De Zangeres. J I Burgerlijke Stand. Gem. Zijpe. Gein. WIER1NGEN. dags of eenigen anderen dag belet met den bal te spelen, tot het einde der stad na te zetten, om hem mores te lö6r6G. Word ik ooit burgemeester van Boston, dan zal mijne leuze zijn: Den armen gerechtigheid. Steun voor de nederigen. Belasting van degenen, die kunnen betalen. Hulp aan arme vrou- wea en meisjes, die de moeders zullen zijn van onzen nieuwen oogst van bur gers. Schrik aan de dieven. Openbare l behandeling van alle zaken." Het is in Mei, in den heerlijken zoe ten Mei. De Tlier bloeit en geurt, en in (zijn takken zit een nachtegaal, die zijn schoon, bekorend minnelied in den stillen nacht zingt, en onder den vlierboom op een bank zit arm in arm een paar men- schenkinderen, dat laistert naar die harts tochtelijke, gloeiende liefdesniting. In de verte mischt de zee en geheimzinnig giet de maan haar licht over het aardrijk. Juichend, in een nooit gekende zaligheid, drukt de jonge vrouw haar don- kergelokt hoofd tegen de boist van den man. (Harry, hoe schoon is toch het le ven Zacht diukt zij zijn arm. rLotte, mijn lief, klein meisje, mijn klein dweepstertje, ja het leven is schoon, laten wij het genieteD, morgen is het mis schien al te laat, de vlier verbloeit, de nachtegaal verstomt, en mijn lieve Lotte heeft mij vergeten I" (Harry, ik zou je vergeten P Jou, dien ik boven alles lief heb! En niet waar, jonw liefde voor mij zal eeuwig dnren. Je zult-mij steeds liefhebben. Zweer mij dat I" „Maar Lotte, gekkinnetje, wie kan nu aan de eeuwigheid denken, als het heden zoo schoon is 1" Hij kust haar teeder. De nachtegaal is verstomd, een diepe stille heerscht alom, slechts de zee rnischt nog iu de verte. Uit Lotie's oogen valt een traan Deer op de hand van den man. (Maar Lotte, waarom huil je? waaraan denk je „Aan jou, alleen aan jou, dag «n nacht, als ik slaap en als ik wakker ben, als ik Studeer, altijd, altijd Ach, waarom mag fk het mijn moeder niet zeg gen Dan zou zij mij niet meer met die vervelende oefeningen plagenzeg, Harry, waarom mag ik niet Haar lief, vertrouwend kindergezicht heft zich vragend op, en biddend zien hem haar kinderoogen aan. De schaduw van den boom verbergt zijn vreeselijk ver- 'eeken. (Lotte, liefste, gij denkt te veel aan mij, hoe zai dat gaan, als wij scheiden moeten het leven van een man kent zoo vele toevalligheden, zooveel harde slagen van het noodlot, zelfs gevaren en dood, daarmede moeten wij rekening houden (Hariy, jij doodt mij door je woorden. Je behoort mij toch, zooals je zoo vaak -gezegd hebt, lieveling Oneindige, smartelijke angst lag in den klank harer stem. ,/Lolte, je beut een dwaashocfdje, dat het leven niet kent.* „Neen Harry, ik ben geen kind, ik ben eene vrouw, eene beminnende, vertrouwende, hopende vrouw!" In zijn oogen is iets als angstige vrees te bemerken zou hij ze toch ver keerd begrepen hebben A bah, zij z&) Wn slotte wel zijn als alle anderen, die hij gekend en bemind heeft Hij staat van de bank op (Kom, Lot te, het is laat en je zult nog verkouden worden in de nachtlucht." Zwijgend gaan zij naast elkaar tot aan de kleine villa, waar Lotte met haar moe der woonf. (Goeden nacht, Lotte, mijn lieveling, slaap wel en wees een verstandig meisje.* Zij slaat haar arm om zijn hals. „Har ry,* fluistert zij, „zeg mij, dat wij nooit zullen scheiden, zeg mij, dat je liefde waar en trouw is, dat je me bemint „Lotte, js weet weet wel dat ik js liefheb, jon alleen 1" Nog eens kust hij haar hartstochtelijk, dan gaat hij weg met het plan, spoedig een einde aan de zaak te maken. Het is vervelend, dat de vrou wen alles altijd zoo ernstig opvatten Harry Bradford, de elegante, voorname, maar arme bon-vivant zat in het salon van zijn hötel en was oogenschijnlijk zeer slecht gestemd. Hij zag somber voor zich. (Wat vervelend," mompelde hij, „dat die klsine Creoolsche de zaak zoo ernstig op vat." Juist nu hjj de Alden's, Violet Alden verwacht, die over een paar weken zijne vrouw zal worden en met wier ver mogen hij zijn reusachtige schulden moet betalen zij is verbazend rijk en houdt