Zondag 13 Juni 18S7.
41ste Jaargang 2To- 3212.
bijvoegsel.
I
Binnenlandscb Nieuws.
FEUILLETON.
lflkt r
COURANT.
Woensdagavond hieldde
heer
Ir. i. Sm
te Hoogeveen,
lid van de Tweede Kamer, eene politieke
voordracht, ten locale van den heer Ha
ringhuizen te Nieuwe Niedorp.
Te oDgeveer half acht opende de vcor-
zitter, de heer H. W. van Rostem van
SchageD, de vergadering en aeide, dat,
daar er in Nieowe Niedorp geen liberale
kiesvereeoigiDg was, de aangesloten kies-
vereenigingen het zich ten doel hadden ge
steld, oin ook te Nieuwe Niedorp propa
ganda te maken voor de vooruitstrevende
beginselen, om zoodoende de candidatnnr
van Mr. E. EoLcLrer bevorderlijk
te zijn. Zelf was het den heer Fokker on
mogelijk geweest, om op te treden, daar
hij eiken avond bezet had, ma*r bij de
eerste uitnoodiging, om eene spreekbeurt
te komen vervullen, had de heer Smeenge
zich dadelijk bereid verklaard. Vervolgens
werd het woord gegeven aan den spreker,
den heer Mr. H. Smeenge.
Spreker begon met als zijne meening
uit te spreken, dat het hem gewenscht
voorkwam, dat in elke plaats, zooveel mo
gelijk, eene politieke voordracht werd ge
houden, omdat het zeer goed is, dat
het volk wete, wat het op 15 Juni a. s.
te doen staat en wat er van het geëischt
wordt, door die witte stip zwart te maken.
Menig oordeel wordt in zulke openbare
vergaderingen uitgesproken en zoodoende
zai er door de hoorders zooveel mogelijk
kunnen worden overwogen, wien zij heb
ben moeten en zal het hsn gemakkelijk
vallen, eene keuze te doen.
Spr. voegt er evenwel aan toe, dat hij
hoopt en gelooft, dat door hetgeen hij zal
zeggen, de positie van den heer E. Fok
ker niet zwakker zal worden. Spr. vindt
het eigenaardig, dat men hier te Nieuwe
Niedorp voor zich ziet optreden een man
uit het land van hei en struiken, en dat
er pnbliek is opgekomen, hoewel niet in
zulk een groot getal als men wel zou heb
ben gewenscht, is voor spr. de slotsom hier
op, dat het niet veel atdoet, waar de persoon
vandaan komt, msar dat het aankomt op
hetgeen hij zal gsan zeggeD, opdat den
kiezers den weg, dien zij te gasn hebben,
duidelijk voor oogen zA worden gesteld
en het hun gemakkelijker zal worden ge
maakt, eene keuze te doen.
Sor. gaat vervolgens over met eene
kleine vergelijking te maken tusschen de
ze verkiezing en een twee of drietal an
deren en gelooft dan te mogen beweren,
dat deze verkiezing het in belangrijkheid
wint, daar er aan deze veel meer kie
zers meedoen dan die vorige malen.
De heer Smeenge gaat nn de redenen
na, die er toe hebben geleid, om
dat kiezerscorps nit te breiden. Volgens
Spr. ligt die reden gemakkelijk voor de
hand. De manier, waarop de wetgever op
treedt, beeft immers grooten invloed op de
weivaart van ons volk en 't is immers
geen wonder, dat zij, die hun heil van dien
wetgever verwachten, voortdurend het oog
op hem gevestigd honden.
In den laatsten tijd heeft men in de
onderste kringen van de samenleving zich
in allesbehalve gnnstigen zin over dien
wetgever uitgelaten. Voortdurend en voort
durend werden klachten geoit, dat die
wetgever geen rekening hield met hnnne
eischen en behoeften en de eisch werd uit
gesproken, dal die wetgever meer oog zon
hebben voor de behoeften van hen, die de
onderste lagen onzer samenleving uitmaken.
Juist die onderste kriDgen hadden
herhaaldelijk wenschen uitgesproken en
zij, die aan het roer stonden, hadden
ze niet vervuld. In die kringen heeft men
zich toen niet waardeetend over
dien wetgever uitgelaten en men sprak on
omwonden den wensch nit, om mee te
doen aan de samenstelling van ons regee-
ringslichaam. Zoodoende heeft men het
meer uitgebreid kiesrecht gekregen, maar
door het verkregen recht van mee te mo
gen doen aan de samenstelling van het
regeeringslichaam, hebben zij eok mede een
groot deel der verantwoordelijkheid op zich
genomen en ten tweede zullen zij nu wel
tot de ervaring komen, dat Keulen en A-
ken niet op één dag sijn gebouwd.
