe stem en baar lachen in den corridor, vervolgens een ge dempt antwoord van Ralph. Terwijl het paar de deur van de jonge vrouw voorbij ging, raakte de stijve cjjden rok van Inez tegen de deur van de kamer, zoodat deze nog eenigszins wijder openging. De zwaar gekrenkte, jongo vrouw ademde nauwelijks, maar bare kleine, melkwitte tandea drukten zich in onuitsprekelijke smart in hare roode lippen en zij gevoelde, dat zij die beiden daar op dit oogenblik vurig haatte. Zij hoorden, hoe zij de hoekkamer binnen traden en de denr achter zich sloten. Slechts weinige oogenblikken later ging een bediende hare kamer voorbij, die een blad droeg waarop twee glazen en een flesch wijn. Hij klopte aan de deur van no. negen. Deze werd ven binnen door iemand ge opend, de man trad binnen, zette zijn blad neer en verwijderde zich weder. Maar Rnth, die met ingeboudan adem luisterde, was overtuigd, dat de denr achter hem niet ge sloten geworden was, eene omstandigheid, die veel bijdroeg tot bet welslagon van haar plan. Zij wachtte, tot de bediende zich verwij derd had, vervolgens gRed zij geruisoh- Iooh Co kamer ui» en naderde de hoek kamer. Daar stond sjj een oogenblik lang luis terend Btil, boorde slechts oen onduidelijk gemompel, waar zjj niets wijzer nit word. Zacht greep zij den knop van do denr en drukte; haar hart klopte haar togen de koel, toen zij ontdekte, dat de deur meegaf, dot haar weg vrij was. In het volgende oogenblik gaf zij do een hinken duw en trad onhoorbaar de mer binnen, de deur achter zioh toedoen HOOFDSTUK VIJFTIEN. Hetgeen de jonge vrouw nu r.ng, binnen. Pas op, daar is 'n drempeltje. En zij liet den sidderenden, gebroken jongen grijsaard, snikkende, alleen by e verloren kind, dat morgen naar bet Kerk hofje ging. Lettert Btjv. A merikaansche spoorweg- r oo vers. In het kleine, aan de westelijke grens van Missonri gelegen station Wyler, van den „Pacific-spoorweg' bestegen dezer da gen twee elegant gekleeda heeren den na middagtrein en namen in den dicbt- bezetten salon wagen de twee nog beschik baar gebleven plaatsen in. Nadat de con ducteur de kaartjes der beide passagiers geknipt cn den waggon weder verlaten had, werd in het salon rijtuig een geaen waardige episode afgespeeld. Tusscnen beide heeren ontstond eene levendige woor denwisseling die na weinige minuten, toen de trein reeds in volle vaart was, het toppunt van heftigheid bereikte. Plot seling sprong een der twistenden op, ging midden in den wagen staan en riepLadies and gentlemen Ik verzoek u, voor ons als scheidsrechters op te treden, om het punt van quaestie, dat ona bezighoudt, te beslechten. Mijn vriend hier gelooft, dat zich in dezen waggon minstens tieD zilvermannen bevinden, terwijl ik over tuigd ben, dat alle aanwezigen gezworen goudlui zijn. Willen allen, die aan het gond gelooven zoo beleefd zijn hun rechterarm omhoog <e steken P Iedere in den waggon aanwezige rech terarm schoot onmiddellijk omhoog, en dat was zeer natuurlijk, want de passagiers behoorden tot een club van New-Yorksche plutocraten, die op reis waren naar San Fransisco, en in den verkiezingsstrijd iede re. gelegenheid om voor hun republikein- sche gevoelens nit te komen, met vreugde begroetten. Ik dank u, zeide de elegant geklee- de heer glimlachend, weest n zoo goed, uw armen een oogenblik omhoog te houden. Willen nu allen, die gelooven, dat Mc. Kinley de toekomstige president zal zijn, ook den linkerarm omhoog strekken. On middellijk vlogen ook de linkerarmen om hoog. Ik dank u nogmaals! zeide