De Zangeres.
J
I
Burgerlijke Stand.
Gem. Zijpe.
Gein. WIER1NGEN.
dags of eenigen anderen dag belet met
den bal te spelen, tot het einde der
stad na te zetten, om hem mores te
lö6r6G.
Word ik ooit burgemeester van
Boston, dan zal mijne leuze zijn:
Den armen gerechtigheid. Steun voor de
nederigen. Belasting van degenen, die
kunnen betalen. Hulp aan arme vrou-
wea en meisjes, die de moeders zullen
zijn van onzen nieuwen oogst van bur
gers. Schrik aan de dieven. Openbare
l behandeling van alle zaken."
Het is in Mei, in den heerlijken zoe
ten Mei. De Tlier bloeit en geurt, en in
(zijn takken zit een nachtegaal, die zijn
schoon, bekorend minnelied in den stillen
nacht zingt, en onder den vlierboom op
een bank zit arm in arm een paar men-
schenkinderen, dat laistert naar die harts
tochtelijke, gloeiende liefdesniting. In de
verte mischt de zee en geheimzinnig giet
de maan haar licht over het aardrijk.
Juichend, in een nooit gekende
zaligheid, drukt de jonge vrouw haar don-
kergelokt hoofd tegen de boist van den
man.
(Harry, hoe schoon is toch het le
ven
Zacht diukt zij zijn arm.
rLotte, mijn lief, klein meisje, mijn
klein dweepstertje, ja het leven is schoon,
laten wij het genieteD, morgen is het mis
schien al te laat, de vlier verbloeit, de
nachtegaal verstomt, en mijn lieve Lotte
heeft mij vergeten I"
(Harry, ik zou je vergeten P Jou, dien
ik boven alles lief heb! En niet waar,
jonw liefde voor mij zal eeuwig dnren.
Je zult-mij steeds liefhebben. Zweer mij
dat I"
„Maar Lotte, gekkinnetje, wie kan nu
aan de eeuwigheid denken, als het heden
zoo schoon is 1"
Hij kust haar teeder.
De nachtegaal is verstomd, een diepe
stille heerscht alom, slechts de zee rnischt
nog iu de verte.
Uit Lotie's oogen valt een traan Deer
op de hand van den man.
(Maar Lotte, waarom huil je? waaraan
denk je
„Aan jou, alleen aan jou, dag «n nacht,
als ik slaap en als ik wakker ben, als ik
Studeer, altijd, altijd Ach,
waarom mag fk het mijn moeder niet zeg
gen Dan zou zij mij niet meer met die
vervelende oefeningen plagenzeg, Harry,
waarom mag ik niet
Haar lief, vertrouwend kindergezicht
heft zich vragend op, en biddend zien hem
haar kinderoogen aan. De schaduw van
den boom verbergt zijn vreeselijk ver-
'eeken.
(Lotte, liefste, gij denkt te veel aan
mij, hoe zai dat gaan, als wij scheiden
moeten het leven van een man kent zoo
vele toevalligheden, zooveel harde slagen
van het noodlot, zelfs gevaren en dood,
daarmede moeten wij rekening houden
(Hariy, jij doodt mij door je woorden.
Je behoort mij toch, zooals je zoo vaak
-gezegd hebt, lieveling
Oneindige, smartelijke angst lag in den
klank harer stem.
,/Lolte, je beut een dwaashocfdje, dat
het leven niet kent.*
„Neen Harry, ik ben geen kind, ik ben
eene vrouw, eene beminnende, vertrouwende,
hopende vrouw!"
In zijn oogen is iets als angstige vrees
te bemerken zou hij ze toch ver
keerd begrepen hebben A bah, zij
z&) Wn slotte wel zijn als alle anderen,
die hij gekend en bemind heeft
Hij staat van de bank op (Kom, Lot
te, het is laat en je zult nog verkouden
worden in de nachtlucht."
Zwijgend gaan zij naast elkaar tot aan
de kleine villa, waar Lotte met haar moe
der woonf.
(Goeden nacht, Lotte, mijn lieveling,
slaap wel en wees een verstandig meisje.*
Zij slaat haar arm om zijn hals. „Har
ry,* fluistert zij, „zeg mij, dat wij nooit
zullen scheiden, zeg mij, dat je liefde
waar en trouw is, dat je me bemint
„Lotte, js weet weet wel dat ik js
liefheb, jon alleen 1" Nog eens kust hij
haar hartstochtelijk, dan gaat hij weg met
het plan, spoedig een einde aan de zaak
te maken. Het is vervelend, dat de vrou
wen alles altijd zoo ernstig opvatten
Harry Bradford, de elegante, voorname,
maar arme bon-vivant zat in het salon
van zijn hötel en was oogenschijnlijk zeer
slecht gestemd. Hij zag somber voor
zich.
(Wat vervelend," mompelde hij, „dat die
klsine Creoolsche de zaak zoo ernstig op
vat." Juist nu hjj de Alden's, Violet
Alden verwacht, die over een paar weken
zijne vrouw zal worden en met wier ver
mogen hij zijn reusachtige schulden moet
betalen zij is verbazend rijk en houdt
vsn hem 1
Daar brengt hem de kellner een brief.
