Zondag 13 Augustus 1397. 41ste Jaargang No. 3230. BIJVOEGSEL. FEUILLETON. (iemenijd Nieuws. gaan, indien zij stonden tegenover wer kelijke gemoedsbezwaren, dan nu zij blijkbaar alleen te doen hebben met wapenen, die in een politieken strijd ge- gevoerd worden. Dat men den ouders, die aan bijzonder onderwijs de voorkeur geven, zooveel mogelijk te gemoet kome Het is bekend geworden, dat onder ïq hun streven, om dit aan hunne kinde- het ministerie-TiK reeds een ontwerp ren te doen verstrekken, maar waar dit voor de invoering van den leerplicht niet kan, daar behooren zij de openbare school te bezoeken, desgewenscht met van was gereed gemaakt. Indien dus, zooals niet onwaarschijnlijk is, het tegenwoordig ministerie deze aangelegen heid ter hand wil nemen, dan zal dit spoedig kunnen geschieden. Er is daarom geen aanleiding, om over de uitwerking van het beginsel in beschou wingen te treden, daar die beter nen vastgeknoopt worden godsdienstonderwijs in den zin der wet. Eene andere bedenking is van meer practischen aard. Natuurlijk, zegt men, hebben de onderwezenen boven niet-on- derwezenen de voorkeur in den strijd kun- om het bestaanmaar zoodra allen on- aan een be- derwezen worden, vervalt die voorkeur, want dan staan allen gelijk. Die beden king schijnt zeer scherpzinnigzij is echter eigenlijk in hooge mate opper vlakkig. Zij, die met anderen wat geleerd hebben, hebben boven dezen niet langer paald ontwerp. En over het beginsel zelf is al zooveel gezegd en geschreven, dat het moeilijk zou vallen, daarover nog iets nieuws in het midden te brengen. Wel echter achten wij thans den tijd geschikt, om enkele opmerkingen te de voorkeurdat is waar. Doch zg, maken in verband met bedenkingen, die die thans niet meer leeren, staan achter ons dezer dagen weer onder de oogen bij de velen die het wel doen. Juist om kwamen. dat het niet meer enkelen der besten zijn, De bezwaren vloeien natuurlijk nage- die onderwijs ontvangen juist omdat noeg alleen voort uit vooroordeel tegen g0ed onderwijs hoe langer hoe meer het openbaar onderwijs. Ten onrechte, gemeen goed wordt van allen, liggen zooals wij dezer dagen opmerk- zij, die niet school gaan, achter bij hun- ten, omdat, als men de vraag juist steltne meer bevoorrechte standgenooten. geen onderwijs of openbaar onderwijs, Meerbevoorrecbt mag men ze inderdaad wel geen weldenkende geen onderwijs I wel noemen want de dooddoener, waar- kiezen zou. En dat zij, die zich zoo- mee men zich wel eens afmaakt van veel moeite en kosten getroosten, om hen, die niet zoo goed mee kunnen in den kinderen onderwijs te doen geven den strijd des levens als anderen in hunne geest, op zich zelf zouden op- „eigen schuld", treft hier geen doel. komen voor de vrijheid der ouders, om Moge men soms ook nog maar tot hun kinderen van onderwijs verstoken zekere hoogte met recht dat woord te laten, is ten eenenmale ondenkbaar. Men moet dus wel aannemen, dat het verzet tegen leerplicht eer een politiek wapen is in den strijd tegen de openba re en vóór de bijzondere school, dan wel een principiëele strijd voor het recht op dom blijven. heet doen hooren aan hen, die zich aan dron kenschap overgeven, die lui of onhan dig en onbekwaam in hun werk zijn, in geen geval en in geen enkel op zicht kan men er iemand een verwijt van maken, als zijne ouders hem niet naar school gezonden hebben, of niet Dat dit wel zoo zg'n moet, blijkt uit hebben gezorgd, dat hij de school gere- een ander feit. De onderwijswet laat geld bezocht. Zelfs, als men al, tegen alle toe, dat godsdienstonderwijzers van ver- gezond verstand in, wilde aannemen, dat schillende gezindten onder de schooluren een kind moest weten, van hoeveel waarde en in de