de midden in den waggon staanden heer, om dan, terwijl bij twee groote revolvers uit zijn broekzakken te voorschijn haalde, op ge heel anderen toon te vervolgen Wie zich nu ook maar even ver roert, loopt gevaar, een kogel door zijne hersens te krijgen Mijn politieke vriend hier, zal door den waggon gaan, en alles, wat ge aan waarde bij u hebt, incasseeren. Ik zal toezicht houden en alle sloornissen met mijn beide schietijzers weten ta voor komen, Vooruit Jim, schiet op, voordat de conducteur terugkomt. Binnen twee minuten hadden de beide rooiers f 10.000 aan geld, bankpapier en ju woelen in de wacht gesleept, w»arop zij zich met hun buit naar het achterste plat vorm van den wagen begaven. Zonder zich te bedenken, sprongen zij hier van den trein. Toen de verblufte reizigers van hun schrik bekwamen en den trein tot stilstand brachten, waren de beide roovers reeds lang in de wildernis verdwenen. Eene inzendster in Tr*th deelt de volgende zonderlinge ervaring mede, die zeker een eigenaardigen blik geelt op wat men noemt IJdelheid Verleden week plaatste ik eene adver tentie in een der bladen om eeDe dienst meisje, maar ik kreeg geen enkel ant woord. In eene vlaag van sarcasme zond ik eene nieuwe advertentie in om eene „dame, die in de keuken werkzaam wil zijn". Daarop ontving ik in één dag tweehonderd brieven. Een der sollicitan ten bepaalde, dat zij »twee avonden in de week vrijheid moest hebben om uit te gaan, opdat zij niet geheel uit de wereld vervreemd zou raken." Eene andere schreef dat, als zij aangenomen werd, mijn man en ik niet moesten verwachten, dat zij ons in het openbaar zon willen herken nen...." O, die meiden! Geen, die daar genoeg van zeide klaagde tante reeds tegen Keet jenicht. In Engeland zou tante's klaag lied zeker nog veel uitgebreider geworden zijn. Eene zeer levendige schildering van den hongersnood in Brilsch-Indië geeft de militaire kapelaan te Nowgong „Stel je voor de wanhoop der gewone koelies, dio het voornemen te kennen ge ven om winkels van graankoopers te plun deren op een kwart mijl afstand van eeD regiment cavalerie, op een halve mijl van een regiment infanterie en slechts een mijl verwijderd van de gevreesde kanonnen der Royal Artillery. h Verleden week aten een koelie en zijne vrouw hun kind op. Toen ik naar de school en het hospitaal reed, zag ik langs de stralen lijken liggen. Onlangs heeft de Daily Telegraph een reeks brieven gepubliceerd over de quaes tie der verlovingen en huwelijken in En geland. Moet men lang of kort verloofd zijn Kan me» een eens gegeven woord terug nemen Wat is er noodig om gelukkig te zqn in het huwelijk Deze vragen en nog vele andere zijn min of meer breedvoerig behandeld, doch in de bekentenissen der ouderteekenaars, in hun raadgevingen of overdenkingen moet men de eigenaardig heid der publicatie van het Engelsche blad zoeken. Een jong meisje, dat teleurstellingen heeft ondervonden, verklaart zich voor lang durige verlovingen. „Om het zoo vaak voorkomende verbre ken der verlovingen tegen te gsan, schrijft ze, zou men het stelsel der langdurige ver lovingen moeten aannemen, welke natuur lijk niet de goedkeuring der ouders weg dragen. Immers zou dit stelsel niet eene volslagen verwarring iu de huishoudelijke zaken, in den regelmaat der maaltijden enz., enz., teweegbrengen De ouders zijn voor kortstondige verlovingende verlief den geven, behoudens in buitengewone ge vallen, de voorkeur aan langdurige verlo vingen. Het hof maken, de heerlijke wan delingen met tweëen, de