JACHT.
Zondag 13 December 1896.
40ste Jaargang No. 3160.
Ons recht.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit Nummer behoort
een Bijvoegsel.
Zoo min als eenig menschenwork.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHAGER
enten Wiens-
COURANT.
Airalcilit-1 Laiilnillai.
UitgeverJ. WINKEL
Bureau: 8CHAOE1S. Laan, D 4.
Gemeente Schagen.
Belten dma kingre n.
Politie.
Ter Secretarie dezer gemeente worden
inlichtingen verzocht omtrent een op 3
dezer vermiste overhouders terwijl
inlichtingen zijn te bekomen, betreffende
een op 26 November j. 1. gevonden
gouden broche en een op 3 de
zer achtergebleven overhouder.
Burgemeester en Wethouders van SCHA-
GEN
Gezien art. 97 der Algemeene Politie
verordening voor die gemeente
Bevelen den eigenaars, vruchtgebruikers
of beheerders van binnen of aan de grens
van de kom der gemeente gelegen slooten
of wateren, die te doen uitbaggeren
of te doen slooteu op eene diepte van
0.80 Mr. en bodembreedte van 0.90 Mr.,
en zulks vóór den len Maart 1897.
Belanghebbenden worden herinnerd, dat
nalatigheid ten deze strafbaar is met eene
geldboete van ten hoogste f 25.of
hechtenis van ten hoogste zes dagen,
onverminderd de bevoegdheid van Burge
meester en Wethouders, tot het doen uit
baggeren of slooten ten koste van eigenaar,
vruchtgebruiker of beheerder.
Schageu, 1 Decamber 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BEKMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van SCHA-
GEN herinneren de ingezetenen aan het
bepaalde bij alinea 4 van art. 122 der
Algemeene Politieverordening voor die
gemeente, luidende als volgt
„Onder privaten, geplaatst boven vaar
den, slooten of wateringen, moet bij eene
„uitgestrektheid van minstens 1 Ms eene
„waterdiepte van minstens 0.5 M. aanwezig
„zijn."
Een onderzoek, of deze bepaling behoort
lijk wordt nagekomen, zal worden inge
steld in de eerste dagen van de maand
Maart des volgenden jnars. Nalatigheid
is strafbaar met eene geldboete van ten
hoogste f 25.of hechtenis van ten
hoogste zes dagen.
Schagen, 1 December 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
De BURGEMEESTER van SCHAGEN
brengt, ter voorkoming van bekeuringen,
ter kennis der ingezetenen, dat de SChOOr-
Steenen, ingevolge het bepaalde bij de
Politieverordening dier gemeente, ten min
ste t w e e m a a 1 's j a a r s, en wel in DE
CEMBER en MAART, moeten worden
geveegd en schoongemaakt.
Schagen, 1 December 1896.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
De Burgemeester van Schagen brengt
ter kennis van belanghebbenden het na
volgende
De Commissaris der koningin in de
provincie Noord-Bollandgezien het be
sluit van Gedeputeerde Staten dier provin
cie dd. 25 November 1896 no. 56
Gelet op art. 11 der ffJagtwet";
Brengt ter kennis van belanghebbenden:
dat de sluiting der jaclit op klein wild
met uitzondering van die op houtsnippen,
voor Noordholland is bepaald op Don
derdag 31 December 1896, met zonson
dergang, en
dat alzoo, op grond van het bepaalde
bij het eerste lid van artikel 27 der aan
gehaalde wet, het verkoopen, te koop uit
stallen en vervoeren van het hier bedoel
de klein wilduiterlijk tot en met 14
Januari 1897 zal mogen plaats hebben.
En zal dit besluit in het Provinciaal
Blad worden geplaatst en voorts in elke
gemeente van Noordholland worden aan
geplakt.
Haarlem27 November 1896.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
SCHÜRER.
Schagen, 8 December 1896.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
De vorige week hebben wij nagegaan,
wat de plicht is der vooruitstrevende
vrijzinnigen. Laat ons thans stilstaan
bij ons recht.
Het is noodig dit te doen, want men
schijnt ons, wat wij gedaan hebben,
kwalijk te nemen en ons te verwijten,
dat wij scheuring brengen in de libera
le gelederen.