Hij leest
(Lieve Harry I Ik schrijf dezen brief
zonder dat mama het weet; zij i® zeer
boos op je en wil niet hebben, dat ik je
meer zie. Sir Edward heeft haar verteld,
dat je niet van mij, maar van mijn geld
hondt. Maar ik geloof hem niethet is
niet mogelijk,dat je mij bedriegen kunt. Ik
vertrouw en ben steeds in trouwe liefde je
„Violet."
Hij las deze paar regels verscheiden
malen. Toen dacht hij een oogenblik na.
„Lotte zal zich wel troosten", mompelde
hij. „Een paar bankbiljetten, wat fonke
lende briljanten en zij zal verder studee-
ren en wordt een opera-zangeresen
dan welnu on revient^ toujouis k
ses premiers amoars.
Hij ging aan de schrijftafel zitten en
schreef
„Mijn lieve VioletHoe dank ik je,
dat je mij vertrouwtSir Edward wil
slechts mijn kleinood stelen, laat mij je
alles vertellen zonder getuigen. Wat ver
lang ik je eens weer te zien, lieveling
vervul dezen wenschIk verwacht je
morgenavond om acht uur bij het laatste
badhuisje, ik weet, dat je zalt komen, als
je maar eenigszins kunt. Je boven alles
liefhebbende
Harry
Nog denzelfden avond gaf hij zijn be
diende, die door verschillende Vertrouwelijke
diensten brutaal was gewordeD en wiens
hulp hij nu niet meer noodig had, een
paar bankbiljetten en gaf hem tevens on
bepaald verlof hij had er niet tegen
als Jan eene andere betrekking zocht.
Acht lange, bange dagen waren sedert
voor Lotte voorbij gegaaD, lang en treu
rig. Zij had nu ervaren, dat de man,
dien zij voor alles liefhad, trouweloos was.
Maar nog steeds had zij gehoopt en ge
wacht. Tevergeefs. Toen hoorde zij toe
vallig, dat hij zich in de laatste dagen op
een bepaald uur aan het strand had be
vonden. Nn zat zij daar op een bank,
onbewegelijk en gesluierd, op zijne komst
wachtend. Het was negen uur 's avonds,
en het strand scheen geheel verlaten. Daar
kwam een slanke, eveneens geslnierde da
me aanwandelen, telkens omziende en
blijkbaar iemand wachtend. Lotte wist
terstond, wie het was, zonder haar ge
zicht te zien. De dame ging naar het
laatste badhuisje, dat dicht bij Lotte's
schuilplaats stond, lichtte haar voile op
en keek om zich heen.
Daar kwam Harry ijlings langs het
strand. Hij was in jschtcostunm, en
haastig legde hij, toen hij de wachtende
ssg, iets achter een boschje het was
een revolver. Lotte zag den loop in den
maneschijn glinsterentoen liep Harry op
Violet toe.
Hij komt te laat van het duivenschie-
ten in Croyden, dacht Lotte en nu wil hij
haar niet door het wapen verschrikken.
Nu aloot Harry de slanke gestalte in
zijne armen.
„Violet," riep hij, „mijn lieve, zoete
Violet, hoe dank ik je, dat je gekomeD
bent, ik wist het wel....*
Ademloos luisterde Lotte naar die
woorden, dezelfde hartstochtelijke woorden,
die nog voor weinige dagen dezelfde mond
mond tot baar gesproken had
(Violet, ik zweer je, het is een leugen...
Die Lotte, naar wie js vraagt, is nooit
iets voor mij geweest, zij is een arm zan
geresje, die ik en mijn vrienden ondersten-
nen, en zij zal misschien wel mijn naam
genoemd hebben als een vrienddat doen
die dametjes altijd, ik heb ze gekend,
zooals men eene couplet-zangeres kent
Somber glinsterden bij deze wreede woor
den Lotte's oogen. De beide anderen liepen
voort en kwamen weer terug.
(Ik heb ze gekend, zooals men een
conpiet-zangeres kent," weerklonk het in
Lotte's ooren.
En toen nog een lange omarming,
nog eenige kusseD, het paar scheidde, hij
ging rechts, zij links. Nog eenmaal draal
de Violet zij keerde terug naar den ge
liefde, nog eenmaal drukte zij haar mond
op zijne lippen daar klinkt een schot.
Violet valt in den armen van Harry
CD
De strandwachters komen; stom staat
hij daar, en kan geen antwoord geven.
Men licht hel meisje van den grond op,
langiasm druppelt het bloed uit een diepe
wonde doodgeschoten Weinige schre
den van de plaats waar de misdaad begaan
is, werd Harry's revolver gevonden, de
zelfde, dien hij voor het duivenschieten
gebruikt had.