zonsondergangen, het zwijgend aanbidden, dat zijn dingen, die niet dikwijls in den loop van ten le ven, al is dit zelfs lang en gelukkig, te- rugkeeren. Laat ons dus immer verliefd en nooit getrouwd zijn Na aldus haar ideaal eene eeuwigdu rende verloving gezegd te hebben, ein digt ze bescheiden Wij zijn niet «Hen Jeanne d' Arcs of schoone Elaines, maar proziïsche vrouwen met eene ziekelijke verbeelding en voorbij gaande grillen." Ook mej. Florence Mar- ryat, de dochter van den Engelscheu roman schrijver en die zelf aardige novelles en popu laire feuilletons heeft geschreven, zegt haar meening en vat die als volgt samen Een raad aan mijn jongere zusters. Wan neer ge uzelf afvraagt, of ge u al of niet met een man zult verloven, beoordeel hem naar zijne manier van doen tegenover an deren en niet naar zijne manier van doen met u." Onder handteekening vaD „eene beminde en beminnende vrouw," las men: Weinig jonge meisjes geven zich véér haar twee-en-twintigste jaar reken schap van haar gevoelens; weinig mannen moesten voor hun acht-en-twintigste jaar trouwen. Op die leeftijden beginnen de jongelui met elkaar om te gaan en be ginnen ze zichzelf bewust te worden. Ik ben op mijn acht-en-twintigste jaar ge huwd na een heerlijken verlovingstijd, die vijf jaar geduurd heeft, Yéér dien tijd heb ik druk gecoqnetteeid en het geluk gehad den mannen niet te misha- zij zoo de kamer binnentrad, vergat zij haar gebeele leven niet. Inez Golding zat op den hoek van een laag rustbed, waarop Ralph languit lag uitgestrekt, terwijl zijn hoofd in deu echoot van de verraderlijke vrouw rustte, wier blan ke vingers met de bruine krollen van Ralph speelden. Naast hem op een klein tafeltje stond de flesch wijn en de glazen, die de bediende zooeven bad gebracht en eene hooge lamp met een rood scherm hulde de kamer in een rossigen schemer. De lachende oogen van den jongen man waren vol bewondering gericht op het schoone gelaat, dat zich over hem boog en Rath vroeg zichzelf af, wat hij toch wel in haar gezicht mocht zien, om dat zoo te kan nen bewonderen. Trots de regelmaat narer trekken en de heerlijke tint harer huid, lag er eene booze, onaangename uitdrukking in haro oogen, een slnw lachje om de fijn gedonsde lippen, welke zeer duidelijk hare inwendige gevoe lens verrieden. Toen Ruth de denr achter zich toeduwde klikte het slot even. Het geruiscb trok de opmerkzaamheid der beide anderen tot zich en zij draaiden zich onwillekeurig om, om te zien, waardoor dit gelnid werd veroorzaakt. Dadeljjk sprong het schuldige paar op en een scherp lachje klonk er van Inez lippen, toen zij de jongo vronw ge waar werd, die daar zoo hoog opgericht stond met een gelaat zoo wit als uit marmer gehouwen. „Hal en doive!, Rnth!" riep Ralph nit. „Yoor den drommel, waar kom jij van daan Zjj had zich voorgenomen, hen beiden met h»ro uunklaoht ierneer to siann, muur na in Jifc ellendige oogenblik stond zjj, niet in staat een woord te zoggen, bij de dear van do kamer. Zij had niet kannen sprokon, al had haar loven er van afgehangen maar do doodeljj- L uitdrukking in hare oogen en haar xnar- Jnorwit gelaat troffen den troaweloozen man al9 een g''h je mjj nïofc antwoorden #Maa k0t;eekenen P" riep Ralph, die "haar starenden blik onrustig begon «e onder na» 0js de meeste zwak- gorden, tor J. ^rees achter toorn zocht kelingen z» to verbergen. ger.." Eene vrouw van zestig jaren (ze zegt 't ons zelf) en die bij gevolg reeds eene zekere ervaring van het leven heeft drukt zich aldus uit ,Eene