vsn hem 1 Daar brengt hem de kellner een brief. Hij leest (Lieve Harry I Ik schrijf dezen brief zonder dat mama het weet; zij i® zeer boos op je en wil niet hebben, dat ik je meer zie. Sir Edward heeft haar verteld, dat je niet van mij, maar van mijn geld hondt. Maar ik geloof hem niethet is niet mogelijk,dat je mij bedriegen kunt. Ik vertrouw en ben steeds in trouwe liefde je „Violet." Hij las deze paar regels verscheiden malen. Toen dacht hij een oogenblik na. „Lotte zal zich wel troosten", mompelde hij. „Een paar bankbiljetten, wat fonke lende briljanten en zij zal verder studee- ren en wordt een opera-zangeresen dan welnu on revient^ toujouis k ses premiers amoars. Hij ging aan de schrijftafel zitten en schreef „Mijn lieve VioletHoe dank ik je, dat je mij vertrouwtSir Edward wil slechts mijn kleinood stelen, laat mij je alles vertellen zonder getuigen. Wat ver lang ik je eens weer te zien, lieveling vervul dezen wenschIk verwacht je morgenavond om acht uur bij het laatste badhuisje, ik weet, dat je zalt komen, als je maar eenigszins kunt. Je boven alles liefhebbende Harry Nog denzelfden avond gaf hij zijn be diende, die door verschillende Vertrouwelijke diensten brutaal was gewordeD en wiens hulp hij nu niet meer noodig had, een paar bankbiljetten en gaf hem tevens on bepaald verlof hij had er niet tegen als Jan eene andere betrekking zocht. Acht lange, bange dagen waren sedert voor Lotte voorbij gegaaD, lang en treu rig. Zij had nu ervaren, dat de man, dien zij voor alles liefhad, trouweloos was. Maar nog steeds had zij gehoopt en ge wacht. Tevergeefs. Toen hoorde zij toe vallig, dat hij zich in de laatste dagen op een bepaald uur aan het strand had be vonden. Nn zat zij daar op een bank, onbewegelijk en gesluierd, op zijne komst wachtend. Het was negen uur 's avonds, en het strand scheen geheel verlaten. Daar kwam een slanke, eveneens geslnierde da me aanwandelen, telkens omziende en blijkbaar iemand wachtend. Lotte wist terstond, wie het was, zonder haar ge zicht te zien. De dame ging naar het laatste badhuisje, dat dicht bij Lotte's schuilplaats stond, lichtte haar voile op en keek om zich heen. Daar kwam Harry ijlings langs het strand. Hij was in jschtcostunm, en haastig legde hij, toen hij de wachtende ssg, iets achter een boschje het was een revolver. Lotte zag den loop in den maneschijn glinsterentoen liep Harry op Violet toe. Hij komt te laat van het duivenschie- ten in Croyden, dacht Lotte en nu wil hij haar niet door het wapen verschrikken. Nu aloot Harry de slanke gestalte in zijne armen. „Violet," riep hij, „mijn lieve, zoete Violet, hoe dank ik je, dat je gekomeD bent, ik wist het wel....* Ademloos luisterde Lotte naar die woorden, dezelfde hartstochtelijke woorden, die nog voor weinige dagen dezelfde mond mond tot baar gesproken had (Violet, ik zweer je, het is een leugen... Die Lotte, naar wie js vraagt, is nooit iets voor mij geweest, zij is een arm zan geresje, die ik en mijn vrienden ondersten- nen, en zij zal misschien wel mijn naam genoemd hebben als een vrienddat doen die dametjes altijd, ik heb ze gekend, zooals men eene couplet-zangeres kent Somber glinsterden bij deze wreede woor den Lotte's oogen. De beide anderen liepen voort en kwamen weer terug. (Ik heb ze gekend, zooals men een conpiet-zangeres kent," weerklonk het in Lotte's ooren. En toen nog een lange omarming, nog eenige kusseD, het paar scheidde, hij ging rechts, zij links. Nog eenmaal draal de Violet zij keerde terug naar den ge liefde, nog eenmaal drukte zij haar mond op zijne lippen daar klinkt een schot. Violet valt in den armen van Harry CD De strandwachters komen; stom staat hij daar, en kan geen antwoord geven. Men licht hel meisje van den grond op, langiasm druppelt het bloed uit een diepe wonde doodgeschoten Weinige schre den van de plaats waar de misdaad begaan is, werd Harry's revolver gevonden, de zelfde, dien hij voor het duivenschieten gebruikt had. Het proces was kortde bewijzen wa ren zoo duidelijk mogelijk, en niemand hechtte het minste gewicht aan de onge looflijk schijnende verklaring van den aan geklaagde, dat hij den revolver in de strui ken verscholen had en dat Violet in zijn armen was gestorven. De strandwachters hadden hem bij het lijk gevonden, niemaDd anders was op het strand gezien. De kogel paste in den loop van den revolver, de lengen scheen te doorzichtig, de bewijzen waren verplet terend. De jury trok zich terug om te beslis sen Het oordeel luidde: „schuldig!