Het proces was kortde bewijzen wa
ren zoo duidelijk mogelijk, en niemand
hechtte het minste gewicht aan de onge
looflijk schijnende verklaring van den aan
geklaagde, dat hij den revolver in de strui
ken verscholen had en dat Violet in zijn
armen was gestorven.
De strandwachters hadden hem bij het
lijk gevonden, niemaDd anders was op het
strand gezien. De kogel paste in den
loop van den revolver, de lengen scheen
te doorzichtig, de bewijzen waren verplet
terend.
De jury trok zich terug om te beslis
sen Het oordeel luidde: „schuldig!*
Bradford werd ter dood veroordeeld.
Een diep zwijgen heerschte Maar op
het oogenblik, toen het laatste woord ge
sproken was, verschijnt bij de getuigen
eene diep geslnierde dame. Zij
treedt voor de rechters en heft
den sluier op. (Hij daar, Harry Bradford,
is onschuldig", zegt zij kalm. „Ik ben de
moordenares van Violet Alden Met
haar was hij verloofd, mij evenwel zwoer
hij liefde en trouw, ik geloofde hem zoo
als de doode hem geloofd heeft. Ik heb
hen aan 't strand beluisterdDat hij mij
verlaten heeft had ik kunnen vergeven
maar dat hij mij, die hem slechts om
zijne liefde bemind heb, voor haar verloo
chende en mijne eer bevlekte dat kon
ik hem niet vergeven. Ik heb haar niet
willen dooden maar bjj, hij moest sterveD.
Toen wierp zij zich nog eenmaal in zijn
armen, het was te Iaat de kogel, die
voor hem bestemd was, trof haarDat
is wat ik te zeggen heb*.
Da rechter nam haar den eed af, en zij
bezwoer hare verklaring, met de hand op
den bijbel.
„In den naam van God verklaar ik de
moordenares van Violet Alden te zijn".
Uitgeput leunde zij tegen het staketsel en
wierp een laatsten blik op den vernietig
den Harry toen de gerechtsdienaars haar
wilden gevangen nemen, zonk zij zonder
eenig geluid te geven neer.
Een dokter, die toevallig aanwezig was
kon slechts den dood constateeren.
(Vergift, bespoedigd door een beroerte*.
Lotte Gordon's warm, trouw hart had
opgehouden te kloppenhaar liefde had
haar haat overwonnen.
Een eigen zaakje opzet-
ten I
Een onder-officier, die den hoogsten prijs
uit de loterij getrokken had, kwam bij zijn
schoonmoeder, om met haar te overleggen,
wat hij met al dat geld doen zou,
Weet je wat je doet, zei schoonma
ma, je bent nu al zoo lang ondergeschikte
bij de soldaten geweest, koop een
oud fort en 'n paar kanonnen en begin
voor je zelf,
Eenrijke diamantmijn ont-
dekt.
Kaapstad, 18 September. Bij Pretoria is
een rijke diamantmijn ontdekt,
„Dat alles is klinkklare onzin I De vent
praat, alsof hij mij al jaren kent. Mitena I
De naam ia mij geheel vreemd en onbe
kend I*
„Duid het mij niet ten kwade, heer patroon,"
zeide Hartmann, „de brief ia wel aan de
firma geadresseerd, maar binnen in, onderaan
de pagina, staataan den beer Ph. Ge-
ra rd
„Nu, begrijp eens, hoe verstrooid ik ben.
Dat heb ik nu geheel over den kop geke
ken r' Mauvillon kijkt op zijn horloge.
„Waar blijft mijn zwager toch f" zegt hij
mistroostig. „Hij kom: toch anders niet zoo
laat."
Ia hetzelfde oogenblik werd in den gang
voer de deur een dreigende basstem hoor
baar. ,Zeg den koetsier wanneer hij niet
met zijn mark te vreden is, dan moet bij
zeli' maar naar de politie gaan, en ik laat
mij in daizend stukjes hakken, als bij niet
doo' de politie wordt ingerekend, dat hij
voor zulk een rammelkast en een kreupel
paard meer dan 't tarief durft rekenen."
„NatuurlijkHad ik bet Diet gedacht,
dat gij mij met uw gewonen grijnslach
zoudt ontvangen?" Met deze woorden reik
te bij beiden der heeren ieder een zijnet
handen Zijn gelaat was rood van toorn
maar trots dat zag hij er zoo joviaal
en goed uit, dat men zich geen sterker te
genstelling met zijne woorden kan denken.
„L.ch niet zoo sarcastisch, Ernst," voegde
hij er bij, „en sluit liever het veDSter, opdat
men net ellendige gebral van die kerels daar-
'V buiten niet zoo hooreu kan. Ik geloof, dat zij
om mij te plagen zoo ontzettend schreeuwen."
„Was dat weder dezelfde koetsier, met
wiec ge toea tnaais herinnert gij het n
ong neg Philip dat spoctakel gehad hebt
met vra gt Mauvillon.
om Ui „Ach wat. De een is evenals de ander,
aijn 'Die koetsiers zijn allemaal vagebonden.
mertuMsar ik tot den jongsten dag straat-
doi ,-iijiteecen kloppen, als ik dien kerel niet ach-
\OC& ter 8'0t grendel laat zetten."
e h'"3* *1* b<«de andere heeren barstten het uit
v hief) 'lachen, gij herinnerden zich nog heel
C d da geschiedenis, hoe Philippe Gerard
P-1 kds ®i)n eersten toorn een huurkoetsier
I Een echtel ij k drama.
