Voplïrii ïBrttarl. H Zondag 30 Mei 1897. 41ste Jaargang No. 3208. Eene Schuld. BIJVOEGSEL. Gemengd Nieuws. FE UIL. LET ON. ontstolen Als ik de verdwenene voor mijn dood Diet terugvind, dan wil ik in plaats van haar alleen vele geluk kigen maken." .Waarom zijt gij toch geen lid van eene club?' zeiden wij eenige jaren ge leden tot graaf R... „Alle deuren staan open voor u, overal zou men het een geluk achten, u te ontvangen; als hagel zouden de witte boonen u begroe ten." „Ik zal u vooratellen als lid der Joc key-club „En ik als lid van den Épatant t" !,Neenneenantwoordde de graaf beleefd. „Ik verzeker u, het zou ver loren moeite zijn." „Volstrekt Diet. Gij kunt er uwe bla- den lezen, uwe vrienden weervinden van vijf tot zeven uur wat praten over nieuwtjes." De graaf fronste zijn voorhoofd barsch riep hij „Houdt er niet op aan Nooit, neen nooit!" Wij zagen elkander verbaasd aan. Dezen laconischen, scherpen toon hoor den wij andera nooit van hem. Geen van ons zag deze zachte, droomerige, bijna melancholische trekken ooit zoo bewogen die trekken vol onverklaar bare zwaarmoedigheid, die schijnbaar door niets was te verdrijven. Hij bemerkte onze verbazing en ver ontschuldigde zich terstond: „Pardon, duizendmaal pardon. Ik antwoordde onbeleefd op uwe zoo beleefde uitnoodi- i gingen. Gij hebt smartelijke herinne ringen bij mij opgewekt. Neen, lieve vrienden, ik word nooit lid van eene club." „Waarom niet?" „Ik zal u vertellen, waarom niet, wat ik verplicht ben aan de belangstelling, die gij in mij koestert. Gij zult dan die hartstochte- lijke opwelling begrijpen en zult mij, zooals ik verwacht, ook verontschuldi gen." De graaf zuchtte, leunde zijn grijzend hoofd tegen den rug van zijn fauteuil, en begon, langzaam, onbewogen, metl eene zachte, een weinig monotone stem te vertellen, terwyl zijne oogen, als in een droom verloren, in den nevel der herinnering staarden. „Ik was toen 25 jaar nu ben ik bijna 58. De geschiedenis is, zooals gij ziet, wat oud niettegenstaande dat, liet zij op mij een zoo krachtigen in druk achter, alsof zij gisteren pas is voorgevallen. Toen ik vijfentwintig jaar telde, leid de ik te Parijs een dol leventje. Ik had geheel mijn tamelijk beduidend ver mogen verkwist. Om mijne speelschul den te delgen, moest ik mij tot mijn vader wenden. Hij betaalde, zonder eeD woord van aanmerking. Maar juist door die grootmoedigheid leed ik zoo veel, dat ik een eed deed, mij nooit meer tot hem te beroepen, wat er ook gebeuren mocht. Toen alle zaken nu aan kant waren, had ik nog ongeveer 80.000 francs over. Ik besloot, ze als laatsten inzet te wagen. Won ik, dan had ik beproefd, mij weer op de been te helpenver loor ik dan bleef mij slechts de sprong in de eeuwigheid. Dit plan was wel wat voorbarig, daar ik pas 25 jaar was, maar het stond onherroepelijk bij mij vast, en niets had er mij van kunnen afbrengen. Nadat de opera uit was, ging ik naar eene club ik was toen van meer dan eene club lid. Ik zeide tot mij zelf: 14. HOOFDSTUK 14. De sneeuw valt van oogenblik tot oogen- blik dichter en dichter neder. Het ie zoo plotseling beginnen te sneeuwen en zij valt zoo dicht neder, dat Aliee, die op weg ie, eeo werk der barmhartigheid te verrichten, nanwelijks den weg meer weet te vinden. De wind drijft haar de dwarrelende vlok ken in het gelaat en in de oogen zij dringen door den kraag van haren mantel tegen baren warmeo hala, zij verbergen zich in henr haar en legeren zich op elk plekje, dat zich er maar eenigsiins toe leent en iedere minnot komen meerdere vlokken haar intocht houden. Trots dat allea schrijdt zij matig voorwaarts, den mantel tot onder de kin vas'geknoopt, een mandje aan den arm, de wangen rozen rood en een dito pontje aan den neus. Tnsschen den dichten sluier van sneeuw vlokken doemt een zwart gevaarte op, dat na verloop van eenige oogenblikken een paard en rijtuig blijkt te zijo. Alice herkent het dadelijk. »Jim", roept Alice verheugd en de voer- macLjfoat k0' Paar<l dadelijk stilstaan. h r,*1 dm^eka'er, Alice, waar ga jij ee0 vraagt Jim, van den bok sprin- gen hebt een slechten dag gekozen T0°TV9KWerk der Sin>aritane." o.