Naar het Kerkhofje.
Verlovingen en huwelijken.
dene officieren. Ik zag, dat hij toot zich,
naast zijn bord, een stuk goudgeld had
liggen, dat hij, toen hij ging opstaan, in
den zak stak. jZiet n," zeide hij tot mij,
jrdit goudstuk leg ik sedert eene maand
voor mij neer met het vaste voornemen,
het dien dag aan de armen te geven,
waarop deze heeren van iets anders spre
ken dan van hnn paarden, vrouwen en
promotie. Ik kan mijn geld altijd hou
den.
Het is een donkere winteravond, tegen
Sinterklaas. Groote, kille sneeuwvlokken
dalen, langzaam en statig, niet door het
minste windje bewogen, op de goorwitte
straatsteenen en op de schotsjes ijs, die
in 't water en in de plassen drijven. Op
de onderste treê van eene hooge, blauw-
steenen stoep aan het Bezuidenhout, die
dien middag nog schoongeveegd is, zit,
onder het roode schijnsel van eene besneeuw
de lantaarn, een klein meisje. Op haar
schoot, gedekt door een gelapt, blauw-ge-
ruit boezelaartje, hangt een groote, zware
bak met doosjes lucifers, aan twee riemen,
om haar hals een versleten stnk wasdoek
tot beschutting er los overheen geworpen. En
tbch worden haar lncifers nat, de doek
glijdt bij elke beweging, die ze maakt,
er weer meer af en als zij langzaam haar
linkerbeen naar voren uitstrekt, valt hij
eensklaps met een licht plofje in de vui
le sneeuw, aan haar voeten. Zij merkt het
niet, en de kille vlokken dalen gestaag
op haar doosjes. Ze is eventjes ingedom
meld, door telang-onlbeerden slaap over
mand, en nu voelt ze zich gelukkig, heel
erg gelukkigwèg is alle aardsche kom
mernis, en ze droomt van haar moesje,
haar arm, lief moesje, dat eilaas
te vroeg moest heengaan.
Een ruwe stoot van een jongen, die te
gen heur koud linkervoetje aanloopt, doet
haar ontwaken. In een oogenblik ziet ze
hoe haar doosjes natsneenwen, gauw raapt
ze het stuk wasdoek op, slaat het een
paar malen nit, en spreidt het dan weer
netjes over haar bak heen.
Eene equipage rolt haar voorbij. Het is
Diligentia-concert, in het Gebouw. Daar
om loopt het nogal druk en er rijden
veel rijtuigen; de livrei op den bok, stijf,
kaarsrecht, in rijke, bont-omzoomde pele
rines, met hooge, zwartglazende hoeden
en lange, leverkleurige kaplaarzen, reikend
tot aan de korte broek met gouden knoop
jes op zij, ter hoogte vaD de knieën. Ook
begeven er zich veel menschen te voet
naar toeheeren in doukerbruine, lange
bonten jassen met groote knoopen van on
deren tot boven toegeknooptdames met
sorties en waaiers en lange, harige krol
lende boa's over donkerblauwe mantels
met grijs of licht-blauw bont afgezet
bont, alles bont wat men zietiedereen
is in 't bont.
En als bet lucifarsmeisje zoo iemand
aan ziet komen, alleen of met eene dame,
soms ook een groepje van drie, dan staat
ze bibberend op om za een eindje na te loo.
pen, steeds bedelend, een half pasje achter
ze. Maar zij haalt niet veel opde
meesteu staan liever niet stil, of wel ze
houden de handen in de lekker-warme
zakken, net doend of ze Regine niet zien,
niet hooren. Een enkele schudt vluchtig-
jes van „neen,* of laat een norscb, on
verstaanbaar gebrom hooren, dadelijk weer
verder pratend, in het fransch, met de
dame aan zijn arm.
En toch mag ze niet thuis komen eer
z'n een kwartje heeft. De koude en
hardvochtige stiefmoeder moet jenever kun
nen drinken, om zich van binnen te ver
warmen tegen de kou en kilte, die bin
nen stroomt door de reten van het tochtige
huis en door het gat van den schoorsteen,
waar geen vuur onder ligt. Anders zal
ze Rsegje slaan, tot zij het hofje bijeen-
krijt en de buren zeggen „och arm,
vrouw Rofmans, ransel die stakker niet
dagen op reis te gaan en kwam juist bij
tijds aan bet station om den sneltrein te
pakken.
Zij zelve was bijna ontsteld over
hetgeen zij gedaan had, want zij bad na
hare reis nit de ouderlijke woning, niet
meer alleen gereisd.
„Maar, eene gehuwde vrouw kan overal
heengaan", zeide zij met opgewone bitter
heid, toen zij zich do woorden van haren
echtgenoot herinnerde. „Eene gehuwde
vrouw!" herhaalde zij met bleeke, trillende
lippen. „Nog minder dan een jaar getrouwd
en nu reeds verlaten en verwaarloosd."