Men verwart hier o. i. gevolg en
oorzaak. Men zegt, dat wij scheuring
teweegbrengen, maar eilieve, hoe dan
Hebben wij nieuwe zaken te berde ge
bracht Hebben wij vragen aan de or
de gesteld, die konden blijven rusten
Het tegendeel is waar; eene strijdvraag,
die niet in onzen zin is opgelost, en
die wij aan de orde zouden gehouden
hebben, als wij geen rekening hadden
gehouden met den wensch om samengaan
mogelijk te maken, zooveel als in ons
was, hebben wij voor de aanstaande wet
gevende periode ter zijde gesteld, en al
wat nu op het hervormingsprogram en
op het urgentieprogram der Liberale li
nie staat is datgeen, waarover reeds ge-
ruimen tijd van gedachten gewisseld is
en waarvan men reeds lang weet, hoe
wij er over denken.
Zeker, wij weten en wij wisten, dat
niet allen het met ons daaromtrent eens
zijn; maar wat zou men dan willen P
Dat wij ter wille eener schijnbare een
heid zwijgen zouden, waar wij meenden,
dat spreken plicht was Of' wèl, dat
wij, om inderdaad eenheid te verkrijgen,
onze overtuiging prijs zouden geven?
Het laatste zou alleen afdoende zijn,
maar dat zal toch wel niemand van ons
vergen: het eerste zou men misschien
wenschen, maar, wat zou het baten
"Waar de vragen, die op het program
der Liberale Unie staan, ongetwijfeld aan
de orde komen, daar zal immers het
meeniDgsverschil, al tracht men dit nu
te bedekken, toch spoedig aan den dag
treden, en dan zullen weder degenen,
die vereend uittrokken, onderweg uit
eengaan, en zoo, terwijl zij meenen sterk
te zijn, blijken zwak te wezen
"Wat van ons verlangd wordt, schijnt
dan ook iets andersmen vraagt ons
niet, onze meening te veranderen,
en ook niet, haar bedekt, te houden,
maar men zou wenschen, dat wij
haar uitspraken op zoodanige wijze, dat
anderen er geen aanstoot aan zouden ne
men.' In schijn moge dit iets anders
zijn, het wezen der zaak verandert er
niet door, want als men eene poging
doet om eene gemeenschappelijke om
schrijving te vinden voor in het wezen
der zaak verschillende zienswijzen,
dan vervalt men of tot algemeenheden,
die niets zeggen, of tot onduidelijkhe
den, waaruit ieder het zijne en nie
mand het juiste leest. De Voorzitter
der Liberale Unie waarschuwde daartegen
dan ook in zijne openingsrede met nadruk
en met volle recht.„Men hebbe," zoo sprak
hij, „genoeg van algemeene phrases,
„die niets zeggen, en waaruit zooveel
„misverstand en zooveel teleurstelling
„voortkomt. Bijeen moeten blijven, wie
„principieel en oprecht bijeen hooren
„maar ook waarheid moet er zijn in de
„politiek, zuiverheid in de politieke ver
houdingen. Daarom moet o. i. duidelijk
„worden geformuleerd en mag het aange-
„ven van menige bijzonderheid niet
„worden ontweken. Hoe meer de vraag
stukken in de volksovertuigingen door
dringen, hoe duidelijker de geestver
wanten moeten zijn onder elkaar en
„hoe meer ook de kiezers van hen,
„aan wie zij hun vertrouwen zullen ge-
„ven, duidelijk0 en onomwonden ver
klaringen zullen vragen."
Aan de eisehen, die hier gesteld wor
den, voldoen de programs zonder eenige
tegenspraakuit dat oogpunt hebben
wij er geen enkele aanmerking tegen
hooren maken. En op het standpunt,
dat het bestuur ten opzichte van dit
vraagstuk innam en met het oog op de
opdracht, die het verkregen had, was
het volkomen terecht, dat het in de wij
ze van formuleering geen verandering
aanvaardde.
Waren de programs dan onverbeter
lijk
Waren zij volmaakt P
Het bestuur erkende dit. „Wij weten
en beseffen" zeiae de Voorzitter
„dat ons werk zijne gebreken heeft. De
vergadering zal kunnen verbeteren en
met ons overleggen", en op dat over
leg werd in den loop der rede herhaal
delijk een beroep gedaan. Eenige verbe
teringen werden dan ook in de formu
leering aangebracht, maar het pleit voor
het werk van het bestuur, dat die ver
beteringen tegenover het groote werk
beperkt van omvang waren. Dit be
wijst, dat zij, voor wie het bestemd is,
er mede tevreden zijn-"
Dit laatste is de zaak, waarop liet
aankomt. De programma's voldoen aan
hen, voor wie zij bestemd zijn, en zijn
dus geschikt om bijeen te doen blijven,
wie principieel en oprecht bijeen behooren.
