sim
Donderdag 8 April 1897.
41ste Jaargang JSTo. 3193.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: §CHAGKX, Laan, O 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker: J. WIKKEL.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van I tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit Nummer behoort
een Bijvoegsel.
Wederom is het ons
mogen gelukken, om
een zeer boeiend en pak
kend feuilleton te vin
den, Fijn geteekend en
een ware greep uit het
leven zijnde, zonder op
geschroefde taal en met
gezonde denkbeelden,
twijfelen wij niet, of de
roman „YogelvrU
VerKlaard", zal
zeer zeker in den smaak
van onze abonné's
vallen.
GemeenteSchagen.
Bekendmakingen.
Jacht en Visscherij.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
Anna Paulowna, 5 April.
GDDRAIIIT.
Alitiitilit- LiillnilliL
Red.
De Burgemeester der gemeente Schagen
brengt ter kennis van de ingezetenen, dat
de aanvragen ter bekoming van jacht- en
vischacten, en van kostelooze vergunningen
tot de uitoefening der visscherij, voor het
seizoen 1897/98, ter Secretarie voor de be
langhebbenden ter invulling verkrijgbaar
zijn, dagelijks, zon- en feestdagen uitgezon
derd, des voormiddags van 9 tot 12 ure.
Schagen, 26 Maart 1897.
De Burgemeester voornobmd,
8. BERMAN
PALING.
Voor de bewoners van zeeplaatsen is
het volstrekt geen nieuws, als er beschre
ven wordt, hoe men paling bekomt. Voor
Gestolen Gein!,
ROMAN
van
Reinhold O r tm ann.
17. (-i—o—*-)
SLOT.
Ja,* seide mevrouw Steinicker na een
oogenblik te hebben gezwegen, .als eene
boetelinge. Wanneer haar hart haar niet
tot trearen en opoffering drijft, laat
dan haar beroaw 't mijnentwege doen.*
.Waarvoor berouw? Heeft zij zich niet
gedragen, zooals het behoorde, zoolang uw
zoon leefde? Kunt gg haar zeggen, dat
gij nooit in een nwer plichten te kort xijt
geseboten
,In den ruimsten zin van het woord, neen
Maar hare geheele verhouding tot hem
was een lengen.*
.En daarvoor zal zjj dan haar geheele
leven moeten boeten Dat kunt gij van
haar vorderen, juist gij
.Ja ik 1 Waarom zoudt gij jaist mij
dat recht ontzeggen
.Omdat ik aan eeo dag denk, waarop ge
op bet tapijt mijner kamer laagt en uw hart
ontzettend gefolterd werd door de gedachte,
dat gij gedwongen werdt, een man te hu
wen, dien gij niet bemindet. Toenmaals
maaktet gij n, als ik de zaken goed beoor
deel, aan hetzelfde strafbare onrecht schul
dig, want ook gij werdt de bruid van een
man, ofsohoon uw hart aan een ander toebe
hoorde. En niet alleen de tjjd uwer ver
loving, maar de tgd van uw geheele hu
welijk was van 't begin tot het einde een
groote lengen."
Mevrouw Steinicker was van haar stoel
opgestaan. Het viel baar zwaar, eeo ant
woord te geven, zoo diep had de aanklacht,
welke hare vriendin meende te moeten
doeD, haar getroffen.
.Daaraan herinnert gij mjj Is dat uwe
vriendschap Waarlijk, ik had nooit ge
dacht, dat ge mg ooit zoo zoudt behandeien.
,Ik doe, wat ik reken, dat mijn plicht is,
wat mijn pliebt is tegenover dat arme, jonge
wezen, dat geen anderen hulp of steun heeft
«n tegenover wie gij een groot onrecht
«uit begaan. Ook ik heb een zoon en
ook ik weet, wat moederlielde en moeder
smart hebben te beteekenen. Mear wanneer
hen zijn vischschniten, karen en fuiken
een bijna dagelijksch gezicht. Maar voor wie
meer in het binnenland wonen, blijven eene
menigte broodwinningen raadsels. Men heeft
er wel zoéa algemeen idéé, een oppervlak
kig begrip van, maar de ware toedracht
der zaken blijft in 't verborgen. Wij wil
len dus de palingvangst, zooals die op zee
wordt uitgeoefend, eens nader beschonwea.