* Bradford werd ter dood veroordeeld. Een diep zwijgen heerschte Maar op het oogenblik, toen het laatste woord ge sproken was, verschijnt bij de getuigen eene diep geslnierde dame. Zij treedt voor de rechters en heft den sluier op. (Hij daar, Harry Bradford, is onschuldig", zegt zij kalm. „Ik ben de moordenares van Violet Alden Met haar was hij verloofd, mij evenwel zwoer hij liefde en trouw, ik geloofde hem zoo als de doode hem geloofd heeft. Ik heb hen aan 't strand beluisterdDat hij mij verlaten heeft had ik kunnen vergeven maar dat hij mij, die hem slechts om zijne liefde bemind heb, voor haar verloo chende en mijne eer bevlekte dat kon ik hem niet vergeven. Ik heb haar niet willen dooden maar bjj, hij moest sterveD. Toen wierp zij zich nog eenmaal in zijn armen, het was te Iaat de kogel, die voor hem bestemd was, trof haarDat is wat ik te zeggen heb*. Da rechter nam haar den eed af, en zij bezwoer hare verklaring, met de hand op den bijbel. „In den naam van God verklaar ik de moordenares van Violet Alden te zijn". Uitgeput leunde zij tegen het staketsel en wierp een laatsten blik op den vernietig den Harry toen de gerechtsdienaars haar wilden gevangen nemen, zonk zij zonder eenig geluid te geven neer. Een dokter, die toevallig aanwezig was kon slechts den dood constateeren. (Vergift, bespoedigd door een beroerte*. Lotte Gordon's warm, trouw hart had opgehouden te kloppenhaar liefde had haar haat overwonnen. Een eigen zaakje opzet- ten I Een onder-officier, die den hoogsten prijs uit de loterij getrokken had, kwam bij zijn schoonmoeder, om met haar te overleggen, wat hij met al dat geld doen zou, Weet je wat je doet, zei schoonma ma, je bent nu al zoo lang ondergeschikte bij de soldaten geweest, koop een oud fort en 'n paar kanonnen en begin voor je zelf, Eenrijke diamantmijn ont- dekt. Kaapstad, 18 September. Bij Pretoria is een rijke diamantmijn ontdekt, „Dat alles is klinkklare onzin I De vent praat, alsof hij mij al jaren kent. Mitena I De naam ia mij geheel vreemd en onbe kend I* „Duid het mij niet ten kwade, heer patroon," zeide Hartmann, „de brief ia wel aan de firma geadresseerd, maar binnen in, onderaan de pagina, staataan den beer Ph. Ge- ra rd „Nu, begrijp eens, hoe verstrooid ik ben. Dat heb ik nu geheel over den kop geke ken r' Mauvillon kijkt op zijn horloge. „Waar blijft mijn zwager toch f" zegt hij mistroostig. „Hij kom: toch anders niet zoo laat." Ia hetzelfde oogenblik werd in den gang voer de deur een dreigende basstem hoor baar. ,Zeg den koetsier wanneer hij niet met zijn mark te vreden is, dan moet bij zeli' maar naar de politie gaan, en ik laat mij in daizend stukjes hakken, als bij niet doo' de politie wordt ingerekend, dat hij voor zulk een rammelkast en een kreupel paard meer dan 't tarief durft rekenen." „NatuurlijkHad ik bet Diet gedacht, dat gij mij met uw gewonen grijnslach zoudt ontvangen?" Met deze woorden reik te bij beiden der heeren ieder een zijnet handen Zijn gelaat was rood van toorn maar trots dat zag hij er zoo joviaal en goed uit, dat men zich geen sterker te genstelling met zijne woorden kan denken. „L.ch niet zoo sarcastisch, Ernst," voegde hij er bij, „en sluit liever het veDSter, opdat men net ellendige gebral van die kerels daar- 'V buiten niet zoo hooreu kan. Ik geloof, dat zij om mij te plagen zoo ontzettend schreeuwen." „Was dat weder dezelfde koetsier, met wiec ge toea tnaais herinnert gij het n ong neg Philip dat spoctakel gehad hebt met vra gt Mauvillon. om Ui „Ach wat. De een is evenals de ander, aijn 'Die koetsiers zijn allemaal vagebonden. mertuMsar ik tot den jongsten dag straat- doi ,-iijiteecen kloppen, als ik dien kerel niet