Maar zij zullen ook waarheid brengen in
de politieke verhoudingen; dadrdoor dat
men weten zal, wie al, wie niet bijeen
behooren. En als wij goed zien, is dit
het eigenlijk) wat men kwalijk neemt,
dat te duidelijk en onomwonden verkla
ringen werden gegeven, dat hetgeen de
vergaderiDg zeide te willen, voor geen
tweeërlei uitleg vatbaar is eu men dus
ook niet zeggen kan het er mede eens
te zijn, als men er niet inderdaad en
ten volle mede instemt.
Heeft men recht het den vooruitstre-
venden vrijzinnigen kwalijk te nemen,
dat zij zich zóó uitspraken
Neen, het was hun recht dat te doen.
Om twee redenen; vooreerst, omdat zij
aan de kiezers, oude en nieuwe, duide
lijk en verstaanbaar moesten zeggen, wat
zij te wachten hebben, indien zij zich
aan deze zijde scharen, en met de voor
uitstrevende vrijzinnigen de zaken trach
ten te sturen in de richting die de beste
scbijntjmaar ook, omdat de vooruitstreven
de vrijzinnigen er aanspraak op hebben, te
weten dat allen, die zich bij hen aan
sluiten, met hen niet alleen hetzelfde
doel beoogen, maar ook met hen tot be
reiking van dat doel denzelfden weg wil
len bewandelen. En zij nu, die meenen,
dat dit doel het goede niet is, of deze
weg niet daarheen voert, die weten nu
ook vast en zeker, dat zij zich niet bij
de vooruitstrevende vrijzinnigen voegen
moeten; dat is goed voor henzelve, om
dat zij dan niet in een verband geraken,
waarin zij zich niet thuis gevoelen; maar
voor de vooruitstrevende vrijzinnigen ook,
omdat zij geen versterking verwachten
van hen, die niet geheel eenswillend
zijn, omdat, wanneer het op stuk van
zaken aankomt, er dan weer oneenig-
heid ontstaat in eigen boezem.
Eendracht maakt macht, dat is
een waar woord, maar alléén dan, wan
neer de eendracht echt en niet schijn
baar is. Het is ons om echte eendracht
te doen, niet om schijn-eendracht. En
om die te verkrijgen, zijn de Unie-pro-
gram's dienstig. Daartoe zijn zij bestemd.
Zij moeten samen brengen, die bijeen be
hooren, en gescheiden houden, die van an
deren geest en zin zijn. Om dit doel te be
reiken, moesten de vooruitstrevende vrij
zinnigen zeggen, wat zij beoogden, en
dat te doen, was onbetwistbaar hun
rechtwaarvan zij geen afstand konden
doen, omdat zij daardoor weliswaar den
schijnvrede voor het oogenblik konden
bewaren, maar deugdelijke samenwerking
in de toekomst in ernstig gevaar zouden
brengen.
"Verslag van de vergade
ring van den Raad der gemeente Wie-
ringerwaard, gehouden den 9 De
cember 1896, des voormiddags ten 9
ure.
Aanwezig de heeren C. Dz. Bezelman
Burgemeester, Jb. Zijp Hz., V. Bakker
dz., D. Kooij Jbz J. D. Schenk, A. Sleu
tel, raadsleden, en C. Haringbuizen, Secre
taris.
De heer J. L. T. Gronemanvolgens
kennisgeving verhinderd.
Na openiDg der vergadering, voorle
zing en goedkeuring der notulen van de
vorige bijeenkomst, worden door den
Voorzitter de navolgende ingekomen
stukken ter tafel gebracht
le. Een besluit van II.II. Ged. Sta
ten dezer Provincie, d.d. 4 November
jl. no. 24, inhoudende, vaststelling en
goedkeuring van de gemeente-rekening
over 1895.
2e. Een besluit van H.H. Ged. Sta
ten dezer provincie d.d. 4 November jl.,
no 2, tot goedkeuring van de suppletoi-
re begrooting van 1896.
