Zondag 13 Augustus 1397.
41ste Jaargang No. 3230.
BIJVOEGSEL.
FEUILLETON.
(iemenijd Nieuws.
gaan, indien zij stonden tegenover wer
kelijke gemoedsbezwaren, dan nu zij
blijkbaar alleen te doen hebben met
wapenen, die in een politieken strijd ge-
gevoerd worden. Dat men den ouders,
die aan bijzonder onderwijs de voorkeur
geven, zooveel mogelijk te gemoet kome
Het is bekend geworden, dat onder ïq hun streven, om dit aan hunne kinde-
het ministerie-TiK reeds een ontwerp ren te doen verstrekken, maar waar dit
voor de invoering van den leerplicht niet kan, daar behooren zij de openbare
school te bezoeken, desgewenscht met
van
was gereed gemaakt. Indien dus,
zooals niet onwaarschijnlijk is, het
tegenwoordig ministerie deze aangelegen
heid ter hand wil nemen, dan zal
dit spoedig kunnen geschieden. Er is
daarom geen aanleiding, om over de
uitwerking van het beginsel in beschou
wingen te treden, daar die beter
nen vastgeknoopt worden
godsdienstonderwijs in den zin der wet.
Eene andere bedenking is van meer
practischen aard. Natuurlijk, zegt men,
hebben de onderwezenen boven niet-on-
derwezenen de voorkeur in den strijd
kun- om het bestaanmaar zoodra allen on-
aan een be- derwezen worden, vervalt die voorkeur,
want dan staan allen gelijk. Die beden
king schijnt zeer scherpzinnigzij is
echter eigenlijk in hooge mate opper
vlakkig. Zij, die met anderen wat geleerd
hebben, hebben boven dezen niet langer
paald ontwerp. En over het beginsel
zelf is al zooveel gezegd en geschreven,
dat het moeilijk zou vallen, daarover nog
iets nieuws in het midden te brengen.
Wel echter achten wij thans den
tijd geschikt, om enkele opmerkingen te de voorkeurdat is waar. Doch zg,
maken in verband met bedenkingen, die die thans niet meer leeren, staan achter
ons dezer dagen weer onder de oogen bij de velen die het wel doen. Juist om
kwamen. dat het niet meer enkelen der besten zijn,
De bezwaren vloeien natuurlijk nage- die onderwijs ontvangen juist omdat
noeg alleen voort uit vooroordeel tegen g0ed onderwijs hoe langer hoe meer
het openbaar onderwijs. Ten onrechte, gemeen goed wordt van allen, liggen
zooals wij dezer dagen opmerk- zij, die niet school gaan, achter bij hun-
ten, omdat, als men de vraag juist steltne meer bevoorrechte standgenooten.
geen onderwijs of openbaar onderwijs, Meerbevoorrecbt mag men ze inderdaad
wel geen weldenkende geen onderwijs I wel noemen want de dooddoener, waar-
kiezen zou. En dat zij, die zich zoo- mee men zich wel eens afmaakt van
veel moeite en kosten getroosten, om hen, die niet zoo goed mee kunnen in
den kinderen onderwijs te doen geven den strijd des levens als anderen
in hunne geest, op zich zelf zouden op- „eigen schuld", treft hier geen doel.
komen voor de vrijheid der ouders, om Moge men soms ook nog maar tot
hun kinderen van onderwijs verstoken zekere hoogte met recht dat woord
te laten, is ten eenenmale ondenkbaar.
Men moet dus wel aannemen, dat het
verzet tegen leerplicht eer een politiek
wapen is in den strijd tegen de openba
re en vóór de bijzondere school, dan wel
een principiëele strijd voor het recht op
dom blijven.