Tusschen de jaren '88 en '97 is volgens
spr. wel eenige vergelijking mogelijk, daar
ook in 1887 geroeid werd, dat een grooter
aantal bnrgers mede moest opgaan naar
de stembns en door de nienwe grondwet
werden 150000 nieuwe kiezers geschapen.
En die 150000 nienwe kiezers waren voort
gekomen nit kringen, die diohter bij de
lagere lsgen der samenleviog stonden en
dos ook meer voor hnnne nooden zonden
gevoelen, das die nooden meer op den voor
grond zonden doen treden en de hsnJ
aan den ploeg slaan, om die nooden te
doen verdwijnen. Dus het lag voor
de hand, dat het kiezerscorps, aangevnld
van onderen af, zon staan op breeder
basis, op breeder grondvlak.
Spr. nit als zijne meening, dat toen
maals als verkiezingsleus had moeten
weerklinken: uitbreiding kiesrecht, maar
dat devies werd losgelaten en daarnaast
werd een ander devies geplaatstwien zult
ge kiezen, die vóér of tegen de openbare
of bijzondere school is, enwie zal de
lasten roor het nederlandsche volk dra
gelijker maken. Door niet die eene lens
aan te heffen, maar daarnaast die anderen
te plaatsen, is er niet gebeurd, wat er ge
beurd moest zijn.
Wie heelt, zoo vraagt spr., de herzie
ning van de grondwet tot stand gebracht F
De liberale partij, van destijds. Spr.
wijst er na met nadrok op, dat hij geen
pleidooi wenecht te honden voor die onde
liberale partij, en als er straks iemand
mocht opstaan, die daartegen te velde
mocht trekken, dan zal dat over zijn hoofd
heeugaan, als niet tegen hem gezegd.
Nogmaals vraagt spr., wie heeft die
herziening tot stand gebracht f De lib.
partij. En nn zon men verwacht hebben,
dat de nieuwe kiezers ook aan haar ban
vertrouwen zouden hebben geschonken.
Neen, zij hebben de meerderheid verschaft
aan katholieken en anti-revolntionairen.
Die partij werd in staat geacht, om aan
den schoolstrijd een einde te maken, die
werd ie staat geacht, den eisch der recht
vaardigheid te betrachten, en of het goed
is gegaan of niet, daar gelieft spr. geen
woord van ta zeggen. Alleen wil hij dat
zeggen, dat hetgeen men van het ministerie
Mackajr had mogen verwachten,door het niet
is ter hand genomen, gean betere regeling
van belasting, geeD afschaffing van plaatsver
vanging,want hoewel generaal Bergansins het
aan de orde heeft gebracht, is er niets van
gekomen. De meerderheid van het parle
ment heeft zelf de verwarring gebracht, want
de katholieke partij verklaarde, dasrvan niets
te willen weten en stemde ais één
man tegen de afschaffing. Men beweert
wel, dat, als de liberalen er toenmaals als één
man róór hadden gestemd, de afschaffiog van
de plaatsvervanging wet zon zijn gewordeD,
hetgeen nog te bezien zou geweest zijn,
maar toegestemd, dat zulks zoo ware, dan
kan dat de meerderheid toch nooit schoon
wssschen van het feit, dat zij haar plicht
verzaakt heeft en dat zij niet heeft ge
staan, waar zij had moeten staan. Spr.
brengt evenwel gaarne hulde aan de knap
pe mannen van toentijds, b. v. den heer
Ru/t van Berenbroek.
In 1891, zoo vervolgt spr., werd even
wel de lees, die in 1888 door die andere
lenzen verdrongen was, op den voorgrond
gesteld, namelijk de lens van het kiesrecht.
Dat kiesrecht was noodig, om den
wensch, die beneden geuit werd, in ver
valling te brengen. In 1891 nu was de
uitslag, dat diezelfde kiezers in de meerder
heid brachten de liberale partij en het kabinet
Vanlienhoven optrad, waarin lak van Poort
vliet zitting had als minister van binnenland-
sche ziken. Hij heeft nn gedaan, wat er
van hem geëischt was, hij heeft eene kies
wet gemaakt, hij heeft die kieswet in
behandeling gebracht, hij heeft die
kieswet verdedigd, maar helaas, er werden
geen gnnstige resultaten verkregen. Der
katholieke pirtij en een deel der libera
len, met r, d. Kaag ec v. Houten voorop,
die zich voorstanders noemden van uit
gebreid kiesrecht, kon die wet niet vol
doen, zij werd in strijd geacht met de
grondwet. En zij, de tegenstanders, meen
den dat zoo ernstig, dat zij beweerden,
niets op het getai kiezers tegen te hebben,
ja, zij zeiden, eene kieswet te knnnen ma
ken, die nog meer kiezers zon voortbrengen.