langdurige verloving moet in al le opzichten verboden zijn. Ze brengen dikwijls van weerszijden bittere ontgoo chelingen mee. Trouw spoedig en tracht een ernstig man te vinden." Een „verloofde, die 't altijd is," is in zijn geluk ietwat grappig: Ik ben sinds twee jaar verloofd en sinds twee jaar heb ik niet opgehouden gelukkig te zijn. Eene eeuwigdurende ver loting zou me een begeeringswaardig ide aal lij keu. Doch in de werkelijkheid is t onuitvoerbaar, In mijn bijzonder geval is het gebrek aan ponden sterling een struikelblok geweest voor het doen van den laatsten stap. Ik zal mijne verloofde naar t altaar leiden, zoodra ik mijn kleermaker onder de oogeu dnrf komen. In het vuur. En zult gij mij ook niet vergeten, Artkur Waar denkt ge aan, Allee? Zoo eeuwig als ik u bemin, heb ik nog nie mand bemind Juist daarom. Mejuffr.Uwe liefdesverklaring is voor mij mets dau worst 1" Mijnheer; Juist daarom bijt toe. Onze dienstboden. Vrouw des huizes: Dus, gij be taalt 3 gulden voor den meter van deze stof Gij zijt toch onpraetischIk heb maar een rijksdaalder per meter moeten geveu Dienstmeisje: Nu jaMen heeft mij bepaald voor iets voornaams aangezien Om oud te worden. Het beste middel om oud te worden is volgens den heer French, schrijver van een artikel over den levensduur van den mensch in deu Annals of Bygiene, zich te wijden aan deu landbouw. De waarnemingen van gemelden heer betreffende den levensduur, in verband gebracht met uitgeoefend beroep, loopen over eene periode van 43 jaar, gedurende welken tijd hij alle sterfgeval len iu den Amerikaanschen staat Massachus- sets, gerangschikt naar leeftijd en beroep, bij hield. Hij hield alleen aanteekening van sterfgevallen van lieden boven twintig jaar, die een vast beroep uitoefenden. Het aantal gevallen van overlijden bedroeg 238,792, terwijl de gemiddelde levensduur dier personen 51 jaar was. Algemeen ge nomen blijkt uit de cijfers van deu heer French, dat zij, die in de opsn lucht zwaar werk verrichten, langer dan de ove rigen leven. Landbouwers, boomkweekers en veldarbeiders staan aan het hoofd van de lijst met een gemiddelden levensduur van 66.3 jaar. Machinisten, timmerlieden en metselaars, die onmiddellijk daarna vol gen, worden gemiddeld slechts 54.6 jaar oud, hetgeen reeds een groot verschil op levert met het gezondste beroep. Zelfstan dige betrekkingen, dokters, priesters en professoren staan genoteerd voor 52.16 jaarfinanciers, bankiers en boekhouders voor 49,6bedienden over het algemeen voor 49. Met schilders, en loodwerkers daalt het cijter tot 48,8. Lieden, die meer binnenhuis leven, schoenmakers, barbiers, goudsmeden en juweliers, worden gemid- meld slechts 45.5 jaar oud. Bij bedien den van het zwakke geslacht echter, dienstboden, winkeljuf!rouwen en modis- ten, daalt de levensduur tot het mini mum zij bereiken slechts ternauwernood een gemiddelden leeftijd van 39 jaar. De vrouwelijke telefoonbeambten sluiten de rij dezen hebben den kortsien le vensduur. Maar zelfs nu kon zij geen woord uit brengen. Hare oogen nog altijd op zijn ge laat gevestigd houdende, greep zij met bare hand achter zich, opende haastig de deur en snelde den gang in, waarop zij want zij gevoelde dat bare krachten haar verlie ten naar hare kamer snelde en de denr achter zich sloot, eer nog Ralph van zijn schrik bekomen was. Vervolgens snelde Ralph, een lniden vloek nitstootende, den gang in. Maar toen hij niets meer zag, holde hij de trap af, met da gedachte, haar in te halen, eer zij het huis verliet. Hij