ach- \OC& ter 8'0t grendel laat zetten." e h'"3* *1* b<«de andere heeren barstten het uit v hief) 'lachen, gij herinnerden zich nog heel C d da geschiedenis, hoe Philippe Gerard P-1 kds ®i)n eersten toorn een huurkoetsier I Een echtel ij k drama. Een bloedig treurspel is afgespeeld in München. Daar woondo een ijzerhande- iaar, Kalscheuer, die voor een jaar of vier was getrouwd met een 25-jarige jonge dame uit Dresdep, een vrouw van groote schoonheid. Zij had den een kind, een meisje van drie jaar, en leefden tot voor eenige weken zeer gelukkig. Voor eenigen tijd had Kalscheuer zijn broeder Josef bij zich in de zaak genomen, wijl diens eigen zaak, een behangerij, was verloopen. Uit dankbaarheid hiervoor verleidde Jozef zijns broeders vrouw, en de be trekkingen tusschen hen werden van dien aard, dat de jonge vrouw haar man verliet en met haar schoonbroeder ging wonen, die ook zijn vrouw had verlaten. Zes weken laDg bleef zij bij hem, zonder dat haar man, die intus- schen zijn broeder had weggejaagd, po gingen deed, om haar terug te roepen. Maar toen kwam de vrouw van Josef tnsschenbeide en de weggeloopen vrouw werd genoodzaakt, om weer haar ouderlijk huis te Dresden op te zoeken. Daar noodigde zij haar man schrifte lijk uit, om weer samen te wonen. Zij reisde dan ook weer naar München en hier had werkelijk een verzoening tusschen de beide echtgenooten plaats. Aan het dienstmeisje werd bevel gege ven, om Jozef Kalscheuer in geen ge val binnen te laten. Deze wist toch door te dringen tot de vrouw van zijD broeder en het kwam tusschen deze twee tot een heftige woordenwisseling. Aan het slot daarvan loste Josef Kal scheuer eenige revolverschoten op zijn schoonzuster en toen op zich zelf. De vrouw snelde naar het venster en riep om hulp. Josef Kalscheuer was onmid dellijk dood. Mevrouw Kalscheuer werd naar het hospitaal gebracht, waar zij i overleed. Haar man was juist voor zaken afwezig en moest per telefoon worden geroepen. Een zware brand. Een zware brand heeft gewoed te Bayonne, Frankrijk. Hij ontstond iD een groote houtloods met timmerwerk plaats bij den spoorweg. Weldra had den de vlammen bezit van .een uitge breidheid van 8000 M3. De treinen konden niet voorbij, maar moesten blij ven staan wegens de ontzettende hitte. Het telegrafisch verkeer werd onder broken, want de telegraafdraden smol ten en de palen verbrandden. Een pe- troleum-depót in de nabijheid werd gelukkig gespaard. De schade wordt geschat op bijna een miljoen francs. Een vrouw als matoos. Het volgende verhaal vindt men in Londensche bladen, Hanah Webber was een engelsche café-chantant-zaugeres, die langen tijd in Amerika had ge woond, maar daar ongetwijfeld niet veel geld had verdiend, want zij kon, hoe gaarne zij wilde, maar niet het reisgeld naar haar vaderland bijeen krijgen. Ten slotte vond zij er wat op, zij stak zich in mannenkleeren en liet zich aanwerven als matroos. Zij wist zich zoo goed te vermommen, dat zij de geheele reis door voor een man werd gehoudenmiss Webber werkte niet minder hard en minder vlug dan haar mannelijke kameraden. Eerst in het gezicht der engelsche kust kwam de waarheid aan het licht. Verzonken klokken. Van menige nu in de zee verzonken stad Stavoren is er een voorbeeld van weet het volk te vertellen, dat men zondagsmorgens nog de kerkklok ken kan hooren luiden. Een Duitscber, die een tijd te Witt- dün aan de Noordzee gewoond heeft, komt nu met het bericht, dat deze o- verlevering haar ontstaan niet alleen te danken heeft aan de rijke volksver beelding, doch dat een natuurverschijn sel er aan ten grondslag ligt. Zelfheeft hij die klokken hooren luiden. Hij lag 's ochtends halfvijf te bed. Door het ge opende raam hoorde hij eensklaps, te had aangeklaagd eu hoe toen de zaak was afgeloopen. De arme duivel zat zoo in zak en assche over de straf, dat de grimmige Gerard hem «traf eu kosten heimelijk had vergoed eu nog eenig geld daarboven gege ven had. Als deze gebeurtenis door de in discretie van den koetsier bekend werd, had hij zooveel spot moeten aanbooren, dat Ge rard bi) boog en laag