Een bloedig treurspel is afgespeeld in
München. Daar woondo een ijzerhande-
iaar, Kalscheuer, die voor een
jaar of vier was getrouwd met een
25-jarige jonge dame uit Dresdep, een
vrouw van groote schoonheid. Zij had
den een kind, een meisje van drie
jaar, en leefden tot voor eenige weken
zeer gelukkig. Voor eenigen tijd had
Kalscheuer zijn broeder Josef bij zich
in de zaak genomen, wijl diens eigen
zaak, een behangerij, was verloopen.
Uit dankbaarheid hiervoor verleidde
Jozef zijns broeders vrouw, en de be
trekkingen tusschen hen werden van
dien aard, dat de jonge vrouw haar
man verliet en met haar schoonbroeder
ging wonen, die ook zijn vrouw had
verlaten. Zes weken laDg bleef zij bij
hem, zonder dat haar man, die intus-
schen zijn broeder had weggejaagd, po
gingen deed, om haar terug te roepen.
Maar toen kwam de vrouw van Josef
tnsschenbeide en de weggeloopen
vrouw werd genoodzaakt, om weer haar
ouderlijk huis te Dresden op te zoeken.
Daar noodigde zij haar man schrifte
lijk uit, om weer samen te wonen.
Zij reisde dan ook weer naar München
en hier had werkelijk een verzoening
tusschen de beide echtgenooten plaats.
Aan het dienstmeisje werd bevel gege
ven, om Jozef Kalscheuer in geen ge
val binnen te laten. Deze wist toch
door te dringen tot de vrouw van zijD
broeder en het kwam tusschen deze
twee tot een heftige woordenwisseling.
Aan het slot daarvan loste Josef Kal
scheuer eenige revolverschoten op zijn
schoonzuster en toen op zich zelf. De
vrouw snelde naar het venster en riep
om hulp. Josef Kalscheuer was onmid
dellijk dood. Mevrouw Kalscheuer werd
naar het hospitaal gebracht, waar zij i
overleed. Haar man was juist voor zaken
afwezig en moest per telefoon worden
geroepen.
Een zware brand.
Een zware brand heeft gewoed te
Bayonne, Frankrijk. Hij ontstond iD
een groote houtloods met timmerwerk
plaats bij den spoorweg. Weldra had
den de vlammen bezit van .een uitge
breidheid van 8000 M3. De treinen
konden niet voorbij, maar moesten blij
ven staan wegens de ontzettende hitte.
Het telegrafisch verkeer werd onder
broken, want de telegraafdraden smol
ten en de palen verbrandden. Een pe-
troleum-depót in de nabijheid werd
gelukkig gespaard. De schade
wordt geschat op bijna een miljoen
francs.
Een vrouw als matoos.
Het volgende verhaal vindt men in
Londensche bladen, Hanah Webber was
een engelsche café-chantant-zaugeres,
die langen tijd in Amerika had ge
woond, maar daar ongetwijfeld niet
veel geld had verdiend, want zij kon,
hoe gaarne zij wilde, maar niet het
reisgeld naar haar vaderland bijeen
krijgen. Ten slotte vond zij er wat op,
zij stak zich in mannenkleeren en liet
zich aanwerven als matroos. Zij wist
zich zoo goed te vermommen, dat zij
de geheele reis door voor een man
werd gehoudenmiss Webber werkte
niet minder hard en minder vlug dan
haar mannelijke kameraden. Eerst in
het gezicht der engelsche kust kwam
de waarheid aan het licht.
Verzonken klokken.
Van menige nu in de zee verzonken
stad Stavoren is er een voorbeeld
van weet het volk te vertellen, dat
men zondagsmorgens nog de kerkklok
ken kan hooren luiden.
Een Duitscber, die een tijd te Witt-
dün aan de Noordzee gewoond heeft,
komt nu met het bericht, dat deze o-
verlevering haar ontstaan niet alleen
te danken heeft aan de rijke volksver
beelding, doch dat een natuurverschijn
sel er aan ten grondslag ligt. Zelfheeft
hij die klokken hooren luiden. Hij lag
's ochtends halfvijf te bed. Door het ge
opende raam hoorde hij eensklaps, te
had aangeklaagd eu hoe toen de zaak was
afgeloopen. De arme duivel zat zoo in zak
en assche over de straf, dat de grimmige
Gerard hem «traf eu kosten heimelijk had
vergoed eu nog eenig geld daarboven gege
ven had. Als deze gebeurtenis door de in
discretie van den koetsier bekend werd, had
hij zooveel spot moeten aanbooren, dat Ge
rard bi) boog en laag gezworen had, elk,
die nog een woord over de zaak sprak, een
proceg aan te znllen doen.