Zij bereikte Ronen juist tegen bet vallen
van don avond en toen zij naar bet hotel
Gespard roed, zag zij op bijna allo hoeken
der straten, de bonte aanplakbiljetten der
operavoorstellingen.
Op hare plaats van bestemming aangeland
schreef zij met verdraaide hand baar naam
in hot vreemdelingen-boek: Mrs. Reynolds
en las dan haastig de namen welke op da
laatste pagina's stonden.
Ja daar was do naam, dien zij zocht:
„Midaaae Goldiüg, Parijs.*
„Ah, ba," dacht Rath, „zjj geneert zich
waarachtig niet, om reeds mevrouw voor
haar naam te zetten
Maar ofschoon zij eiken regel zorgvuldig
doorlas, kon zij toch dea naam van haar
man niet vinden. Zij was daar blij en ont
steld Ie gelijk over, wie weet of hij Inez
mot eens gevolgd was, en nu thuis
vertoefde en zich ten zeerste verwonderde
over hare afwezigheid.
Toch was haar argwaan niet geheel be-
vredigd, daar hot ie verwachten was, dat
als Ralph zich in de stad bevond, hijten
minste verstandig genoeg geweest zou zijn,
met in hetzelfde hotel eene kamer te huren
als do vrouw, dio Rath zoozeer vorafuch uwdo,
Zij b»d nu evenwel don Dorsten stap gedaan,
en kon dienzelfden avond niet meet naar
Parijs terugkeren, zelfs al had zij dat ge
wild. Zij besloot zoodoende, 09' zlJ
volgenden dag naar huis terug g,n.g
eerst te overtuigen, of Ralph zich w 11119
Goldings gezelschap bevond of niet.
Zij kocht eene kaart voor de opera ?n
zocht eene plaats op den eersten rang nit,
waar zij eene uitstekende gelegenheid bad,
de menigte in parket en loges te kunnen
om
zien
Vervolgens ging zij dadelijk naar h»r
kamer, waar zij haren maaltijd gebrul
zoo, je aal d'r nog-is vermoorden En
dan wordt zij opnieuw uitgestaard in den
kouden winternacat, om te bsdelen tot het
kwartje voltallig is. Neen, eerder durft
zij niet naar hnis gaan.
Daar komt haastig een heer aanloopen,
de handen in de zakken, met hoog-opge-
trokken schouders, de kraag staande in
den nek, den hoogen hoed vastgedrukt op
den kop, diep over het breede voorhoofd.
Als hij naderkomt, rijst zij langzaam
op. De bak hangt loodzwaar aan haar ma
ger halsje. En als hij voorbijloopt bedelt
ze, met één doosje in de hand, meehup-
pclend om zijn grooten pas bij te houden:
Lucifers, m'nheer Och, toe, koop
u één doosje van mevoor één cent,
m'nheer. Ach... toeik word zoo moe
en ik heb 't zoo koud",
Neen meisje, ga maar door, niet
noodig. Ga maar bij 'n ander.
Och, m'nheer, neemt u één doosje
van me
Nee, wat moet ik d'r mee doen....
ik heb zelf lucifers bij me.
Geeft u me dan 'n centje....?
Zeg-isleg nou niet langer te zeu
ren, je zon me uit m'n humeur maken
met dat gelamenteer. Allez, vort 1
Och, m'nheer.
En ze keert om, terug naar de hooge
stoep, die dien middag, in den schemer,
nog is bijgeveegd.
Doch eensklaps trekt iets haar aan
dacht; de heer, dien zij daar net heeft
nageloopen, haalt zijn zakdoek uit zijn
zak, maar brengt daarmee meteen eene
poitemoanaie te voorschijn, die ongemerkt
valt, in de zachte sueeuw gernischloos ne-
derzinkt.
Als eene hinde is ze weer opgesprongen,
en bij het verlorene. Dnizend ideeën
doorkruisen in een paar seconden heur
moe, ziek kinderbrein. Houden, niet
meer behoeven te bedelen, stiefmoeder ie-
deren avond een kwartje geven, net doen
of dit op straat gebedeld is, maar in wer
kelijkheid ergens gaan zitten, lekker,
warm, gezellig. Of teruggeven, eerlijk
zijn, niet stelen.... gauw, dadelijk is hij
weg 1 OfhoudaD, er mee op reis gaan,
vluchten, ver, naar eene andere stad. Of
teruggeven, eerlijk eene belooning verdie-
neD. Ofeen krans op het graf van
moetje. Ofneen, de zware kamp
is gestreden, in één ondeelbaar oogenblik.
M'nheerZe loopt hem na.
Och, kind, zeur nietben je non
nog niet weg.
Is dat van u U verliest uw porte-
monnaie.
Kij houdt stileen vriendelijke lach
glijdt over zijn gelaat.