gezworen had, elk, die nog een woord over de zaak sprak, een proceg aan te znllen doen. „Hebt ge zoolang cello gespeeld, dat ge zoo laat komt vroeg Mauvillon. „'s Morgens speelt men geen cello, ezelskop!" antwoordde Gerard. „De postbode kwam weder een halven dag te laat." ,,Je bedoelt drie minuten," antwoordde Mauvillon plagend. „Den ganschen voormiddag wacht men op dien duivelschen vent en wanneer hij dan eindelijk voor den dag komt, zoo brengt hij niets dan een enkele courant, terwijl men de gewichtigste brieven verwacht." „Daaraan kan de brievenbesteller niets doen." „Maar de beambten Ik ben er overtuigd van, dat er vele brieven voor mij op bet kantoor liggen. Ik heb ook een klacht gemaakt tegen „Ook reeds afgezonden, Philip Daarbjj zag Mauvillon zijn zwager zoo ondeugend aaD, dat alle drie weldra zaten te lachen, waarbij Gerard's zware basstem de wanden deed dreunen. .Ik bad baar reeds afgezonden," zeide hjj, „als ik bij het doorlezen geen paar uit drukkingen had opgemerkt, die wel wat grof waren nu, toen heb ik ze verscheurd en vervolgens heb ik geloopen als een haas om dien koetsier in te balen." Blijf nu hier," zeide Mauvillon, toen bij bemerkte, dat zijn zwager ziob gereed maak te, om naar zijn eigen kamer te gaaD. „Ik heb met a en Hartmann nog eeu gewichti ge aangelegenheid te behandelen." „O, ik kan het mij al voorstellen," viel Gerard met schitterende oogen uit- „Het is natunrljjk waar, dat Liszt hier komen zal, en hij is er nog over in twijfel, of hij in Con- ventgarten spelen zal, of niet." gelijker tijd met het geruisch van de branding, klokkengelui. Denkende, dat hij zich misschien vergiste, stond hij op en trad aan het venster. Het klok kengelui werd nog duidelijker hoorbaar. Van een kerk op den vasten wal kon het niet zijn, het was een weekdag en om halfvijf luiden dan geen klokken. Bovendien was er in die buurt geen kerk met een klok, die zulk een schoo- nen klank had. En een verzonken stad als Stavoren was daar ook niet. De eenige oplossing van het raadsel is dus, dat de branding dit klokgelui veroorzaakt heeft. Zeker is het, dat het geluid van eene branding zeer verschil lend kan zijn en den kustbezoeker ver rassingen bezorgen kan. Hoe velen heb ben niet reeds in het geluid van de branding op een rotsige kust kanonge bulder of salvovuur meenen te hooren Naar aanleiding van een studie over het bekende adellijk goed „Hammarby" bij Upsala, dat indertijd aan den beroemden natuuronderzoeker en „bloemenkoning" Linnaeus had toe behoord, vertelt een zweedsch dagblad enkele tot heden minder bekende anec- dotes uit het leven van den grooten Zweed. De geleerde ontdekker van het bo tanisch sexuaalsysteem hield tijdens zijn leven veel van vroolijke en onge dwongen gezelligheid. Voornamelijk op lateren leeftijd was hij gaarne toeschou wer bij het dansen der jeugd. Hij zelf danste slechts zelden en dan alleen een poolschen dans dezen echter zoo mees terlijk, dat hij op 60-jarigen leeftijd door de jongeren niet overtroffen werd. Of schoon doordrongen van diep godsdien stige gevoelens, kon hij zeer tegen de toenmaals heerschende gewoonten in een onschuldig dansje ook op feestdagen geen kwaad zien. Zeer nauwgezet was hij in het be zoeken der godsdienstoefeningen op zondag. Toen hij op Hammarby toefde, was hij gewoon van daar naar de ver afgelegen Daumarkskerk te wandelen, waarbij hij geregeld door zijn hond, een buitengewoon schrander dier, dat steeds aan zijne zijde bleef, vergezeld werd. Onderweg haalde hij zijn pijpje te voor schijn en ging een kwartiertje met zijn hond praten. Dit verstandige dier was aan deze punctueele kerkgangen zoo gewend, dat hij toen Linnaeus eens op reis was uit eigen bewe- giDg naar het godshuis liep, en bij de welbekende plaats van zijn meester ging liggen. De druk gesticuleerende kanselredenaar had weer eens zijn „lan gen dag" en de hond begon zich spoe dig te vervelenmet een kort geblaf sprong hij op, snelde naar de kerkdeur, duwde deze met zijne groote pooten open en keerde huiswaarts. Op eene dag, toen vader Linnaeus van eene lange reis naar