Voplïrii ïBrttarl.
H
Zondag 30 Mei 1897.
41ste Jaargang No. 3208.
Eene Schuld.
BIJVOEGSEL.
Gemengd Nieuws.
FE UIL. LET ON.
ontstolen
Als ik de verdwenene voor mijn
dood Diet terugvind, dan wil ik in
plaats van haar alleen vele geluk
kigen maken."
.Waarom zijt gij toch geen lid van
eene club?' zeiden wij eenige jaren ge
leden tot graaf R... „Alle deuren
staan open voor u, overal zou men het
een geluk achten, u te ontvangen; als
hagel zouden de witte boonen u begroe
ten."
„Ik zal u vooratellen als lid der Joc
key-club
„En ik als lid van den Épatant t"
!,Neenneenantwoordde de graaf
beleefd. „Ik verzeker u, het zou ver
loren moeite zijn."
„Volstrekt Diet. Gij kunt er uwe bla-
den lezen, uwe vrienden weervinden
van vijf tot zeven uur wat praten over
nieuwtjes."
De graaf fronste zijn voorhoofd
barsch riep hij „Houdt er niet op aan
Nooit, neen nooit!"
Wij zagen elkander verbaasd aan.
Dezen laconischen, scherpen toon hoor
den wij andera nooit van hem. Geen
van ons zag deze zachte, droomerige,
bijna melancholische trekken ooit zoo
bewogen die trekken vol onverklaar
bare zwaarmoedigheid, die schijnbaar
door niets was te verdrijven.
Hij bemerkte onze verbazing en ver
ontschuldigde zich terstond: „Pardon,
duizendmaal pardon. Ik antwoordde
onbeleefd op uwe zoo beleefde uitnoodi- i
gingen. Gij hebt smartelijke herinne
ringen bij mij opgewekt. Neen, lieve
vrienden, ik word nooit lid van eene
club." „Waarom niet?" „Ik zal u
vertellen, waarom niet, wat ik verplicht
ben aan de belangstelling, die gij in mij
koestert. Gij zult dan die hartstochte-
lijke opwelling begrijpen en zult mij,
zooals ik verwacht, ook verontschuldi
gen."
De graaf zuchtte, leunde zijn grijzend
hoofd tegen den rug van zijn fauteuil,
en begon, langzaam, onbewogen, metl
eene zachte, een weinig monotone stem
te vertellen, terwyl zijne oogen, als in
een droom verloren, in den nevel der
herinnering staarden.
„Ik was toen 25 jaar nu ben ik
bijna 58. De geschiedenis is, zooals
gij ziet, wat oud niettegenstaande dat,
liet zij op mij een zoo krachtigen in
druk achter, alsof zij gisteren
pas is voorgevallen.
Toen ik vijfentwintig jaar telde, leid
de ik te Parijs een dol leventje. Ik
had geheel mijn tamelijk beduidend ver
mogen verkwist. Om mijne speelschul
den te delgen, moest ik mij tot mijn
vader wenden. Hij betaalde, zonder
eeD woord van aanmerking. Maar juist
door die grootmoedigheid leed ik zoo
veel, dat ik een eed deed, mij nooit
meer tot hem te beroepen, wat er ook
gebeuren mocht.
Toen alle zaken nu aan kant waren,
had ik nog ongeveer 80.000 francs over.
Ik besloot, ze als laatsten inzet te
wagen. Won ik, dan had ik beproefd,
mij weer op de been te helpenver
loor ik dan bleef mij slechts de
sprong in de eeuwigheid. Dit plan was
wel wat voorbarig, daar ik pas 25 jaar
was, maar het stond onherroepelijk bij
mij vast, en niets had er mij van kunnen
afbrengen.
Nadat de opera uit was, ging ik naar
eene club ik was toen van meer dan
eene club lid. Ik zeide tot mij zelf:
14.
HOOFDSTUK 14.
De sneeuw valt van oogenblik tot oogen-
blik dichter en dichter neder. Het ie zoo
plotseling beginnen te sneeuwen en zij valt
zoo dicht neder, dat Aliee, die op weg ie,
eeo werk der barmhartigheid te verrichten,
nanwelijks den weg meer weet te vinden.
De wind drijft haar de dwarrelende vlok
ken in het gelaat en in de oogen zij dringen
door den kraag van haren mantel tegen baren
warmeo hala, zij verbergen zich in henr haar
en legeren zich op elk plekje, dat zich er
maar eenigsiins toe leent en iedere minnot
komen meerdere vlokken haar intocht houden.