Wel is in dat kabinet eene herziening
van het belastingwezen ter hand genomen,
Kugper toch beweerde daar nog, dat het
schande was, dat het roerend vermogen
vrij uitgaat en het onroerend zwaar
belast wordt. Wat er op belasting
gebied gedaan is, heeft ten doel gehad, die
genen te ontlasten, die minder goed kan
nen betalen, den middenstand te ontheffen
en daar den druk te leggen, waar hij
met reden gelegd mag worden en waar hij
ook het gemakkelijkst kan worden gedra
gen. De grondbelasting werd verlaagd,
patentrecht afgeschaft, dat met recht altijd
de ontevredenheid van den handelsstand
had opgewekt, maar het kiesrecht was niet
herzien, omdat een deel der lib. partij,
om zoo te zeggen, de gehoorzaamheid aan
den heer lak had opgezegd.
In 1894 werd de eisch van herziening
van hel kiesrecht herhaald en kwam er
in de liberale partij eene scheuring.
Wij kregen in 1894 het kabinet Roëll,
in welk cabinet van Houten met de por
tefeuille van binnenlandsche zaken werd
belast. In dat kabinet werd de herziening
van de belasting voortgezet. Spr. zal er
geen oordeel over uitspreken, maar alleen
dit zeggen, dat met die wet op het per
soneel de middenstand niet zoozeer is ge
baat.
Spr. heeft biljetten gezien, die wel ee
nige verbetering brachten, maar hg' heeft
ze ook gezien, die zeer verzwaard waren
en jnist daar drukten, waar wel het aller
minst dtnk mag gevoeld worden.
De herziening ran Rijks- en Gemeente-
flnanciën, dat de eisch der rechtvaardigheid
medebrengt, is zoo hoog noodigSpr.
spreekt er zijne verontwaardiging over nit,
dat er geene meerderheid te rinden was,
dat de uitwonende eigenaren mede znllen
dragen in de lastea, daar zij toch ook de
lasten genieten; dat er geene meerderheid was
te krijgen voor eene progressieve regeling van
den Hoofdelijken Omslag en alleen door
Sprenger van Fyk eene kleine negressie is
toegestaan, die volgens hem dezelfde nit-
werking zon hebben.
VitijïerM
18.
„Het doet mij zeer leed,* zegt Moritz
na eenige oogenblikkan, .dat ik n pijn
moet aandoen, maar zelfs niet ter wille
van n, kan ik den dierbaarstes wensch
mgns levens opofferen j dat znlt gij zelve
inzien. Twee dingen verstaat een man
zelf het beste te beoordeelen, een paard
en eene vroaw. Mijne lieve moeder, er is
niets aan te veranderen, mijne kens is
bepaald. Ines wordt mijne vrouw en
geen ander.'
Moritz weet nn beel goed, wat hij zegt.
Dertig jaren lang heeft bg zijne moeder
in alles haar zin gegeven, eindelijk is
echter de maat volgemeten ec hij kan
zichzelf niet ontkennen, dat hij er niet
een weinig leedvermaak over gevoelt.
„Het zal het moest dwase zijn, dat ge
nw geheele leven gedaan hebt,* zegt zij
bitter. „Gy zult een onwetend kind tot
vroaw nemen, slechts omdat zij er lief
uitziet. Val mij nn niet in de rede,
Moritz, voordat ge zes maanden ge
trouwd zijt, zal die stap n reeds berou
wen.*
„Dat geloof ik niet,' antwoordt hij
zacht en met eene teedere uitdrukking in
*0ne oogen.
„Onsin 1" roept lady Dermot onge-
olo,g- „Hoe zal het o ooit knnnen blij-
?6D bev*Hen, zoo'n vrouw de uwe te
moe-en noemen, die in alle vormen te
or{ schiet. Gij znlt u voortdurend over
ki onwetende ding te schamen
nebben, bij al wat zij doet of spreekt. Ik
zeg u, Morits, dat het meisje geheel on
geschikt is, om nwe vrouw te worden."
Hij^ schudt slechts het hoold en denkt,
lieth ltta'S *^ne ocoPge*oede Ines
„Ik bood nn eenmaal niet van eene
moderne vrouw/ antwoordt hij. „Ik heb
eene vrouw noodig, die mij liefheeft
slechts mij alleen. Wat gaat mij die on
gelukkige humbug aan, dat men de gezel-
achapswereld gelieft te noemen P Wanneer
mijne vrouw mij bevalt, heeft geen ander
mensch ter wereld zich daarover te bekom
meren."