™» reng eene kleinigheid naar eene m^B!aTr0aW* ,8ntw°o«lt zg, naar het Jim ar,w.' J0a4' »z9 hg' op sterven, ar le oen klein kindje van nau- weigks eene week ond." „Ge zult nog verkonden worden," zegt laten Trengen j>»° ga die zaakJes niet „Ach, dat beetje sneenw zai mij zooveel kwaad niet doen zie eeus Jim, hoe mooi „Hier moet de laatste party gespeeld worden." Ik verhaaste mijn tred. Toen ik door het portaal wilde gaan, stiet mija voet tegen eene zwarte mas sa, die op den drempel lag uitgestrekt, bijna tegen den muur. Ik trad nader. Het was eene kleine bedelares van ongeveer t;en jaar, wit en ziekelijk, ge huld in een gescheurd jakje haar hoofd steunde op een hoeksteenzij sliep. Half uit medelijden, nog meer echter uit bijgeloof want ik ging daar bo ven om mijn leven spelen nam ik een Louis d'or uit mijn zak en liet dien in hare band glijden. Hare oogen gingen ternauwernood open zij stamelde een onduidelijk „dank u"hare viogers omknelden het geld stuk, terwijl zij haar arm op hare borst legde. Zij sliep weer vast in. Eenige minuten daarna bevond ik mij in de speelzaal. En waren slechts on geveer tien spelers, allen hartstochtelijk opgewonden. Eerst speelde ik gelukkig en won on geveer duizend Louisde aan de klei ne bewezen liefdadigheid bracht mij in ieder geval geluk aan. Maar weldra keerde het blaadje om. Om twee uur had ik nog slechts 1000 francs over. Ik zette alles opéé- ne kaart. Ik keerde acht.... ik hield mij voor gered. Maar de bankier keerde negen. Ik was verloren. Ik stond op, voor 't uiterlijk zeer rustig, innerlijk echter diep bewogen. „Morgen revanche 1" riep men mij van alle kanten toe. Ja, ja, morgen Waar zou ik morgen zijn In de kleedkamer reikte men mij mijn pels. Toen ik mijn hoofd ophief, om weg te sluipen, zag ik mijzelf in den spiegel. Ik was wit als was. Ik stak eene sigaar aan. De laatste —dacht ik. Ik woonde slechts eenige schreden van de club. Mijne toebereidselen wa ren gemaakt. In een kwartier zou al les afgeloopen zijn. De zware deur ging achter mij dicht. Ik stond buitende doordringende nachtmist maakte mijn gezicht koud. Ik deed eenige schreden. Met mijne eigen gedachten bezig, stiet ik, evenals bij 't komen, met mijn voet tegen de kleine bedelares. Door de speelkoorts had ik haar ge heel en al vergeten. Het kind verroerde zich niet. Het sliep steeds rustig door, de hand op het hart, onbewust het goudstuk, dat ik haar gegeven had, omklemmend. Eene zinnelooze gedachte ging mij door het heofd Wie weet Het geluk is vol luimen. Met dezen Louis kan ik voortspelen, kan ik alles weer terugwinnen Dit goudstuk, dat zoo lang in die onschuldige hand had ge rust, kon voor mij een talisman wor den, misschien JaMaar het is eene aalmoes, die ik het kind heb gegevenhet haar weer afnemen, ware onmenschelijkMaar ik zou winnen Ik kan slechts winnen en dan zal ik het haar drie-, vier-, honderd maal teruggeven. Als een misdadiger keek ik om mij heen. Niemand zag ikIk boog mij tot het kind opende voorzichtig hare vingers en betastte het glanzende goudstukIk bemachtigde het keerde in de club terug, naar de speel zaal