Ah, kleintjeDat is braaf van je,
hoor. Dank je wel, en de rechterhand
komt uit den zakGeef me non-is
'n hand, wil je
Zij laat haar kleine handje rusten in
zijne groote. In het rosse licht der lan
taarn schitteren de diamanten aan z'n
vingers, straalvolle, veelkleurige lichtbun
dels uitzendend.
Ziezoolast ik je handje maar
vasthouden en vertel me nu eens het een
en ander. Waar woon je P
In het Kerkhofje. No. 16, m'nheer.
Zoo. En hoe heet je wel P
Regina, meheer.
Ei, dat's een mooie naam. En hoe
nu verder P
Verder?Ik hiet niat verder, meneer.
Zij antwoordde niet veel, schuchter en
bedeesd als ze was. Maar toen hij haar
eenmaBl aan den gang had, was zij aan 't
babbelen, zéé, dat zij voor z'n huis ston
den, eer hij het wist.
Hier woon ik. Nou kom je d'r toch
zeker even mee in. Dan kan je je wat
warmen en een boterhammetje eten.
O, dolgraag, mijnheer
Ea hij, de vestibule doorstappende en in
deu gang 'n dear openend
Wijfje, ik heb een gastje voor je
Toen het nur, waarop de opera begon,
geslagen had, reed zij naar den schouwburg,
waar zij naar hare plaats werd gebracht en
weldra met haar tooneelkijker alle gezichten
rondom haar begon te bespionneeren,of zij ben
ook vond, dien zij dacbi te vinden.
Jaist toen het teeken weerklonk om het
echertn op te halen, scheen haar het harte
stil te staan, want zij zag haar echtgenoot in
gezelschap van miss Golding de parterre-loge
f echts van het tooneel binnenkomen,
waar Ine* de draperiën zoo ordende, dat zij
eenigsrios voor nieuwsgierige blikken gevrij-
waaid waren.
Rath was evenwol gedwongen zich be
daard te honden, zij kon daar in 't publiek
toch geen scène gaan maken.
Hot was evenwel eene groote kwelling, drie
uren lang verplicht te zijn, daar te zitten,
terwijl zjj nauwelijks in staat was eenen blik
op het tooneel te werpen. Zjj hoorde niets,
zag niets dan de beide half verborgen ge
stalten tegenover haar.
Eenige malen zag Ruth de met ringen ver
sierde handen van Ine Golding zich vol gratie
heen en weer bewegen, in het volgende oo
genblik boog haar lachend gelaat zich voor
over, om nieuwsgierig do menigte eens op
te nemen.
Rath trok haar dikke voile dadelijk voor
haar gelaat en boog achterover, toen zij de
bewegingen van Inez gewaar word; en zij
was dankbaar, dat Ralph op den achtergrond
bleef, want zij gevoelde, dat zij anders door
haar ondragelijken toestand gedreven, in luid
weenon zou uitbarsten.
Do laatste akte was nog maar half in
gang, of Ruth verliet kalm bet operagebouw
en keerde naar het hotel terug.
Onmiddellijk, nadat zij hare kamer bereikt
had, belde zij om een kamermeisje.
'Joon ilti votHühoon, «Irulcio v.ij baar oono
flinke fooi iu do hand ©n zeide
„Ik heb ontdekt, dat er eene bekende van
mij hi r logeert.Kunt gij mij ook zeggen, waar
hare kamer is. Miss Golding is haar naam.u
Het meisje antwoordde dadelijk, dat de
kamer van Inee op dezelfde gang was als
die van Ruth, dat zij de geheele hoekka-
mer m >t gebruik had; no. 9 stond er op
de deur.
^°'h gevoelde zich zeer gerustgesteld, toen
zij dit alles te weten kwam, want de nauw
keurige inlichtingen van het meisje bespaar
de" „hear veel moeite.
Zij zond het meisje weg, blies haar licht
wat eten van
io'n honger, 't
en hst kleine
doen, zéé, dat
er pleizier in
in.
dit
meegebracht. Hab je nog
vanmiddag. Zs heeft z
schaap.
Ja, er wis nog eten
maagje kon zich te gosd
de twee groote menschen
kregen.
Toen wilde Reegje weer weggaan doch
dat wilde mevrouw volstrekt niet hebben,
midden in den nacht, alléén, in die don-
kerl
Neen, eDgeltje, je blijft hier hoor
je zal wat lekker slapen in het warme
logeerbed. Ik zal het bij ons op de kamer
laten zetten je slaapt zeker liever
niet alleen
En toen mevrouw haar weinige kleertjes
uittrok, trilde eene huivering door Regina's
lichaampje, ze kreeg eene vreeselijke hoest
bui en naar de kom loopende
wierp zij er te midden van een plasje
speeksel, twee groote, roode droppels
Mevrouw werd doodsbleek toen zij
zag.
Ik word nooit uitgekleed, verklaarde
het meisje.
Regina was ziek gewordeD, dien nacht.