Nn verliest lady Dermot toch haar laatste
greintje geduld.
„Ik wenschte, dat zij mij nooit onder de
oogen gekomen was 1*roept zij nit. „Dan zoudt
ge Flora tot vrouw hebben genomen. Maar
mijnentwege kunt ge nn nw eigen weg gaan.
Goeden nacht, Morits I* Met deze woorden
verlaat lady Dermet haar zoon, zonder deD
gewonen nachtkus van hem te vragen.
Sir Moritz zit nog langen tijd in zijne
kamer ca te denken. Hij denkt aan den
tijd, dat Ines geheel de zjjne zijn zal. In
die oogenblikken vergiet zjjne moeder in de
eenzaamheid van hare kamer vele en
bittere tranen over de dwaasheid van haar
toon en over het in rook opgaan van hare
trotsche plannen.
HOOFDSTUK XVIII.
De dag van het bal is aangebroken en
sir Morits doet alle moeite, om Ioes een
oogenblik alleen te spreken. Hem komt het
voor, als zag haar gezichtje er nog lijdender
en wanhopiger nit.
En inderdaad, de kleine gevoelt zich
naamloos ongelukkig, waarom zij dan ook
het grootste deel van den tijd in bare eigen
kamer doorbrengt. Het arme kind I Zelfs
zijne vriendelijkheid schrikt haar terug, die
geheele vertrouwelgke kameraadschap is
voorbij. Vol vertwijfeling gaat sir Moritz
naar zijne moeder.
„Om Godswil, zeg mij toch, wat er met
Ines gebenrd i». Zij wil csg niet meer aan
zien, geen woord meer tot mij spreken.*
Lady Dermot overlegt een oogenblik en
komt weldra tot de slotsom, dat het ver
standigste, dat haar overblijft, is. zich te
voegen naar het noodlot- Dit huwelijk nog
verder tegen te gaan, zou maar nntteloos zijn,
want Moritz heeft zich dat nn eenmaal in
Nog één ding wil spr. even aanstippen.
Zijn de belangen van den landboaw vóór
1888 ook behartigd geworden, zoo vraagt
hij. Neen, die waren schandelijk verzuimd,
en hoewel er nu eenige verandering ten
goede is waar te nemen, hoewel' er subsi
dies hier en daar voor worden gegeven,
zal er nog veel, veel meer moeten worden
gedaan, 't Is een feit, dat door uitgebreid
kiesrecht die nooden znllen worden weg
genomen, die vroeger waren vergeten, door
dat de kiezers daar te ver cf stonden.
Daarom doet spr. de vraag, wat zal nn
de leoze moeten zijn
Nn zal men kiezen onder nog meer
uitgebreid kiesrecht. Ongeveer 800.000
nienwe kiezers komen er bij en bij de
onden waren er reeds, die reeds op breeder
grondslag stonden en zoodoende krijgt mon
een kiezerscorps, dat met de eischen en
wenschen van de onderste lagen bekend is
en zal men na ook als lens moeten aan
heffen datgene, wat de fonten zal kannen
herstellen. Men zal nn ter hand roo.-teo
nemen, wat die onderste kringen eischen,
nn zal men moeten voor den dag komen
met sociale hervormingen. Dat is ook
gebenrd, zegt spr., maar niet op de wijze,
zooals hij het gaarne zon hebben gezien,
zooals hij het gaarne zon hebben gehoopt.
Men hoort dagelijksch de grief niten, dat
de gevangenissen overvol zijn, inzonderheid
hoort men die grief in den middenstand
en beneden. En beneden beweren zij, dat
die gevangenissen voor een groot deel gevuld
worden nit hnnne kringen en zij
beweren, dat die gevangeniseen gevuld
znllen blijven, als men hen niet in de
gelegenheid stelt, hnnne kinderen beter op
te voeden. Zullen vol blijven, als anderen
hun plicht vergeten tegenover het ver
waarloosde kind. Veel scheelt het evenwel,
men te baat wil nemen,
tegen te gaan en daarom
een groot verschil uit,
dit opzicht aanklopt. De
plicht der samenleving gebiedt ons, dat
wij aan dergelijke wanverhoudingen een
einde maken. Spr. geeft te kennen, dat
hij de middelen, door de anti-revolutionai
ren aan de hand gedaan, niet tosjnicht.