Trots dat allea schrijdt zij matig voorwaarts,
den mantel tot onder de kin vas'geknoopt,
een mandje aan den arm, de wangen rozen
rood en een dito pontje aan den neus.
Tnsschen den dichten sluier van sneeuw
vlokken doemt een zwart gevaarte op,
dat na verloop van eenige oogenblikken
een paard en rijtuig blijkt te zijo. Alice
herkent het dadelijk.
»Jim", roept Alice verheugd en de voer-
macLjfoat k0' Paar<l dadelijk stilstaan.
h r,*1 dm^eka'er, Alice, waar ga jij
ee0 vraagt Jim, van den bok sprin-
gen hebt een slechten dag gekozen
T0°TV9KWerk der Sin>aritane."
o.™» reng eene kleinigheid naar eene
m^B!aTr0aW* ,8ntw°o«lt zg, naar het
Jim ar,w.' J0a4' »z9 hg' op sterven,
ar le oen klein kindje van nau-
weigks eene week ond."
„Ge zult nog verkonden worden," zegt
laten Trengen j>»° ga die zaakJes niet
„Ach, dat beetje sneenw zai mij zooveel
kwaad niet doen zie eeus Jim, hoe mooi
„Hier moet de laatste party gespeeld
worden." Ik verhaaste mijn tred.
Toen ik door het portaal wilde gaan,
stiet mija voet tegen eene zwarte mas
sa, die op den drempel lag uitgestrekt,
bijna tegen den muur. Ik trad nader.
Het was eene kleine bedelares van
ongeveer t;en jaar, wit en ziekelijk, ge
huld in een gescheurd jakje haar hoofd
steunde op een hoeksteenzij sliep.
Half uit medelijden, nog meer echter
uit bijgeloof want ik ging daar bo
ven om mijn leven spelen nam ik
een Louis d'or uit mijn zak en liet
dien in hare band glijden.
Hare oogen gingen ternauwernood
open zij stamelde een onduidelijk „dank
u"hare viogers omknelden het geld
stuk, terwijl zij haar arm op hare borst
legde. Zij sliep weer vast in.
Eenige minuten daarna bevond ik mij
in de speelzaal. En waren slechts on
geveer tien spelers, allen hartstochtelijk
opgewonden.
Eerst speelde ik gelukkig en won on
geveer duizend Louisde aan de klei
ne bewezen liefdadigheid bracht mij in
ieder geval geluk aan. Maar weldra
keerde het blaadje om.
Om twee uur had ik nog slechts
1000 francs over. Ik zette alles opéé-
ne kaart. Ik keerde acht.... ik hield
mij voor gered.
Maar de bankier keerde negen.
Ik was verloren.
Ik stond op, voor 't uiterlijk zeer
rustig, innerlijk echter diep bewogen.
„Morgen revanche 1" riep men mij
van alle kanten toe. Ja, ja, morgen
Waar zou ik morgen zijn
In de kleedkamer reikte men mij
mijn pels. Toen ik mijn hoofd ophief,
om weg te sluipen, zag ik mijzelf in
den spiegel. Ik was wit als was. Ik
stak eene sigaar aan. De laatste —dacht
ik. Ik woonde slechts eenige schreden
van de club. Mijne toebereidselen wa
ren gemaakt. In een kwartier zou al
les afgeloopen zijn.
De zware deur ging achter mij dicht.
Ik stond buitende doordringende
nachtmist maakte mijn gezicht koud.
Ik deed eenige schreden. Met mijne
eigen gedachten bezig, stiet ik, evenals
bij 't komen, met mijn voet tegen de
kleine bedelares.
Door de speelkoorts had ik haar ge
heel en al vergeten.
Het kind verroerde zich niet. Het
sliep steeds rustig door, de hand op
het hart, onbewust het goudstuk, dat
ik haar gegeven had, omklemmend.
Eene zinnelooze gedachte ging mij
door het heofd Wie weet Het
geluk is vol luimen. Met dezen Louis
kan ik voortspelen, kan ik alles weer
terugwinnen Dit goudstuk, dat zoo
lang in die onschuldige hand had ge
rust, kon voor mij een talisman wor
den, misschien JaMaar het
is eene aalmoes, die ik het kind heb
gegevenhet haar weer afnemen, ware
onmenschelijkMaar ik zou winnen
Ik kan slechts winnen en dan
zal ik het haar drie-, vier-, honderd
maal teruggeven.