Wel niet heel erg, maar zij mocht er
toch niet aan denken om naar huis te
gaan, vooreerst, had de dokter gezegd.
Toch hield zij zelf goeden moed, de klei
ne meid, en ze vroeg iederen nieawen dag
waDneer zij nu naar het Kerkhofje zou
kunuen gaan.
Misschien al heel gauw, had de
grijze huisarts eens op 'n morgen gezegd,
met een diep ernstigen blik.
Op het portaal fluisterde hij later nog
heel lang met mijnheer.; en zij lag in het
bedje, niet wetend of zij zich moest ver
heugen dat zij weer gauw naar het Kerk
hofje ging.
Dien middag kwam de dokter ferng.
Wat zon je er van denken poesje,
als je moe eens hier kwam ze verlaugt
zoo er naar je eens te zien liggen in dit
mooie ledikantje
En onbeschrijfelijk weemoedig antwoordt
'f kind
Moesje, is in d'n hemelik heb
geen moeder meer, dokter.
Nu, je tweede moeder dan
Hè
Toen de dokter weggtDg bleef ongemerkt
de deur op een kiertje staan en zoo hoor
de zij hem duidelijk zeggen:
Ja, mevrouw, we kunnen het ons
niet ontveinzen, dat de toestand levensge
vaarlijk is; het minste schokje zal vol
doende zijn. Zend u dadelijk den knecht
naar het Kerkhofje, hij kan van mijn rij
tuig gebruik maken.
En toen rees eene zware sluier op van
voor haar kinderoogen. O, God nu be
greep ze het! Nu wist ze alles 1 Moest
ze dan werkelijk dood En niet terug,
uiorgen, naar het Kerkhofje Niet meer
leven Of wist de dokter het niet Ja,
maar de dokter had
Eene hoestbui overviel haar dood-afge-
mat lichaam. Schokkend heen en weer de
teringzieke borst, kwam eene groote, don-
kerroode golf haar op de lippen. Wat
roodgrijs schuim, en het kind zonk terng
in de overeind gezette kussens.
Zoo, Hendrik En Komen ze
Ik heb maar alleen dat wijf thuis-
gevondeD, mevrouw, met uw permissie,
zoo dronken als een kartouw. Zij kon
geen boa of ba zeggen Maar d'r
buurvrouw, dat was eer. heel goedwillig
menschje, die heeft me verteld, dat »hij'
uit was, om werk te zoeken. Maar zoo
gauw as hij thuis kwam, zou z'rn hierheen
sturen.
't Is goed, Hendrik..., Het lieve
kind heeft het al afgelegd.
Och Ja Och-arm
Is het hier, mevrouw P
Ja, mijnheer, hier ligt ze; gaat u
nit en zette zich, met de denr op een' kier,
op een stoel bij de deur neder om de thuis
komst van het paar af te wachten.
Meer dan een nur verliep, eer hare droe
ve wacht een einde nam.
„Natuurlijk eten zij gelijk hnn avond
brood," dacht Rath met bittere wee in 't
harte, toen zij daar alleen ter neder zat, ter
wijl iedere zenuw van opgewondenheid sid
derde en klopte.
Maar eindelijk hoorde zij toch den klank
van Inez Goldings scherpe stem en baar
lachen in den corridor, vervolgens een ge
dempt antwoord van Ralph. Terwijl het
paar de deur van de jonge vrouw voorbij
ging, raakte de stijve cjjden rok van Inez
tegen de deur van de kamer, zoodat deze
nog eenigszins wijder openging.
De zwaar gekrenkte, jongo vrouw ademde
nauwelijks, maar bare kleine, melkwitte
tandea drukten zich in onuitsprekelijke
smart in hare roode lippen en zij gevoelde,
dat zij die beiden daar op dit oogenblik
vurig haatte.
Zij hoorden, hoe zij de hoekkamer binnen
traden en de denr achter zich sloten.
Slechts weinige oogenblikken later ging
een bediende hare kamer voorbij, die een
blad droeg waarop twee glazen en een
flesch wijn.
Hij klopte aan de deur van no. negen.
Deze werd ven binnen door iemand ge
opend, de man trad binnen, zette zijn blad
neer en verwijderde zich weder. Maar Rnth,
die met ingeboudan adem luisterde, was
overtuigd, dat de denr achter hem niet ge
sloten geworden was, eene omstandigheid,
die veel bijdroeg tot bet welslagon van haar
plan.
Zij wachtte, tot de bediende zich verwij
derd had, vervolgens gRed zij geruisoh-
Iooh Co kamer ui» en naderde de hoek
kamer.
Daar stond sjj een oogenblik lang luis
terend Btil, boorde slechts oen onduidelijk
gemompel, waar zjj niets wijzer nit word.
Zacht greep zij den knop van do denr en
drukte; haar hart klopte haar togen de koel,
toen zij ontdekte, dat de deur meegaf, dot
haar weg vrij was.