Spreker geeft nog treffende voorbeelden,
dis aantoonen, hoe hoog noodig het is,
dat de staat tusschenbeide treedt, om het
kind aan het verkeerde onderlijk gezag
te onttrekken hoe hoog noodig het is,
dat de rechtstoestand van de vronw verbe
terd wordthoe hoog noodig het is, dat de
verbetering van den woningsloestand wordt
ter hand genomen en in verband daar
mede onze onteigeningswet worde na
gezien en het belastingstelsel worde ver
anderd. In breede trekken en met ware
kleuren teekent spr. de vele ten hemel
schreiende toestanden der maatschappij,
wijst op den eisch, den dringenden eisch van
verbetering van boren aangehaalde toestan
den.
Met beirekking tot het woningvraagstuk
wordt alom de vraag vernomen: Waar
moet het geld vandaan komen P Spr. meent,
dat er geld in overvloed is. De rijkspost
spaarbank heeft geld genoeg. Dat geld
is er voornamelijk gebracht door de min
der—bedeelden en spr. zou dat geld voor
een deel willen gebruiken voor het doel,
om betere woningen tegen matige hnur
te verschaffen. Daardoor zonden twee nut
tige dingen worden verkregen. Men hielp
de armen met hun eigen geld en men
zou hen in staat stellen, nog meer te
sparen.
In 1895 is eene poging er toe gedaan,
om dat geld van de postspaarbank voor
dat doel aan te wenden, maar die poging
is mislukt. In België heeft men voor dat
doel ook een deel van dat geld gebrnikt,
welke middelen
om dat kwaad
maakt het ook
men
waar
in
het hoofd gezet en zjj kent haar soon vol
doende.
„Mjjn waarde Morits,' zegt de lady, in
tranen uitbrekend, „natuurlijk is nw geluk
mijn hoogsten wensch- Ik wil u slechts
herhalen, dat dit hnwelyk mijne goedkeuring
niet kan wegdragen, maar trots dat, zal ik
het inwilligen.*
„En daarmede sult ge mij gelukkig
maken,' antwoordt hij innig. „Wellicht
bemint zij mij niet op de wijze, zooals ik
dacht, ofschoon ik daar tot dasverre
vast van overtuigd was.'
Lady Dermot's waogen krijgen eene hoo-
ge kleur, als zij aan Ines' gesiebtje denkt,
terwijl zij met haar over hare liefde sprak.
„Gij znlt nooit vergeten, dat ik het om
nw bestwil heb gedaan,* zegt zij, plotseling
besloten, handelend op te treden.
„Ik vreesde, dat Ines n sou leeren lief-
krijgen, en ga weet, Moritz, ik heb steeds
Flora als nwe toekomstige vrouw beschouwd.
Dat was mijn vurigste wensch en ik deel
de dat Ines mede.'
Vroolijk schitterden na zijne oogen.
„Wilt ge haar bij mij zenden, moeder?'
Zij zijn te camen in de bibliotheek, waarin
Moritz zijne moeder toevallig gevonden
heelt.
„Goed, ik sal het doen,* antwoordt lady
Dermot, vervolgens legt zij hare handen op
zijne schoaders en ziet hem vast in de oo
gen. „Het is een barde slag voor mij, Mo
ritz, eene scherpe ontgoocheling. Ik had zoo
geheel iets anders gehoopt.*
Hij sloit haar den mond met een innigen
kas.
„Moeder, ik ben geen knaap meer, om
vandaag dit meisje en morgen weer een an
der lief te hebben. Wanneer het mij moge
lijk was, zou ik n gaarne ter wille zijn. De
hemel zal u eenmaal doen zeggenik heb
verstandig gehandeld
„Ik help n wenschen, mijn jongen, dat
deze stap u nooit beronwen zal,* antwoordt
de onde dame, terwijl zij de kamer ver
laat.
De gasten bevinden zich in het salon
ten minste de dames en praten over het
bal, dat dien avond zal plaats vinden.
Lady Dermot gaat naar bare eigen ka
mer en stoort, om Ines, die dadelijk meteen
bleek gelaat en diepliggende oogen in de
denr verschijnt.
Hare toekomstige schoondochter. Lady
Dermot slaat haar oplettend gade, van het
hoofd tot de voeten. Ja, zij ia zeer soboon,
daarover kan geen twijfel beetaan. Da da
me zocht, als zij zichzelve dit feit moet be
kennen.
Zg neemt de bevende banden van Ines
in de haren en ziet haar ernstig aan.
„Zie mg asn, kindlief.' En de kleine
slaat de ernstige, zwaarmoedige oogen een
oogenblik op. „Moritz is in de bibliotheek
en wenscht n te spreken."
Lady Dermot's slem is hard en hare woor
den zyn kond. Haar gemoed wordt even
wel warmer, als zij ziet, hoe dit kind terug
deinst voor eene samenkomst met den man,
dien zij liefheeft en die haar ook wederkee-
rig bemint- Geroerd en verteederd riet zij
in het angstige, ontstelde, bleeke gelaat
vervolgens drukt zy een kus op Ines' voor
hoofd.