Als een misdadiger keek ik om mij
heen. Niemand zag ikIk boog mij
tot het kind opende voorzichtig
hare vingers en betastte het glanzende
goudstukIk bemachtigde het
keerde in de club terug, naar de speel
zaal en wierp den Louis op de groene
tafel
Ik won eens tweemaalen
dacht er direct aan, de kleine bedelares
deel te doen nemen aan dit ongehoopt
wit alles om ons been siet."
„Ja, maar mg bevalt die sneenw in 't ge
heel niet Na krijgen wij spoedig een paar
dagen strenge vorst en dan is het met
bet jachtseizoen gedaan- Waar moet ge
heen, Alice f Ik zal je naar de plaats
I van je bestemming brengen."
.Ik dank o, Jim," antwoordt zg verle-
i gen, „ik zon liever willen loopen."
„Onrin, stap in!" zegt Jim Lesroy en
Alice neemt aan zijne zijde plaats.
Hij slaat een pelsdek zorgvuldig om
haar heen en het is goed, dat de sneenw
alle babbelaarsters binnen hondt, want wat
zonden zij anders van dit alles gezegd
hebben
„Ge moet bij mij op het kasteel komen
en het voor het bal opsieren,'1 zegt ka
pitein Lesroy, terwijl zij door de 6neenw
rijden. „En', hij buigt zijn hoofd dieper tot
haar over en fluistert, „vóór het vol
gende bal moet mijn kasteel eene meeste
res hebben."
De sneenw waait haar in de oogen,
zoodat zij zijn gelaat niet zien kan, maar
de zachte toon van zijne stem maakt
haar gelukkig.
Boe kannen de menschen nn zeggen, dat
bij boos, slecht en wankelmoedig is, wan
neer hij op eene dergelijke manier tot haar
sprekeD kan Hare hand rast onder de
deken in de zijne en sjj is gelukkig, over
gelukkig.
Het groote jachtbal bij Jim zal
over drie weken plaats hebbenhet
ganscbe graafschap spreekt en denkt over
niets anders. Iedereen is bezig, zjjn cos-
tnum zoo aantrekkelijk en excentriek moge-
Iyk te doen worden. Iedereen schijnt alle moei
te aan te wenden, om zijne kleeding geheim te
te honden, en toch blijken ze naawkeu-
rig te weten, wat de een en wat de
andere dragen zal. Het is eene algemeene
ij verzucht, nieuwsgierigheid en nijd, die
zich van de dames meester schijnt te
hebben gemaakt.
Alle mogelijke maatregelen zijn geno
men, om het feest zoo schitterend moge
lijk te doen zijn en het voor een ieder
zoo bekoorlijk als eenigszios kan te ma-
geluk haar eenige Louis te geven.
Ja maar het geluk Het weifelen
de speelgeluk. Ik kan het verstoren
neenIk ga dooren ik speel verder
en win steedssteedsen de
tijd gaat voorbijhet slaat drie
uurik heb 200.000 fr. De mede
spelers verzoeken om geDadeik
neem twee handen vol goudstukken,
loop ijlings de trappen afArme,
lieve kleineHoe gelukkig zal zij zijn
Wat een heerlijk ontwaken
En dan zal ik mij met hare toekomst
bezig houden haar geheele leven.
Zij zal gelukkig zijn gelukkig door
mijik ben het baar verschuldigd.
want zij heeft mijgeredIk loop
onstuiming door het portaal van de
club Ik ijl met kloppend hart, uitge
strekte handen .niemand is er meer!.
Neen! Dat is onmogelijk... Zij lag
toch hier op dezen hoeksteen nog
voor een oogenblikik kijk om mij
heenhet groote plein ligt koud en
treurig daar, nevelig verlicht door den
eersten straal van het morgenrood
Waar is zij, mijne kleine bedelares
mijne voorzienigheid mijn heil Een
man gaat voorbijIk ondervraag
hem Hij ziet mij verbaasd aan
Hij heeft niet gezien, gelooft een gek
voor zich te hebben, verhaast zijn tred
en verdwijntWaar is zij Wel
ken weg heeft zij ingeslagen
Rechts Rinks Ik doorloop op
goed geluk af de stratenniets,
steeds niets zou het onmogelijk
zijn, dat ik haar nooit terug vond?
Dan ben ik een dief Zeker
Ik heb de kleine eenvoudig bestolen
Die 20 francs behoorden haar toe
en nu, daar ik ze van haar wegnam
een dief! En het bewustzijn, dat ik
genoeg goud in mijne handen heb, om
haar gelukkig te maken haar gan-
sche leven., ✓als ik haar terugvond..