„Hebt ge zoolang cello gespeeld, dat ge
zoo laat komt vroeg Mauvillon.
„'s Morgens speelt men geen cello, ezelskop!"
antwoordde Gerard. „De postbode kwam
weder een halven dag te laat."
,,Je bedoelt drie minuten," antwoordde
Mauvillon plagend.
„Den ganschen voormiddag wacht men op
dien duivelschen vent en wanneer hij dan
eindelijk voor den dag komt, zoo brengt hij
niets dan een enkele courant, terwijl men
de gewichtigste brieven verwacht."
„Daaraan kan de brievenbesteller niets
doen."
„Maar de beambten Ik ben er overtuigd
van, dat er vele brieven voor mij op bet
kantoor liggen. Ik heb ook een klacht
gemaakt tegen
„Ook reeds afgezonden, Philip Daarbjj
zag Mauvillon zijn zwager zoo ondeugend
aaD, dat alle drie weldra zaten te lachen,
waarbij Gerard's zware basstem de wanden
deed dreunen.
.Ik bad baar reeds afgezonden," zeide hjj,
„als ik bij het doorlezen geen paar uit
drukkingen had opgemerkt, die wel wat grof
waren nu, toen heb ik ze verscheurd en
vervolgens heb ik geloopen als een haas
om dien koetsier in te balen."
Blijf nu hier," zeide Mauvillon, toen bij
bemerkte, dat zijn zwager ziob gereed maak
te, om naar zijn eigen kamer te gaaD. „Ik
heb met a en Hartmann nog eeu gewichti
ge aangelegenheid te behandelen."
„O, ik kan het mij al voorstellen," viel
Gerard met schitterende oogen uit- „Het is
natunrljjk waar, dat Liszt hier komen zal, en
hij is er nog over in twijfel, of hij in Con-
ventgarten spelen zal, of niet."
gelijker tijd met het geruisch van de
branding, klokkengelui. Denkende, dat
hij zich misschien vergiste, stond hij
op en trad aan het venster. Het klok
kengelui werd nog duidelijker hoorbaar.
Van een kerk op den vasten wal kon
het niet zijn, het was een weekdag en
om halfvijf luiden dan geen klokken.
Bovendien was er in die buurt geen
kerk met een klok, die zulk een schoo-
nen klank had. En een verzonken stad
als Stavoren was daar ook niet.
De eenige oplossing van het raadsel
is dus, dat de branding dit klokgelui
veroorzaakt heeft. Zeker is het, dat het
geluid van eene branding zeer verschil
lend kan zijn en den kustbezoeker ver
rassingen bezorgen kan. Hoe velen heb
ben niet reeds in het geluid van de
branding op een rotsige kust kanonge
bulder of salvovuur meenen te hooren
Naar aanleiding van een
studie over het bekende adellijk goed
„Hammarby" bij Upsala, dat indertijd
aan den beroemden natuuronderzoeker
en „bloemenkoning" Linnaeus had toe
behoord, vertelt een zweedsch dagblad
enkele tot heden minder bekende anec-
dotes uit het leven van den grooten
Zweed.
De geleerde ontdekker van het bo
tanisch sexuaalsysteem hield tijdens
zijn leven veel van vroolijke en onge
dwongen gezelligheid. Voornamelijk op
lateren leeftijd was hij gaarne toeschou
wer bij het dansen der jeugd. Hij zelf
danste slechts zelden en dan alleen een
poolschen dans dezen echter zoo mees
terlijk, dat hij op 60-jarigen leeftijd door
de jongeren niet overtroffen werd. Of
schoon doordrongen van diep godsdien
stige gevoelens, kon hij zeer tegen
de toenmaals heerschende gewoonten
in een onschuldig dansje ook op
feestdagen geen kwaad zien.
Zeer nauwgezet was hij in het be
zoeken der godsdienstoefeningen op
zondag. Toen hij op Hammarby toefde,
was hij gewoon van daar naar de ver
afgelegen Daumarkskerk te wandelen,
waarbij hij geregeld door zijn hond, een
buitengewoon schrander dier, dat steeds
aan zijne zijde bleef, vergezeld werd.
Onderweg haalde hij zijn pijpje te voor
schijn en ging een kwartiertje met
zijn hond praten. Dit verstandige dier
was aan deze punctueele kerkgangen
zoo gewend, dat hij toen Linnaeus
eens op reis was uit eigen bewe-
giDg naar het godshuis liep, en bij de
welbekende plaats van zijn meester
ging liggen. De druk gesticuleerende
kanselredenaar had weer eens zijn „lan
gen dag" en de hond begon zich spoe
dig te vervelenmet een kort geblaf
sprong hij op, snelde naar de kerkdeur,
duwde deze met zijne groote pooten
open en keerde huiswaarts.