schoollocalen godsdienstonder- goed onderwijs voor zijne toekomst is, wijs geven. Daarvan wordt zeer wei- dan nog zal men wel Diet kunnen volhou- nig gebruik gemaakt. Nu begrijpen wij den, dat zulk een bovenmenschelijk wijs ten zeerste, dat zij, die meenen, dat het kind ook zou kunnen zorgen school te onderwijs van een christelijken geest j gaan Dat moeten de ouders doen, en als doortrokken moet zijn, niet tevreden zijn die hun plicht verzuimen, moeten zij in het met een christelijk toevoegsel aan neu- belang van het kind tot de vervulling traal onderwijs. Doch dit toegevende ervan genoodzaakt worden vragen wij toch, of voor hen, die op christelijk onderwijs prijs stellen, zulk een toevoegsel toch niet meer waard dan niets Het is echter heel lijk, dat, als men op deze wijze aan de openbare school een min of meer godsdienstig cachet gaf, de beschuldi ging, dat zij is anti-godsdienstig, niet meer zou zijn vol te houden En zoo zou ook, indien men openlijk toegat, dat openbaar onderwijs beter is dan geen, aan de strijders tegen de openba re school hun krachtigste wapen ont vallen want dan wordt zij erkend te zijn een betrekkelijk goed. En al zal men dus wel niet de verantwoordelijk heid aanvaarden voor de gevolgen der stellinggeen onderwijs beter dan o- penbaar men neemt den schijn aan, haar te huldigen, als men leerplicht bestrijdt. Nu zullen deze opmerkingen wel geen tegenstander van den leerplicht tot an dere gedachten brengen. Maar zij heb ben waarde voor de voorstanders. Zij zouden met minder gerustheid tot de invoering van leerplicht kunnen over- 0, maar, zoo heet het verderhet ia zijn er maar weinigen, die hun plicht duide- verzuimen en wij houden meer van zedelijke middelen dan van dwang "Wei nigen, betrekkelijk weinigen althans, zijn het inderdaad, maar hoe wei nig ook, toch altijd nog te veel. En dan, juist omdat het er niet zoo velen zijn, omdat de groote meerderheid ongedwon gen haar plicht vervult, daarom is er des te meer grond en reden, om de minderheid te nopen, evenzoo te doen. En wat de zedelijke middelen betreft, heel veel vermogen zij niet tegenover ouders,die hunne kinderen niet naar school zenden. Bovendien, zij worden niet over bodig, zij kunnen daarentegen met meer vrucht worden aangewend. Men kan, als de kinderen eenmaal geregeld op school moeten komen, hunne vatbaarheid verhoogen (door bijv. kleeding of voed sel te verstrekken)men kan hunne be langstelling prikkelen (door prijzen en belooningen uit te loven)men kan voorts, waar de wet zich tot een mini mum van eischen zal moeten bepalen, meewerken, om den kinderen, die daar voor aanleg toonen, meer, langer, beter onderwijs deelachtig te doen worden. Er blijft dus, als de wet het noodige doet, voor het particulier initiatief nog een ruim veld ter bearbeiding met ze delijke middelen over. Ons onderwijs is niet practisch ge noeg, beweren anderen. Als het meer op het leven gericht ware, en als het meer strekte, om de jongelui voor de maatschappij voor te bereiden, dan zou den wij ons met leerplicht kunnen ver eenigen, maar nu wat hebben zij aan al die schoolsche wijsheid Nu is schoolsche wijsheid nog al een weidsche term voor het kleine beetje, dat de kinderen op de volksschool lee ren. Behalve dat het verstand er min of meer ontwikkeld en het oordeel eeniger- mate gescherpt wordt, strekt het school onderwijs toch hoofdzakelijk tot het aan- leeren van de kundigheden, die voor elke verdere vorming, practisch of weten schappelijk, onmisbaar zijn lezen, schrij ven, rekenen. En al willen wij nu toe geven, dat in de school wel eens wat meer het oog gericht kon zijn op het leven, wat er geleerd wordt, moet toch iedereen kennen. En als men wat meer wil hebben, dat