3e. Een besluit van H.H. Ged. Sta
ten dezer provincie, dd. 18 November
jl., no. 25, tot goedkeuring van de ge-
meeutebegrooting voor 1897.
Deze stukken worden voor kennisge
ving aangenomen.
4e. Een schrijven van den heer A.
Visser te "Wieringerwaard, inhoudende
een verzoek, om, nu de door hem ver
vaardigde kaarten en liggers der wegen
in deze gemeente aan Ged. Staten zijn
toegezonden, bij voorschot f 125,te
mogen ontvangen, aangezien hij reeds
verschillende uitgaven dienaangaande
heeft gehad, en er wellicht nog gerui-
men tijd zal verloopen, voor en aleer tot
de vaststelling zal worden overgegaan.
Op grond van billijkheid wordt beslo
ten, aan het verzoek van den heer Vis
ser te voldoen, echter onder bepaling,
dat hij niet voor 1 Januari a.s. over de
som zal mogen beschikken, omdat deze
kosten moeten worden voldaan uit een'
post, voorkomende op de begrooting voor
1897.
5e. Eene circulaire van het gemeen
tebestuur van Beverwijk, waarbij wordt
verzocht het adres door den Raad dier
gemeente gezonden aan H. M. de Ko
ningin, inzake het in standhouden eener
brug over het Noordzeekanaal, langs den
Rijksweg Haarlem-Alkmaar, door een
adkaesie-betuiging te steunen.
Daar eene vasteland-verbinding niet
anders, dan in het belang van het Noor
delijk gedeelte van Noord-Holland kan
zijn, wordt tot adhaesi-verleenen be
sloten.
Na behandeling van genoemde adres
sen, stelt de Voorzitter aan de ordede
benoeming van een armvoogd, noodzake
lijk wegens de periodieke aftreding van
den heer H. Waiboer.
Op de door Burgemeester en "Wethou
ders aangeboden voordracht komen
voor, de heeren^:
II. Waiboer,
J. Jimmink.
Eerstgenoemde heer wordt met alge
meene stemmen herbenoemd.
Thans wordt overgegaan totherzie
ning der Algemeene Politie
verordening der gemeente.
De verordening, voorloopig in de ver
gadering van Burgemeester en Wethou
ders behandeld, is door dezen met de
door hen aangebrachte wijzigingen en bij
voegingen gecirculeerd bij de leden van
den raad.
De heer J. L. T. Groneman, die wegens
verhindering de vergadering niet kon bij
wonen, heeft schriftelijk eenige opmer
kingen en zijne zienswijze omtrent de
verordening medegedeeld.
De artikelen successievelijk voorgelezen
worden voor een groot gedeelte in over
eenstemming met de bestaande verorde
ning voorloopig vastgesteld. Ten op
zichte van slechts enkele artikelen wor
den opmerkingen gemaakt en geven deze
daardoor aanleiding tot bespreking,
o. a. art. 5. luidende als volgt
Die na het in werking treden dezer
verordening een gebouw sticht of een
gedeelte bijbouwt of geheel of gedeelte
lijk sloopt, doet binnen acht dagen na
de voltooiing daarvan aangifte ter Secre
tarie, welke voltooiing wordt geacht plaats
te hebben op den dag der ingebruikstel
ling.
Zoodanig gebouw bekomt het num
mer van het naastvoorgaande met bij
voeging der letters a, b en zoo vervol
gens. Deze nummering geschiedt op
last van en is voor rekening van den
eigenaar.
De heer Groneman vraagt bij zijn schrij
ven
„Is het niet beter te zeggenDeze
nummering geschiedt op last van den
Burgemeester, enz.
De Voorzitter, die zijn leedwezen be
tuigt over de afwezigheid van den heer
Groneman, licht toe, dat het Dag. bestuur
juist gemeend heeft, den eigenaar zeiven
de verplichting uitdrukkelijk te moeten
opleggen, om den schilder, die de num
mering in den regel verricht, daartoe
last te geven en wel met het oog op
het voorgaande artikel.
Wordt besloten, het artikel onveranderd
te laten.
Art. 57 .Tot de brandweer .zullen behooren
alle inwoners der gemeente, van wie per
soonlijke diensten kunnen worden ge
vorderd, tusschen 18 en 46 jaren oud.
De heer Sleutel wenscht als leeftijd vast
te stellen: tusschen de 18 en 50 jaren
oud.