Op eene dag, toen vader Linnaeus van
eene lange reis naar Duitschland was
teruggekeerd, gaf de pastoor aan den
beroemden botanist zijn leedwezen te
kennen, dat de hond telkens de gods
dienstoefening stoorde. Linnaeus lachte
en zei met drastischen humor„Ziet
gij dan nu eindelijk in, dat gij te lang
preekt Zelfs het verstandige dier houdt
het niet eens bij u uit." De geeste
lijke moet later werkelijk korter „van
stof" zijn geworden.
De ervaring bevestigt,
wat staatshuishoudkundigen al dadelijk
voorspeldendat Japan het voordeel van
goedkeopen arbeid niet lang zou behou
den en dat, met groote behoeften, ook de
kosten van het noodzakelijk onderhoud
weldra zouden toenemen. Het blijkt, dat
Japan arbeiders uit Korea invoert, om in
zijne steenkoolmijnen te werken, omdat
Japanners alreeds te hoog loon eischen.
Vijf jaren geleden werd aan timmerlieden
42 cents per dag betaaldthans wordt
aangekondigd, dat hunne loonea gestegen
zijn tot een gulden per dag. In vijf jaren
zijn de kosten van levensonderhond bijna
verdubbeld en de loonen zijn naar verhou
ding gestegen. Rijst, die in 1890 ruim
zes gulden per koku kostte, staat thans
geprijsd voor ruim elf gulden. De vrees
Een vluchtig lacbja gleed over het gelaat
van Mauvillon, maar verdween tooh ook
weder spoedig. „Daarover zal ik geen woord
verspillen," antwoordde hij zoo onverschillig,
dat Gerard hem met groote ontzetting aan
staarde. „Ik heb hier nameljjk een brief
maar ga eerat zitten."
„Laat mij gaan. Ik ken n reeds, ga zult
weer een waanzinnig idéé hebben opgevat
en het is mij ondoenlijk, alil te moeten zitten,
wanneer gij van die dolzinnige dingen zit
te bepraten. Na, steek van wal."
En in tegenspraak met zijne woorden ging
hij zitten. Wie hem niet kende, had uit
zijne woorden, die altijd ten sterkste ge
kleurd waren, eu telkens alle donders des
hemels ter vernietiging van het eene of an
dere aanriepen, opgemaakt, dat er met hem
niet verstandig te praten was.
Maar Hartmann en Mauvillon wisten be
ter en ontbeerden bij gewichtige aangelegen
heden maar ongaarne zijn raad en hulp, zijn
votam mocht bespottelijk en te kras geuit
worden, maar dwalen deed hij maar hoogst
zelden
„Ik heb een brief van Paul gekregen,"
begon Manvillon, „en ik wil gaarne uw bei
der raad hooren omtrent het antwoord.dat
ik hem zal staren."
„Schrijf hem dan, dat wij hem een molen
steen zullen senden, dien hij zich om den
hals binden kan, en dan moet hjj zich ver
drinken op de plaats waar de zee het diepst
is," donderde Gerard.
„Zoo ongeveer heb ik het ook gedacht,
maar alleen met dat onderscheid
„Ja, waarde Ernst, ge praat maar weer
allerlei onzin achter elkander aan, maar
zoudt ge zoo goed willen zijn, mij eerst
eens even te melden, wat die duivelsche dag
dief geschreven heeft?"
„Nu, een dagdief kan men hem eigenlijk
niet noemen-"
„Niet f Dan vraag ik om vergeving. Ik
heb nooit geweten, dat hij een door deugd
en eerlijkheid beroemde millionnair iz."
„Hij schrijft dan, dat by volkomen be
grijpt, dat hij geene aanspraken, van wel
ken aard o./>k, op ons heeft, daar wij, meer
dan wii nlicht zijn, voor hem gedaan
1
i voor de mededinging van den goedkoop
werkenden Japanner is sterk overdreven.
De meer vernomen klacht,
dat de rijwielliefhebberij op allerlei takken
van nijverheid een schadelijken invloed oe
fent, wordt niet het minst in Amerika
aangeheven, waar niet alleen de handel in
piano's, speelkaarten, kaatsballen enz.,
maar vooral die in paarden er onder lijdt.
Volgens de Revne ScieDtifique dwalen op
de heuvels in het westen van het territoir
Washington geheele kudden paarden rond,
zonder "dat iemand er zich om bekom
mert.
Op de markt te Tacoma koopt men een
paard voor 3 tot 15 dollars. In Oregon
ziet men de hongerige dieren elkaar staar
ten en manen afknagen en zijn groote
paardenslachterijen opgericht voor vleesch-
nitvoer naar Europa.
Een heerlijke wedden-
schap.
Succi, de bekende italiaansche vaster,
laat ook weer wat van zich hooren. Hij
gaat een toertje te paard en per rijwiel
maken, dat niet bepaald gewoon is. Om
hiervoor op krachten te komen, begint hij
met negen dagen te vasten. Hij heeft te Flo
rence de weddenschap aangegaan, om zich le
vend te laten inmetselen gedurende negen da
gen zonder voedsel. Daarna zal hij twaalf uur
paard rijden zonder af te stijgen en daar
na nog zes uur wielrijden.