Ik laat mij naar het politiebureau bren
gen ik wacht uren lang. Eindelijk
wordt het bureau geopend. Men ont
vangt mij Ik vertel de geschiede
nis, geet het signalement van de klei
ne Men zal onderzoek doen, de
noodige inlichtingen inwinnen.
Ik zelf begin den veldtocht
doorkruis Parijs in alle richtingen
doorzoek de armzaligste, de afgelegen-
ste buurten, steeds hopend, dat het toe
val zich over mij zal ontfermen, mij
het kind zal toevoeren Zoo gin
gen acht, veertien dagen voorbij
geen spoor van haar Gij zult mis
schien gelooven, dat mij die nuttelooze
onderzoekingen weldra vermoeiden, dat
ik elke hoop opgaf. Volstrekt niet. Ik
koesterde nog slechts eene gedachte de
kleine weer te vinden en haar terug
te geven, wat ik haar ontstolen had.
Ja, ontstolenAlle bewijsgronden der
wereld kunnen mijne schuld niet ver
zachten. Wie weet Was ik nog niet
strafwaardiger? Dit goudstuk, dat ik
haar gegeven en weer ontnomen had,
zou misschien haar tot behoud zijn
geweest, had haar misschien aan de
ellende ontrukthaar voor smaad
en schande bewaard eene te
rechter tijd gegeven aalmoes is dik
wijls beslissend voor een geheel leven
Ik heb dus gezocht, zonder ophouden
gezochtsedert byna dertig jaar
en niets gevonden zij is zonder
twijfel gestorven of nog erger
en te bedenken, dat ik haar misschien
ben tegengekomen, haar misschien heb
toegesproken, zonder dat mij eene stem
toeriep„Zij is hetZij is het
Geef haar terug, wat gij haar hebt
De graaf bleef eenigen tijd in stil
zwijgen verzonken zitten, toen stond
hij op, zijn hoofd schuddend, als wilde
hij de sombere gedachten verdrijven,
en zeide met een droevig glimlachje
„Nu, waarde vrienden, weet gij,
waarom ik van geen enkele club lid
wil worden. Tengevolge van misschien
overdreven gewetenswroeging heb ik
een eed gedaangij zult mij waar
schijnlijk begrijpen, zoowel als ge reeds
daareven mijne opgewondenheid hebt
begrepen.'
Drie jaren verliepen, zonder dat ik
den graaf weerzag. Hij was aldoor op
reis, zooals het scheen.
Voor eenige dagen las ik in eene cou
rant en vond daarin de korte mede-
deeling, dat de graaf gestorven was.
Bij laatste wilsbeschikking liet hij zijn
onmetelijk vermogen aan de armen na.
Hy had zijne kleine bedelares niet
weergevonden
De handige olifant. Lord
Dnfferin vertelt in zijne gedenkschriften
de volgende gebeurtenis uit den tijd, dat
hij nog onderkoning van Indië was. Toen
de Radjah van Holkar hem eens een be
zoek bracht, sneed lord Dnfferin
juist met een papiermes van elpenbeen
een p»ar couranten en tijdschriften opeD.
De indischo vorst had nog nooit zulk een
werktuig gezien, hij verzocht den lord,
het hem te schenkeD, hij zon hem daar
voor een ander geren. Lord Dufferin
vervolde den wensch en de Radjah ging
met het papiermes heen. Eenigen tijd later
keerde hij naar Calcntta terng en bracht
den vice-koning een jongen olifant med»,
wiens beide tanden in den vorm van pa
piermessen waren gemaakt. Een bediende
plaatste eene tafel, waarop hij eenige
onopengesneden tijdschriften neerlegde en
zette daar den olifant voor. Het dier greep
de eene courant na de aDdere met zijne
slnrf vast, sneed ze zeer geschikt met
zijne tanden open en reikte ze daarna aan
lord Dnfferin over.
Een aap als pianist.