Duitschland was teruggekeerd, gaf de pastoor aan den beroemden botanist zijn leedwezen te kennen, dat de hond telkens de gods dienstoefening stoorde. Linnaeus lachte en zei met drastischen humor„Ziet gij dan nu eindelijk in, dat gij te lang preekt Zelfs het verstandige dier houdt het niet eens bij u uit." De geeste lijke moet later werkelijk korter „van stof" zijn geworden. De ervaring bevestigt, wat staatshuishoudkundigen al dadelijk voorspeldendat Japan het voordeel van goedkeopen arbeid niet lang zou behou den en dat, met groote behoeften, ook de kosten van het noodzakelijk onderhoud weldra zouden toenemen. Het blijkt, dat Japan arbeiders uit Korea invoert, om in zijne steenkoolmijnen te werken, omdat Japanners alreeds te hoog loon eischen. Vijf jaren geleden werd aan timmerlieden 42 cents per dag betaaldthans wordt aangekondigd, dat hunne loonea gestegen zijn tot een gulden per dag. In vijf jaren zijn de kosten van levensonderhond bijna verdubbeld en de loonen zijn naar verhou ding gestegen. Rijst, die in 1890 ruim zes gulden per koku kostte, staat thans geprijsd voor ruim elf gulden. De vrees Een vluchtig lacbja gleed over het gelaat van Mauvillon, maar verdween tooh ook weder spoedig. „Daarover zal ik geen woord verspillen," antwoordde hij zoo onverschillig, dat Gerard hem met groote ontzetting aan staarde. „Ik heb hier nameljjk een brief maar ga eerat zitten." „Laat mij gaan. Ik ken n reeds, ga zult weer een waanzinnig idéé hebben opgevat en het is mij ondoenlijk, alil te moeten zitten, wanneer gij van die dolzinnige dingen zit te bepraten. Na, steek van wal." En in tegenspraak met zijne woorden ging hij zitten. Wie hem niet kende, had uit zijne woorden, die altijd ten sterkste ge kleurd waren, eu telkens alle donders des hemels ter vernietiging van het eene of an dere aanriepen, opgemaakt, dat er met hem niet verstandig te praten was. Maar Hartmann en Mauvillon wisten be ter en ontbeerden bij gewichtige aangelegen heden maar ongaarne zijn raad en hulp, zijn votam mocht bespottelijk en te kras geuit worden, maar dwalen deed hij maar hoogst zelden „Ik heb een brief van Paul gekregen," begon Manvillon, „en ik wil gaarne uw bei der raad hooren omtrent het antwoord.dat ik hem zal staren." „Schrijf hem dan, dat wij hem een molen steen zullen senden, dien hij zich om den hals binden kan, en dan moet hjj zich ver drinken op de plaats waar de zee het diepst is," donderde Gerard. „Zoo ongeveer heb ik het ook gedacht, maar alleen met dat onderscheid „Ja, waarde Ernst, ge praat maar weer allerlei onzin achter elkander aan, maar zoudt ge zoo goed willen zijn, mij eerst eens even te melden, wat die duivelsche dag dief geschreven heeft?" „Nu, een dagdief kan men hem eigenlijk niet noemen-" „Niet f Dan vraag ik om vergeving. Ik heb nooit geweten, dat hij een door deugd en eerlijkheid beroemde millionnair iz." „Hij schrijft dan, dat by volkomen be grijpt, dat hij geene aanspraken, van wel ken aard o./>k, op ons heeft, daar wij, meer dan wii nlicht zijn, voor hem gedaan 1 i voor de mededinging van den goedkoop werkenden Japanner is sterk overdreven. De meer vernomen klacht, dat de rijwielliefhebberij op allerlei takken van nijverheid een schadelijken invloed oe fent, wordt niet het minst in Amerika aangeheven, waar niet alleen de handel in piano's, speelkaarten, kaatsballen enz., maar vooral die in paarden er onder lijdt. Volgens de Revne ScieDtifique dwalen op de heuvels in het westen van het territoir Washington geheele kudden paarden rond, zonder "dat iemand er zich om bekom mert. Op de markt te Tacoma koopt men een paard voor 3 tot 15 dollars. In Oregon ziet men de hongerige dieren elkaar staar ten en manen afknagen en zijn groote paardenslachterijen opgericht voor vleesch- nitvoer naar Europa. Een heerlijke wedden- schap. Succi, de bekende italiaansche vaster, laat ook weer wat van zich hooren. Hij gaat een toertje te paard en per rijwiel maken, dat niet bepaald gewoon is. Om hiervoor op krachten te komen, begint hij met negen dagen te vasten. Hij heeft te Flo rence de weddenschap aangegaan, om