Op 12 September, des avonds te 8 nre,
is hij iugemetseld in eene ruimte van on
geveer twee vierkante Meter. In de mu
ren zijn drie kleine vensters, waardoor
men hem zal kunnen gedeslaan. Er zijn
bovendien drie kleine luchtgaten. Boven
dien is de cel telefonisch verbonden, zoo
dat de levende begravene zijne indrukken
aan de buitenwereld kan bekend maken.
Reusachtige tunnel.
Men kent de kolossale uitgebreidheid
der mijnen van Colorado. Om do be
werking gemakkelijker te maken zal men nu,
eenen tunnel boren, die de gebergten
welke 1800 2000 meters boven de op
pervlakte der zee liggen, zullen verbin
den. De tunnel zal 30 mijlen lang zijn,
4 meters hoog en 5 meters breedhij
zal met baksteen gewelfd en met 150
gloeilampen verlicht zijn. Alle 200 meters
zullen inrichtingen voor luchtverversching
worden aangebracht. Doorgaans ligt de
gang 845 meters diepmaar onder de
stad Victor-Cily doorgaande, is die diepte
ongeveer 2000 meters.
Men zal aan dat werk 20 jaar arbeiden,
Het is de grootste tunnel, die er
ooit gemaakt is en de Sint-Gothard en de
Simplon zijn er niets bij.
Ingeschreven van 3 10 Sept. 1897.
Geboren Agatha Maria, d. v. Si-
mon Korver en Maria Leoting.
Ondertrouwd en Getrouwd Geene.
Overleden Klaas Koopman, oud 45 jr.,
echtgen. van Catharina Elisabeth Zuid-
scherwoude.
Ingeschreven van 1—31 Augustus.
GeborenGeertruida Maria, d. v. Jan
Engel en Ttijntje Wagender. Jan, z. v.
Oornelis Bakker en Johanna Bakker. Wil-
heiminus, z. v. Jan Poppen en Maria
Numeijer. Ferdinand Jacobus, z. v. Ja-
cobus Doesburg en Trijntje Visser. Maartje,
d. v. Jan Hermans en Grietje Rotgans.
Johanna, d. v. Arie Glim en Coruelia
Kroone. Pietertje, d. v. Pieter Bakker en
Geertje Vermeulen.
Ondertrouwd en Getrouwd Geene.
OverledenJacob Metselaar, oud 5
maanden, z. v. Jacob Metselaar en Dieu-
wertje Wagemaker. Maartje Kool, oud
30 jaar, d. v. wijlen Jacob Kool en Neeltje
Tijsen. Trijntje Dores, oud 57 jaar, echt-
genoote van Evert Rotgans. Geertje Koorn,
oud bijna 72 jaar, echtgenoote van Jacob
Tijsen. Trijntje lintman, oud 26 jaar,
d. v. Arie Hutman en Guurtje Scheltens.
Hiltje Verfaille, oud 20 jaar, J. v. Pieter
Verfaille en Qilgonda Wiegman.
hebben, maar dat bij het nog eenmaal
vraagde, een verzoek, zeker het laatste, tot
ons te richten."
De slungel 1* riep Gerard. „Dat is de
9999ste brief, dien hij aan ons richt, en wij
hebben ieder maal nog gestuurd."
„Ja, ik moet toegeven, dat bet zeker de
zevende of achtste maal geweest is
„Wat staat ge weer te overdrijven
slechts zeven of acht maal l Men zou ge-
looven, dat gjj niet tot tien tellen kunt.
Neem mij niet kwalijk, waarde Ernst, gij
hebt net zooveel verstand van tellen als
een eenoogige inktvisch- Hoe dikwijls is
bet geweest, Hartmann?"
De oode man lachte- „Sedert mijnheer Paul
is heengegaan, heeft hij reeds viermaal om
geld geschreven en wij hebben nog iedere
maal eene groote som aan hem opgezonden-"
„lederen keer roepen de beide com
pagnons
„Dat wil seggeD, de eerste drie maal," ver
beterde Hartmann, eenigszins verlegen wor
dend. „De laatste maal hebben wij be
sloten, hem niets meer te zenden, omdat het
toch nergens nuttig meer voor was, maar
„Goad, goed, Hartmann, dat weten we
reeds," riep Mauvillonen Gerard riep bij
na gelijktijdig„honderd eksters kunnen
niet zoo ratelen als één zoo'n oude rammel
kast."
Hartmann boog zich. De beide patroons
zwegeD en trachtten te verbergen, dat zij bei
den in stilte Hartmann haddeD opgedragen, om
het zwarte schaap der familie geld te sturen.
Gerard was de eerste, die bet geval geheel
begreep en mst dreunend lachen, riep hg
„Foei Ernst, zulk een dom besluit nemeu
wij nooit meer, dat kost alleen maar dub
bel geld."
Ook Manvillon lachte, ofschoon het hem
eigenlijk geheel anders om het hart was,
hij gaf Gerard de hand, die deze met vasteD
druk omvatte, en als dan beiden het gevoel
hadden, als schemerde heu iets ia de oogen,
dat niet van het lachen kwam, wendde
Hartmann zieh af, om met groot geraas zijn
neus te snuiten.