en wierp den Louis op de groene tafel Ik won eens tweemaalen dacht er direct aan, de kleine bedelares deel te doen nemen aan dit ongehoopt wit alles om ons been siet." „Ja, maar mg bevalt die sneenw in 't ge heel niet Na krijgen wij spoedig een paar dagen strenge vorst en dan is het met bet jachtseizoen gedaan- Waar moet ge heen, Alice f Ik zal je naar de plaats I van je bestemming brengen." .Ik dank o, Jim," antwoordt zg verle- i gen, „ik zon liever willen loopen." „Onrin, stap in!" zegt Jim Lesroy en Alice neemt aan zijne zijde plaats. Hij slaat een pelsdek zorgvuldig om haar heen en het is goed, dat de sneenw alle babbelaarsters binnen hondt, want wat zonden zij anders van dit alles gezegd hebben „Ge moet bij mij op het kasteel komen en het voor het bal opsieren,'1 zegt ka pitein Lesroy, terwijl zij door de 6neenw rijden. „En', hij buigt zijn hoofd dieper tot haar over en fluistert, „vóór het vol gende bal moet mijn kasteel eene meeste res hebben." De sneenw waait haar in de oogen, zoodat zij zijn gelaat niet zien kan, maar de zachte toon van zijne stem maakt haar gelukkig. Boe kannen de menschen nn zeggen, dat bij boos, slecht en wankelmoedig is, wan neer hij op eene dergelijke manier tot haar sprekeD kan Hare hand rast onder de deken in de zijne en sjj is gelukkig, over gelukkig. Het groote jachtbal bij Jim zal over drie weken plaats hebbenhet ganscbe graafschap spreekt en denkt over niets anders. Iedereen is bezig, zjjn cos- tnum zoo aantrekkelijk en excentriek moge- Iyk te doen worden. Iedereen schijnt alle moei te aan te wenden, om zijne kleeding geheim te te honden, en toch blijken ze naawkeu- rig te weten, wat de een en wat de andere dragen zal. Het is eene algemeene ij verzucht, nieuwsgierigheid en nijd, die zich van de dames meester schijnt te hebben gemaakt. Alle mogelijke maatregelen zijn geno men, om het feest zoo schitterend moge lijk te doen zijn en het voor een ieder zoo bekoorlijk als eenigszios kan te ma- geluk haar eenige Louis te geven. Ja maar het geluk Het weifelen de speelgeluk. Ik kan het verstoren neenIk ga dooren ik speel verder en win steedssteedsen de tijd gaat voorbijhet slaat drie uurik heb 200.000 fr. De mede spelers verzoeken om geDadeik neem twee handen vol goudstukken, loop ijlings de trappen afArme, lieve kleineHoe gelukkig zal zij zijn Wat een heerlijk ontwaken En dan zal ik mij met hare toekomst bezig houden haar geheele leven. Zij zal gelukkig zijn gelukkig door mijik ben het baar verschuldigd. want zij heeft mijgeredIk loop onstuiming door het portaal van de club Ik ijl met kloppend hart, uitge strekte handen .niemand is er meer!. Neen! Dat is onmogelijk... Zij lag toch hier op dezen hoeksteen nog voor een oogenblikik kijk om mij heenhet groote plein ligt koud en treurig daar, nevelig verlicht door den eersten straal van het morgenrood Waar is zij, mijne kleine bedelares mijne voorzienigheid mijn heil Een man gaat voorbijIk ondervraag hem Hij ziet mij verbaasd aan Hij heeft niet gezien, gelooft een gek voor zich te hebben, verhaast zijn tred en verdwijntWaar is zij Wel ken weg heeft zij ingeslagen Rechts Rinks Ik doorloop op goed geluk af de stratenniets, steeds niets zou het onmogelijk zijn, dat ik haar nooit terug vond? Dan ben ik een dief Zeker Ik heb de kleine eenvoudig bestolen Die 20 francs behoorden haar toe en nu, daar ik ze van haar wegnam een dief! En het bewustzijn, dat ik genoeg goud in mijne handen heb, om haar gelukkig te maken haar gan- sche leven., ✓als ik haar terugvond.. Ik laat mij naar het politiebureau bren gen ik wacht uren lang. Eindelijk wordt het bureau geopend. Men