heet
doen hooren aan hen, die zich aan dron
kenschap overgeven, die lui of onhan
dig en onbekwaam in hun werk zijn,
in geen geval en in geen enkel op
zicht kan men er iemand een verwijt
van maken, als zijne ouders hem niet
naar school gezonden hebben, of niet
Dat dit wel zoo zg'n moet, blijkt uit hebben gezorgd, dat hij de school gere-
een ander feit. De onderwijswet laat geld bezocht. Zelfs, als men al, tegen alle
toe, dat godsdienstonderwijzers van ver- gezond verstand in, wilde aannemen, dat
schillende gezindten onder de schooluren een kind moest weten, van hoeveel waarde
en in de schoollocalen godsdienstonder- goed onderwijs voor zijne toekomst is,
wijs geven. Daarvan wordt zeer wei- dan nog zal men wel Diet kunnen volhou-
nig gebruik gemaakt. Nu begrijpen wij den, dat zulk een bovenmenschelijk wijs
ten zeerste, dat zij, die meenen, dat het kind ook zou kunnen zorgen school te
onderwijs van een christelijken geest j gaan Dat moeten de ouders doen, en als
doortrokken moet zijn, niet tevreden zijn die hun plicht verzuimen, moeten zij in het
met een christelijk toevoegsel aan neu- belang van het kind tot de vervulling
traal onderwijs. Doch dit toegevende ervan genoodzaakt worden
vragen wij toch, of voor hen, die op
christelijk onderwijs prijs stellen, zulk
een toevoegsel toch niet meer waard
dan niets Het is echter heel
lijk, dat, als men op deze wijze aan
de openbare school een min of meer
godsdienstig cachet gaf, de beschuldi
ging, dat zij is anti-godsdienstig, niet
meer zou zijn vol te houden En zoo
zou ook, indien men openlijk toegat,
dat openbaar onderwijs beter is dan
geen, aan de strijders tegen de openba
re school hun krachtigste wapen ont
vallen want dan wordt zij erkend te
zijn een betrekkelijk goed. En al zal
men dus wel niet de verantwoordelijk
heid aanvaarden voor de gevolgen der
stellinggeen onderwijs beter dan o-
penbaar men neemt den schijn aan,
haar te huldigen, als men leerplicht
bestrijdt.
Nu zullen deze opmerkingen wel geen
tegenstander van den leerplicht tot an
dere gedachten brengen. Maar zij heb
ben waarde voor de voorstanders. Zij
zouden met minder gerustheid tot de
invoering van leerplicht kunnen over-
0, maar, zoo heet het verderhet
ia zijn er maar weinigen, die hun plicht
duide- verzuimen en wij houden meer van
zedelijke middelen dan van dwang "Wei
nigen, betrekkelijk weinigen althans,
zijn het inderdaad, maar hoe wei
nig ook, toch altijd nog te veel. En dan,
juist omdat het er niet zoo velen zijn,
omdat de groote meerderheid ongedwon
gen haar plicht vervult, daarom is er
des te meer grond en reden, om de
minderheid te nopen, evenzoo te doen.
En wat de zedelijke middelen betreft,
heel veel vermogen zij niet tegenover
ouders,die hunne kinderen niet naar school
zenden. Bovendien, zij worden niet over
bodig, zij kunnen daarentegen met meer
vrucht worden aangewend. Men kan,
als de kinderen eenmaal geregeld op
school moeten komen, hunne vatbaarheid
verhoogen (door bijv. kleeding of voed
sel te verstrekken)men kan hunne be
langstelling prikkelen (door prijzen en
belooningen uit te loven)men kan
voorts, waar de wet zich tot een mini
mum van eischen zal moeten bepalen,
meewerken, om den kinderen, die daar
voor aanleg toonen, meer, langer, beter
onderwijs deelachtig te doen worden.
Er blijft dus, als de wet het noodige
doet, voor het particulier initiatief nog
een ruim veld ter bearbeiding met ze
delijke middelen over.
Ons onderwijs is niet practisch ge
noeg, beweren anderen. Als het meer
op het leven gericht ware, en als het
meer strekte, om de jongelui voor de
maatschappij voor te bereiden, dan zou
den wij ons met leerplicht kunnen ver
eenigen, maar nu wat hebben zij
aan al die schoolsche wijsheid
Nu is schoolsche wijsheid nog al een
weidsche term voor het kleine beetje,
dat de kinderen op de volksschool lee
ren. Behalve dat het verstand er min of
meer ontwikkeld en het oordeel eeniger-
mate gescherpt wordt, strekt het school
onderwijs toch hoofdzakelijk tot het aan-
leeren van de kundigheden, die voor elke
verdere vorming, practisch of weten
schappelijk, onmisbaar zijn lezen, schrij
ven, rekenen. En al willen wij nu toe
geven, dat in de school wel eens
wat meer het oog gericht kon zijn op
het leven, wat er geleerd wordt, moet
toch iedereen kennen. En als men wat
meer wil hebben, dat voor het leven in
het algemeen, of voor de practijk van
eenig vak dienstig kan zijn, dan zal
men dat op herhalingscholen, in in
richtingen van meer uitgebreid onder
wijs, in ambachts- of in het algemeen
in vakscholen moeten opdoen en de
weg daarheen moet door de volksschool
gebaand worden.