voor het leven in het algemeen, of voor de practijk van eenig vak dienstig kan zijn, dan zal men dat op herhalingscholen, in in richtingen van meer uitgebreid onder wijs, in ambachts- of in het algemeen in vakscholen moeten opdoen en de weg daarheen moet door de volksschool gebaand worden. Of en in hoever de leerplicht zich nu ook over die verder strekkende inrich tingen zou moeten en kunnen uitbrei den is eene vraag, die wij nu laten rus ten dit is echter zeker, dat, als men, om eene meer practische richting bij het onderwijs der jeugd te erlangen, die zou noodig achten, leerplicht voor de ge wone lagere school daarvoor eene onmis bare voorwaarde zou zijn Hoe meer men wenscht, dat de jeugd der toekomst eene practisch onderwezene zij, hoe meer men moet verlangen, dat zij de beginselen aller kennis deelachtig worde, die de volksschool haar schenken kan. Doch er is meer. Reeds is er op ge wezen, dat hetgeen de lagere school geeft voor alle verdere kennis onvermij delijk noodig is. Doch als men nu ieder een noodzaakt, van dat onderwijs ge bruik te maken, dan zal men des te meer verplicht zijn, nauwgezet te on derzoeken, of het de vruchten geven kan, die men recht heeft, er van te verwachten. Als het openbaar gezag eene school opent en zegtdit en dat wordt hier zus en zoo onderwezen, dan kan ieder, die zoodanig onderwijs verlangt, daar van gebruik makenmaar ieder, die er niet van gediend wil zijn, blijft weg. Dan kan men het bezoek beschouwen als een maatstaf, dat het onderwijs voorziet in eene behoefte. Als men even wel niet meer iedereen vrij laat, om te komen of weg te blijven, en verlangt, dat allen komen zullen, dan moet men juist op grond van dien eisch ook zor gen, dat allen er vinden, wat zij noodig hebben. Is dus eenerzijds leerplicht gerecht vaardigd, omdat, wat de lagere school geeft, onmisbaar is voor alle verdere ontwikkeling, leerplicht zal van den an deren kant aan het onderwijs der lagere school die richting helpen geven, die voor de practijk des dagelijkechen le vens het meest wenschelijk te achten 18. Sir Moritz is naar beneden gegaan, om den arls op te wachten. De arme Ines zit evenwel, met doodsbleek gelaat, met den knaap op den schoot en ziet op den kleine neer met eene liefde, die niet te evenaren is. „Slaapt hij vraagt zij bezorgd naar de baker ziende, alsof deze over dood of lezen heeft te beschikken. i Het antwoord luidt niet zeer geruststel lend. „Het is da koortsslaap, Milady. Wij kannen niets met zekerheid zeggen, of de arts moet bier geweest zijn en den kleine gezien hebben.* „Wanneer hij nu msar kwam!* steunt lees. „Met ieder oogenblik verliezen wij meer tijd en wij hadden wellicht al zooveel tot verlichting kannen doen. Mijn arme, kleine lieveling. En te denken, dat ik blij en gelukkig was, terwijl hij zulke pijnen lij den moes».'4 Eindelijk rijdt er een rijtuig voor, de dokter is er. „Na, nn, beb daarover maar geen vrees. Een beetje koorts, da pols is normaal, de temperatuur in orde. Leg het kind maar te bed." Zoo spreekt de dokter, terwijl bij, zonder veel omslag te maken, den knaap van lues afneemt en aan de baker overgeeft. „Zijt ge daar wel geheel zeker van vraagt de angstige moeder met bevende lip pee en tranen aan de lange wimpers. „Ja, daar ben ik geheel zeker van," ant woordt hij volkomen overtuigend. „Even zeker ben ik er ook van, lady Dermot, dat bet heel niet goed voor a is, den halven nacht in uwe baljapon rond te drentelen. Waarom trekt ge geen warme japon aan, waarin ge geen gevaar loopt, verkonden te worden Met dat kind heeft het niets te beteekeDen. Ga nn maar naar bed, morgen ochtend kom ik nog eens naar den dreumes kijken.