Om paling te vangen, heeft men noodig
eene flinke, zeewaardige viscbschuit, één of
twee bootjes en fuiken. Nu wordt veron
dersteld, dat ieder weet, wat fuiken zijn,
aangezien zij in de binnenwateren ook veel
vuldig gebruikt worden. Half April vangt
de vischtijd aan, om rairn half September
te eindigen. Slechts vijf maanden is de
palingvisscher in staat, zijn bedrijf op zee
uit te oefenen de overige zeven maan
den is bij aan wal. Doch niet, om zijn
tijd in treurig niets doen te verslijten, o
neen Laat ons slechts eene visscherswo-
ning binnentreden, als de stille tijd is
aangebroken, 's MorgeDS 7 uurde man
zit te breien; 10 uur, 11 uurhij breit
nog. Na het middagmaalbreien, tot de
schemering invalteven gerost dan
de lamp op en weer breien tot 9, tien
uur, soms nog langer. Hij breit fuiken
fukken zeggen de lui dag in, dag nit,
week io, week uit, maand in, maand uit,
van den vroegen morgen tot den laten a-
vond. Zijn er dan zooveel fniken noodig,
zal men vragen, om dat eentonige, doode
werk zoo onverdroten vol te moeten hou
den Of er fuiken noodig zijn Elke schuit,
die met een 5 600 tal naar zee gaat,
verspeelt en verslijt er jaarlijks gemiddeld
een goede honderd. Dat het contingent
van aanvalling dus in de duizenden loopt
zal nu wel begrepen worden. De visscher-
man kan echter onmogelijk al dat werk
alleen af en daarom zet hij in den winter
dag ook anderen aan den gang, die zoo
doende nog iets kunnen verdienen. Het
juiste woord is hier iu eens gekozen, want
men verdient met hard werken iets. De
vlugste breier kan het tegenwoordig tot
12 stuivers daags brengen maar van dit
soort zijn er geen vijf op de vijftig. Vroe
ger jaren werd er nog wel eens een brood
je mee verdiend; toen keerde men f 1,20
uit voor elke voltooide fuik. Thans geeft
ik denken moest, dat mijne blinde aanhan
kelijkheid mij tot dergelijke onbarmhartig
heid kon verleiden, bij God, ik zou weu-
sehen, dat mijn zoon dan nooit geboren
ware."
.Zoo te redeneeren, is eene zeer goedkoops
luxe. Maar wat zoudt gij dan willen, dat
ik deed
.Gij moet haar van dien onzaligen eed los
maken, dien de zelfzucht een stervende op
de lippen gelegd heeft."
.Ik Ben ik dan God, die iemand van
een eed ontslaan kan?*
.God weet van dergelijke zondige gru
welen niets en wanneer hier sprake kan
zijn van eene hemelsehe straf, dan zal zjj
alleen hen treffen, die een jong meisje, dat
zonder eenige bescherming is, tot zulke
daden dwingen. Gij moest haar daarvan
overtuigen, terwille van de rust uwer
eigeB ziele dat die eed geen bindende
kracht heeft en dat zij door geen onver-
brjekbaren keten aan den doode ver
bonden is.*
Mevrouw Steinacker nam haar handwerk
je, waarmede zij bezig geweest was, op en
maakte zich gereed, de kamer te verlaten.
.Ik aie, dat wij opgehouden hebben, el
kander te begrijpen. Laat ons niet verder
over deze dingen spreken, waarin on
ze inzichten zoover uiteen loopeD. Goeden
nacht I*
De professorsweduwe deed geen enkele
poging, de zoo diep gekrenkte vriendin tegen
te houden. Maar toeo zij de kamerdeur in
het slot geworpen had, zeide zij tot zichzelve,
op luiden toon: .En het mag, het zal niet
gebeuren. Er moet een middel gevonden
worden, om dat afschuwelijke offeren aan dieu
doode te doen opbonden.*
Zij liep een paar maal met groote schreden
de kamer op en neder; vervolgens scheen
haar plotseling iets in de gedachten te
schieten, want zij ble< f eensklaps voor hare
schrijftafel staan en ontsloot haastig een der
vakjes. Met eenige roode bandjes omwonden,
lagen daarin pakjes brieven, die er geel uit
zagen, wel een bewijs, dat zij er niet gister
ingelegd waren. De professorsweduwe had
niet veel tgd noodig om te vindeu, wat zij
zocht. Zonder het bandje los te maken,
nam zij een lijvig pakje brieven in de haDd
en verliet daarmede de kamer.