Of en in hoever de leerplicht zich nu
ook over die verder strekkende inrich
tingen zou moeten en kunnen uitbrei
den is eene vraag, die wij nu laten rus
ten dit is echter zeker, dat, als men,
om eene meer practische richting bij het
onderwijs der jeugd te erlangen, die zou
noodig achten, leerplicht voor de ge
wone lagere school daarvoor eene onmis
bare voorwaarde zou zijn
Hoe meer men wenscht, dat de jeugd
der toekomst eene practisch onderwezene
zij, hoe meer men moet verlangen, dat
zij de beginselen aller kennis deelachtig
worde, die de volksschool haar schenken
kan.
Doch er is meer. Reeds is er op ge
wezen, dat hetgeen de lagere school
geeft voor alle verdere kennis onvermij
delijk noodig is. Doch als men nu ieder
een noodzaakt, van dat onderwijs ge
bruik te maken, dan zal men des te
meer verplicht zijn, nauwgezet te on
derzoeken, of het de vruchten geven
kan, die men recht heeft, er van te
verwachten.
Als het openbaar gezag eene school
opent en zegtdit en dat wordt hier
zus en zoo onderwezen, dan kan ieder,
die zoodanig onderwijs verlangt, daar
van gebruik makenmaar ieder, die er
niet van gediend wil zijn, blijft weg.
Dan kan men het bezoek beschouwen
als een maatstaf, dat het onderwijs
voorziet in eene behoefte. Als men even
wel niet meer iedereen vrij laat, om te
komen of weg te blijven, en verlangt,
dat allen komen zullen, dan moet men
juist op grond van dien eisch ook zor
gen, dat allen er vinden, wat zij noodig
hebben.
Is dus eenerzijds leerplicht gerecht
vaardigd, omdat, wat de lagere school
geeft, onmisbaar is voor alle verdere
ontwikkeling, leerplicht zal van den an
deren kant aan het onderwijs der lagere
school die richting helpen geven, die
voor de practijk des dagelijkechen le
vens het meest wenschelijk te achten
18.
Sir Moritz is naar beneden gegaan, om den
arls op te wachten. De arme Ines zit
evenwel, met doodsbleek gelaat, met den
knaap op den schoot en ziet op den kleine
neer met eene liefde, die niet te evenaren
is.
„Slaapt hij vraagt zij bezorgd naar
de baker ziende, alsof deze over dood of
lezen heeft te beschikken. i
Het antwoord luidt niet zeer geruststel
lend.
„Het is da koortsslaap, Milady. Wij
kannen niets met zekerheid zeggen, of de
arts moet bier geweest zijn en den kleine
gezien hebben.*
„Wanneer hij nu msar kwam!* steunt
lees. „Met ieder oogenblik verliezen wij
meer tijd en wij hadden wellicht al zooveel
tot verlichting kannen doen. Mijn arme,
kleine lieveling. En te denken, dat ik blij
en gelukkig was, terwijl hij zulke pijnen lij
den moes».'4
Eindelijk rijdt er een rijtuig voor,
de dokter is er.
„Na, nn, beb daarover maar geen vrees.
Een beetje koorts, da pols is normaal,
de temperatuur in orde. Leg het kind maar
te bed."
Zoo spreekt de dokter, terwijl bij, zonder
veel omslag te maken, den knaap van lues
afneemt en aan de baker overgeeft.
„Zijt ge daar wel geheel zeker van
vraagt de angstige moeder met bevende lip
pee en tranen aan de lange wimpers.
„Ja, daar ben ik geheel zeker van," ant
woordt hij volkomen overtuigend. „Even
zeker ben ik er ook van, lady Dermot, dat
bet heel niet goed voor a is, den halven
nacht in uwe baljapon rond te drentelen.
Waarom trekt ge geen warme japon aan,
waarin ge geen gevaar loopt, verkonden te
worden Met dat kind heeft het niets te
beteekeDen. Ga nn maar naar bed, morgen
ochtend kom ik nog eens naar den dreumes
kijken.*
Ines is nog niet gernstgesteld.
„Ik zal bij hem waken,* zegt ze, „ik
kan nu tcch niet slapen. Dan ben ik er
ten minste bij, als bij zieker wordt.*
„Ja, dat is boog noodig, gij hebt al reeds
zooveel ondervinding opgedaan antwoordt
da dokter spottend. „Mijn waarde lady
Dermot, ik berhaal het n, bet kind is buiten
alle gevaar. Denkt ge dan, dat ik het voor
n zou verbloemen, als er wel gevaar aan
wezig was?*
„O, hij zag er toch zoo ziek en ellendig
uit,* antwoordt de jonge moeder, terwijl zij
naar het kleine bedje kijkt en er in hare
hulpeloosheid zelf als een kind uitziet.