Een fracschman is het na groote moeite
gelukt, een jongen Orang-oetang, dien hij nit
Indië heeft meegebracht, een goed deel van
de Marseillaise te leeiec spelen. Het dier,
dat nu in Lyon is, brengt op eene voor
hem vervaardigde piano duidelijk de eer
ste helft van dat lied ten gehoore en zijn
dresseur belooft, ah het dier het kli
maat kan weerstaan nog meerdere mu
ziekstukken hem te zullen leeren. Zoölo
gen hebben het belangwekkend gevonden,
en de roeening van een dier heeren is,
dat de Orang-oetang een werkelijk goea
gehoor heeft, want bij een goed gespeeld
stuk pianomuziek zit hij met groote aan
dacht te luisteren, terwijl hij, wanneer val-
sche accoorden worden aangeslagen, zich
niet op zijn gemak gevoelt. Esn musicus
uil Lyon is de ernstige meening toegedaan,
d»t wij over eene eeuw door de apen op
muaicaal gebied zullen worden overtroffen,
want bij al onze geschiktheid en kunst
zullen wij he' nooit zoo ver kannen bren
gen, dat wij alléén een quatre-mains zul
len kunueo spelen, waartoe de aap wel in
staat zal zijn.
Indien men uit de conver-
satie wegnamkwaadspreken, praatjes,
gemeenplaatsen en ijdelheid wat zou
er dto eene stilte heerschen
ken. Onder het dak van dien goddeloozen
t kapitein Jim te moeten vertoeven, heeft op
zichzelve al reeds veel aantrekkelijkheid
voor het schoone geslacht, ofschoon men
dit niet openlijk dnrft te bekennen. Me
vrouw Grimshaw kwelt sichzelve met eeo
ontzettend twjjfelen, of tij het haren lieven on-
schuldigen muisjes tal toestaan, om de
nitnoodiging aan te nemen of nietals zij
ten slotte tot bet eindresultaat komt, dat nie
mand er aanstoot aan neemt, geeft zij aan
de gemeenschappelijke smeekbeden barer
dochters gehoor, die in stilte evenwel reeds
alle maatregelen hadden genomen voor
hare costnmes.
Kapitein Jim kan over niets anders spreken,
dan over het bal en de jachtrennen, die
den dag daarop zullen plaats vinden.
„En dan ga ik weg," zegt hij, opge
ruimd gehnmeurd. „John Ker en ik gaan
op reis, en als ik dan terng kom, ben
ik een verstandig mensch geworden,
een voorbeeld van goed en braaf."
Alica lacht en zacht.
„Weet ge," gaat hg voort, het paard
een tikje met de zweep gevend, „vandaag
heb ik weder eene mooie geschiedenis over
mg gehoord."
,,Wat voor eene geschiedenis P" vraagt
Alice ernstig. Zij beeft al meer van die
prachtige geschiedenissen over hem hooren
vertellen.
Kapitein Lesroy lacht, als hij begint
„Het is inderdaad grappig, Alice 1 Men
vertelt, dat ik naar Cork gereden ben, om
proeven van champagne en kaarsen te balen.
Ge weet, dat ik er de vorige week
naar den sebouwborg ben geweest en dade
lijk ben teruggekeerd. Dat heeft de een
of ander vernomen en nit dat bezoek is
de volgende geschiedenis gedistilleerddat
ik de kaarsen heb aangestoken, om ze te
probeeren en dat ik bij bet schijnsel daar
van de fl98schen met champagne heb leeg
gedronken en niet voor den morgen ben
tbnis gekomen."
Alice kan over deze geschiedenis volstrekt
niet lachen.
„Wat bekommert gij er o over, wat de men
schen zeggen," zegt ze, eraan denkend, dat, als
zg zich de helft daarvan aantrok, zij geen
leven zou hebben.
„Het laat mg niet alleen onverschillig,
neen, het vermaakt mij zelfs, ik verheug er
mij over, dat de mensehen Dog iets aan mij
vinden, waarmede zij zich eens kannen
vermaken," antwoordt bij, zorgeloos lachend.
Vervolgens zegt bij plotseling
„Zijn wg hier niet op de plaats nwer be
stemming, Alice P Ik zal bier stil houden.
„Ho jongen roept bjj, als bet paard wei
nig zin toont, om stil te gaan staan.
Zij zijn voorde denr van eene zeer ver
vallen hnt aangeland. „Wanneer ge vrachten
wilt, ik blijf niet langer dan eene paar mi
nuten weg," zegt het jonge meisje.
„Goed. Kijk goed nit, dat je de treden
van het rijtnig niet mistneem je vooral in
acht, Alice 1*
Met een vlaggen sprong komt zij goed en
wel terecht, vervolgens knikt zg hem vrien
delijk toe en verdwijnt in de hnt.
Kapitein Lesroy steekt eene sigaar aan en
wacht, terwyl hij den tijd verdrijft, door naar
de dwarrelende sneeuwvlokken te kijken.