ont vangt mij Ik vertel de geschiede nis, geet het signalement van de klei ne Men zal onderzoek doen, de noodige inlichtingen inwinnen. Ik zelf begin den veldtocht doorkruis Parijs in alle richtingen doorzoek de armzaligste, de afgelegen- ste buurten, steeds hopend, dat het toe val zich over mij zal ontfermen, mij het kind zal toevoeren Zoo gin gen acht, veertien dagen voorbij geen spoor van haar Gij zult mis schien gelooven, dat mij die nuttelooze onderzoekingen weldra vermoeiden, dat ik elke hoop opgaf. Volstrekt niet. Ik koesterde nog slechts eene gedachte de kleine weer te vinden en haar terug te geven, wat ik haar ontstolen had. Ja, ontstolenAlle bewijsgronden der wereld kunnen mijne schuld niet ver zachten. Wie weet Was ik nog niet strafwaardiger? Dit goudstuk, dat ik haar gegeven en weer ontnomen had, zou misschien haar tot behoud zijn geweest, had haar misschien aan de ellende ontrukthaar voor smaad en schande bewaard eene te rechter tijd gegeven aalmoes is dik wijls beslissend voor een geheel leven Ik heb dus gezocht, zonder ophouden gezochtsedert byna dertig jaar en niets gevonden zij is zonder twijfel gestorven of nog erger en te bedenken, dat ik haar misschien ben tegengekomen, haar misschien heb toegesproken, zonder dat mij eene stem toeriep„Zij is hetZij is het Geef haar terug, wat gij haar hebt De graaf bleef eenigen tijd in stil zwijgen verzonken zitten, toen stond hij op, zijn hoofd schuddend, als wilde hij de sombere gedachten verdrijven, en zeide met een droevig glimlachje „Nu, waarde vrienden, weet gij, waarom ik van geen enkele club lid wil worden. Tengevolge van misschien overdreven gewetenswroeging heb ik een eed gedaangij zult mij waar schijnlijk begrijpen, zoowel als ge reeds daareven mijne opgewondenheid hebt begrepen.' Drie jaren verliepen, zonder dat ik den graaf weerzag. Hij was aldoor op reis, zooals het scheen. Voor eenige dagen las ik in eene cou rant en vond daarin de korte mede- deeling, dat de graaf gestorven was. Bij laatste wilsbeschikking liet hij zijn onmetelijk vermogen aan de armen na. Hy had zijne kleine bedelares niet weergevonden De handige olifant. Lord Dnfferin vertelt in zijne gedenkschriften de volgende gebeurtenis uit den tijd, dat hij nog onderkoning van Indië was. Toen de Radjah van Holkar hem eens een be zoek bracht, sneed lord Dnfferin juist met een papiermes van elpenbeen een p»ar couranten en tijdschriften opeD. De indischo vorst had nog nooit zulk een werktuig gezien, hij verzocht den lord, het hem te schenkeD, hij zon hem daar voor een ander geren. Lord Dufferin vervolde den wensch en de Radjah ging met het papiermes heen. Eenigen tijd later keerde hij naar Calcntta terng en bracht den vice-koning een jongen olifant med», wiens beide tanden in den vorm van pa piermessen waren gemaakt. Een bediende plaatste eene tafel, waarop hij eenige onopengesneden tijdschriften neerlegde en zette daar den olifant voor. Het dier greep de eene courant na de aDdere met zijne slnrf vast, sneed ze zeer geschikt met zijne tanden open en reikte ze daarna aan lord Dnfferin over. Een aap als pianist. Een fracschman is het na groote moeite gelukt, een jongen Orang-oetang, dien hij nit Indië heeft meegebracht, een goed deel van de Marseillaise te leeiec spelen. Het dier, dat nu in Lyon is, brengt op eene voor hem vervaardigde piano duidelijk de eer ste helft van dat lied ten gehoore en zijn dresseur belooft, ah het dier het kli maat kan weerstaan nog meerdere mu ziekstukken hem te zullen leeren. Zoölo gen hebben het belangwekkend gevonden, en de roeening van een dier heeren is, dat de Orang-oetang