Het kind sluimert nu rustig, zijn don
ker kopje ligt stil op het witte kasseD, en
zijn rond bakkesje ziet er nog een weinig
verhit uit.
„Een poo»je zal ik toch nog bij hem
blijven,* zegt ze en dokter gaat hoofd
schuddend naar buiten, nadat hij haar ge
zegd heeft, dat, wanneer rij al die nachten
waken wii, wanneer het kind, door tandjes
krijgen, onrostig wordt, zij nog eenige kee-
ren den nacht buiten baar bed zal moeten
doorbrengen.
De jonge lady evenwel heeft een eigen
wil. Het balkleed uittrekkende, hult zij zich
in een warmen slaaprok en neemt hare
plaats naast de wieg in. Hier zit zij het
eene uur na het andere, zwijgend en stil,
slechts naar de zwakke ademhaling van het
kind luisterend, «mder zelv9 in het minst
behoefte aan slaap te krijgen. Daarentegen
bemerkt zij met genoegdoening, dat de ba
ker weldra in haar stoel zat te knikkebol
len. Volkomen gelukkig gevoelt Ines zich
Dij dit nachtwakeo, dat zij door niets tracht
te verkorten, dan door vurige gebeden, die
zij fluistert, zonder baer oog van het gelaat
van den kleine af te wenden.
Arme jonge moederZoo hartstochte
lijk bidt ge tot den hemel om het behoud
van h6t leven van uw kind- Zoudt ge in
Goedkoope beweegkracht.
Aan een particulier schrijven uit Ke-
nosha ("Wisconsin) ontleent het haag-
tche ltagblad het volgende
Het is den ingenieur Kraflt gelukt,
eene tramverbinding tueechen deze
plaats en het nabijgelegen stadje Racine
samen te stellen, die even ingenieus is
als eenvoudigen die noch paarden-,
noch gas-, noch electrische drijfkracht
vereischt.
De wielen der tramwagens loopen op
platen, uitgezonderd twee geleide wie
len, die op eene enkele spoorlijn loopen.
Het terrein heeft eene helling van
ongeveer 1 op 30 naar Racine toe,
waar het hoofdstation is. De afstand is
ruim 3 kilometer.
De tramwagens bestaan uit twee stuk
ken, een zwaar bovenstuk, waarin de
passagiers plaats nemen, en een lang
onderstuk met twee lange balkons, een
voor en een achter. Van elk dier bal-
kons loopt een trapje naar de hooger
gelegene zitplaatsen.
Het onderste deel der wagens is voor
zien van twee rechtopstaande, draaibare
spillen, wier ondereind communiceert met
de wielen, zóó, dat ééne omwenteling
van de spillen 6 omwentelingen van de
wielen veroorzaakt.
Het bovenste deel, waarin de zitplaat
sen voor de passagiers, verheft zich, bij
het vertrek, zes voet boven het onder
ste deel. Door zijne eigen zwaarte daalt
dit gedeelte allengs naar beneden, langs
de spillen, aan welke het, door middel
van twee pasgemaakte gaten, waar zij
door heen steken, eene ronddraaiende be
weging geeft. Bij aankomst aan het
eindstation is dit bovenstuk geheel ge
lijkvloers met het onderstuk. De wielen
hebben dan ongeveer 1200 omwentelin
gen gemaakt. Om de terugreis te aan
vaarden behoeft men in het geheel geen
drijfkracht.
Het laatste eindje weg toch is ee-
nigermate sterker opwaarts hellend ge
maakt, zoodat de tram op een heuvel
tje komt te staan, als zij aankomt.
Om voorwaarts (of liever achterwaarts)
te gaan, behoeft de machinist dus al
leen de rem los te maken en de wagen
rolt het heuveltje af; en, eenmaal in
beweging zijnde, vervolgt hij, door de
natuurlijke helling van de baan, zijn weg
terug naar het station van vertrek.
Eene eenvoudige inrichting vergunt den
machinist het stoppen onderweegs, door
het aandraaien van een klemschroef.Draait
hij de klemschroef weder los, dan gaat
de wagen weder vooruit.
Eenige karakteristieke
commando's.