* Ines is nog niet gernstgesteld. „Ik zal bij hem waken,* zegt ze, „ik kan nu tcch niet slapen. Dan ben ik er ten minste bij, als bij zieker wordt.* „Ja, dat is boog noodig, gij hebt al reeds zooveel ondervinding opgedaan antwoordt da dokter spottend. „Mijn waarde lady Dermot, ik berhaal het n, bet kind is buiten alle gevaar. Denkt ge dan, dat ik het voor n zou verbloemen, als er wel gevaar aan wezig was?* „O, hij zag er toch zoo ziek en ellendig uit,* antwoordt de jonge moeder, terwijl zij naar het kleine bedje kijkt en er in hare hulpeloosheid zelf als een kind uitziet. Het kind sluimert nu rustig, zijn don ker kopje ligt stil op het witte kasseD, en zijn rond bakkesje ziet er nog een weinig verhit uit. „Een poo»je zal ik toch nog bij hem blijven,* zegt ze en dokter gaat hoofd schuddend naar buiten, nadat hij haar ge zegd heeft, dat, wanneer rij al die nachten waken wii, wanneer het kind, door tandjes krijgen, onrostig wordt, zij nog eenige kee- ren den nacht buiten baar bed zal moeten doorbrengen. De jonge lady evenwel heeft een eigen wil. Het balkleed uittrekkende, hult zij zich in een warmen slaaprok en neemt hare plaats naast de wieg in. Hier zit zij het eene uur na het andere, zwijgend en stil, slechts naar de zwakke ademhaling van het kind luisterend, «mder zelv9 in het minst behoefte aan slaap te krijgen. Daarentegen bemerkt zij met genoegdoening, dat de ba ker weldra in haar stoel zat te knikkebol len. Volkomen gelukkig gevoelt Ines zich Dij dit nachtwakeo, dat zij door niets tracht te verkorten, dan door vurige gebeden, die zij fluistert, zonder baer oog van het gelaat van den kleine af te wenden. Arme jonge moederZoo hartstochte lijk bidt ge tot den hemel om het behoud van h6t leven van uw kind- Zoudt ge in Goedkoope beweegkracht. Aan een particulier schrijven uit Ke- nosha ("Wisconsin) ontleent het haag- tche ltagblad het volgende Het is den ingenieur Kraflt gelukt, eene tramverbinding tueechen deze plaats en het nabijgelegen stadje Racine samen te stellen, die even ingenieus is als eenvoudigen die noch paarden-, noch gas-, noch electrische drijfkracht vereischt. De wielen der tramwagens loopen op platen, uitgezonderd twee geleide wie len, die op eene enkele spoorlijn loopen. Het terrein heeft eene helling van ongeveer 1 op 30 naar Racine toe, waar het hoofdstation is. De afstand is ruim 3 kilometer. De tramwagens bestaan uit twee stuk ken, een zwaar bovenstuk, waarin de passagiers plaats nemen, en een lang onderstuk met twee lange balkons, een voor en een achter. Van elk dier bal- kons loopt een trapje naar de hooger gelegene zitplaatsen. Het onderste deel der wagens is voor zien van twee rechtopstaande, draaibare spillen, wier ondereind communiceert met de wielen, zóó, dat ééne omwenteling van de spillen 6 omwentelingen van de wielen veroorzaakt. Het bovenste deel, waarin de zitplaat sen voor de passagiers, verheft zich, bij het vertrek, zes voet boven het onder ste deel. Door zijne eigen zwaarte daalt dit gedeelte allengs naar beneden, langs de spillen, aan welke het, door middel van twee pasgemaakte gaten, waar zij door heen steken, eene ronddraaiende be weging geeft. Bij aankomst aan het eindstation is dit bovenstuk geheel ge lijkvloers met het onderstuk. De wielen hebben dan ongeveer 1200 omwentelin gen gemaakt. Om de terugreis te aan vaarden behoeft men in het geheel geen drijfkracht. Het laatste eindje weg toch is ee- nigermate sterker opwaarts hellend ge maakt, zoodat de tram op een heuvel tje komt te staan, als zij aankomt. Om voorwaarts (of liever achterwaarts) te gaan, behoeft de machinist dus al leen de rem los te maken en de wagen rolt het heuveltje af; en, eenmaal in beweging zijnde, vervolgt hij, door de natuurlijke helling van de