zich le vend te laten inmetselen gedurende negen da gen zonder voedsel. Daarna zal hij twaalf uur paard rijden zonder af te stijgen en daar na nog zes uur wielrijden. Op 12 September, des avonds te 8 nre, is hij iugemetseld in eene ruimte van on geveer twee vierkante Meter. In de mu ren zijn drie kleine vensters, waardoor men hem zal kunnen gedeslaan. Er zijn bovendien drie kleine luchtgaten. Boven dien is de cel telefonisch verbonden, zoo dat de levende begravene zijne indrukken aan de buitenwereld kan bekend maken. Reusachtige tunnel. Men kent de kolossale uitgebreidheid der mijnen van Colorado. Om do be werking gemakkelijker te maken zal men nu, eenen tunnel boren, die de gebergten welke 1800 2000 meters boven de op pervlakte der zee liggen, zullen verbin den. De tunnel zal 30 mijlen lang zijn, 4 meters hoog en 5 meters breedhij zal met baksteen gewelfd en met 150 gloeilampen verlicht zijn. Alle 200 meters zullen inrichtingen voor luchtverversching worden aangebracht. Doorgaans ligt de gang 845 meters diepmaar onder de stad Victor-Cily doorgaande, is die diepte ongeveer 2000 meters. Men zal aan dat werk 20 jaar arbeiden, Het is de grootste tunnel, die er ooit gemaakt is en de Sint-Gothard en de Simplon zijn er niets bij. Ingeschreven van 3 10 Sept. 1897. Geboren Agatha Maria, d. v. Si- mon Korver en Maria Leoting. Ondertrouwd en Getrouwd Geene. Overleden Klaas Koopman, oud 45 jr., echtgen. van Catharina Elisabeth Zuid- scherwoude. Ingeschreven van 1—31 Augustus. GeborenGeertruida Maria, d. v. Jan Engel en Ttijntje Wagender. Jan, z. v. Oornelis Bakker en Johanna Bakker. Wil- heiminus, z. v. Jan Poppen en Maria Numeijer. Ferdinand Jacobus, z. v. Ja- cobus Doesburg en Trijntje Visser. Maartje, d. v. Jan Hermans en Grietje Rotgans. Johanna, d. v. Arie Glim en Coruelia Kroone. Pietertje, d. v. Pieter Bakker en Geertje Vermeulen. Ondertrouwd en Getrouwd Geene. OverledenJacob Metselaar, oud 5 maanden, z. v. Jacob Metselaar en Dieu- wertje Wagemaker. Maartje Kool, oud 30 jaar, d. v. wijlen Jacob Kool en Neeltje Tijsen. Trijntje Dores, oud 57 jaar, echt- genoote van Evert Rotgans. Geertje Koorn, oud bijna 72 jaar, echtgenoote van Jacob Tijsen. Trijntje lintman, oud 26 jaar, d. v. Arie Hutman en Guurtje Scheltens. Hiltje Verfaille, oud 20 jaar, J. v. Pieter Verfaille en Qilgonda Wiegman. hebben, maar dat bij het nog eenmaal vraagde, een verzoek, zeker het laatste, tot ons te richten." De slungel 1* riep Gerard. „Dat is de 9999ste brief, dien hij aan ons richt, en wij hebben ieder maal nog gestuurd." „Ja, ik moet toegeven, dat bet zeker de zevende of achtste maal geweest is „Wat staat ge weer te overdrijven slechts zeven of acht maal l Men zou ge- looven, dat gjj niet tot tien tellen kunt. Neem mij niet kwalijk, waarde Ernst, gij hebt net zooveel verstand van tellen als een eenoogige inktvisch- Hoe dikwijls is bet geweest, Hartmann?" De oode man lachte- „Sedert mijnheer Paul is heengegaan, heeft hij reeds viermaal om geld geschreven en wij hebben nog iedere maal eene groote som aan hem opgezonden-" „lederen keer roepen de beide com pagnons „Dat wil seggeD, de eerste drie maal," ver beterde Hartmann, eenigszins verlegen wor dend. „De laatste maal hebben wij be sloten, hem niets meer te zenden, omdat het toch nergens nuttig meer voor was, maar „Goad, goed, Hartmann, dat weten we reeds," riep Mauvillonen Gerard riep bij na gelijktijdig„honderd eksters kunnen niet zoo ratelen als één zoo'n oude rammel kast." Hartmann boog zich. De beide patroons zwegeD en trachtten te verbergen, dat zij bei den in stilte Hartmann haddeD opgedragen, om het zwarte schaap der familie geld te sturen. Gerard was de eerste, die bet geval geheel begreep en mst dreunend lachen, riep hg „Foei Ernst, zulk een dom besluit nemeu wij nooit meer, dat kost alleen maar dub bel geld." Ook Manvillon lachte, ofschoon het hem eigenlijk geheel anders om het hart was, hij gaf Gerard de hand, die deze met vasteD druk omvatte, en als dan beiden het gevoel hadden, als schemerde heu iets ia de oogen, dat niet van het lachen