Uit de paroolboeken van 1750-1783
uit den regeeringstijd van Frederik
den Grooten, waaronder ook nieuw
jaarsfelicitaties, laten wij hier iets vol
gen. In de eerste plaats twee nieuw-
jaarswenschen van den koning. De eene,
den 31 December 1781 uitgegeven, luidt
„Zijne majesteit de koning iaat alle
heeren officieren met het nieuwe jaar
feliciteeren en die niet zoo zijn als zij be
hoorden te zijn, moeten zich beteren.*
De andere van den 2den Januari 1783
luidt„Zijne majesteit de koning laat
alle goede heeren officieren vele malen
met het nieuwe jaar feliciteeren en
hoopt dat de overigen zich zoo gedra
gen, dat zijne majesteit hen in 't ver
volg ook kan feliciteeren."
Bij bevel van 7 Juni 1780 werd aan
de compagnieën aan gezegd, er op te let
ten, dat de manschappen niet zoo
hoestten als bij de vorige parade. Over
het haar en den baard handelt een or
der van 10 Januari 1781„De chefs
en commandanten moeten er beter op
toezien, dat, wanneer er een kerel is,
die een baard kan dragen, vooral wan
neer bij een goed grenadiersgezicht
beeft, hij dien baard moet laten staan.
Op het kapsel moet beter gelet wor
den, opdat elke kerel drie behoorlijke
lokken heeft, tenzij hij te weinig baar
heeft, maar dan moet hij er toch twee
hebben." Verlof werd slechts zelden
gegeven. Zoo ontving de cornet v.
Oertzen op zijn verzoek, hem voor her
stel van zijn gehoor een verlof naar
Carlshadt toe te staan, ten antwoord
„Carlsbadt helpt niels voor de oo-
ren." Bij bevel van 31 October 1781
werd den cfficieren op straffe van
zwaar arrest verboden, in de comedie te
fluiten. Zelfs op de schijnbaar nietig
ste dingen bad de groote koning het
oog gevestigd en ook aan vaderlijke
vermaningen liet hij het niet ontbre
ken. „Waarde overste v. M.", schreef
hij dezen, „in antwoord op uw verzoek
doe ik u weten, dat ik het wel wil laten
begaan, dat de luitenant v. M. van
uw regiment met uwe zuster trouwt,
maar als er later honger en dorst bij
kemt, zult gij dat aan u zeiven te
wijten hebben."
Een ongeluksdag. De
Berlijnsche correspondent der N. R. Ct.
schrijft
De zondag heeft ons hier een bun
deltje gemengde belichten gebracht,
zelfs voor sterke zenuwen wat te erg.
lo. is 's nachts eene straatmeid in
hare woning. in een van de drukste
buurten van Berlijn gelegen," de bals
afgesneden. De politie heeft 300 Mk.
uitgeloofd voor eene aanwijzing, waarop
de moordenaars, wien het wel om diefstal
te doen geweest zal zijn, gevat kunnen
worden
2o. heeft een dronken lap zijn doch
tertje, een kind van drie jaar, met pe
troleum overgoten, om haar daarna in
brand te steken de moeder kon dit
laatste nog bijtijds beletten
3o. is eene bankiersvrouw in een
vlaag van waanzin uit een raam op
de derde verdieping gesprongen, en
morsdood gevallen
4o. heeft een jaloerscbe kleermaker
eerst zijne vrouw en toen zichzelf dood
geschoten
5o. brak 's middags zulk een ge
weldige bui over Berlijn los, dat stra
ten en pleinen op vele punten een voet
of wat onder water stonden de trams
konden niet meer rijden
6o. hevige petroleumontploffing,
waarbij twee zusters zwaar gekwetst
werden
7o. gruwelijke aanslag op een klein
meisjede dader is gepakt.
En misschien is er nog wel meer
gebeurd op dien ongeluksdag.
Het lijk van den heer Ca-
novas is dinsdag van Santa Agueda naar
Madrid overgebracht. De lijkkoets was be
dolven onder kransen, waaronder een
zeer fraaie van de Regentes. Mevrouw
Canovas volgde den stoet met den hertog
van Sotomayor, den vertegenwoordiger der
KoningiD, den minister van koloniën Gas-
tellano en den hertog van Elduayen. Eene
talrijke menigte stond langs den weg naar
de toekomst niet gelukkiger geweest zijn,
wanneer dat kind maar beden in uwe armen
gestorven was
HOOFDSTUK XXXVII.