baan, zijn weg terug naar het station van vertrek. Eene eenvoudige inrichting vergunt den machinist het stoppen onderweegs, door het aandraaien van een klemschroef.Draait hij de klemschroef weder los, dan gaat de wagen weder vooruit. Eenige karakteristieke commando's. Uit de paroolboeken van 1750-1783 uit den regeeringstijd van Frederik den Grooten, waaronder ook nieuw jaarsfelicitaties, laten wij hier iets vol gen. In de eerste plaats twee nieuw- jaarswenschen van den koning. De eene, den 31 December 1781 uitgegeven, luidt „Zijne majesteit de koning iaat alle heeren officieren met het nieuwe jaar feliciteeren en die niet zoo zijn als zij be hoorden te zijn, moeten zich beteren.* De andere van den 2den Januari 1783 luidt„Zijne majesteit de koning laat alle goede heeren officieren vele malen met het nieuwe jaar feliciteeren en hoopt dat de overigen zich zoo gedra gen, dat zijne majesteit hen in 't ver volg ook kan feliciteeren." Bij bevel van 7 Juni 1780 werd aan de compagnieën aan gezegd, er op te let ten, dat de manschappen niet zoo hoestten als bij de vorige parade. Over het haar en den baard handelt een or der van 10 Januari 1781„De chefs en commandanten moeten er beter op toezien, dat, wanneer er een kerel is, die een baard kan dragen, vooral wan neer bij een goed grenadiersgezicht beeft, hij dien baard moet laten staan. Op het kapsel moet beter gelet wor den, opdat elke kerel drie behoorlijke lokken heeft, tenzij hij te weinig baar heeft, maar dan moet hij er toch twee hebben." Verlof werd slechts zelden gegeven. Zoo ontving de cornet v. Oertzen op zijn verzoek, hem voor her stel van zijn gehoor een verlof naar Carlshadt toe te staan, ten antwoord „Carlsbadt helpt niels voor de oo- ren." Bij bevel van 31 October 1781 werd den cfficieren op straffe van zwaar arrest verboden, in de comedie te fluiten. Zelfs op de schijnbaar nietig ste dingen bad de groote koning het oog gevestigd en ook aan vaderlijke vermaningen liet hij het niet ontbre ken. „Waarde overste v. M.", schreef hij dezen, „in antwoord op uw verzoek doe ik u weten, dat ik het wel wil laten begaan, dat de luitenant v. M. van uw regiment met uwe zuster trouwt, maar als er later honger en dorst bij kemt, zult gij dat aan u zeiven te wijten hebben." Een ongeluksdag. De Berlijnsche correspondent der N. R. Ct. schrijft De zondag heeft ons hier een bun deltje gemengde belichten gebracht, zelfs voor sterke zenuwen wat te erg. lo. is 's nachts eene straatmeid in hare woning. in een van de drukste buurten van Berlijn gelegen," de bals afgesneden. De politie heeft 300 Mk. uitgeloofd voor eene aanwijzing, waarop de moordenaars, wien het wel om diefstal te doen geweest zal zijn, gevat kunnen worden 2o. heeft een dronken lap zijn doch tertje, een kind van drie jaar, met pe troleum overgoten, om haar daarna in brand te steken de moeder kon dit laatste nog bijtijds beletten 3o. is eene bankiersvrouw in een vlaag van waanzin uit een raam op de derde verdieping gesprongen, en morsdood gevallen 4o. heeft een jaloerscbe kleermaker eerst zijne vrouw en toen zichzelf dood geschoten 5o. brak 's middags zulk een ge weldige bui over Berlijn los, dat stra ten en pleinen op vele punten een voet of wat onder water stonden de trams konden niet meer rijden 6o. hevige petroleumontploffing, waarbij twee zusters zwaar gekwetst werden 7o. gruwelijke aanslag op een klein meisjede dader is gepakt. En misschien is er nog wel meer gebeurd op dien ongeluksdag. Het lijk van den heer Ca- novas is dinsdag van Santa Agueda naar Madrid overgebracht. De lijkkoets was be dolven onder kransen, waaronder een zeer fraaie van de Regentes. Mevrouw Canovas volgde den stoet met den hertog van Sotomayor, den