een werkelijk goea gehoor heeft, want bij een goed gespeeld stuk pianomuziek zit hij met groote aan dacht te luisteren, terwijl hij, wanneer val- sche accoorden worden aangeslagen, zich niet op zijn gemak gevoelt. Esn musicus uil Lyon is de ernstige meening toegedaan, d»t wij over eene eeuw door de apen op muaicaal gebied zullen worden overtroffen, want bij al onze geschiktheid en kunst zullen wij he' nooit zoo ver kannen bren gen, dat wij alléén een quatre-mains zul len kunueo spelen, waartoe de aap wel in staat zal zijn. Indien men uit de conver- satie wegnamkwaadspreken, praatjes, gemeenplaatsen en ijdelheid wat zou er dto eene stilte heerschen ken. Onder het dak van dien goddeloozen t kapitein Jim te moeten vertoeven, heeft op zichzelve al reeds veel aantrekkelijkheid voor het schoone geslacht, ofschoon men dit niet openlijk dnrft te bekennen. Me vrouw Grimshaw kwelt sichzelve met eeo ontzettend twjjfelen, of tij het haren lieven on- schuldigen muisjes tal toestaan, om de nitnoodiging aan te nemen of nietals zij ten slotte tot bet eindresultaat komt, dat nie mand er aanstoot aan neemt, geeft zij aan de gemeenschappelijke smeekbeden barer dochters gehoor, die in stilte evenwel reeds alle maatregelen hadden genomen voor hare costnmes. Kapitein Jim kan over niets anders spreken, dan over het bal en de jachtrennen, die den dag daarop zullen plaats vinden. „En dan ga ik weg," zegt hij, opge ruimd gehnmeurd. „John Ker en ik gaan op reis, en als ik dan terng kom, ben ik een verstandig mensch geworden, een voorbeeld van goed en braaf." Alica lacht en zacht. „Weet ge," gaat hg voort, het paard een tikje met de zweep gevend, „vandaag heb ik weder eene mooie geschiedenis over mg gehoord." ,,Wat voor eene geschiedenis P" vraagt Alice ernstig. Zij beeft al meer van die prachtige geschiedenissen over hem hooren vertellen. Kapitein Lesroy lacht, als hij begint „Het is inderdaad grappig, Alice 1 Men vertelt, dat ik naar Cork gereden ben, om proeven van champagne en kaarsen te balen. Ge weet, dat ik er de vorige week naar den sebouwborg ben geweest en dade lijk ben teruggekeerd. Dat heeft de een of ander vernomen en nit dat bezoek is de volgende geschiedenis gedistilleerddat ik de kaarsen heb aangestoken, om ze te probeeren en dat ik bij bet schijnsel daar van de fl98schen met champagne heb leeg gedronken en niet voor den morgen ben tbnis gekomen." Alice kan over deze geschiedenis volstrekt niet lachen. „Wat bekommert gij er o over, wat de men schen zeggen," zegt ze, eraan denkend, dat, als zg zich de helft daarvan aantrok, zij geen leven zou hebben. „Het laat mg niet alleen onverschillig, neen, het vermaakt mij zelfs, ik verheug er mij over, dat de mensehen Dog iets aan mij vinden, waarmede zij zich eens kannen vermaken," antwoordt bij, zorgeloos lachend. Vervolgens zegt bij plotseling „Zijn wg hier niet op de plaats nwer be stemming, Alice P Ik zal bier stil houden. „Ho jongen roept bjj, als bet paard wei nig zin toont, om stil te gaan staan. Zij zijn voorde denr van eene zeer ver vallen hnt aangeland. „Wanneer ge vrachten wilt, ik blijf niet langer dan eene paar mi nuten weg," zegt het jonge meisje. „Goed. Kijk goed nit, dat je de treden van het rijtnig niet mistneem je vooral in acht, Alice 1* Met een vlaggen sprong komt zij goed en wel terecht, vervolgens knikt zg hem vrien delijk toe en verdwijnt in de hnt. Kapitein Lesroy steekt eene sigaar aan en wacht, terwyl hij den tijd verdrijft, door naar de dwarrelende sneeuwvlokken te kijken. Een sind op bioote voeten staat in de denr van de hnt en kijkt nieuwsgierig naar hem. Jim grijpt een