In het volgende oogenblik gaf zij do
een hinken duw en trad onhoorbaar de
mer binnen, de deur achter zioh toedoen
HOOFDSTUK VIJFTIEN.
Hetgeen de jonge vrouw nu r.ng,
binnen. Pas op, daar is 'n drempeltje.
En zij liet den sidderenden, gebroken
jongen grijsaard, snikkende, alleen by e
verloren kind, dat morgen naar bet Kerk
hofje ging. Lettert Btjv.
A merikaansche spoorweg-
r oo vers.
In het kleine, aan de westelijke grens
van Missonri gelegen station Wyler, van
den „Pacific-spoorweg' bestegen dezer da
gen twee elegant gekleeda heeren den na
middagtrein en namen in den dicbt-
bezetten salon wagen de twee nog beschik
baar gebleven plaatsen in. Nadat de con
ducteur de kaartjes der beide passagiers
geknipt cn den waggon weder verlaten
had, werd in het salon rijtuig een geaen
waardige episode afgespeeld. Tusscnen
beide heeren ontstond eene levendige woor
denwisseling die na weinige minuten,
toen de trein reeds in volle vaart was,
het toppunt van heftigheid bereikte. Plot
seling sprong een der twistenden op, ging
midden in den wagen staan en riepLadies
and gentlemen Ik verzoek u, voor ons
als scheidsrechters op te treden, om het
punt van quaestie, dat ona bezighoudt,
te beslechten. Mijn vriend hier gelooft,
dat zich in dezen waggon minstens tieD
zilvermannen bevinden, terwijl ik over
tuigd ben, dat alle aanwezigen gezworen
goudlui zijn. Willen allen, die aan het gond
gelooven zoo beleefd zijn hun rechterarm
omhoog <e steken P
Iedere in den waggon aanwezige rech
terarm schoot onmiddellijk omhoog, en dat
was zeer natuurlijk, want de passagiers
behoorden tot een club van New-Yorksche
plutocraten, die op reis waren naar San
Fransisco, en in den verkiezingsstrijd iede
re. gelegenheid om voor hun republikein-
sche gevoelens nit te komen, met vreugde
begroetten.
Ik dank u, zeide de elegant geklee-
de heer glimlachend, weest n zoo goed, uw
armen een oogenblik omhoog te houden.
Willen nu allen, die gelooven, dat Mc.
Kinley de toekomstige president zal zijn,
ook den linkerarm omhoog strekken. On
middellijk vlogen ook de linkerarmen om
hoog.
Ik dank u nogmaals! zeide de midden
in den waggon staanden heer, om dan,
terwijl bij twee groote revolvers uit zijn
broekzakken te voorschijn haalde, op ge
heel anderen toon te vervolgen
Wie zich nu ook maar even ver
roert, loopt gevaar, een kogel door zijne
hersens te krijgen Mijn politieke vriend
hier, zal door den waggon gaan, en alles,
wat ge aan waarde bij u hebt, incasseeren.
Ik zal toezicht houden en alle sloornissen
met mijn beide schietijzers weten ta voor
komen, Vooruit Jim, schiet op, voordat
de conducteur terugkomt.
Binnen twee minuten hadden de beide
rooiers f 10.000 aan geld, bankpapier en
ju woelen in de wacht gesleept, w»arop zij
zich met hun buit naar het achterste plat
vorm van den wagen begaven. Zonder zich te
bedenken, sprongen zij hier van den trein.
Toen de verblufte reizigers van hun
schrik bekwamen en den trein tot stilstand
brachten, waren de beide roovers reeds
lang in de wildernis verdwenen.
Eene inzendster in Tr*th
deelt de volgende zonderlinge ervaring
mede, die zeker een eigenaardigen blik
geelt op wat men noemt IJdelheid
Verleden week plaatste ik eene adver
tentie in een der bladen om eeDe dienst
meisje, maar ik kreeg geen enkel ant
woord. In eene vlaag van sarcasme zond
ik eene nieuwe advertentie in om eene
„dame, die in de keuken werkzaam wil
zijn". Daarop ontving ik in één dag
tweehonderd brieven. Een der sollicitan
ten bepaalde, dat zij »twee avonden in
de week vrijheid moest hebben om uit te
gaan, opdat zij niet geheel uit de wereld
vervreemd zou raken." Eene andere schreef
dat, als zij aangenomen werd, mijn man
en ik niet moesten verwachten, dat zij
ons in het openbaar zon willen herken
nen...."
O, die meiden! Geen, die daar genoeg
van zeide klaagde tante reeds tegen Keet
jenicht. In Engeland zou tante's klaag
lied zeker nog veel uitgebreider geworden
zijn.