Tweemaal moest zij aan de kamerdeur
van mevrouw Steiracker kloppen en twee
maal baar naam afroepen, eer aan de binnen
zijde de sleutel werd omgedraaid.
„Wat wensebt ge mij rog te zeggen? Ik
was juist van plan, mg ter rusie te tegeven.'
En ik had volstrekt geen plan, om n van
men 12 of 14 stuivers en slechts een en
kel visscherman, die niet profiteeren wil
van de scherpe concurrentie der breiers on
derling, betaalt 90 ets per stuk. En zijn
na eindelijk al die fuiken klaar, en de hoe
pels er in, en zijn zij bestand gemaakt te
gen de invloeden van het zeewater door
ze te tanen, en zijn de stokken gereed,
die ze aan den bodem der zee zullen vast
zetten, dan wordt alles op den daartoe be
stemden tijd in de schuit geladen. Zoo'n
vischschnit is gewoonlijk bemand met twee
koppen, 't Beddegoed wordt aan boord ge
bracht, provisie ingeladen, het watervaat
je met regeawater gevuld od, tij en wind
dienende, zeilt men nit. Men zoekt eene
ondiepe plek in zee op eene bank
liefst, waar het zeewier welig wast, en daar
laat men het anker vallen. En nu begint
een inspannende en aanhondende arbeid.
Stokken en fuiken worden overgeladen en
een voor een worden du die honderdtallen
uitgezet. En dit werk geschiedt in een
klei d, open bootje, terwijl veelal naar
't wéér niet gevraagd wordt. Er moet ten-
mio8te heel wat gebeuren, eer om regen of
wind het werk gestaakt wordt. Het uit
zetten der fuiken is echter lang het ergste
niet, maar 't geen later volgt. Dag aan
dag n.1. worden ze nagezien. Aal, paling,
bot en schol, kortom, al wat visch is en
zich heeft laten verschalken, wordt er uit
gehaald en levend opgeborgen en verzorgd.
Dat verzorgeD en levend honden geschiedt
in de groote schuit, die zoo is ingericht,
dat honderden ponden visch vrijelijk in 't
rnim kunnen zwemmen en steeds toevoer
vau versch water erlangen. Om tot de
fuiken terug te keeren is de visch er
uit, dan worden zij stuk voor stuk gezui
verd van ingedreven groen, enz. en krijgen
eene nieuwe standplaats. Een groot vij
and van den visscher is.de krab*, met
hare scheeve bewegingen, haar groot aantal
krieuwelende pooten en hare knijpers of
scharen. Geen fuik wordt gelicht, of die
onwelkome gasten zitten er, en soms in
aanzienlijke hoeveelheid, in. Wat die krab
ben moeten P Zij eten doodeenvoudig de
gevangen visch op, er. kunnen zij niet
langs den natuurlijken weg in de fuik ko
men, dan gaai) zij er dwais doorheen en
bijten stuk wat iu den weg komt. Het
dat goede voornemen af te houden. Ons
laatste gesprek heelt er mij aan herinnerd,
dat ik nog in bet beiit vau eenige nwer
brieven ben die gij mij in het eerste jaar
ven uw huwelijk hebt toegeronden, en die
in het vervolg bij n beter geborgen zijn dan
bij mij. Mocht o het voornemen hebben, te
dadelijk te vernietigen, dan geef ik n toch
iu overweging, ze eerst eens ernstig door te
lezen.*
Zonder een antwoord af te wachten, legde
zij het pakje op de waschtafel harer logés
en ging weder heen.
.Wanneer daze herinneriogeu aaD haar ei
gen leed en lijden baar geweten niet wakker
roepen", zoo sprak zij bij zichzelva, terwijl ook
zij bare slaapkamer opzocht, .zoo zal ook elk
ander middel ondoeltreffend zijn.*
HOOFDSTUK XVIII.