„Mijn lief kind, gg behoeft niet bevreesd
te zijn. Ga nuMorits heeft u iels te
vertellen. Gg snit hem in de bibliotheek
vinden. En,* hier maakt zg eene lange
pauze, „wanneer ik gisteren onvriendelijk
tegen n was, deDk dan, dat ik zgne moe
der ben.*
Tranen stijgen er in Ioes' oogen op.
„Morgen ga ik weg. Ach, tante Catba-
rina, verlang nn toch niet, dat ik nog met
hem spreek 1"
Lady Dermot lacht, en zegt met hare hand
wenkend
„Moritz wacht, kom, mgn kind!
Wit als een sneeuwklokje volgt sg den
weg naar het aangrenzend vertrek. Zg treedt
binnen en zijn geheele leven zal Moritz dat
oogenblik bg big ven, zooals zg in harejonk-
vrottweigke onschuld, als het ideaal van
vronwelijke volkomenheid, voor hem is ver
schenen. Zgn gansche hart vnit zich met
hartstochtelgk verlangen, terwgl hij haar in
het gelaat ziet. Zgne oogen kannen de ha
ren niet ontmoeten, want sg hondt ze neer
geslagen, hg ziet slechts bare trillende lip
msar hier, waar men anders zoo gaarne
op het buitenland wijst, heeft men het niet
gewild. De poging ran de beeren Bruc-
ker en Kerdijk heeft schipbreuk geleden.
Ook in Duitschltnd heeft men veel ge
daan, om den woningstoestand te verbeteren.
De vraag is nn, die gesteld moet wor
den door de kiezers: „Wil hg, dien ik
kies, van dit alles weten P' Men zal moe
ten vragen, of hij op dat standpunt staat.
Of hij er toe zal willen medewerken, voor
dat doe) geld voor een deel nit de spaar- j
bank te putten, maar ook of hij wil me
dewerken, om niet, zooals nn de onteige
ningswet zegt: slnit die kast,zij is onbewoon
baar geworden, maar om maatregelen te hel
pen in 't leven roepen, die in staat znllen stel
len, dat krot af te breken, om daarvoor eene
goede woning in de plaata te stellen.
Men zal moeten vragen, of hij, dien men
kiest, geuegen is, mede te werken, dat ar
beiders een beteren onden dag znllen krij
gen. Onder arbeiders verstaat spr. personen,
die hun leven gewerkt hebben, maar niet ge
noeg hebben kannen verdienen, om voor hun
onden dag wat over te honden. Weet ge
wel, zoo vraagt spr., wat de levensavond
van een arbeider is Sommigen zeggen, ge
vergeet, dat die levensavond niet zoo
slecht is. Men zegt, ge vergeet die onden
van dagen, die altijd nog werken, die rog
maar halve kracht kannen ontwikkelen
en toch het volle loon ontvangen. Daar
zijt ge, zoo beweren ze, niet genoeg dank
baar voor. Spr. is er wel dankbaar voor,
hij brengt gaarne hulde aan die sommige
patroons, die dat doen. Hij behoort niet
tot diegenen, die beweren, dat die baas
dat verplicht is te doen. Maar als het zoo
gevonden werd, dat diezelfde oude arbei
der een verzekerden onden dag zou krijgen
en de baas,door hem weg te zenden, hem niet
broodeloos maakt, dan zon die baas hem wel
wegzenden. Daardoor zou die patroon zelf in
betereD doen geraken. Hij zou kannen
wegzenden iemand, die heel loon ver
dient en half werk doet en daarvoor
in de plaats nemen jonge krach-
teD, die vol werk kannen verrichten.
Daardoor zon aan velen der ontevreden
joDgeren werk knnnen worden ver
schaft en de onden de jongeren niet meer
in den weg zijn.
Er wordt nog op een anderen kring ge
wezen, op de godsdienstige instellingen
en huizen van liefdadigheid. Ook daar
is spr. dankbaar voor. Maar, zoo vraagt
hij, is dat de beloocing voor een leven
van noest6 vlijt en hard werken, om op
den ouden dag de vrijheid te moeteii
verliezen P Vrijheid is een der eerste
eischen van het leven. Koning te zijn
in zijne eigen woning 1 Den onden leeftijd
is hebbelijkheden eigen, jnist niet in slechte
beteekenis, en daaraan wil men botvieren
en nn staat aan het hoofd van zoo'n in
richting een jong man, die zich in de i-
deeën van die oadjes niet kan indenken
en de dingen, die de onden zonden willen
doen, worden verboden. Ja, ligging en
dekking is veelal beter, dan thuis gekre
gen zal worden, maar de vrijheid zal men
moeten missen, de heerlijke gedachte van
koning te zijn in eigen woning is men
kwijt.