kwam, wendde Hartmann zieh af, om met groot geraas zijn neus te snuiten. „Nu maar, wat ben ik een ezel 1" riep Gerard. „De jongen heeft my toenmaals een brief gezonden, waarin bij mij dank zei de voor 5000 Mark en ik had er maar 2000 gezonden. Die Hartmann, die groote huichelaar, preekte mjj voor, dat zou een schrijffout sijn." „5000 Mark Dat zijn mooie geschiedenis sen, Hartmann 1" wendde Manvillon zieh tot dezen. „Philip 2000 Mark, ik heb 2500 ge zonden, vanwaar komen dan die overige 500 Mark?" De oude Hartmann zai daar als een ar me zondaar en Gerard vond zelfs geen woorden voor de gevoelens, die hem be- heerschten. Hij sprong op, rende eenige malen het vertrek op en neder en eerst als hij zich na deze heilzame beweging weer had neergezet, eeide hij: „Nu ziet ge toch zelf in, dat met zoo'n paar oude wijven als gij zijt, verstandige besluiten niet te nemen zijn- Laten wij das liever dadelijk eindigen Hartmann had zijne verlegenheid over wonnen en merkte gelaten op „Het is wel het beste, dat wij dadelijk vaststellen, hoeveel wij mijnheer Paul zeilen zenden. Hij is toch immers de zoon van onzen onvergete- lijken mijnbeer Altxander." „Laat dat gejammer, Hartmann scholt Gerard. „Hier is het de Nijl tooh niet, waar iedere krokodil grienen kan, zooveel hem lief is „Paul schrijft," zoo liet Manvillon zieh hooren, „dat bij na alles, wat hjj van ons gekregen had, geen aanspraken meer kon doen gelden. Eu dan heet het verder," en Mauvillon nam den brief en las voor„Toch wend ik mij nog eenmaal tot Q, om mij de bereiking van een belangrijk iets te verlichten. Datgene zal ik ook trachten te verkrijgen, al ontzegt gij mij uw hulp. Eigen lijk is het ditmaal geen verzoek, dat ik tot u richt, maar slechts eene overeenkomst tusschen ons, waarbij ik het natuurlijk geheel aan u overlaat, of gij mij wilt onder steunen, dan niet- "Wilt ge niet, zoo neem ik het n geheel Diet kwalijk en wellicht zoudt ge er mij een dienst door doen, wan neer ge het weigerdet. Gelakt het mij een verstandig mensch te wordeD en eens voor u »e treden en te kunnen zeggen eindelijk heb ik het door eigen kracht tot iels gebracht, zoo sal ik dan tevredener op bet verleden terugzien, dan wanneer gij mij badt bijge staan en gestennd." „Waar haalt de lummel die praatjes van daan viel Gerard den voorlezer in de rede. „Dat komt ervan, als men alles door el kander haspelt. Wanneer het op zwetsen aankwam, dan kon bij wel minister of presi dent van de eene of andere republiek worden." Mauvillon las verder„Bij een vecht partij tusschen eenige nachtvogels e n bur gers had ik bet onverdiende geluk,e en heer, die van een aantal zulke ellendige kerels omringd was, door eenige geduchte vuist slagen te ontzetteD. De man heeft mij in zijne dankbaarheid mede naar huis genomen, mij zioh mijne geschiedenis laten vertellen en het loffelijke voornemen opgevat, mij een teekomst te bezorgeD. „Dat is niet zoo moeiljjk, als het er nit- ziet, en alle inleidende stappen hebben reeds het gewensebte gevolg gehad. De zoon van dezen edelen man bekleedt een invloedrijke plaats aan het franeche ministerie van kolo niën bij is de rechterhand van den onder staats-secretaris en eene aanbeveling van hem is nooit zonder uitwerking gebleven. Men biedt mg een baantje in Senegambië aan mijn transcb klinkende naam heeft mg daarbij duchtig geholpen en daar het over een post handelt, waarheen de Fran- schen zich ongaarne laten zenden, is de concurrentie niet groot. Nn echter moet my onder de hand natuurlgk het verlof niet onthouden worden, een kleinen handel met de inboorlingen te dryven, die wel winstgevend kan worden, daar het slechts goedkoope waar behoelt te agn, en de luidjes daar met stofgoud be talen. 1500 tot 2000 Mark is voldoende. „De betrekking wordt goed betaald, omdat de regeering met hei beroerde klimaat re kening houden moet. 75 van allenienw aankomenden sterft. Mg Schrikt dat niet terug. Integendeel. „Nog eens, ik neem het u niet kwalijk, als ge „neen" zegt. Laat mg niet te lang op uw antwoord wachten." WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 6