Een sind op bioote voeten staat in de denr
van de hnt en kijkt nieuwsgierig naar hem.
Jim grijpt een shilling nit zijn zak en gooit
het den jongen toe, maar tegelijk daarop
stormen drie andere kleuters naar bniten
en beginnen na met ban vieren den strijd
om het geldstak.
Hoe dicht valt die sneenw toch neer en
wat blijft Aliee toch lang weg. Hij siet
het niet gaarne, dat zg dergelijke plaatsen
van ellende bezoekt en hij neemt zich voor,
hsren trek, om wel te doen, in eene andere
richting te leiden. Wanneer zg zich eens
met dergelijke bezoeken eene ziekte op den
hals haalde. Bij deze gedachte springt hij
van zijn rijtnig af, bindt bet leidsel aan een
boom vast en ziet met gebogen hoofd naar
binnen, in de hnt.
Het is daar zoo donker, dat hij in het
eerste oogenblik niets zien kaneindelijk
ontdekt bij Alice, die bjj het vnnr zit; sy
heeft een pak op den arm, dat zij zacht heen
en weer wiegt. Het is een klein kind, hij
ziet dat, na zij het op haar schoot legt.
Het is zoo'n lief, aangrijpend tooneeltje;
W at er met oude schoenen
gebeurt. Onhroikbaar geworden schoei
sel wordt, althsDs in Frankrijk, in groote
hoeveelheden opgekocht en aan fabrieken
geleverd, waar het, na eene laDgdnrige be
werking, tot eene brij wordt geweekt wel
ke men daarna gebruikt tot de fabrikatie
van geïmiteerd leder, tapijten en soortge
lijke artikelen. Ook wordt echter veel ond
schoenwerk gebezigd tot herstelling van
nieuwe echoenen. Dat gebeart in 't ty-
zonder door de gevangen zittende solda
ten in de vesting Montpellier. Zij heb
ben ten taak, de afgedragen schoenen en
laarzen in stokken te snijden en alle spij
kertjes uit het leer te verwijderen. Het
leer wordt daarna verscheidene dagen in
het water gelegd om te weeken. Uit de
beste stnkkes worden de bovenste deelen
gemaakt voor kinderschoenen en zelfs de
oude zolen gebruikt men onder heel klei
ne baby-schoentjes. Ook de nagels nit
staal, koper en messing worden door mid
del vsn een magneet gesorteerd, om weer
gebruikt te wordeD.
Voor de vroeger zoo moderne hooge
hakken der dameslaarsjes werd zelden an
der leer gebezigd dan dat van onde
schoenen, waarvan de slechtste slakken
als een eleganten hsk gedragen werden
door de eene of andere hoogstelegante
fran^aise.
Eene nienwe verzamel-
woede heerscht er tegenwoordig in Enge
land. Zij komt daarop neer, dat met
groote woede schouwbnrg-j en concertpro
gramma's worden verzameld en hoe ouder
zij zijn, des te meer waarde zij krijgen.
De grootste waarde bezitten die program
ma's, welke een stak hebben aangekondigd,
dat niet meer gespeeld wordt.
Wanneer dat stuk zeer vele malen is op
gevoerd, dan wordt de prijs, die voor het
oude programma betaald wordt, niet hoog;
heeft Het stuk evenwel geheel fiasco ge
maakt, of is het een paar maal opgevoerd,
dan stijgt de prijs van zoo'n programma
wel eens tot tien shilling. Eene comple
te verzameling der programma's der Drn-
ry Lane Pantomime kost reeds, wanneer
zij van twaalf jaar terug dateeren, vijf
tien pond sterling (f 180.
Hebben zeer beroemde, wellicht reeds
gestorven kunstenaars in de opvoering
medegewerkt, dan betalen de verzame
laars ieder gevraagd bedrag. De verzame
ling van een heer in Liverpool zal onge
veer 400 pond sterling kosten. Natuarlijk
wordt in deze zaken ook zeer veel bedrog
gedreven, en het zal reeds voorgekomen
zijn, dat mooi nagemaakte programma's,
die er ond uitzien, voor groote sommen
van de hand gedaan zijn.
Motorhuizen. Men begint
nu vau motorwagens tot complete motor-
huizen over te gaan. Een amerikaan
laat zich zoo'n wagen bouwen, die in twee
verdiepingen vier kamers bevat. De
machines bevinden zich onder in het voer
tuig. De bovenste verdieping kan ineen-
geklapt worden. De gedachte, ook op de
straten verplaatsbare, voldoende woningen
te bouwen, zooals de moderne schepen op
de rivieren, ia toch nog zoo kwaad niet.