Middernacht was reeds lang voorbij, toeo
Ilse eindelijk da pen uit de hand legde en
den voor Theodoor Rudeck bestemden brief
sloot. Bet was haar ontegenzeggelijk zeer
zwaar gevallen, de rechte woorden te vioden,
die zijn hart niet te veel pijn zonden doen en
hem toob tegelijk iedere hoop op eene ver-
vnlliDg zijner wenscben, zonden ontnemen.
Telkens en telkens opnieuw, had zjj het pas-
begonoen schrijven verscheurd, totdat zij
eindelijk vol vertwijfeling eindigde met de
mededeeling neer te schrijven, dat zij hem
nooit eeDige voorstelling zou kunnen geven,
▼au de naamlooze ellende, waaraan zjj bjj de
afzending van den brief ten prooi waz.
Dood olijk vermoeid leande zjj, nadat zij haar
werk volbracht had, achterover in haar stoel.
Bare armen zonken slap langs het lichaam
neder en zwaar drukte de lucht haar op haar.
arm hoofd.
Maar slechts weinige minnten gaf zjj zioh
aan hare gevoelens over Zg had immers
hare voorbereidselen voor den volgenden dag
nog niet geiroffsn en haar besluit, om deze
plaats mot hare duldelooze kwelling te ont
vluchten, stond vast.
Zoodoende begon zjj hare zaken te ordenen
en met zoo min mogeljjk gedruisoh haren
kofier in te pakken, die zich gelakkig nog
ia hare kamer bevond. Terwgl zg zoo op
bare knieën voor den koffer lag, eo, dapper
hare zwakte bek .mpendafleiding zocht in
haar werk, scheen zjj geen erg in het zachte
kloppen op hare kamerdeur te hebben. Eerst,
t.eD eene welbekende stem sidderend en be
vend haar naam uitsprak, sprong zij haastig op.
.Moeder, gij? Op dit uur?"
De oude vrouw nam, in plaats van te ant
woorden, Use's beide handen in de haren eu
trok haai naast zich op de kleine aoia. In
nadeel, dat zij toebrengen, is groot en zij
zijn mede oorzaak, dat 's winters de handen
zoo gerept moeten worden. Is de visscher
man das niet actief en niet alle dagen bij
de werken, dan vindt hij ten laatste ver
nield want, en doode of gehavende visch.
Uit 't bovenstaande kan men dus opma
ken, dat het werk zeer hard is. En vond
hij nn nog maar de onontbeerlijke rust
bij zijne terugkomst aan boord. Maar ja
wel er moet eten klaargemaakt worden
en dergelijkeo, want zorgende huismoeders
zwerven ei niet dik op de baren en de vis
scher is das op zijn lijd ook keukenmeid.
Als dan de inwendige mensch versterkt is,
kan er een uiltje geknapt worden. En
die slaaptijd komt lang niet altijd 's nachts.
Vaak moeten zij dat zit in verband met
den laagwaterstand 's avonds om negen
uur er op ui', of 's nachts 12 uor, soms
bij maanlicht, maar vaak ook in 't pik
donker. Zoo nadert het einde der week
en maakt men aanstalteD, om naar huis
te gaan, want als 't half kan, brengt hij
den zondag toch liefst door in den schoot
van zijn gezin, om 's maandags de achter
gebleven fniken weer op te zoeken.
En wat doet hij nu met de vangst t
Voor hij huiswaarts gaat, wordt die op
zee aan opkoopers van de hand gedaan.
Die lui bevaren fliuke, breedgebouwde pa-
iiogaken en ieder heeft zijne vaste klan
ten, van wie hij de vangst tegen vooruit-
gestelde prijzen overneemt.
Het gevangen goed wordt onderscheiden
in aal (dun goed) paling (dik goed) en
grauwen (polsdikte). De laatate soort
wordt het dnnrst betaald. Van het dnn
goel maakt men in Engeland gerookte
bosje» of men bereidt het tot palinggelei.
Het dikkere goed vindt altijd gre
tige afnemers en de grauwen zijn
voor den inmaak bestemd.