vertegenwoordiger der KoningiD, den minister van koloniën Gas- tellano en den hertog van Elduayen. Eene talrijke menigte stond langs den weg naar de toekomst niet gelukkiger geweest zijn, wanneer dat kind maar beden in uwe armen gestorven was HOOFDSTUK XXXVII. Sir Moritz krijgt een onverwacht buiten kansje. De dood van een laogvergeten neef in Amerika maakt bera erfgenaam van een twaalfduizend pond. Dadelijk besluit Mo ritz, naar Amerika te reizen, om zelf zijne erfenis, die in gronden daar bestaat, eens in oogenscbouw te nemen. De weduwe Dermot is in allerijl voor den familieraad overgekomen en van haar gaat de gedachte uit, dat sir Moritz naar Amerika zal gaan, om de erfenis zelf in orde te brengen. „Het zal een mooi pleizierreisje voor je zijn,* zegt ze„langer dan twee maanden zult ge nauwelijks noodig hebben. Met kerstmis zijt ge dan weder hier.* Ines ziet snel haar man aan hare wan gen branden. „Dat is eene heerlijke gedachte van n, moeder antwoordt sir Moritz. „Ik heb er al zoo menigmaal aan gedacht, om eens naar Amerika te gaan, en dit is werkelijk eene nitstekende gelegenheid. Hoe bevalt jou het plan, mijne lieveling vraagt hij, zich tot zijne vrouw wendend. Haar gelaat toont eene zeer twijfelachtige uitdrukking. „Wij nemen onzen jongen toch mee,* vraagt zij schuchter. „Maar Ines, dat is onmogelijk roept la dy Dermot uit. „Een klein kind mede naar Amerika nemen! Wat eene belachelijke ge dachte. Zend den jongen maar bij mij, ik zai er wel goed op passen.* Maar lues treden de tranen in de oogen. Haar kind verlaten, dat eerst kortgeleden zoo ziek is geweest Maar toch is de smart, om vier maanden van haar man gescheiden te moeten zijn, bijna grooter dan zg kan ver dragen. Hare schoonmoeder ziet haar met een eigenaardigen trek op het gelaat aan. „Kies tusschen uw echtgenoot en uw kind,* zegt lady Dermot vroolijkwant zij denkt nier genoegen aan het gtooter worden van bet vermogen van haar zoon en zij peinst reeds over een middel, hoe zij Moritz zal trachten te overreden, ook haar een klein aandeel van den gouden appel af te siaan. „Lieve Ines, wij kannen bet kind on- mogeigk medenemen,* zegt Moritz, zijne vrouw nadenkend aanziende. „Het zou voor den kleinen dreumes niet goed zijn, en ik weet, dat moeder er meer dan goed voor zal zorgen.* „Hel is zoo'n zwak ventje," antwoordt Ines zaobt en bekommerd. „Niemand is in staat, hem zoo te troetelen als ik. En hij is pas ziek geweest en jij, mijn beste, bent geEond en krachtig voegt zij er, na een vleiendea blik op zijn geiaat geworpen te hebben aan toe. „Wat zooveel beteekenen wil," neemt la dy Dermot het woord, „als dat ge meer aan uw kind, dan aan nw man denkt. Foei Ines!' Zij zegt dit lachend, maar hare woorden zyn ioch bitter. Ines schuift zacht hare hand in die van Moritz. „Moritz weet heel goed, dat dit het ge val niet is,* antwoordt zg met trotsche eenvoudigheid. „Hierbij is geen sprake van keus, maar alleeD, wie van ben beide mij het meest noodig heelt." „En dat ben ik," fluistert hij lachend. Later herinneren sir Moritz en zijne moe der zich nog heel goed, hoe Ines tegen stribbelde: en liever thuis wilde blijven. De joDge vrouw heeft er niet bet minste denkbeeld van, hoe bitter voor haar dit alles zal worden nitgelegd. Eene kleine koorts, waarvan de oorzaak een nieuwe tand is, versterkt Ines in hare mee ning, dat baar plicht haar gebiedt thnis te blijven, om het zwakke leven te behoe den, dat zij bijna met het hare had moe ten boeten. Trota dat, als alles in orde is, drijft hare liefde voor haar echtge noot haar weer naar hem, en zij wenscht vu rig, dat zij hem kon vergezellen- Met tra nen in de oogen slaat zij de laatste toebe reidselen voor zijne reis gade- Hoe lang en eenzaam zullen de dagen zonder hem zijn. Hoe langzaam zullen de weken voortkruipen- „Wat zal ik zonder u beginnen zegt ze. „O Moritz, ik zie er zoo ontzettend tegen op, u te laten gaan.