„Nu maar, wat ben ik een ezel 1" riep
Gerard. „De jongen heeft my toenmaals
een brief gezonden, waarin bij mij dank zei
de voor 5000 Mark en ik had er maar
2000 gezonden. Die Hartmann, die groote
huichelaar, preekte mjj voor, dat zou een
schrijffout sijn."
„5000 Mark Dat zijn mooie geschiedenis
sen, Hartmann 1" wendde Manvillon zieh tot
dezen. „Philip 2000 Mark, ik heb 2500 ge
zonden, vanwaar komen dan die overige
500 Mark?"
De oude Hartmann zai daar als een ar
me zondaar en Gerard vond zelfs geen
woorden voor de gevoelens, die hem be-
heerschten. Hij sprong op, rende eenige
malen het vertrek op en neder en eerst als
hij zich na deze heilzame beweging weer
had neergezet, eeide hij: „Nu ziet ge toch
zelf in, dat met zoo'n paar oude wijven
als gij zijt, verstandige besluiten niet te
nemen zijn- Laten wij das liever dadelijk
eindigen
Hartmann had zijne verlegenheid over
wonnen en merkte gelaten op „Het is wel het
beste, dat wij dadelijk vaststellen, hoeveel
wij mijnheer Paul zeilen zenden. Hij is
toch immers de zoon van onzen onvergete-
lijken mijnbeer Altxander."
„Laat dat gejammer, Hartmann scholt
Gerard. „Hier is het de Nijl tooh niet,
waar iedere krokodil grienen kan, zooveel
hem lief is
„Paul schrijft," zoo liet Manvillon zieh
hooren, „dat bij na alles, wat hjj van ons
gekregen had, geen aanspraken meer kon
doen gelden. Eu dan heet het verder," en
Mauvillon nam den brief en las voor„Toch
wend ik mij nog eenmaal tot Q, om mij de
bereiking van een belangrijk iets te
verlichten. Datgene zal ik ook trachten te
verkrijgen, al ontzegt gij mij uw hulp. Eigen
lijk is het ditmaal geen verzoek, dat ik tot
u richt, maar slechts eene overeenkomst
tusschen ons, waarbij ik het natuurlijk
geheel aan u overlaat, of gij mij wilt onder
steunen, dan niet- "Wilt ge niet, zoo neem
ik het n geheel Diet kwalijk en wellicht
zoudt ge er mij een dienst door doen, wan
neer ge het weigerdet. Gelakt het mij een
verstandig mensch te wordeD en eens voor
u »e treden en te kunnen zeggen eindelijk
heb ik het door eigen kracht tot iels gebracht,
zoo sal ik dan tevredener op bet verleden
terugzien, dan wanneer gij mij badt bijge
staan en gestennd."
„Waar haalt de lummel die praatjes van
daan viel Gerard den voorlezer in de rede.
„Dat komt ervan, als men alles door el
kander haspelt. Wanneer het op zwetsen
aankwam, dan kon bij wel minister of presi
dent van de eene of andere republiek worden."
Mauvillon las verder„Bij een vecht
partij tusschen eenige nachtvogels e n bur
gers had ik bet onverdiende geluk,e en heer,
die van een aantal zulke ellendige kerels
omringd was, door eenige geduchte vuist
slagen te ontzetteD. De man heeft mij in
zijne dankbaarheid mede naar huis genomen,
mij zioh mijne geschiedenis laten vertellen en
het loffelijke voornemen opgevat, mij een
teekomst te bezorgeD.
„Dat is niet zoo moeiljjk, als het er nit-
ziet, en alle inleidende stappen hebben reeds
het gewensebte gevolg gehad. De zoon van
dezen edelen man bekleedt een invloedrijke
plaats aan het franeche ministerie van kolo
niën bij is de rechterhand van den onder
staats-secretaris en eene aanbeveling van hem
is nooit zonder uitwerking gebleven. Men
biedt mg een baantje in Senegambië
aan mijn transcb klinkende naam heeft
mg daarbij duchtig geholpen en daar het
over een post handelt, waarheen de Fran-
schen zich ongaarne laten zenden, is de
concurrentie niet groot. Nn echter
moet my onder de hand natuurlgk
het verlof niet onthouden worden,
een kleinen handel met de inboorlingen te
dryven, die wel winstgevend kan worden,
daar het slechts goedkoope waar behoelt
te agn, en de luidjes daar met stofgoud be
talen. 1500 tot 2000 Mark is voldoende.
„De betrekking wordt goed betaald, omdat
de regeering met hei beroerde klimaat re
kening houden moet. 75 van allenienw
aankomenden sterft. Mg Schrikt dat niet
terug. Integendeel.
„Nog eens, ik neem het u niet kwalijk, als
ge „neen" zegt. Laat mg niet te lang op
uw antwoord wachten."
WORDT VERVOLGD.