Dan wordt er nog op gewezen, dat de kin
deren de ouders in huis nemen. Maar,
zou ik u willen vragen, is het tneeren-
deel in staal, dat te doen P Men staat toe,
dat de onder bij het eene of andere kind
komt inwonen, maar men stelt dan als
voorwaarde, dat alles, wat nog het eigen
dom van den onder is, z ij n eigendom za!
worden, maar als de dood dan wat lang
wegblijft, wordt het eene bron van groote
oueenigheid en wordt alras de verzuch
ting geslaakt: zal bij spoedig heengaan.
T
Men begint er een lastpost in te
zien. En hoeveel anders zon dat knnnen
zijn, als een f 3 k f 4 per week weid
uitgekeerd. Dan zonden de kinderen
gaarne een dusdanig persoon in huis wil
len hebben, dan zonden er voor dat geld
dingen kunnen worden aangeschaft, "die
men zoo hoog noodig heeft en toch 'moet
missen, dan zal men vragen oir het lange
leven van dusdanige personen.
Spr. wil eene goed georganiseerde ver
zekering, maai als eersten eisch stelt hij
dat de werkman zooveel mogelijk zelf moe!
doet. Het moet niet een gegeven brok
zijn, neeD, hij moet er recht op hebben.
Drang zal er moeten worden uitgeoefend,
opdat jeugdige personen ïich reeds ver
zekeren. De patroon zal moeten mede
helpen en alleen daar,waar beiden onmachtig
zg'D, zal de Staat tnsschenbeiden mogen
treden. Spr. waarschuwt er voor, niet in
eens te veel te willen, anders
mocht men het lid eens op den neus krijgen,
Spr. wijst er op, dat er groote, zeer
groote sommen worden uitgegeven voor
justitie en politie, die anders besteed
zonden kannen worden en zeker betere
resultaten zouden afwerpen, 't Zon het
tegenwoordig geslacht aansporen, met kracht
te arbeideD, omdat zij weten, dat dan eene
betere toekomst hen wacht.
Spr. stelt nn aan de orde hetgeen voor
den middenstand, landbouwer, veeboer^
kan worden gedaan en stelt, met betrek!
king daartoe, vakonderwijs op den voor-
grond en zal daarnaast de protectie be
handelen.
Werd nn een kwartier panze gebonden.
Er werd een baDier in de hoogte gehe-
veD, zoo begon de heer Smeengedie de
banier meest zijn. De verbetering van
positie van menigeen, door vermeerdering
van kennis, het vakonderwijs dient ge
steund van overheidswege. "Van overheids
wege wordt reeds veel gedaan voor vele
nuttige instpl!inger.>r£a_datj8 reeds een
heele stap vooruit. Men "diene de" Sptïük-
voor oogen te houden „Kennis is macht".
Men heeft lang den weg bewandeld
wat vader en grootvader deed, doe ook
ik. Maar nn begint men gelukkig ook
in het landbouwbedrijf kennis in toepas
sing te brengen. In den tijd van rozen
geur in het landbouwbedrijf ging het wel
goed en kon het we', om te blijven doen,
wat grootmoeder deed, maar nn door de
verschillende nitvindingen eene verande
ring in den toestand van den landboaw
is gebiacht, wordt het ook zaak, van de
wetenschap gebruik te maken en wordt
het zaak, dat met de minst mogelijke pro
ductiekosten, de meest mogelijke productie
worde verkregen. Lit geheim- moet een
ieder trachten te leeren kennen.
Voor 1888, zoo zegt spr., heb ik straks
al gezegd, is er weinig voor den land
boaw gedaan. Nn evenwel is daarin ee
nige verbetering gekomen. Wat is er ge-
daan Voorstanders van vakonderwijs
hebben begrepen, dat zooveel mogelijk door
een ieder van dat onderwijs moet worden
geprofiteerd. Landbonw-cnrsussen zijn
geopend, laLdbonwleeraren zijn opgetreden,^-^
om voor te lichten, om openlijk hunne
meening te verkondigen en hebben zich
disponibel gesteld, om hunnen raad in t®
winnen. Onderwijs in den landbouw stelt
zich ten tsak,de landbonwende bevolkingmin
of meer vertrouwd te doen geraken met som
mige onbekende dingen. Scheikunde tracht
men hen te doen begrijpen, de goede toe
passing van kunstmest wijst men hen aan.