* Maar bij moet weg. Eindelijk komt de dag, het uur bet oogenblik en de tijd om te vertrekken is daar. Sprakeloos ea met droge oogen staat Ines, met haar kiud op den arm, voor baar echt genoot, om hem goede reis te wenschen. „Mijne vronwl* fluistert hij en ook bem berooft de smart der scheiding bijna de Btem. Dan eluit hij beiden, vrouw en kind, in zijne armen. Hij weet niet, dat er nooit weer een deg zal komen, waarop bij beiden in zijne armen zal slaken, zooais hij het nu doetdat hg nooit weder eerst het kindergezichtje zal kussen, om daarna de lippen zijner vrouw te zoeken. Ieder van hen tracht te lachen en zich daarmede te troosten, dat de scheiding slechts voor korten tijd zijn zal. Nog een langen, innigen kus, een gesnikt„De hemel behoede u 1* en hij iz weg. Op het breede, met kiezelsteen bestrooide pad schijnt de berftszou. lues houdt den knaap nog in de hoogte, om den dierbaren vader nog een laatst vaarwel toe te wuiveD, terwijl haar de tranen langs de wangen biggelen. Doch o, trouw schepsel 1 zij iaat haar man slechts een bemoedigend lachje zien, dat hg als een troost op reis medeneemt. Eindeljjk, als hij uit het gezicht verdwenen is en de hoefslag der paarden niet meer wordt vernomen, gaat zij in huis, weent bitter en heeft groot berouw, hem oiet vergezeld te hebben. De lijd evenwel, de grooie trooster van alle leed, heelt ook hare wonde. De da gen eerst en vervolgens de weken zijn voor bijgegaan en sir Moritz zal weder spoedig naar huis terngkeeren. Gedurende zijne afwezigheid leeft Ines in zijne brieven geheel met bem mede en fluistert ieder woord van lie'de, dat voor baren Moritz is bestemd, in hel oor van den kleine. lederen avond voor zjj gaat slapen, kust zij den laatsten brief van haar man dan legt zij zich neder met de gedachte, dat er weder een dag voorbij i«, welke het station geschaard en ontblootte eer» biedig het hoofd, toen het lijk voorbij kwam. De stoet werd geëscorteerd door "J' een eskadron cavsllerie en een pair brigA- i des gendarmerie, onder bevel van gene- ,n raai "Vivar. Jr Woensdagmorgen iz het lijk te Madrid aangekomen en ontvangen door den gou-^s verrenr, de overheid en de geheele oifici- EU a eele wereld. Te Avila was namens den 8 heer Ssgasta een kraDs op de kist gelegd. De lijkkist werd uit den salonwagen nsar de eerezaal in het station gedragen waar de gebeden werden gezegd. Daarop 'e werd het lijk naar het hotel van den heer ri- Canovas overgebracht. Een compagnie in- m fanterie met mnziek en vaandel bewees militaire eer. Het lijk zal voor het pu- bliek worden tentoongesteld. ie De ware raam van den moordenaar iz thans bekend. Hij heet niet José Santo, zro8l8 het laatst werd gemeld, maar Michel Angiolillo en is geboren te Foggia. Van zijn vak is hij letterzetter. Zijne anarchistische gezindheid was wel bekend bij de italiaacsche politie. Reeds als sol daat was hij zoo ongezeglijk, zoodat hij voor drie jaar naar de klas van discipline werd gezonden. In 1895 was hij tot achttien maanden gevangenisstraf veroordeeld we gens het maken van anarchistische própa ganda en beleedigiDg van den procureur des konings. Na zijne invrijheidstelling werd hem een gedwongen verblijfplaats aangewezen, maar hij wist de waakzaam heid der politie te verschalken en ont kwam naar Marseille, waar bij zich naar Barcelona inscheepte. Hier stelde hij zich in betrekking met de spaansche anarchis ten. Bij eene huiszoeking in zijne woning zijn tal van anarchistische geschriften en brieven gevonden die aan José Santo