Sir Moritz krijgt een onverwacht buiten
kansje. De dood van een laogvergeten neef
in Amerika maakt bera erfgenaam van een
twaalfduizend pond. Dadelijk besluit Mo
ritz, naar Amerika te reizen, om zelf zijne
erfenis, die in gronden daar bestaat, eens
in oogenscbouw te nemen.
De weduwe Dermot is in allerijl voor den
familieraad overgekomen en van haar gaat
de gedachte uit, dat sir Moritz naar
Amerika zal gaan, om de erfenis zelf in
orde te brengen.
„Het zal een mooi pleizierreisje voor je
zijn,* zegt ze„langer dan twee maanden
zult ge nauwelijks noodig hebben. Met
kerstmis zijt ge dan weder hier.*
Ines ziet snel haar man aan hare wan
gen branden.
„Dat is eene heerlijke gedachte van n,
moeder antwoordt sir Moritz.
„Ik heb er al zoo menigmaal aan gedacht,
om eens naar Amerika te gaan, en dit is
werkelijk eene nitstekende gelegenheid. Hoe
bevalt jou het plan, mijne lieveling vraagt
hij, zich tot zijne vrouw wendend.
Haar gelaat toont eene zeer twijfelachtige
uitdrukking.
„Wij nemen onzen jongen toch mee,*
vraagt zij schuchter.
„Maar Ines, dat is onmogelijk roept la
dy Dermot uit. „Een klein kind mede naar
Amerika nemen! Wat eene belachelijke ge
dachte. Zend den jongen maar bij mij, ik
zai er wel goed op passen.*
Maar lues treden de tranen in de oogen.
Haar kind verlaten, dat eerst kortgeleden
zoo ziek is geweest Maar toch is de smart,
om vier maanden van haar man gescheiden
te moeten zijn, bijna grooter dan zg kan ver
dragen.
Hare schoonmoeder ziet haar met een
eigenaardigen trek op het gelaat aan.
„Kies tusschen uw echtgenoot en uw
kind,* zegt lady Dermot vroolijkwant zij
denkt nier genoegen aan het gtooter worden
van bet vermogen van haar zoon en zij
peinst reeds over een middel, hoe zij
Moritz zal trachten te overreden, ook haar
een klein aandeel van den gouden appel
af te siaan.
„Lieve Ines, wij kannen bet kind on-
mogeigk medenemen,* zegt Moritz, zijne
vrouw nadenkend aanziende. „Het zou voor
den kleinen dreumes niet goed zijn, en ik weet,
dat moeder er meer dan goed voor zal
zorgen.*
„Hel is zoo'n zwak ventje," antwoordt
Ines zaobt en bekommerd. „Niemand is in
staat, hem zoo te troetelen als ik. En hij is
pas ziek geweest en jij, mijn beste, bent
geEond en krachtig voegt zij er, na een
vleiendea blik op zijn geiaat geworpen te
hebben aan toe.
„Wat zooveel beteekenen wil," neemt la
dy Dermot het woord, „als dat ge meer aan
uw kind, dan aan nw man denkt. Foei
Ines!' Zij zegt dit lachend, maar hare
woorden zyn ioch bitter.
Ines schuift zacht hare hand in die van
Moritz.
„Moritz weet heel goed, dat dit het ge
val niet is,* antwoordt zg met trotsche
eenvoudigheid. „Hierbij is geen sprake
van keus, maar alleeD, wie van ben beide
mij het meest noodig heelt."
„En dat ben ik," fluistert hij lachend.
Later herinneren sir Moritz en zijne moe
der zich nog heel goed, hoe Ines tegen
stribbelde: en liever thuis wilde blijven.
De joDge vrouw heeft er niet bet minste
denkbeeld van, hoe bitter voor haar dit
alles zal worden nitgelegd. Eene
kleine koorts, waarvan de oorzaak een
nieuwe tand is, versterkt Ines in hare mee
ning, dat baar plicht haar gebiedt thnis
te blijven, om het zwakke leven te behoe
den, dat zij bijna met het hare had moe
ten boeten. Trota dat, als alles in
orde is, drijft hare liefde voor haar echtge
noot haar weer naar hem, en zij wenscht vu
rig, dat zij hem kon vergezellen- Met tra
nen in de oogen slaat zij de laatste toebe
reidselen voor zijne reis gade- Hoe
lang en eenzaam zullen de dagen zonder
hem zijn. Hoe langzaam zullen de weken
voortkruipen-
„Wat zal ik zonder u beginnen zegt
ze. „O Moritz, ik zie er zoo ontzettend
tegen op, u te laten gaan.*
Maar bij moet weg. Eindelijk komt de
dag, het uur bet oogenblik
en de tijd om te vertrekken is daar.