shilling nit zijn zak en gooit het den jongen toe, maar tegelijk daarop stormen drie andere kleuters naar bniten en beginnen na met ban vieren den strijd om het geldstak. Hoe dicht valt die sneenw toch neer en wat blijft Aliee toch lang weg. Hij siet het niet gaarne, dat zg dergelijke plaatsen van ellende bezoekt en hij neemt zich voor, hsren trek, om wel te doen, in eene andere richting te leiden. Wanneer zg zich eens met dergelijke bezoeken eene ziekte op den hals haalde. Bij deze gedachte springt hij van zijn rijtnig af, bindt bet leidsel aan een boom vast en ziet met gebogen hoofd naar binnen, in de hnt. Het is daar zoo donker, dat hij in het eerste oogenblik niets zien kaneindelijk ontdekt bij Alice, die bjj het vnnr zit; sy heeft een pak op den arm, dat zij zacht heen en weer wiegt. Het is een klein kind, hij ziet dat, na zij het op haar schoot legt. Het is zoo'n lief, aangrijpend tooneeltje; W at er met oude schoenen gebeurt. Onhroikbaar geworden schoei sel wordt, althsDs in Frankrijk, in groote hoeveelheden opgekocht en aan fabrieken geleverd, waar het, na eene laDgdnrige be werking, tot eene brij wordt geweekt wel ke men daarna gebruikt tot de fabrikatie van geïmiteerd leder, tapijten en soortge lijke artikelen. Ook wordt echter veel ond schoenwerk gebezigd tot herstelling van nieuwe echoenen. Dat gebeart in 't ty- zonder door de gevangen zittende solda ten in de vesting Montpellier. Zij heb ben ten taak, de afgedragen schoenen en laarzen in stokken te snijden en alle spij kertjes uit het leer te verwijderen. Het leer wordt daarna verscheidene dagen in het water gelegd om te weeken. Uit de beste stnkkes worden de bovenste deelen gemaakt voor kinderschoenen en zelfs de oude zolen gebruikt men onder heel klei ne baby-schoentjes. Ook de nagels nit staal, koper en messing worden door mid del vsn een magneet gesorteerd, om weer gebruikt te wordeD. Voor de vroeger zoo moderne hooge hakken der dameslaarsjes werd zelden an der leer gebezigd dan dat van onde schoenen, waarvan de slechtste slakken als een eleganten hsk gedragen werden door de eene of andere hoogstelegante fran^aise. Eene nienwe verzamel- woede heerscht er tegenwoordig in Enge land. Zij komt daarop neer, dat met groote woede schouwbnrg-j en concertpro gramma's worden verzameld en hoe ouder zij zijn, des te meer waarde zij krijgen. De grootste waarde bezitten die program ma's, welke een stak hebben aangekondigd, dat niet meer gespeeld wordt. Wanneer dat stuk zeer vele malen is op gevoerd, dan wordt de prijs, die voor het oude programma betaald wordt, niet hoog; heeft Het stuk evenwel geheel fiasco ge maakt, of is het een paar maal opgevoerd, dan stijgt de prijs van zoo'n programma wel eens tot tien shilling. Eene comple te verzameling der programma's der Drn- ry Lane Pantomime kost reeds, wanneer zij van twaalf jaar terug dateeren, vijf tien pond sterling (f 180. Hebben zeer beroemde, wellicht reeds gestorven kunstenaars in de opvoering medegewerkt, dan betalen de verzame laars ieder gevraagd bedrag. De verzame ling van een heer in Liverpool zal onge veer 400 pond sterling kosten. Natuarlijk wordt in deze zaken ook zeer veel bedrog gedreven, en het zal reeds voorgekomen zijn, dat mooi nagemaakte programma's, die er ond uitzien, voor groote sommen van de hand gedaan zijn. Motorhuizen. Men begint nu vau motorwagens tot complete motor- huizen over te gaan. Een amerikaan laat zich zoo'n wagen bouwen, die in twee verdiepingen vier kamers bevat. De machines bevinden zich onder in het voer tuig. De bovenste verdieping kan ineen- geklapt worden. De gedachte, ook op de straten