De Voorz. geeft te kennen, dat, be
houdens vrijstellingen, thans nog tot het
brandweercorps behooren alle mannelij-
ke inwoners der gemeente, tusschen 18
en 60 jaren oud; dat bij den grooten o-
vervloed van personeel aan de brandspuit
middelen tot inkrimping moeten worden
aangewend, waarom dan ook het Dag.
Bestuur heeft gemeend, van de in art. 33
tot het verleenen van persoonlijke dien
sten verpliohte personen een zeker getal
te moeten aanwijzen, om te behooren tot
de brandweer. Uit een onderzoek bleek
dat, wanneer de tusschen 18 en 46 ja
rige dienstplichtigen worden aangewezen,
de brandweer voldoende bemand zal zijn.
Hij acht het vaststellen van een hoo-
geren leeftijd overbodig.
De heer Sleutel kan zich na deze toe
lichting met het voorgestelde artikel ver
eenigen.
Art 103. Automobielen,stoomwerktuigen
en andere rijtuigen, die door Burgemeester
en Wethouders wegens buitengewonen
omvang, gedruisch makenden gang, ge
vaarlijk en belemmerend kunnen geacht
worden voor het gewone verkeer, mo
gen voor zonsopgang en na zonsonder
gang niet op den openbare weg gebruikt
of vervoerd worden.
De heer Sleutel vindt, dat deze bepa
ling wel wat streng isb. v. de heer
Bacix, wiens benzinemetor wellicht on
der de bepalingen van dit artikel zal
vallen, kan dan in de tegenwoordige
korte dagen ingevolge de Politieveror
dening bijna geen gebruik van zijn rij
tuig maken.
Hij acht beter, de tijdsbepaling voor
zonsopgang en na zonsondergang wat te
verlengen, te meer, daar het in den zo
mer na zonsondergang toch nog
geruimen tijd licht blijft, wat tegenwoor
dig ook het geval is bij lichte maan.
De heer 'Zijp geeft te kennen, dat
Burgemeester en Wethouders op grond
van art. 103 het gevaar of de belem
mering voor het gewone verkeer beoor-
deelen en naar aanleiding daarvan be
palingen kunnen vaststellen ten opzichte
van het rijden of vervoeren. Wanneer
dus het rijtuig van den heer Backx bij
licht niet gevaarlijk wordt geacht,
zullen zij kunnen toestaan, dat hij in
den zomer en ook bij lichte maan zal
kunnen gebruik maken van zijn motor.
De heer Groneman acht bij zijn
schrijven de in art. 103 bedoelde voer
tuigen in de korte Herfst- en Winterdagen
met lange, donkere avonden, het meest
te vreezen voor de paarden.
De heer Kooij is van meening, dat in
het algemeen belang tot de vaststelling
van het artikel moét worden overgegaan.
De heer Schenk zegt, dat het gevaar,
't welk de benzinemotor in donker voor de
paarden oplevert, nog wordt vergroot
door het licht der lantaarns.
De heer Sleutel verklaart de lantaarns
bij dag zelfs schrikverwekkend voor
paarden te vinden en is van meening,
dat, ingeval niet meer in donker met den
motor mag worden gereden, de lantaarns
overbodig zijn en van het rijtuig kunnen
worden verwijderd.
De heer Bakker vreest, dat Ged. Sta
ten het artikel niet zullen goedkeuren
toch meent hij, dat de Raad, om verant
woord te zijn tegenover de ingezetenen,
dit artikel in zijne verordening moet op
nemen.
Wordt besloten conform het voorstel
van het Dag. Bestuur, het art. aldus
voorloopig vast te stellen.
Nadat nog eenige opmerkingen van
den heer Groneman, betreffende redactie
is voldaan, wordt besloten, de Algemeene
Politie-verordening aldus opgemaakt aan
H.H. Ged. Staten te zenden om advies,
voor en aleer tot de vaststelling zal
worden overgegaan.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit de
voorzitter de vergadering.
Tot kaasmaker in deKaas-
fabriek „De Volharding"1 te Wieringer-
waard, is benoemd de heer Veerman,
thans kaasmaker te Wognum.
Benoemd in het bestuur
van West-Friesland, tot hoofdingeland,
de heer f. Spaans Hz. en tot plaatsvervan
gers, de heeren K. Bezelman en J. Bree-
baart Kg.