Een ooatersch spreek-
woord
Hij, die weet en niet weet, dat hij weet
slaaptwek hem
Hij, die niet weet en weet, dat hij niet
weet is onwetend; leer hem!
Hij, die niet weet en niet weet, dat hij
niet weet is een gekmijd hem
Hij, die weet en die weet, dat hij weet
is wijsvolg hem.
m
Dansende vogels.
In het noordelijke, bergachtige deel
vsn Zoid-Amenka i. een vogel, die de
liefde van zijn wijfje noch heeft opgewekt
door zijne schoone vederen, noch zijn gezang,
maar door zijne groote bedrevenWed in
de danskunst. Het is een mooie, flinke
vogel, ter grootte van eene kip, bloedrood
en met brnine punten a»n de staart
veders op den kop bevindt zich een even- v
eens roode, groote kam van veerea, die
de vogel naar verkiezing nit eikand,,
breiden en samentrekken kan. De stem
van dezen vogel is onaangenaam en
scherp en zijn gewone gang ia een
onelegant waggelen. Menigmaal echter
wordt hij wat handiger met de beenen.
Zeven tot tien mannetjes-vogels zoeken,
eene geschikte, beschutte plaats op, die
zoo mogelijk glad en ruim is. Zij zoeken
alle steentjes en blaadjes van die plaats
af, stampen zooveel mogelijk den bodem
vast, en eene dansplaats volgens de f:
der kunst is gereed. v-j-\Tw
Dan roepen zij de wijfjes bij elkander
en die nemen aan den rand van de are
na plaatsen nn beginnen de verliefde
mannetjes één voor één een cnriensen
dans nit te voeren, zij blazen zich
trotsch op en maken de dolste sprongen,
breiden staart en vleugels nit en dansen,
zoolang hnnne krachten het hun veroorlo
ven. Wanneer r.u al de mannetjes eene
benrt gehad hebben, kiest ieder vrouwtje
dat mannetje nit, dat haar de beste dan
ser is toegeschenen en vervolgens gaan
zij paarsgewijze weg, om gemeenzaam het
nest in te richten.
Boven 't hoofd. M e-
vronw ModusWillem, je hebt me een
nieuwen hoed beloofd.
WillemIk Heb ik je een nieuwen
hoed beloofd Groote Goden I En wan
neer dan
Mevrouw Modnsv- Vóór wij trouwden
heb je gezegd, dat mij nor't iets onaangé^
naams boven het hoofd zon zweven, als
jij 't kon verhinderen, en zie nn dien
voddigen hoed eens, waarmee ik nn al drie
maanden voor schandaal op straat loop!
De Moeder.
LezerI ik wil voor u zoeken naar het beeld
der ware vrouw, opdat zij u levendig voor
oogen sta en haar stille gang en stille han
deling n onvergetelijk zij voor immer.
De zon van God gaat van den morgen"
tot den avond langs hare bsan. Uw oog-
bemerkt geen harer schredeD, uw oor ver
neemt niets van haar loop. Maar als zij on
dergaat, dan weet gij, dat zij weder zal op
gaan en voort werken, om de aarde te ver
warmen.
Lezer 1 het is veel, wat ik zeg, maar
ik vrees niet, het te zeggen. Dit beeld
van de groote moeder, die over de aarde
broedt, is het beeld van iedere vrouw,"
die haar huis tot een heiligdom van God
verheft en den hemel verdieot aan haar
man en kinderen. Pestalozzi.
Een wederzien. Twee
vrienden ontmoeten elkaar weer na eene
langdurige scheiding. „Zeg, herinner
jij je nog die juffrouw Bliek wij leer
den haar kennen, toen we nog student te
Leiden waren.'
f Ja welik kan me haar nog
goed herinnerenJa juist 'k
geloof wel, dat het 't leelijkste en domste
creatuur was, dat 'k ooit ontmoette. En
wat is daar meê
„Hmze is thans mijne vronw.'
Eene hypothese. „Papa,
waarom gaat de zon in den wiiiter altijd
naar het Zniden „Waarschijnlijk, om
dat rij het betalen kan.'
Alice ziet er in hare nieuwe rol zoo echt
vrouwelijk uit, dat Jim de tranen in de oogeu
komen. Zoo, bad hij gedroomd, zou zij hare
en zijne kinderen vasthouden soo zou zij
baat lief gelaat over zijne kleinen hebben
beengebogen en met groote liefde in de oogen
hnn beider kinderen bebben aanschouwd.