Is nu zoo'n aak behoorlijk geladen, daD
gaat zij veelal naar Engeland, waar alles
aan den man wordt gebracht. Het klein
ste deel blijft binnenslands. Sommige op
koopers hebben tot zeven van die aken
in de vaart, wel een bewijs, dat er soms
nog al eens wat omgaat. En op boven
beschreven wijze gaat het nu den ganechen
zomer door. Een enkel weekje gaat er tus-
schen uit, wanneer de visscher zijn heele
haar bleek galaat was niets mear van dien
strengen, stijven ernst, dien sij eenige oogen-
blikken geleden tegenover Ilse zoo onbarm
hartig aan den dag had gelegd. Eene mach
tige, innerlijke ontroering belette haar nu te
spreken. Wanneer Ilse tegen de grijze vrouw
eenige bitterheid zou hebben ondervonden,
dan verdween dat nu geheel eu alzij ge
voelde op dit oogenblik niets anders dan eeD
groot medelijden, en met de oude hartelijkheid
eloeg zij haar arm om den hals van da oude
grijze.
„Mjjn lief moedertje, vergeef mij, wanuoer
ik u gekreukt heb de hemel weet, dat
het mijn wil Diet is
Merrouw Steinacker schudde evenwel heftig
het grijze hoo'd.
.Niet gij niet gjj zijt het, die om ver-
ge .iog hebt te vragen, Ilse I Zeg mij, arm,
gekweld kind; gg bebt hem zeer liet, dien
Theodoor Rudeck, niet waar
.O, waarom zullen wij van hem spreken,
het is voorbij ik cal hem nooit weder-
sieo.*
.Maar wanneer gij hem zoo innig lief-
hebt,* ging de oude voort, alsof zg de laatste
woorden van Ilse in 't geheel niet gehoord
had, ,en wanneer hij uwe liefde beant
woordt, boe beeft het dan kunDen bestaan, dat
gij elkaar nooit getroffen hebt F*
.Een misverstand droeg de schuld daar
van, moeder, een ongelukkig toeval t
Yraag mij naar geen bgzonderheden. Zi)
kannen a toch immers niet interesseeren
Ik zou de groote smart dar laatste oren
nogmaals moeteu doorleven. Ik heb alles
aan u bekend, omdat ik niet hebben wilde,
dat gij mg voor beter bieidt, dan ik werkelijk
was. Wanneer bet nu uw voornemen is, mg
vergiffenis te schenken, laten wg dan over
een komen, nooit weder over deze dingen te
zullen spreken.*
.Neen, mijn kind, dat zou eene al te treurige
grootmoedigheid zijn. Niet, omdat ik n ver
giffenis wilde schenken, kom ik hier, of om
u nieuwe pijn te doen lgden, maar ik ben
in het midien van den nacht tot u gekomen,
om u van uw eed te verlossen en u te
zeggen, dat ge vrij zijt dat u voortaan
niets meer ia den weg zal staan, de stem van
uw hart te volgen.*
Ilse zag bare moeder met groote oogen
hoogst verwonderd aan. Zg vermoedde slechts
dat eene, dat zg deee woorden niet voor
ernst mocht opnemen, maar zg begreep niet
welk pian hier nu weder achter verborgen
kon zjjn.
.Wat moet dat beteekenen, mama Ik
weet niet
.Gg begrijpt niet, hoe ik na verloop van
rommeltje weer mee naar huis neemt, om nog
eens te tanen.
En in die vijf maanden moet nu zoo
veel gevangen worden, dat de visscher er
niet alleen 't geheele jaar met zijn gezio
van leven kan, maar dat hij ook zijn me
dehelper betalen en schuit en want in
behoorlijke orde houden kan. Een twintig
jaar geleden ging dit nog wel. Toen was
er voor elk visscher een behoorlijk veld,
dat hij aivisschen kon, maar iu de laatste
jaren zijn er zooveel liefhebbers bijgeko
men, dat ook hier de vele varken» de
spoeling dun maken.
J.L zaterdag werd door W. v. E. aan
de van Ewycksluis een otter geschoten.
Deze vangst bracht het jongmensch het
buitenkansje van f 25 op, nl. f 15 van
wege de risschers en f 10 van den polderj
Zondag werden in den
Waardpolder de eerste zwaluwen op
gemerkt. Niettegenstaande het vrij kond
was, zwierden zij vroolijk rond, blijkbaar
tevreden, het oude nest weer terug gevon
den te hebben.