verplaatsbare, voldoende woningen te bouwen, zooals de moderne schepen op de rivieren, ia toch nog zoo kwaad niet. Een ooatersch spreek- woord Hij, die weet en niet weet, dat hij weet slaaptwek hem Hij, die niet weet en weet, dat hij niet weet is onwetend; leer hem! Hij, die niet weet en niet weet, dat hij niet weet is een gekmijd hem Hij, die weet en die weet, dat hij weet is wijsvolg hem. m Dansende vogels. In het noordelijke, bergachtige deel vsn Zoid-Amenka i. een vogel, die de liefde van zijn wijfje noch heeft opgewekt door zijne schoone vederen, noch zijn gezang, maar door zijne groote bedrevenWed in de danskunst. Het is een mooie, flinke vogel, ter grootte van eene kip, bloedrood en met brnine punten a»n de staart veders op den kop bevindt zich een even- v eens roode, groote kam van veerea, die de vogel naar verkiezing nit eikand,, breiden en samentrekken kan. De stem van dezen vogel is onaangenaam en scherp en zijn gewone gang ia een onelegant waggelen. Menigmaal echter wordt hij wat handiger met de beenen. Zeven tot tien mannetjes-vogels zoeken, eene geschikte, beschutte plaats op, die zoo mogelijk glad en ruim is. Zij zoeken alle steentjes en blaadjes van die plaats af, stampen zooveel mogelijk den bodem vast, en eene dansplaats volgens de f: der kunst is gereed. v-j-\Tw Dan roepen zij de wijfjes bij elkander en die nemen aan den rand van de are na plaatsen nn beginnen de verliefde mannetjes één voor één een cnriensen dans nit te voeren, zij blazen zich trotsch op en maken de dolste sprongen, breiden staart en vleugels nit en dansen, zoolang hnnne krachten het hun veroorlo ven. Wanneer r.u al de mannetjes eene benrt gehad hebben, kiest ieder vrouwtje dat mannetje nit, dat haar de beste dan ser is toegeschenen en vervolgens gaan zij paarsgewijze weg, om gemeenzaam het nest in te richten. Boven 't hoofd. M e- vronw ModusWillem, je hebt me een nieuwen hoed beloofd. WillemIk Heb ik je een nieuwen hoed beloofd Groote Goden I En wan neer dan Mevrouw Modnsv- Vóór wij trouwden heb je gezegd, dat mij nor't iets onaangé^ naams boven het hoofd zon zweven, als jij 't kon verhinderen, en zie nn dien voddigen hoed eens, waarmee ik nn al drie maanden voor schandaal op straat loop! De Moeder. LezerI ik wil voor u zoeken naar het beeld der ware vrouw, opdat zij u levendig voor oogen sta en haar stille gang en stille han deling n onvergetelijk zij voor immer. De zon van God gaat van den morgen" tot den avond langs hare bsan. Uw oog- bemerkt geen harer schredeD, uw oor ver neemt niets van haar loop. Maar als zij on dergaat, dan weet gij, dat zij weder zal op gaan en voort werken, om de aarde te ver warmen. Lezer 1 het is veel, wat ik zeg, maar ik vrees niet, het te zeggen. Dit beeld van de groote moeder, die over de aarde broedt, is het beeld van iedere vrouw," die haar huis tot een heiligdom van God verheft en den hemel verdieot aan haar man en kinderen. Pestalozzi. Een wederzien. Twee vrienden ontmoeten elkaar weer na eene langdurige scheiding. „Zeg, herinner jij je nog die juffrouw Bliek wij leer den haar kennen, toen we nog student te Leiden waren.' f Ja welik kan me haar nog goed herinnerenJa juist 'k geloof wel, dat het 't leelijkste en domste creatuur was, dat 'k ooit ontmoette. En wat is daar meê „Hmze is thans mijne vronw.' Eene hypothese. „Papa, waarom gaat de zon in den wiiiter altijd naar het Zniden „Waarschijnlijk, om dat rij het betalen kan.' Alice ziet er in hare nieuwe rol zoo echt vrouwelijk uit, dat Jim de tranen in de oogeu komen. Zoo, bad hij gedroomd, zou zij hare en zijne kinderen vasthouden soo zou zij baat lief gelaat