Nu bemerkt hij slechts medelyden in hare
oogen, als zg die opslaat en hem gewaar
wordt.
Het kleine ding is gekleed in kleeren, die
Alice zeil gemaakt heeft en zjj gevoelt zich
nu byna trotscb op haren beschermeling.
„Is bet niet eeu allerliefste kleine
jongen, Jim vraagt zij hem, het kind heen
en weder wiegend.
Alice heeft byna iederen nieuwgeborene
nit den omtrek op de knieën gehad, zoodat
zjj daarin al eene zekere bedrevenheid beeit
verkregen.
„Arme, kleine kerel 1" zegt kapitein
Lesroy. Vervolgens voegt bij er fluiste
rend aan toe „Dit is een ontaettend hol,
kom, ga mee."
„Stil Alice wijst op het bed. „De arme
moeder slaapt en ik beb intusschen het
kind stil gehouden- O Jim, ik geloot, dat
de moeder reeds met den dood strjjdt."
Hij leegt zijne zakken van al het zilver
geld, dat bij bij zich heeft.
„Hier, geef hen dat en ga nn om 's
hemels wit met mij mede. Ik ben ervan
overtuigd, dat hier eene koorts heerscht of
iets anders verschrikkelijks."
,,Neen Jim, zg zijn alleen maar zeer
arm," antwoordt Aliee boog blozend, ter
wyl ze het geld neemt en het met het kind
aan de zijde van de moeder neerlegt.
Dan gaan zij met hnn beiden naar bui
ten, stggen in bet rijtuig en gaan te zamen
weg. Kapitein Jim heeft bet duistere ge
voel, dat hij het hart, dat hij veroverd
heeft, niet waardig is. Alice verwondert er
aich over, dat Jim plotseling zoo ernstig
gestemd is en tracht hem weder wat op
gewekter te doen worden.
„Moeder, waar is Ines
Het is op denzelfden avond, alleen msar
een paar nar later en de sneenw valt nog diob-
ter dan te voren. Lady Dermot, die door
de vraag van haar soon nit bare zachte
Blaimering wordt gewekt, antwoordt oDgedul-
dig
„Hoe kan ik dat weten Zij zal wel op
bare kamer zyn."
Sir Moritz gaat naar het venster en ziet
naar bniten. De boomen zijn na geheel
witde takken buigen onder hun zwareu
last. Hel ziet er beiten schriel nit hij
gaat naar het haard vnnr en zet zich daar
neder. Den geheelen dag is hij niet thuis
geweest, zoodoende heeft hij lees niet ge
zien sedert het ontbjjt.
Lady Dermot zon niet zoo vredig weder
zyn ingesluimerd, als zjj de gedachten, die
baar soon op dit moment door het boofd
gingen, had kannen raden. Hij denkt et
aan, dat Ines elk oogenblik kan binnentre
den, dan zal hij naast haar gaan sitten en
zij zal hem vertellen, wat zjj den geheelen
dag zonder hem gedaan beeft- W ant slechts
sir Moritz kent hare liefhebberijen. Hij weet,
dat de paarden en de honden, ja, zelfs de
koeien, met hare zachte oogen en gedul
dige gezichten, hare vreugde zijn. De paar-
den weten al heel nauwkeurig, dat sij al
tijd een lekker hapje voor hen in den zak
draagt. Sir Moritz droomt van de uren, dat
sij, aan eene echte zigeunerin gelijk, door veld
en bosch dwaalt. Gister nog bracht zij een
gewond vogeltje mede, zij behandelde het
met zoo'n groote zorgvuldigheid, dat sir Mo
ritz het ter wille van baar in een kooitje
gezet heeft.
Daarbij had hij er aan geeacht, d de oo
gen van juffrouw B'ake wel in staat zonden
geweest zyn, om bjj het lijden van zoo'n
diertje eene mildere, zachtere uitdrukking
aan te nemen.
Sir Moritz moet inderdaad met oneindige
liefde aan Ines denken, want bij stookt het
vuur helder op, opdat het lekker brandejjt>~
zal, als Ines binnenkomt, maar bet vnur
flikkert en wordt minder en nog is Ines niet
in de kamer gekomen.
Eindelijk gaat de denr open en bij kleurt
als een schooljongen; opnieuw doet hg het
vuur opvlammen, doch het is Ines weer niet