Eene zeer levendige
schildering van den hongersnood in
Brilsch-Indië geeft de militaire kapelaan
te Nowgong
„Stel je voor de wanhoop der gewone
koelies, dio het voornemen te kennen ge
ven om winkels van graankoopers te plun
deren op een kwart mijl afstand van eeD
regiment cavalerie, op een halve mijl van
een regiment infanterie en slechts een mijl
verwijderd van de gevreesde kanonnen der
Royal Artillery.
h Verleden week aten een koelie en
zijne vrouw hun kind op. Toen ik naar
de school en het hospitaal reed, zag ik
langs de stralen lijken liggen.
Onlangs heeft de Daily Telegraph een
reeks brieven gepubliceerd over de quaes
tie der verlovingen en huwelijken in En
geland.
Moet men lang of kort verloofd zijn
Kan me» een eens gegeven woord terug
nemen Wat is er noodig om gelukkig te
zqn in het huwelijk Deze vragen en nog
vele andere zijn min of meer breedvoerig
behandeld, doch in de bekentenissen der
ouderteekenaars, in hun raadgevingen of
overdenkingen moet men de eigenaardig
heid der publicatie van het Engelsche blad
zoeken.
Een jong meisje, dat teleurstellingen
heeft ondervonden, verklaart zich voor lang
durige verlovingen.
„Om het zoo vaak voorkomende verbre
ken der verlovingen tegen te gsan, schrijft
ze, zou men het stelsel der langdurige ver
lovingen moeten aannemen, welke natuur
lijk niet de goedkeuring der ouders weg
dragen. Immers zou dit stelsel niet eene
volslagen verwarring iu de huishoudelijke
zaken, in den regelmaat der maaltijden
enz., enz., teweegbrengen De ouders zijn
voor kortstondige verlovingende verlief
den geven, behoudens in buitengewone ge
vallen, de voorkeur aan langdurige verlo
vingen. Het hof maken, de heerlijke wan
delingen met tweëen, de zonsondergangen,
het zwijgend aanbidden, dat zijn dingen,
die niet dikwijls in den loop van ten le
ven, al is dit zelfs lang en gelukkig, te-
rugkeeren. Laat ons dus immer verliefd en
nooit getrouwd zijn
Na aldus haar ideaal eene eeuwigdu
rende verloving gezegd te hebben, ein
digt ze bescheiden
Wij zijn niet «Hen Jeanne d' Arcs of
schoone Elaines, maar proziïsche vrouwen
met eene ziekelijke verbeelding en voorbij
gaande grillen." Ook mej. Florence Mar-
ryat, de dochter van den Engelscheu roman
schrijver en die zelf aardige novelles en popu
laire feuilletons heeft geschreven, zegt haar
meening en vat die als volgt samen
Een raad aan mijn jongere zusters. Wan
neer ge uzelf afvraagt, of ge u al of niet
met een man zult verloven, beoordeel hem
naar zijne manier van doen tegenover an
deren en niet naar zijne manier van doen
met u."
Onder handteekening vaD „eene beminde
en beminnende vrouw," las men:
Weinig jonge meisjes geven zich
véér haar twee-en-twintigste jaar reken
schap van haar gevoelens; weinig mannen
moesten voor hun acht-en-twintigste jaar
trouwen. Op die leeftijden beginnen de
jongelui met elkaar om te gaan en be
ginnen ze zichzelf bewust te worden. Ik
ben op mijn acht-en-twintigste jaar ge
huwd na een heerlijken verlovingstijd,
die vijf jaar geduurd heeft, Yéér dien
tijd heb ik druk gecoqnetteeid en het
geluk gehad den mannen niet te misha-
zij zoo de kamer binnentrad, vergat zij haar
gebeele leven niet.
Inez Golding zat op den hoek van een
laag rustbed, waarop Ralph languit lag
uitgestrekt, terwijl zijn hoofd in deu echoot
van de verraderlijke vrouw rustte, wier blan
ke vingers met de bruine krollen van Ralph
speelden.
Naast hem op een klein tafeltje stond
de flesch wijn en de glazen, die de bediende
zooeven bad gebracht en eene hooge lamp
met een rood scherm hulde de kamer in een
rossigen schemer.
De lachende oogen van den jongen man
waren vol bewondering gericht op het
schoone gelaat, dat zich over hem boog en
Rath vroeg zichzelf af, wat hij toch wel in
haar gezicht mocht zien, om dat zoo te kan
nen bewonderen.
Trots de regelmaat narer trekken en de
heerlijke tint harer huid, lag er eene booze,
onaangename uitdrukking in haro oogen,
een slnw lachje om de fijn gedonsde lippen,
welke zeer duidelijk hare inwendige gevoe
lens verrieden.
Toen Ruth de denr achter zich toeduwde
klikte het slot even.
Het geruiscb trok de opmerkzaamheid
der beide anderen tot zich en zij draaiden
zich onwillekeurig om, om te zien, waardoor
dit gelnid werd veroorzaakt.
Dadeljjk sprong het schuldige paar op
en een scherp lachje klonk er van
Inez lippen, toen zij de jongo vronw ge
waar werd, die daar zoo hoog opgericht
stond met een gelaat zoo wit als uit marmer
gehouwen.