ontmoette eenen bediende die de trap opklom. „Is bier niet zooeven eene dame voorbij gesneld „Neen, mijnheer, er is geene dame uitge gaan. De meeste gasten hebben zich reeds ter rnsie begeven-" „Wonderlijk I" mompelde de jonge man en hij beefde een weinig, door een plotselingen angst aangegrepen. Hij had wel eenB gehoord, dat lieden, die spoedig znllen sterven, hunne vrienden en bloedverwanten somtijds als geest verschjj- nenen Ruth was zoo gernischloos en plot seling gekomen en verdwenen, dat hij bijna geneigd was, haar voor een geest te honden. Was het mogelijk, dat zij weder ziek was, wellicht stervend en dat bij haar geest had gezien Hij was nn juist niet geneigd, dit alles zoo zonder meer aan to nemen, maar hij wist, dat de jonge vronw een zeer zwaar oogen blik van haar leven tegemoet ging en het was zeer goed mogelijk, dat zij door opge wondenheid en zwaar leed, hetwelk hij hatjr berokkend had, aan den rand van het graf gebracht werd. Uö ging lï.ngcaam do trap «ader op tcii- wijl net koude zwoot hom op hot voorn OOI 11 pnreldo ea ooix zwaar kovobI v»n schuld ©Dl vreos hem hot borte pijnigde. „Wol P" vroeg Inoz', toon hij weder bii baar binnentrad. „Ik k«n huur niet vinden, goen nnknl» dame heelt het hnis verlaten. Inev ik i half geneigd to denken, dat het R„th ^«Tt eens gowoest is, maar alleen eene bloote vé. schijning,"* antwoordde do jonge man 7 drooge lippen. J 8 tnan m6t „Onzin 1 Dwaas idóe 1" antwoordde „n verachtelijk. „Wij beiden hebben Ruth Plympton in levenden lijve voor ons gezien Zij is ons tot bier gevolgd, ofschoon ik niet begrijpen kan, boe zij mijn spoor heeft knnnen uitvinden. Zie maar hierl" voegde zij er bij, op iets op den grond wijzend. „Dit bewijst, dat wij zooevenhier iets gehad hebben van vleesch en bloed." Hij keek naar den grond en zag een kleinen bruinen handschoen, die naast de deur op den grond lag. Hij raapte den handschoen op en een zwakke geur van rozen, die hem in den nens kwam, had hem reeds moeten zeggen, van wie bij was, tenminste, als hij den hand schoen niet had herkend. „Ja, zij is hier geweest," merkte hij op. „Maar boe ter wereld kon zij toch zoo han dig verdwijnen, nadat zij hier de kamer verlaten had „Gemakkelijk genoeg," antwoordde miss Golding met een onverschillig gelaat. „Zon der twijtel logeert zij bier in het hotel en heelt eene kamer dichtbij de onze genomen. Waarschijnlijk zult ge baar naam wel in het vreemdelingen-boek vinden." „Ik zal eens gaan zien en omdat het al roeds zoo laat is, niet terug komen. Üi zijt ge wellicht nieuwsgierig?" „Och, hemel neen. Hsre handelingen interesseeren mij geenszins," antwoordde Inez spottend. „Maar wilt ge niet liever eerst nog een glas wijn drinken „Neen, dank je," antwoordde hij kort. „Zeer goed, dan tot morgenochtend aan het ontbijt zeide zij, hem scherp in het donker gelaat ziende, „of zijt ge wellicht bevreesd en keert ge morgenochtend dadelijk naar Parijs terug om den toorn uwer poppe- godin to verzachten?" Ralph kleurde van ergernis over den hoo nenden toon. „Neen, wjj zullen ons plezier nit genieten, nadat wij reeds zooveel eewaa^d hebben Wij -willen hier zoolang blijven, uls dit ope ragezelschap, wij kunnen onze plaatsen zoo manr niet laten vervallen. „Zeer goed. Q tig!» antwoordde Goeden nacht en droom pret* andermaal vroo.jfk ftheSS'^°?*e handje tot alscbeid loew», t>ond T'waurop^hii dadelijk naar beneden g,„B oni 'heta%°P delingen-boek te raadplegen. roem- WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1896 | | pagina 6