Sprakeloos ea met droge oogen staat Ines,
met haar kiud op den arm, voor baar echt
genoot, om hem goede reis te wenschen.
„Mijne vronwl* fluistert hij en ook bem
berooft de smart der scheiding bijna de
Btem. Dan eluit hij beiden, vrouw en kind,
in zijne armen.
Hij weet niet, dat er nooit weer een deg
zal komen, waarop bij beiden in zijne armen
zal slaken, zooais hij het nu doetdat hg
nooit weder eerst het kindergezichtje zal
kussen, om daarna de lippen zijner vrouw
te zoeken.
Ieder van hen tracht te lachen en zich
daarmede te troosten, dat de scheiding slechts
voor korten tijd zijn zal. Nog een langen,
innigen kus, een gesnikt„De hemel behoede
u 1* en hij iz weg.
Op het breede, met kiezelsteen bestrooide
pad schijnt de berftszou. lues houdt den
knaap nog in de hoogte, om den dierbaren
vader nog een laatst vaarwel toe te wuiveD,
terwijl haar de tranen langs de wangen
biggelen. Doch o, trouw schepsel 1
zij iaat haar man slechts een bemoedigend
lachje zien, dat hg als een troost
op reis medeneemt. Eindeljjk, als hij uit het
gezicht verdwenen is en de hoefslag der
paarden niet meer wordt vernomen, gaat zij
in huis, weent bitter en heeft groot berouw,
hem oiet vergezeld te hebben.
De lijd evenwel, de grooie trooster van
alle leed, heelt ook hare wonde. De da
gen eerst en vervolgens de weken zijn voor
bijgegaan en sir Moritz zal weder spoedig
naar huis terngkeeren.
Gedurende zijne afwezigheid leeft Ines
in zijne brieven geheel met bem mede en
fluistert ieder woord van lie'de, dat voor
baren Moritz is bestemd, in hel oor van den
kleine. lederen avond voor zjj gaat slapen,
kust zij den laatsten brief van haar man
dan legt zij zich neder met de gedachte,
dat er weder een dag voorbij i«, welke
het station geschaard en ontblootte eer»
biedig het hoofd, toen het lijk voorbij
kwam. De stoet werd geëscorteerd door "J'
een eskadron cavsllerie en een pair brigA- i
des gendarmerie, onder bevel van gene- ,n
raai "Vivar. Jr
Woensdagmorgen iz het lijk te Madrid
aangekomen en ontvangen door den gou-^s
verrenr, de overheid en de geheele oifici- EU a
eele wereld. Te Avila was namens den 8
heer Ssgasta een kraDs op de kist gelegd.
De lijkkist werd uit den salonwagen
nsar de eerezaal in het station gedragen
waar de gebeden werden gezegd. Daarop 'e
werd het lijk naar het hotel van den heer ri-
Canovas overgebracht. Een compagnie in- m
fanterie met mnziek en vaandel bewees
militaire eer. Het lijk zal voor het pu-
bliek worden tentoongesteld.
ie
De ware raam van den moordenaar iz
thans bekend. Hij heet niet José Santo,
zro8l8 het laatst werd gemeld, maar
Michel Angiolillo en is geboren te Foggia.
Van zijn vak is hij letterzetter. Zijne
anarchistische gezindheid was wel bekend
bij de italiaacsche politie. Reeds als sol
daat was hij zoo ongezeglijk, zoodat hij voor
drie jaar naar de klas van discipline werd
gezonden. In 1895 was hij tot achttien
maanden gevangenisstraf veroordeeld we
gens het maken van anarchistische própa
ganda en beleedigiDg van den procureur
des konings. Na zijne invrijheidstelling
werd hem een gedwongen verblijfplaats
aangewezen, maar hij wist de waakzaam
heid der politie te verschalken en ont
kwam naar Marseille, waar bij zich naar
Barcelona inscheepte. Hier stelde hij zich
in betrekking met de spaansche anarchis
ten. Bij eene huiszoeking in zijne woning
zijn tal van anarchistische geschriften en
brieven gevonden die aan José Santo wa
ren geadresseerd.
Angiolillo zal voor een krijgsraad te
rechtstaan. Id spaar,gche oliiciëele kringen is 1
men overtuigd, dat hij medeplichtig''^00
Leeft. Te Zamaraga
soon in hechtenis genomen.