„Hal en doive!, Rnth!" riep Ralph nit.
„Yoor den drommel, waar kom jij van
daan
Zjj had zich voorgenomen, hen beiden met
h»ro uunklaoht ierneer to siann, muur na in Jifc
ellendige oogenblik stond zjj, niet in staat
een woord te zoggen, bij de dear van do
kamer.
Zij had niet kannen sprokon, al had haar
loven er van afgehangen maar do doodeljj-
L uitdrukking in hare oogen en haar xnar-
Jnorwit gelaat troffen den troaweloozen man
al9 een g''h je mjj nïofc antwoorden
#Maa k0t;eekenen P" riep Ralph, die
"haar starenden blik onrustig begon «e
onder na» 0js de meeste zwak-
gorden, tor J. ^rees achter toorn zocht
kelingen z»
to verbergen.
ger.."
Eene vrouw van zestig jaren (ze zegt
't ons zelf) en die bij gevolg reeds eene
zekere ervaring van het leven heeft
drukt zich aldus uit
,Eene langdurige verloving moet in al
le opzichten verboden zijn. Ze brengen
dikwijls van weerszijden bittere ontgoo
chelingen mee. Trouw spoedig en tracht
een ernstig man te vinden."
Een „verloofde, die 't altijd is," is in
zijn geluk ietwat grappig:
Ik ben sinds twee jaar verloofd en
sinds twee jaar heb ik niet opgehouden
gelukkig te zijn. Eene eeuwigdurende ver
loting zou me een begeeringswaardig ide
aal lij keu. Doch in de werkelijkheid is
t onuitvoerbaar, In mijn bijzonder geval
is het gebrek aan ponden sterling een
struikelblok geweest voor het doen van
den laatsten stap. Ik zal mijne verloofde
naar t altaar leiden, zoodra ik mijn
kleermaker onder de oogeu dnrf komen.
In het vuur.
En zult gij mij ook niet vergeten,
Artkur
Waar denkt ge aan, Allee? Zoo
eeuwig als ik u bemin, heb ik nog nie
mand bemind
Juist daarom.
Mejuffr.Uwe liefdesverklaring is voor
mij mets dau worst 1"
Mijnheer; Juist daarom bijt toe.
Onze dienstboden.
Vrouw des huizes: Dus, gij be
taalt 3 gulden voor den meter van deze
stof Gij zijt toch onpraetischIk heb
maar een rijksdaalder per meter moeten
geveu
Dienstmeisje: Nu jaMen heeft
mij bepaald voor iets voornaams aangezien
Om oud te worden.
Het beste middel om oud te worden is
volgens den heer French, schrijver van een
artikel over den levensduur van den mensch
in deu Annals of Bygiene, zich te wijden
aan deu landbouw. De waarnemingen van
gemelden heer betreffende den levensduur,
in verband gebracht met uitgeoefend beroep,
loopen over eene periode van 43 jaar,
gedurende welken tijd hij alle sterfgeval
len iu den Amerikaanschen staat Massachus-
sets, gerangschikt naar leeftijd en beroep,
bij hield. Hij hield alleen aanteekening
van sterfgevallen van lieden boven twintig
jaar, die een vast beroep uitoefenden. Het
aantal gevallen van overlijden bedroeg
238,792, terwijl de gemiddelde levensduur
dier personen 51 jaar was. Algemeen ge
nomen blijkt uit de cijfers van deu heer
French, dat zij, die in de opsn lucht
zwaar werk verrichten, langer dan de ove
rigen leven. Landbouwers, boomkweekers
en veldarbeiders staan aan het hoofd van
de lijst met een gemiddelden levensduur
van 66.3 jaar. Machinisten, timmerlieden
en metselaars, die onmiddellijk daarna vol
gen, worden gemiddeld slechts 54.6 jaar
oud, hetgeen reeds een groot verschil op
levert met het gezondste beroep. Zelfstan
dige betrekkingen, dokters, priesters en
professoren staan genoteerd voor 52.16
jaarfinanciers, bankiers en boekhouders
voor 49,6bedienden over het algemeen
voor 49. Met schilders, en loodwerkers
daalt het cijter tot 48,8. Lieden, die meer
binnenhuis leven, schoenmakers, barbiers,
goudsmeden en juweliers, worden gemid-
meld slechts 45.5 jaar oud. Bij bedien
den van het zwakke geslacht echter,
dienstboden, winkeljuf!rouwen en modis-
ten, daalt de levensduur tot het mini
mum zij bereiken slechts ternauwernood
een gemiddelden leeftijd van 39 jaar.
De vrouwelijke telefoonbeambten sluiten
de rij dezen hebben den kortsien le
vensduur.