Met ingang van 1 April
1897, eervol ontslagen den Rijksveldwach
ter Brigadier—til nlair) P. Deijs te Hel
der.
Aangesteld tot Rijksveldwachter-
Jachtopziener J. Broer onbezoldigd Rijks
veldwachter te Heerde, standplaats
Zijpe.
Doorde politieke Veree-
niging „Vooruitgang* te Alkmaar is
tot candidaat voor de Tweede Kamer ge
steld Mr. E. Fokker te Middelburg.
Mr. Fokker heeft de candidatnur aanvaard.
Op den éérsten April het is waar
gebeurd) vervoegde zich bij de afd. Bur
gerlijken Stand op het stadhuis in DEN
HAAG een Scheveningsche visscher, die
in het huwelijksbootje weuschte te stap
pen. De meheir van het stadhuis moest
de papieren maar in orde maken. Toen
de ambtenaar hem evenwel naar den naam
van zijn meisje vroeg, bleek het, dat onze
Scheveninger waarachtig niet wist, hoe zjj
heette. (Vaderl).
eeo pa ir uur zoo tot geheel andere gedachten
ben kunnen komen. Ja, mijne lieve, met eene
oude vrouw moet men somwijlen wel eens
wat geduld oefenentemeer, wanneer het
eene moeder is, wier zoon voor eenige maan
den is begraven. De smart over het verlies
van hem,heeft mij ontoegankelgk gemaakt voor
elk ander gevoel, en zoodoende ook heb ik het
Teriangen van uw jong hart niet begrepen.
Toen is ter rechter tgd eene herinnering
aan mijne jeugd bij mij opgewekt en hebt
ge hulp gokregen in getuigen uit vroeger
jaren, wier logisohe redeneeringen ik niet
vermocht te loochenen. Ea terwijl ik
brieven las, dia ik vroeger jaren aan mjjne
vriendin goschreven heb, behoefte hebbende,
om uiting te geven aan het bitter gevoel,
dat ik mij verongelijkt rekende, daar men
aan mijn persoon een groot onrecht had
gepleegd, kwam ik tot de overtuiging, dat ik
hetzelfde ook tegenover n had begaan.*
.Moeder
Neen lieve, laat mij uitspreken! Ik weet
zeer goed, wat ik daar zeg. En ik behoef u
eerst geen lange bekentenissen te doen, op
dat gg mg zult begrijpen. Ook ik heb mg
zonder liefde aan een man verbonden, dia
mjjne band begeerde, terwgl mgn bart onstui
mig k'opte voor een ander. Ook ik heb in
ont lbare nachten God gesmeekt, mij kracht
eu standvastigheid te geven, opdat mijn ge
weten mij vrij van schold zon pleiten. Wel
heeft de hemel mgn gebed verboord, maar
deze gele brieven hebben mij doen sien, hoe
duur ik die plichtsbetrachting heb moe'en
betalen. Was mg niet een kind geschonken,
wie weet, hoe ellendig het treurspel mijner
jeugd ware geëindigd. Het instinct der moe
derliefde alleen beeft mij wellicht voor dwaze
dingen bespaard. Ik echter was aan een le
vend wezen verbonden, cd geen macht ter we
reld kon mij van dien man bevrijden, terwijl gg
uwe toekomst slechts aan eene schaduw, aan
niets ten offer wilt brengen. Moest ik na het
nar, waarop mjj dat duideljjk werd, niet
van schaamte vergaan, wanneer ik zoo iets
liet geschieden F"
Ilse zag stil voor zich heen; niets dan
groote moedeloosheid stond er op haar strak
gelaat te lezen.
„Ik dauk u mama, want ik gevoel maar
al te goed, hoeveel u dit hooghartig be
sluit beeft gekost. Maar ook mjj kan
geen macht ter wereld van dezen keten be
vrijden. Slechts door hem, w'en ik den eed ge
zworen heb, kan dese belofte ontbonden
worden. En hg ligt onder de koude aarde;
al mgne hoop op geluk is met hem begraven.*
Da oude vrouw bad geen ander ant
woord verwacht, maar zij was nu, nu zij