In zijn laatste verhoor heeft de moor
denaar veiklaard dat er nog andere moor
den zullen volgen. Volgens het blad El
Dia heeft de regeering vernomen, dat de
anarchisten besloten hebben, ook den mi
nister van justitie, graat Tejada de Valdo-
sera en lelix lanrehet leven te benemen.
De anarchiit, die voor dit eerste misdrijf
is aangewezen, moet zich reeds te Madrid
bevinden.
Over den i aa£ 5
rooken. Bij een reekï^^ a*-ed Dr.
die 17 tot 78 jaar oud wa.
Brodnar de volgende waarneming^, aluj'1
genoemd aaDtal waren 98 hartstocht t*. jjQ-vkei
rookersbij 90 vertoonde zich duidelijK--i'"~u
verzwakking der zintuigen 82 leden aan
periodieke hoofdpijn 49 aan geringe stoor
nissen der werkzaamheid van het hart, 89
aan maagaandoeningen van min of meer
ernstigen aard. Bij 80 werden oogziekten
waargenomen, terwijl meer dan de helft
zich beklaagde over vergeetachtigheid, ver
verstrooidheid en verschijnselen van duize?,
ligheid.
Wat betreft de wijze van rooken, zoo
blijkt, dat het gebruik van tabakspijpen
het minst schadelijk isdat het rooken
van sigaren het veelvuldigst aanleiding
geeft tot oog-, maag- en hartaandoeningen,
terwijl over het algemeen door het ge
bruik van sigaretten de ernstigste stoor
nissen in de gezondheid kunnen ontstaan.
Heer: Vindt ude lucht op
het land niet veel zachter dan in de stad P
DameIk heb er vanmorgen in Over-
schie m'n fiets mee opgepompt, maar ik
heb volstrekt geen verschil gemerkt I
lm
i
w<
Dd
m
mi
Sis
it
ie
E
'T
haar dichter bij zijne thuiskomst brengt.
Gedurende deD ganschen tijd, dat Moritz
op reis is, heelt «ij nauwelijks eenmaal den
voet buiten het slot gezet en later zal haar
zelfs van deze teruggetrokkenheid een ver
wijt worden gemaakt. Iedereen heeft verno
men, dat sir Moritz kolonel Bryan heeft
toegestaan, tijdens zijDe afwezigheid zooveel
op Dramaneen te komen, als hem lief is.
En als iedereen bet heeft gehoord en
er over spreekt, dan moet er ook wel iets
bijzonders aan verbonden cjjn.
Kolonel Bryan schiet fazanten in het
bosch, dat bei slot Drumaneen omgeeft, en
en de jonge lady Dermot wandelt geregeld
eiken dag in dat bosch. Natuuriyk ont
moeten zij elkander somwijlen en het is in
bet oog der menigte onmogelijk, dit voor
een rein toeval te honden.
Op een kouden winteravond gaan de
Grimshaw's naar bet slot Drumaneen eD zij
vindeD daar, als gevoelt hij er zich thuis,
kolonel Bryan bbd den schoorsteen en Ines,
alsot het de natuurlijkste zaak van de we
reld is, aan het theeschenken. Zoo
iets kon op velerlei manieren worden uit
gelegd. Het warme vuur, de geurige thee
en voor alles, zulk eene zonderlinge, half
schuwe uitdrukking op het gelaat van lues hel
pen evenwel slechts den argwaan bevestigen.
De arme Ines, die zich nooit in de nabij
heid van kolonel Bryan op baar gemak ge
voelt, daar zij weet, wie hij is, haalt verlicht
adem als de Grimshaw's deze tête a lête
komen verstoren.
Nauweljjks zijn de jonge dames binnenge
treden, of kolonel Bryan verwijder» zich.
Ook dit wordt als een onloochenbaar be
wijs barer scbnld opgevat. De oogen der
lieflijke Grimshaw's vertoonen de koelste
verachting; zij tien hoocend op bare gast
vrouw Deer. Zij drinken de thee en met
hare koekjes in de handen veroordeelen zij
de jonge vrouw.
„Wanneer komt uw man weer thuis?"
vraegt mevrouw Grimshaw ernstig.
Ines' gezichtje klaart plotseling op."~ V
„Zeer spoedig, hoop ik," antwoordt zg.
met een scbuchier, zacht lachje.
„Ik begrijp niet, hoe gij hem alleen kondt
li
e<
- O.* t