Maar zelfs nu kon zij geen woord uit
brengen. Hare oogen nog altijd op zijn ge
laat gevestigd houdende, greep zij met bare
hand achter zich, opende haastig de deur
en snelde den gang in, waarop zij want
zij gevoelde dat bare krachten haar verlie
ten naar hare kamer snelde en
de denr achter zich sloot, eer nog Ralph
van zijn schrik bekomen was.
Vervolgens snelde Ralph, een lniden vloek
nitstootende, den gang in. Maar toen hij
niets meer zag, holde hij de trap af, met da
gedachte, haar in te halen, eer zij het huis
verliet.
Hij ontmoette eenen bediende die de trap
opklom.
„Is bier niet zooeven eene dame voorbij
gesneld
„Neen, mijnheer, er is geene dame uitge
gaan. De meeste gasten hebben zich reeds
ter rnsie begeven-"
„Wonderlijk I" mompelde de jonge man en
hij beefde een weinig, door een plotselingen
angst aangegrepen.
Hij had wel eenB gehoord, dat lieden, die
spoedig znllen sterven, hunne vrienden en
bloedverwanten somtijds als geest verschjj-
nenen Ruth was zoo gernischloos en plot
seling gekomen en verdwenen, dat hij bijna
geneigd was, haar voor een geest te honden.
Was het mogelijk, dat zij weder ziek was,
wellicht stervend en dat bij haar geest had
gezien
Hij was nn juist niet geneigd, dit alles
zoo zonder meer aan to nemen, maar hij
wist, dat de jonge vronw een zeer zwaar oogen
blik van haar leven tegemoet ging en het
was zeer goed mogelijk, dat zij door opge
wondenheid en zwaar leed, hetwelk hij hatjr
berokkend had, aan den rand van het graf
gebracht werd.
Uö ging lï.ngcaam do trap «ader op tcii-
wijl net koude zwoot hom op hot voorn OOI 11
pnreldo ea ooix zwaar kovobI v»n schuld ©Dl
vreos hem hot borte pijnigde.
„Wol P" vroeg Inoz', toon hij weder bii
baar binnentrad.
„Ik k«n huur niet vinden, goen nnknl»
dame heelt het hnis verlaten. Inev ik i
half geneigd to denken, dat het R„th ^«Tt
eens gowoest is, maar alleen eene bloote vé.
schijning,"* antwoordde do jonge man 7
drooge lippen. J 8 tnan m6t
„Onzin 1 Dwaas idóe 1" antwoordde „n
verachtelijk. „Wij beiden hebben Ruth
Plympton in levenden lijve voor ons gezien
Zij is ons tot bier gevolgd, ofschoon ik niet
begrijpen kan, boe zij mijn spoor heeft
knnnen uitvinden. Zie maar hierl" voegde
zij er bij, op iets op den grond wijzend.
„Dit bewijst, dat wij zooevenhier iets gehad
hebben van vleesch en bloed."
Hij keek naar den grond en zag een
kleinen bruinen handschoen, die naast de deur
op den grond lag.
Hij raapte den handschoen op en een
zwakke geur van rozen, die hem in den
nens kwam, had hem reeds moeten zeggen,
van wie bij was, tenminste, als hij den hand
schoen niet had herkend.
„Ja, zij is hier geweest," merkte hij op.
„Maar boe ter wereld kon zij toch zoo han
dig verdwijnen, nadat zij hier de kamer
verlaten had
„Gemakkelijk genoeg," antwoordde miss
Golding met een onverschillig gelaat. „Zon
der twijtel logeert zij bier in het hotel en
heelt eene kamer dichtbij de onze genomen.
Waarschijnlijk zult ge baar naam wel in
het vreemdelingen-boek vinden."
„Ik zal eens gaan zien en omdat het al
roeds zoo laat is, niet terug komen. Üi zijt
ge wellicht nieuwsgierig?"
„Och, hemel neen. Hsre handelingen
interesseeren mij geenszins," antwoordde
Inez spottend. „Maar wilt ge niet liever
eerst nog een glas wijn drinken
„Neen, dank je," antwoordde hij kort.
„Zeer goed, dan tot morgenochtend aan
het ontbijt zeide zij, hem scherp in het
donker gelaat ziende, „of zijt ge wellicht
bevreesd en keert ge morgenochtend dadelijk
naar Parijs terug om den toorn uwer poppe-
godin to verzachten?"
Ralph kleurde van ergernis over den hoo
nenden toon.
„Neen, wjj zullen ons plezier nit genieten,
nadat wij reeds zooveel eewaa^d hebben
Wij -willen hier zoolang blijven, uls dit ope
ragezelschap, wij kunnen onze plaatsen zoo
manr niet laten vervallen.
„Zeer goed. Q
tig!» antwoordde
Goeden nacht en droom pret*
andermaal vroo.jfk ftheSS'^°?*e
handje tot alscbeid loew», t>ond T'waurop^hii
dadelijk naar beneden g,„B oni 'heta%°P
delingen-boek te raadplegen. roem-
WORDT VERVOLGD.