wa ren geadresseerd. Angiolillo zal voor een krijgsraad te rechtstaan. Id spaar,gche oliiciëele kringen is 1 men overtuigd, dat hij medeplichtig''^00 Leeft. Te Zamaraga soon in hechtenis genomen. In zijn laatste verhoor heeft de moor denaar veiklaard dat er nog andere moor den zullen volgen. Volgens het blad El Dia heeft de regeering vernomen, dat de anarchisten besloten hebben, ook den mi nister van justitie, graat Tejada de Valdo- sera en lelix lanrehet leven te benemen. De anarchiit, die voor dit eerste misdrijf is aangewezen, moet zich reeds te Madrid bevinden. Over den i aa£ 5 rooken. Bij een reekï^^ a*-ed Dr. die 17 tot 78 jaar oud wa. Brodnar de volgende waarneming^, aluj'1 genoemd aaDtal waren 98 hartstocht t*. jjQ-vkei rookersbij 90 vertoonde zich duidelijK--i'"~u verzwakking der zintuigen 82 leden aan periodieke hoofdpijn 49 aan geringe stoor nissen der werkzaamheid van het hart, 89 aan maagaandoeningen van min of meer ernstigen aard. Bij 80 werden oogziekten waargenomen, terwijl meer dan de helft zich beklaagde over vergeetachtigheid, ver verstrooidheid en verschijnselen van duize?, ligheid. Wat betreft de wijze van rooken, zoo blijkt, dat het gebruik van tabakspijpen het minst schadelijk isdat het rooken van sigaren het veelvuldigst aanleiding geeft tot oog-, maag- en hartaandoeningen, terwijl over het algemeen door het ge bruik van sigaretten de ernstigste stoor nissen in de gezondheid kunnen ontstaan. Heer: Vindt ude lucht op het land niet veel zachter dan in de stad P DameIk heb er vanmorgen in Over- schie m'n fiets mee opgepompt, maar ik heb volstrekt geen verschil gemerkt I lm i w< Dd m mi Sis it ie E 'T haar dichter bij zijne thuiskomst brengt. Gedurende deD ganschen tijd, dat Moritz op reis is, heelt «ij nauwelijks eenmaal den voet buiten het slot gezet en later zal haar zelfs van deze teruggetrokkenheid een ver wijt worden gemaakt. Iedereen heeft verno men, dat sir Moritz kolonel Bryan heeft toegestaan, tijdens zijDe afwezigheid zooveel op Dramaneen te komen, als hem lief is. En als iedereen bet heeft gehoord en er over spreekt, dan moet er ook wel iets bijzonders aan verbonden cjjn. Kolonel Bryan schiet fazanten in het bosch, dat bei slot Drumaneen omgeeft, en en de jonge lady Dermot wandelt geregeld eiken dag in dat bosch. Natuuriyk ont moeten zij elkander somwijlen en het is in bet oog der menigte onmogelijk, dit voor een rein toeval te honden. Op een kouden winteravond gaan de Grimshaw's naar bet slot Drumaneen eD zij vindeD daar, als gevoelt hij er zich thuis, kolonel Bryan bbd den schoorsteen en Ines, alsot het de natuurlijkste zaak van de we reld is, aan het theeschenken. Zoo iets kon op velerlei manieren worden uit gelegd. Het warme vuur, de geurige thee en voor alles, zulk eene zonderlinge, half schuwe uitdrukking op het gelaat van lues hel pen evenwel slechts den argwaan bevestigen. De arme Ines, die zich nooit in de nabij heid van kolonel Bryan op baar gemak ge voelt, daar zij weet, wie hij is, haalt verlicht adem als de Grimshaw's deze tête a lête komen verstoren. Nauweljjks zijn de jonge dames binnenge treden, of kolonel Bryan verwijder» zich. Ook dit wordt als een onloochenbaar be wijs barer scbnld opgevat. De oogen der lieflijke Grimshaw's vertoonen de koelste verachting; zij tien hoocend op bare gast vrouw Deer. Zij drinken de thee en met hare koekjes in de handen veroordeelen zij de jonge vrouw. „Wanneer komt uw man weer thuis?" vraegt mevrouw Grimshaw ernstig. Ines' gezichtje klaart plotseling op."~ V „Zeer spoedig, hoop ik," antwoordt zg. met een scbuchier, zacht lachje. „Ik begrijp niet, hoe gij hem alleen kondt li e< - O.* t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5