over zijne kleinen hebben beengebogen en met groote liefde in de oogen hnn beider kinderen bebben aanschouwd. Nu bemerkt hij slechts medelyden in hare oogen, als zg die opslaat en hem gewaar wordt. Het kleine ding is gekleed in kleeren, die Alice zeil gemaakt heeft en zjj gevoelt zich nu byna trotscb op haren beschermeling. „Is bet niet eeu allerliefste kleine jongen, Jim vraagt zij hem, het kind heen en weder wiegend. Alice heeft byna iederen nieuwgeborene nit den omtrek op de knieën gehad, zoodat zjj daarin al eene zekere bedrevenheid beeit verkregen. „Arme, kleine kerel 1" zegt kapitein Lesroy. Vervolgens voegt bij er fluiste rend aan toe „Dit is een ontaettend hol, kom, ga mee." „Stil Alice wijst op het bed. „De arme moeder slaapt en ik beb intusschen het kind stil gehouden- O Jim, ik geloot, dat de moeder reeds met den dood strjjdt." Hij leegt zijne zakken van al het zilver geld, dat bij bij zich heeft. „Hier, geef hen dat en ga nn om 's hemels wit met mij mede. Ik ben ervan overtuigd, dat hier eene koorts heerscht of iets anders verschrikkelijks." ,,Neen Jim, zg zijn alleen maar zeer arm," antwoordt Aliee boog blozend, ter wyl ze het geld neemt en het met het kind aan de zijde van de moeder neerlegt. Dan gaan zij met hnn beiden naar bui ten, stggen in bet rijtuig en gaan te zamen weg. Kapitein Jim heeft bet duistere ge voel, dat hij het hart, dat hij veroverd heeft, niet waardig is. Alice verwondert er aich over, dat Jim plotseling zoo ernstig gestemd is en tracht hem weder wat op gewekter te doen worden. „Moeder, waar is Ines Het is op denzelfden avond, alleen msar een paar nar later en de sneenw valt nog diob- ter dan te voren. Lady Dermot, die door de vraag van haar soon nit bare zachte Blaimering wordt gewekt, antwoordt oDgedul- dig „Hoe kan ik dat weten Zij zal wel op bare kamer zyn." Sir Moritz gaat naar het venster en ziet naar bniten. De boomen zijn na geheel witde takken buigen onder hun zwareu last. Hel ziet er beiten schriel nit hij gaat naar het haard vnnr en zet zich daar neder. Den geheelen dag is hij niet thuis geweest, zoodoende heeft hij lees niet ge zien sedert het ontbjjt. Lady Dermot zon niet zoo vredig weder zyn ingesluimerd, als zjj de gedachten, die baar soon op dit moment door het boofd gingen, had kannen raden. Hij denkt et aan, dat Ines elk oogenblik kan binnentre den, dan zal hij naast haar gaan sitten en zij zal hem vertellen, wat zjj den geheelen dag zonder hem gedaan beeft- W ant slechts sir Moritz kent hare liefhebberijen. Hij weet, dat de paarden en de honden, ja, zelfs de koeien, met hare zachte oogen en gedul dige gezichten, hare vreugde zijn. De paar- den weten al heel nauwkeurig, dat sij al tijd een lekker hapje voor hen in den zak draagt. Sir Moritz droomt van de uren, dat sij, aan eene echte zigeunerin gelijk, door veld en bosch dwaalt. Gister nog bracht zij een gewond vogeltje mede, zij behandelde het met zoo'n groote zorgvuldigheid, dat sir Mo ritz het ter wille van baar in een kooitje gezet heeft. Daarbij had hij er aan geeacht, d de oo gen van juffrouw B'ake wel in staat zonden geweest zyn, om bjj het lijden van zoo'n diertje eene mildere, zachtere uitdrukking aan te nemen. Sir Moritz moet inderdaad met oneindige liefde aan Ines denken, want bij stookt het vuur helder op, opdat het lekker brandejjt>~ zal, als Ines binnenkomt, maar bet vnur flikkert en wordt minder en nog is Ines niet in de kamer gekomen. Eindelijk gaat de denr open en bij kleurt als een schooljongen; opnieuw doet hg het vuur opvlammen, doch het is Ines weer niet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5