En hierbij haalt spr. een persoonlijk voor
beeld aan, dat soms die kunstmeststoffen
prullen worden genoemd, doordat men f,
de goede toepassing niet van kent.
Wil men van dergelijke dingen pro
pen. Maar niet hier kan bij spreken, hg
vermag hier geen woord te zeggen, dat
woord, dat baar tot zgne geliefde vronw zal
maken.
„Haal dw hoed Ines en ga met mg me
de,* zegt hg na eene korte panze.
„Moet ik met n meegaan vraagt zij,
onbewnst van den diepen zin, die er in zg
ne woorden ligt. Zg weet slechts, dat zij
er bang voor is, om met hem alleen te
gsan.
Hij stapt op baar toe en grijpt bare
hand:
„Ja, kom, ik bid bet n! Ik heb u van
daag nog iets te zeggen en dat zou ik
liever bniten doen, waar wij ongestoord
te zamen znllen zgn.*
Had zg hem aangezien, sij zon zgne
bedoeling bepaald hebben begrepen, maar
bare oogen blyven op den grond geves
tigd. Zg verlaat alzoo weder de kamer,
om zich te kleeden, zonder dat eene
zoete hoop haar arm hart sneller doet
kloppen.
Zoo wandelen zg dan te zamen naar
het boscb, dat zg reeds zoo dikwgls sa
men hebben doorgedwaaldzij wandelen
onder de kale boomen en laDgs den brni-
scheoden vloed.
Hier vertelt hg haar van zgne liefdesge
schiedenis ket eene na het andere, totdat
hg de kleine Ines in sgne armen Deemt,
en ag met zgn eeraten kus op hare
lippen nit den droom harer kindsheid
ontwakend, begrgpt nn eerst, welk eene woes
tijn haar leven zonder hem zon geweest
zgn.
Sir Moritz betreedt dien avond het
bondoir zijner moeder met een Tan vreug
de stralend gelaat.
„Het is in orde, Ines heeft toegestemd,
om mgne vroaw te worden."
„Twgfeldet gg daar dan nog aan?*
vraagt lady Dermot, niet in staat, geheel
en al hare teleurstelling te verbergen.
„Mgn waarde Moritz, ik heb nn toegege
ven, maar ik bid je, verwacht niet van
mg, dat ik seer ruimschoots zal zgn met
mgne gelukwenschen."
Zgn gelaa: verduistert zicb, als de har
de klank van de stem zgner moeder
zgn oor treft.
„Gg zalt niet onvriendelgk tegenover
haar zgn vraagt hg, bgna smee-
kend. „Gg znlt haar niet gevoelen en ont
gelden laten, dat gy mijne kens niet bil-
„O, ik kan n niet beloven, dat ik
dienaangaande mgne gevoelens geweld zal
aandoen, en ik geloof ook bezwearlgk,
dat een van n beiden zich daar veel om
bekommeren zal," voegt zg er zeer
onaardig aan toe.
Het volkomen gelok, dat zoo open en
beider in de oogen van haar zoon schit
tert, doet lady Dermot opgewonden worden
en zg gaat vo.rt: „Ik zal mgne groot
ste bevrediging daarin vinden, dat ik al
les geprobeerd heb, om deze groote
dwaasheid tegen te gaan. Og zult mg
er dan ten minste later geen verwyt van
knnnen makeo.*
„Ik boop en geloof niet, dat er ooit
eene gelegenheid zal bestaan, die mg zal
dwingen, iemand over dit geval te beris
pen,' antwoordt hg zeer koel. Vervolgens
herinnert hg zich de zalige gevoelens, die
hem hedenmiddag het hart hebben doen
kloppen en voegt er aangedaan aan toqj;
„Moeder, ik had er geen denkbeeld van,
hoe gelukkig een mensch tgD kan."
„Kan well" is het onverschillige ant
woord. „Uwe ideeën daaromtrent zgn an
ders zeer origineel, MoritzNn moet
ik toch wel om je meisje schellen.
Ik geloof, dat een Lder al reeds gekleed
sal sgn en zich in zgn baltoilet zal laten
bewonderen."
Dit brengt het gesprek ten einde; sir
Moritz verlaat de kamer.
„Nn ia bg tot over de ooren op de klei
ne verliefd maar bg zal haar evenwel reed»
lang vóór de bruiloft plaata heelt, vervelend
vinden,' denkt de oude dame. N ervolgens
laat zg Ines roepen, zegt baar eenige aan
gename dingen en verwondert zich ov
den diepen ernst in het lieve, klein^'p^j
Niets van dien zelfbewnsten Jlnen8te^ "tewn
gen trots ligt daarinzg zij>, har0 giem
wanneer
ik ster-